GEZEGEND IS HET LEVEN
OOK AAN DE GOSTA DEL SOL
VERVAAGT 'T ECHTE SPANJE
PANDA EN DE MEESTER*MEESTER
15
■aai
Ons vervolgverhaal
Een oorspronkelijke roman
door Klaas van der Geest
door
Garcia de León
DINSDAG 12 MEI 196
v.i
Dorpsidylle
Ontheemd in eigen land
„No importa"
Eten voor een krats
- - s -
30)
„Nou en? Wat kunnen ze gehoord
of gezien hebben? Wat is er tegen,
dat ik het kind even naar huis breng,
als ze bang is lastig te worden ge
vallen?" Maar daar hoefde de Oele
geen antwoord op te geven. Nadat hij
weggegaan was, zat de jonge domi
nee, die nog een heel leven voor zich
had en in dat leven zoveel had willen
bereiken, op zijn studeerkamer. Die
nacht sliep hij helemaal niet. Toen de
zon opkwam boven de bossen en de
nevels, die over de velden hingen, zat
hij er nog. Hij had die nacht ge
beden. Leid ons niet in verzoeking!
Verlos ons van den Boze! Maar hij
wist heel goed, dat hij voor de ver
zoeking al was bezweken. Hij had een
vrouw aangekeken en haar begeerd.
En het onvergeeflijke was, dat die
vrouw nog een kind moest zijn! De
volgende dag is hij weggegaan. Hij
zei niet tegen de huishoudster, waar
hij heen ging. Zijn bedoeling was de
Tademas op te zoeken, hoewel het
hem niet duidelijk voor de geest
stond, wat hij van dat bezoek ver
wachtte. Halverwege bezon hij zich
dan ook en hij ging naar de naaste
stad. Acht kilometer liep hij door de
bossen. In de stad nam hij de trein
om naar zijn moeder te gaan. Maar
hij bedacht zich opnieuw. Hij zou
haar misschien alles kunnen vertellen,
maar voor hem kon zij niets doen.
Daarom ging hij terug naar de pasto
rie, maar daar keek zijn oude huis
houdster tevergeefs naar hem uit. Zij
kreeg een boodschap van de direk-
teur, die liet vragen of dominee bij
hem op het kantoor wilde komen,
maar moest zeggen, dat hij niet thuis
was. De volgende morgen ging ze er
zelf heen. De direkteur liet eerst de
oude predikants-weduwe in de stad
vragen of haar zoon daar misschien
was. Toen hij antwoord had, liet hij
zoeken. In de bossen, op de heide.
Maar de jongeman werd niet gevon
den. Tegen het voorjaar vonden kin
deren, een eind buiten het dorp, een
oude hoed op de heide. Ze bekeken
die en er was een jongetje, dat hem
even opzette, maar omdat een ander
zei, dat er torren en duizendpoten en
spinnen in zaten, gooide hij hem
gauw weer neer. Ze schopten elkaar
de hoed een paar maal toe en lieten
hem liggen, toen daar de aardigheid
af was. Hij lag toen op een wagenpad.
Daar vond een boer hem, een man,
die niet gewoon was om iets weg te
gooien of te laten liggen, dat hij mis
schien nog kon gebruiken. Hij nam
hem mee en op het erf stond zijn
vrouw, die meende, dat het de hoed
van de dominee moest zijn. De boer
schrok ervan en waarschuwde de po
litie. Er werd navraag gedaan. De
jongens, die de hoed het eerst gevon
den hadden, kwamen opdagen. Ze
hadden hem bij het vennetje zien lig
gen, zeiden ze. In dat vennetje werd,
na een hele dag zoeken en dreggen,
toen ook de jónge dominee gevonden.
Er stond een hoop volk om hem heen,
toen een paar mannen hem op de
heide gelegd hadden tot er een kar
zou komen om hem te halen. Lies je
Tadema was er ook bij. Ze stond
evenals de andere kinderen en opge
schoten jongens en meisjes eerst
achteraan, maar drong tussen de vol
wassenen door naar voren. Iedereen
zag het. Er waren vrouwen en zelfs
mannen, die met een blik van afkeer
op het meisje een eind opzij gingen.
Het gemompel van meewarige stem
men verstomde. De plotselinge stilte
had iets beklemmends. De oude dok
ter, die over de dode gebogen stond
en blijkbaar nog niets opgemerkt had,
scheen het opeens te voelen. Hij
richtte zich op en zijn blik ontmoette
even die van het meisje. De bejaarde,
door het leven teleurgestelde en ge
harde man verbleekte. Hij hief zijn
hand op om haar een klap in het
gezicht te geven, maar voor hij dat
kon doen keerde hij zich om, alsof hij
moest overgeven. Op dat ogenblik zei
iemand, die helemaal achteraan
stond:
„Daar komen ze met paard en
wagen
Dat brak de haast ondraaglijke
spanning.
Die avond kwam de direkteur bij
de dokter. Ze zaten in zijn werkka
mer met al die afschuwelijke platen
aan de wand, maar spraken niet over
de ziekten en kwalen, waaraan een
mens kan lijden. Ze waren het zelden
met elkaar eens of gaven tenminste
niet vaak toe, dat ze het eens waren.
Maar nu schenen ze toch niet zo heel
veel van mening te verschillen. Ze
hadden het niet over de jonge domi
nee, die op de heide verdwaald moest
zijn en toen hoogstwaarschijnlijk in
dat verraderlijke vennetje geraakt en
verdronken was, maar over Liesje.
De dokter vond, dat de direkteur haar
weg moest sturen, ergens heen, waar
ze geen kwaad kon doen. Wat ze in
de kolonie al voor kwaad gedaan had,
hoefden ze elkaar niet te vertellen.
En de direkteur zei, dat hij daar al
over gedacht had.
„Als jij me maar vertelt waar dat
is," zei hij. „Zo'n kind „Een
kind?" vroeg de dokter, smalend.
„Een- kind? Het is geen kind! Zelfs
geen vrouw!" Hij had niet zulke bij
zonder prettige ervaringen opgedaan
met vrouwen. „Ze is een duivelin.
Een verdomde kleine duivelin!"
De direkteur dacht daar even over
na; hij merkte eindelijk op, dat de
wereld wel erg vol was met kleine en
grote duivelinnen en met duivels.
Hij haalde aan wat de dominee die
nacht had gebeden, hoewel hij dat
natuurlijk niet wist.
„Verlos ons van den Boze maar
we worden er niet van verlost. We
kunnen alleen proberen er zo goed
mogelijk mee te leven en gemak
kelijk is dat niet altijd, dokter."
„Dat zal ik niet weten, direkteur!"
Even was er iets van de spottende
toon, waardoor hun gewone omgang
werd gekenmerkt. Dit scheen de
direkteur echter te ontgaan en ern
stig, bijna zwaarmoedig vervolgde
hij
„Je kunt die duivels en duivelinnen
natuurlijk niet ergens wegstoppen
Zo'n kind kan overal een hele hoop
kwaad doen het heeft geen zin haar
hier vandaan te sturen." Hij dacht
daarbij ook aan Hanne Tadema, die
er waarschijnlijk niet zo gauw in zou
toestemmen.
„Dan moet je haar zelf in huis ne
men. Je hebt toch een vrouw, die al
tijd een meisje moet hebben, is
't niet. Hoewel Hij haalde de
schouders op, alsof hij vond, dat de
freule zelf best wat harder zou kun
nen werken. Het zou haar goed doen.
„Ja," zei de direkteur. Bijna voeg
de hij er aan toe: „Helaas ik heb
een vrouw Maar het was niet
eens nodig, dit er bij te zeggen.
Daarom zei hij: „En nog een zoon
ook ik weet niet of je daar wel
aan gedacht hebt."
„Dat heb ik," bevestigde de dokter.
Die zoon van de direkteur was geen
gewone jongen. Niet zoals een vader
zijn zoon van twintig jaar graag ziet.
Om dienst te nemen bij het Koloniale
Leger, waarvoor propaganda werd
gemaakt op de plaat in het postkan
toortje, was hij ongeschikt. Hij was
overal ongeschikt voor. Hij had niet
meer verstand dan een kind van een
jaar of vier en als hij tachtig werd
wat God mocht verhoeden zou
hij ook nog niet wijzer zijn. Overi
gens was het geen lelijke jongen.
Uiterlijk leek hij op zijn moeder,
die zelfs bijzonder knap moest zijn
geweest voor ze trouwde. „Dat maakt
het dan wel moeilijk nóg moei
lijker," meende de direkteur.
De dokter grijnsde.
„Je vertrouwt jezelf waarschijnlijk
niet bij zo'n meisje?"
Hoewel de direkteur brutaal kon
zijn rondborstig noemde hij het
zelf was hij toch nooit grof. Er
waren slechts weinigen, die hem wel
eens hadden horen vloeken. Maar nu
zei hij:
„Verrek jij!"
„Jazeker als het mijn tijd is,"
zei de dokter. „Maar niet vóór jou!"
(Wordt vervolgd)
WANNEER U het echte Spanje zoekt langs de zonnige zuidkust, de Costa
del Sol, moet u zich wel haasten. Torremolinos is een zusje van St. Tropez ge
worden waar blote vrouwebenen onder een short in het centrum soms nog wat
autochtoon afgrijzen verwekken, maar geen opstootje meer veroorzaken. Een
deel van de bezoekers zoekt de genoegens van de badplaats in mondaine bars.
Er wordt in een koortsachtig tempo gebouwd hotels, bungalows, flats en
de grondprijzen doen ons al lang niet meer goedkoop aan. De toverstaf van de
moderne tijd heeft de boerekarretjes en muilezels veranderd in bestelwagens
en scooters. En toch is Spanje nog niet helemaal verdreven zeker niet in
Marbella, zélfs niet in Torremolinos.
EEN JONGE zigeunerin in witte
blouse en zwarte rok, fonkelende ogen
in een fascinerende kop, zit op een ter
rasje aan de hoofdverkeersweg die Ma-
rabella doorsnijdt. Ik ben zojuist met
de autobus uit Torremolinos gekomen,
heb een onbezet tafeltje gevonden voor
een naastgelegen café en laat mijn bier
niet lauw worden.
Marbella is hier alleen maar romme
lig druk; het mooist om naar te kij
ken is dan ook het zigeunermeisje. De
jonge mannen hebben de stoelen in een
grote kring bij haar geschoven, zodat
ze met allen kan flirten. Dat doet ze
meesterlijk.
Een paar keer heb ik bijna de kans
gehad, haar te fotograferen, en profil,
maar op het moment dat ik wil afdruk
ken buigt ze zich snel voorover of ze
wendt haar hoofd met een ruk af. Een
maal kijkt ze plotseling om en ziet mijn
camera. Mijn glimlach wordt met ver
achting beantwoord en ik heb de moed
niet, het nog eens te proberen. Als ze
opstaat en met de gratie van een jong
dier wegloopt, voegt een van de jonge
mannen zich bij haar. Zij verdwijnen
om de hoek van een straat die naar het
bovendorp leidt. Ik denk: daar moet ik
straks ook heen. Zij woont ongetwijfeld
in het meest pittoreske deel van het
dorp.
LAAT IK me intussen even oriënte
ren. Ik zit hier zestig kilometer ten
westen van Malaga, temidden van zo'n
dertienduizend inwoners en een niet te
schatten aantal vreemdelingen. De Sier
ra Blanca beschut Marbella tegen de
(soms vinnige) noordenwind, waardoor
de temperatuur het hele jaar bijzonder
aangenaam is. Er zijn maar weinig da
gen dat men niet van de ruime en
zandige stranden kan profiteren. De
man in het kantoortje van Turismo
stelt luchtig vast dat baders de keu
ze hebben uit twintig stukken strand,
onderling gescheiden door rotspartijen.
„De grootste en dus ook de drukste
zijn de Fuerte met een lengte van ruim
een halve kilometer, en de Fontanilla
die ruim zevenhonderd meter lang is.
„Goed, wij met onze bijna rechte kust-
Het strand van Torremolinos: twintig
kilometer lang en zo breed dat men er
elkaar ook in de topmaanden nog niet
„op de onderlip" zit.
lijn zonder rotsige gedeelten mogen
dan misschien wat misprijzend op die
maten neerkijken, ik geef u de ver
zekering dat er voorlopig nog voldoen
de ruimte is voor toeristen uit de noor
delijker landen. Ook al komen er dit
jaar nog veel meer mensen naar de
Costa del Sol dan de 326.000 van 1963.
ALS U zo half en half verwacht dat
ik op mijn verkenningstocht door het
dorp het charmante zigeunerinnetje zal
terugvinden, moet ik u teleurstellen.
Ik ben het inderdaad ook wel even,
maar ik zie zoveel rustig-moois dat ik
me ruimschoots gecompenseerd voel.
Ach, dat puur-Spaanse pleintje met de
pomp in het midden! Al pompende ge
ven de vrouwen en meisjes hier elkaar
rendez-vous. Er wordt gelachen en
gegiecheld, soms ook geruzied blijk
baar, want de stemmen klinken schril
ler en ik vang een scheldwoord op.
Tot een van de vrouwen in een vuri
ge peroratie blijft steken en naar mij
wijst. Het plaatje is echter al gemaakt
en ik vertrek met een vriendelijke
handzwaai. In doodse stilte, eensgezind
nu, kijkt de hele groep mij na.
MARBELLA bezit te veel mooie
hoekjes, verrassende doorkijkjes,
straatjes met primitieve hobbelkeien
en fraaie gebouwen (enkele kerken,
het stadhuis) om ze ook maar te kun-
nen opsommen. Het strenge wit van
muurvlakken met getraliede ramen er
in werkt nergens eentonig. En al zul
len er in de komende jaren overal
rondom hotels, flats en bungalows
worden neergezet (vaak in moderne
Andalusische stijl) men zal het ty-
pisch-dorpse van de oude wijken on
aangetast laten. Wie niet alleen maar
naar Zuid-Spanje komt omdat de zon
er bijna altijd schijnt, vindt zelfs in
toeristische centra voldoende van het
oude om zich een indruk van het land
te vormen.
Ik heb helaas geen tijd om in te
gaan op de verlokkelijke aanbieding,
een ritje op een ezel te maken naar
het heuvelachtige achterland. Voor ze
ven en een halve gulden haalt men u
tussen half tien en tien uur van uw
hotel af. Drie uur later brengt men u
terug en vermoedelijk zullen uw spie
ren nog dagenlang stijf zijn, maar dat
is een unieke ervaring wel waard en
men wordt onderweg nog onthaald op
wijn en fruit ook. Een volgende keer
laat ik me dat buitenkansje niet ont
gaan.
Een van de vele charmante oud-Spaanse straatjes in Marbella, slechts enkele
minuten gaans van he t drukke strandgewoel.
IN DE HOOFDSTRAAT is heel wat
moois te koop. verscheidene grote za
ken uit Madrid, Barcelona en Sevilla
hebben er filialen gevestigd en tonen
verleidelijke etalages met leer- en
smeedwerk of hypermoderne kleding.
En avondamusement wordt niet alleen
door de variatie van terrassen geboden.
Altijd treedt er ergens wel een flamen-
cogroep op. Er wordt geen entrée ge
heven, maar een consumptie, vrij duur
is verplicht. Als u het zo treft als ik,
zult u de herinnering aan een vervelend,,
technisch zeer knap dansfeest overhou
den.
163. „Mee naar de Bengelboei!" herhaalde Joris, ter-
Wijl hij de tegenstribbelende Panda voor zich uit duwde.
Verzet u niet tegen het hoofd uwer school, anders zal
ik genoodzaakt zijn u te straffen." „Wacht!" riep Jol-
liepop. „Meneer Goedbloed! Laat alstublieft meneer
Panda hier!" „Welaan," sprak Joris, als dit uw bei
der wens is, wil ik die wel inwilligen. Maar.. ik ken
mijn verantwoording. Als hoofd van de Bengelboei mag
Ik mijn pupillen niet uit het oog verliezen. Dus als leer
ling Panda hier blijft..,, blijf ik ook!" Hij zette zich
opnieuw in de gemakkelijke stoel en hernam: „Cognac!"
En Jolliepop moest zich nu wel bij deze gast en diens
eisen neerleggen. Vol ingehouden gram bracht hij het
gevraagde. „Zo is het goed," sprak Joris, tevreden aan
het glaasje nippend. „Ach, een gewetensvol opvoeder
heeft zijn pupillen altijd graag dicht bij zich." Dit laat
ste gold echter niet voor Mr. Vlijmen, die ziek en dui
zelig met de juichende knaapjes rondbotste. Liefst was
hij ver van zijn pupillen gevlucht, maar dat ging niet,
zolang Oom Joop, de agent, hun kermisvreugde nauw
lettend volgde.
DE COSTA del Sol strekt zich van
ver ten oosten van Malaga (Motril)
uit tot Algeciras, aan de baai tegen
over Gibraltar. Een veel te uitge
strekt gebied om ook maar bij benade
ring alle attracties te kunnen vermel
den. Een noodzakelijke beperking
dwingt mij dus u mee terug te ne
men naar Torremolinos, dan kijken we
ook daar een tijdje rond.
Het vissersdorp van tien jaar gele
den is onherkenbaar geworden. Jam
mer genoeg heeft het veel van zijn ka
rakteristieks verloren de vissers be
staan nog wel, maar zij verdienen
meer aan de verhuur van kamers, al
verwaarlozen zij hun beroep niet ge
heel. Vooral bij avond wagen zij zich
liever niet in het centrum, waar de
terrassen en bars vol zitten met vreem
delingen en waar hun kleding ana
chronistisch zou lijken tegenover de ele
gante badplaatsdracht van de bezoe
kers.
Ik zie, gezeten op een terras, het ge
doe aan en ondervind met pijnlijke
verbazing dat deze eenvoudige mensen
in feite op hun gebied nauwelijks wor
den geduld. Het terras is vrij vol, maar
ik zit nog alleen aan een tafeltje. Een
oud, boers gekleed echtpaar, schar
relt wat verlegen rond, ontdekt dan mij
zo helemaal alleen en beweegt zich naar
mij toe. Man en vrouw hebben de ver
weerde gezichten van buitenmensen, de
vrouw vooral is gerimpeld als een oud
besje. Toch, als ik ze van dichterbij
beschouw, lijken ze niet bepaald be-
wereld. Maar toch wel typerend voor
de sfeer van Torremolinos, waar overi
gens een heleboel te genieten valt. Het
strand is zo ruim dat men er niet
mannetje aan mannetje ligt zoals wij
dat in Zandvoort gewend zijn. Men
moet weten dat het niet mogelijk is,
veel verder dan enkele tientallen me
ters de zee in te waden, dus het is
wel zaak, een oogje op de kinderen te
houden. De zee is echter zelden woest,
zodat ook niet-zwemmers er binnen een
bepaalde grens zonder gevaar in kun
nen rondspartelen
WANNEER men niet, zoals ik, ge
neigd is een beetje te betreuren dat
Torremolinos niet zo heel veel verschilt
van St. Tropez en Portofino, zal men
er een prettige vakantie kunnen door
brengen. Of men nu op een geheel ver
zorgde reis in hotels als Jerdin, Eden
of El Pinar verblijft, men zal u uitste
kende maaltijden voorzetten. Wie op
eigen gelegenheid reist kan bij Manoio
voor een krats terecht (een portie gam
ba's, grote garnalen, mag u zich niet
laten ontgaan). En is de beurs wat rui
mer, dan zal de chef van Los Tres
Carabelas de meest verwende smaak
bevredigen. Ook Pedro's restaurant
mag er zijn. U hoeft er geen Spaans
te spreken, want Pedro's wieg stond er
gens in het Amerikaanse Connecticut en
hij werd als Peter Stevens in een ge
boorteregister aldaar ingeschreven.
jaard. Vijftig misschien, getekend door
een hard leven. De vrouw heeft merk
waardig jonge ogen. Coquet heeft ze
een jasmijn in haar grijze haar gesto
ken. Hij wijst verlegen naar de vrije
stoelen en ik maak een uitnodigend ge
baar. Mij heeft de kelner vrij snel be
diend, zij moeten een kwartier op hun
koffie wachten. Wanneer hij er einde
lijk mee aankomt, smijt hij de kopjes
voor ze neer zodat er voetbaden ont
staan. Hij verwaardigt hen met geen
blik.
ER FLANEREN meisjes in gewaag
de strandpakjes langs het terras. Zij
worden omstuwd door aangenaam doen
de mooie jongens. Ik vind het echtpaar
naast mij sympathieker. Man en vrouw
zitten zwijgend voor zich uit te kijken,
ze hebben alles al tegen elkaar ge
zegd. Ik waag het niet hun rust te
verstoren. En dan opeens is er contact.
Naast het terras staat een fonteintje
waar jongetjes af en toe hun dorst ko
men lessen. Er komt een hondje aan
gelopen; het houdt de kop scheef en
probeert zoveel mogelijk water op te
vangen. De elegante meisjes en knap
pe jongens lopen er onverschillig voor
bij, maar wij kijken gespannen toe.
En als de vrouw in een stralende glim
lach. nog meer rimpels om haar mond
trekt, is ze bijna mooi. Even later
stappen ze op en wensen me vriende
lijk, buenas noches". Ik houd een
warm gevoel over.
Een onbeduidend voorvalletje, zeker,
er gebeuren belangrijker dingen in de
HET IS avond en weer zit ik op het
terras van Galerias Sol aan de Plaza
en laat de dagelijkse modeshow aan
mij voorbijtrekken. Links van mij heb
ben zich drie dames uit Sevilla geïn
stalleerd ze zijn hier voor zaken. Een
politieagent wendt zich beleefd tot mijn
rechterbuurman, een goed geklede
Spanjaard: „U hebt uw auto verkeerd
geparkeerd," zegt hij verontschuldigend
De man is wel zo goed op te staan.
Hij legt zijn hand gemoedelijk op de
schouder van de agent en wuift met de
andere de terechtwijzing losjes weg:
„Hombre, wat komt dat erop aan, laat
tochAarzelend verwijdert de agent
zich een paar passen, komt dan nog
even terug. „U kunt 'm nog vijf minuten
laten staan, het verkeer heeft er last
van." Flink gezegd, maar het resul
taat is een schouderophalen en een
verveeld handgebaar: „No importa"
van geen belang!
EEN HALFUUR later zie ik de
handhaver van het openbaar gezag
op een afstandje met een collega
praten. Hij wijst verongelijkt naar de
halstarrige Spanjaard, die rustig van
zijn apéritief geniet en geen zorgen
schijnt te kennen. De mannen in uni
form gesticuleren druk en na een
poosje laat de eerste politieagent zich
overreden. Hij schudt nog eens ver
drietig zijn hoofd en verwijdert zich
dan definitief. Voor hem is de ont
wikkeling van Torremolinos te snel
gegaan.