Zuid-Afrika is van veertien miljoen mensen, van alle rassen, ongeacht hun huidskleur Vrijheid voor mijn volk ,4 - Ik treur om de mannen en vrouwen ZATERDAG 30 MEI 1964 Erbij PAGINA VIJF Jacques Levij Slavernij Uitroeien J „Gewoon mens Materialisme Geslagen 'ALBERT LUTHUL1 is een zachtmoe dig christen, een mens die diep gelovig is. Steeds probeert hij in anderen het goede te ontdekken. Steeds staat hij open voor redelijke argumenten. Dat maakt hem tot een man die ver uit steekt boven vele van zijn blanke poli tieke tegenstanders. Die belijden het christendom met de mond, doch hebben het uit hun hart gestoten. ALBERT LUTHULI is een geboren opvoeder. Dat heeft hem waarschijnlijk gemaakt tot een leidsman die zijn volk de vrijheid wil leren, tot een lichtend voorbeeld voor allen in de wereld die verdrukt worden. ALBERT LUTHULI is ook een politi cus. Dat is hij geworden tengevolge van de schandalige toestanden in zijn land, Zuid-Afrika. Bijna tegen zijn zin. Dat heeft hem gemaakt tot een zwaar beproefd en vervolgd mens die gebukt gaat onder het machtsmisbruik van re geerders wier daden beheerst worden door een redeloze haat, gevoed door een onberedeneerde angst. ALBERT LUTHULI is voor die re geerders staatsvijand nummer één. Zij vrezen hem als geen ander. Zij pogen hem te breken. Zij proberen zijn in vloed uit te bannen. Zij verbannen hem, zij achtervolgen hem. Zij proberen hem te beschuldigen van revolutionaire da den. Zij noemen hem een communist. ALBERT LUTHULI wordt in zijn va derland, Zuid-Afrika, gehaat door allen men. Onmiddellijk toen hij terugkeerde in het land van zijn vaderen werd hij weer verbannen. ALBERT LUTHULI, nu 66 jaar, heeft een boek geschreven. Hij gaf het de veelzeggende naam „Let my people go." In ons land is het nu verschenen onder de titel „Vrijheid voor mijn volk". Het is uitgegeven door G. F. Callenbach N.V. De vertaling is vlekke- die de „apartheid" in hun vanen heb ben geschreven. Hij is voor hen onaantastbaar. In 1961 kreeg hij de Nobelprijs voor de vrede. Toen trad hij voor het eerst voor het voetlicht van de wereld. Hij was toen verbannen naar een uithoek van het land. De regering durfde hem echter niet te verbieden naar Oslo te gaan om die prijs in ontvangst te ne- loos verzorgd door Margrit de Sablon- nière. In dat boek treedt hij ons tege moet als een wijs man. ALBERT LUTHULI is geen oproer kraaier. Dat is eigenlijk een wonder, na alles wat hij heeft meegemaakt en nog doormaakt. Hij is oprecht begaan met het lot van Zuid-Afrika. Dat is niet alleen het vaderland van vier miljoen blanken. Het is ook, en in niet mindere mate, het vaderland van elf miljoen gekleurden: zwarten, bruinen en half bloeden. ALBERT LUTHULI is in dat boek ontroerend en hartverheffend in zijn redelijkheid. Hij is prachtig in zijn toorn die hoog oplaait, nimmer onbe heerst, als het onrecht hem overspoelt. Hij is groots in zijn berusting. Hij is bemoedigend in zijn vertrouwen op de toekomst. ALBERT LUTHULI schreef dat boek niet uit zichzelf. Anderen overtuigden hem ervan dat het voor Zuid-Afrika en voor de gerechtvaardigde zaak die hij dient belangrijk zou zijn als hij sprak. „Als ik iets te zeggen heb dan is dat, omdat ik vereenzelvigd werd met de genen die Zuid-Afrika liefhebben. Ik zal mij met hen verzetten tegen pogingen een prachtig land met minderwaardige, verachtelijke leerstellingen en door on menselijke praktijken te gronde te richten." Waar zijn wij, Afrikanen Wij schijnen nergens te zijn. Wij zullen dolen, en dolen en dolen. Hoever zullen wij gaan Zie, volk van Afrika, welk een last wij torsen Wij zullen dolen, en dolen, en dolen. Hier de Engelsman, hier de Afrikaner, Hier de Duitser, hier de Duitser. Wij zullen dolen, en dolen, en dolen. Hoever zullen wij gaan Zie, volk van Afrika, welk een last wij torsen! Lied van de Afrikanen, ontstaan in 1913 toen het besef bij hen begon te leven dat de blanken erop uit waren alle land aan zich te trekken. LUTHULI behandelt in zijn boek, dat een kleine driehonderd pagina's telt, vele aspecten van de „apartheid". Telkens en telkens weer wordt de lezer ge troffen door de beheerste wijze waarop de schrijver de meest schrijnende toe standen, de meest onthutsende vernederingen en de meest-ontstellende uitingen van naakt eigenbelang behandelt en plaatst in het licht van een politieke situatie die niet alleen gekleurden, maar ook steeds meer blanken tot diep nadenken stemt. daar ontmoette ik de secretaris van de Zuidafrikaanse legatie. Het was een vreemde gewaarwording zo ver van huis in het Zulu te worden aangesproken en nog vreemder misschien om door een regeringsfunctionaris te worden behandeld zoals ik in mijn eigen land niet zou worden behandeld tegen woordig zeker niet. Op zijn uitnodiging bracht ik tweemaal een bezoek aan de Zuidafrikaanse legatie, waar ik als een gewoon mens werd bejegend". Vertellend over de wetten die het land vrijwel geheel reserveren voor blanken, merkt hij zitter op. „De blanken die met man en macht dit standpunt handhaven, verwerpen de beschuldiging dat degenen die niet tot het „superieure ras" behoren in eigen dom worden gehouden als waren zij slaven. Het is natuurlijk waar dat wij niet op dezelfde wijze geketend zijn als in de tijd van de conventionele sla vernij. Maar het begrip slavernij wij zigt zich met de tijd. In de tijd waar in wij nu leven heeft 't staatseigendom tot op zekere hoogte het particuliere eigendom vervangen. Het slavenstelsel is genationaliseerd. Ons wordt bevolen waar wij moeten werken en waar niet, waar wij mogen wonen en waar niet; erfgrondrechten zijn ons volledig ont zegd en het is ons bij de wet verbo den te staken of te protesteren tegen de verordeningen van een geheel uit blanken bestaand parlement of tegen exploitatie. Wij hebben geen enkele AL DIE VOORBEELDEN, die be spreking van de ware achtergronden van worgwetten, kunnen hier niet be handeld worden. Men moet ze kennen om te begrijpen wat er in Zuid-Afrika werkelijk gebeurt. Wat, bijvoorbeeld ziet Luthuli, als het centrale thema van de steeds verder doorgevoerde apartheidspolitiek? „Ik behoor niet tot de mensen die geneigd zijn alle menselijke aangele genheden te herleiden tot kwesties van economische aard of druk. Niettemin is in Zuid-Afrika het eigendom(srecht) de kwestie waar alles om draait. Aan gezien er tussen de rassen die het land bewonen een fundamenteel verschil van inzicht bestaat over de oplossing, is het gehele geschil op hopeloze wij ze verstrengeld geraakt met factoren als van welk ras men is, en aan weers zijden is dit rassenonderscheid een on vermijdelijk deel van de strijd gewor den. De blanken kunnen geen oplossing vinden voor dit probleem van de grond. Zij bezitten het land. Ons wordt het „Wij hebben geen verlangen bloed te vergieten van de blanke; wij moeten ons evenwel geen illusie maken over de prijs die hij in Afrikaans bloed zal laten betalen voordat ons het burgerschap in ons eigen lanc zal worden toegestaan." ontzegd. Men is in het slop geraakt. De blanken zijn van mening dat zij, om de status waaraan zij gewend zijn te kunnen handhaven, driehonderdvijf enzeventig acres per persoon nodig hebben. Ons gunnen ze er zes. Er is niet voldoende voedsel aan on ze zijde van de scheidslijn. Een op de drie Afrikaanse kinderen sterft in zijn eerste levensjaar aan ondervoeding. Maar aan de andere zijde van die lijn is er voldoende en te over". Veel aandacht besteedt de onderwij zer Luthuli aan de onderwijs wetgeving van Verwoerd en zijn aanhangers. „Een der diepst verborgen bedoelingen vav dit soort onderwijs is het uitroeien va? alle Afrikaanse leiderschap. Ik kan er niets aan doen dat ik mij wel eens afvraag hoe de nationalisten het ge vonden zouden hebben indien, na de Boerenoorlog, de Engelsen dit soort doordrenken met een stelsel hadden in gevoerd voor de Afrikaners Het openlijke erkende doel van deze wetgeving was Afrikanen te produceren die in blank Zuid-Afrika geen hogere aspiraties aan de dag zou den leggen dan de „zekere vormen van arbeid" die Dr. Verwoerd had vastge steld als hoogste prestatiemogelijkheid voor Afrikanen. Teneinde dit te be werkstelligen, nam hij elke Afrikaan se school in het land over; zelfs de overgebleven zogenaamde „particuliere scholen" of kerkscholen mogen geen ander onderwijs geven dan volgens zijn leerplan. Zelfs het niet-formele onder richt door een blanke aan één zwart kind is onwettig. Indien een blanke werkgeefster het kleutertje van haar Afrikaanse dienstmeisje het alfabet leert, maakt zij zich schuldig aan een strafbaar feit. Wij bidden veel voor onze kinderen, vooral vanwege het Zuid-Afrika waar in zij opgroeien. De jonge Afrikanen weten van kind af aan en dat wil zeggen dat zij niet anders weten en kennen dat hun streven naar de waarden der civilisatie bij de huidige stand van zaken voor hen zelfs niet de erkenning zou meebrengen dat zij geestelijk gezonde en verantwoordelij ke menselijke wezens zijn". ft Hij is eenmaal in Amerika geweest. Die reis werd een openbaring voor hem. „Tijdens ons verblijf in Washington werd door de Australische ambassade voor ons een ontvangst gegeven en - V IftörVv V' too- Albert Luthuli en zijn vrouw Nokuk- hanya het echtpaar heeft zeven kin deren gingen december 1961 naar Oslo, waar de Zuid-Afrikaan de Nobel' prijs voor de vrede in ontvangst nam. Toen zij in Londen arriveerden, 's mor gens heel vroeg, bleken tallozen de tocht naar het vliegveld te hebben ge maakt om hen welkom te heten. Blan ken gaven Luthuli toen een bewijs van hun bewondering. Hij was ervan onder de indruk. Zijn vrouw was niet in staat haar verlegenheid te verbergen. Noel Baker, die destijds ook de Nobelprijs voor de vrede had gekregen, ontfermde zich over de Afrikaanse leider. Hoe grievend voor een hoogstaand mens als Luthuli de bejegening moet zijn die hij in zijn eigen land onder gaat, de beledigingen die hij moet slik ken, staat op schier elke bladzijde te lezen. Herhaaldelijk worden hij en zijn vrouw met „je" en „jij" aangesproken door politiemannen zonder enige inner lijke beschaving. Een neger is geen menst „INDIEN VRIENDSCHAP een mens rijk maakt, dan ben ik inderdaad rijk. Ik betreur ten zeerste mijn ge dwongen isolement dat mij tot mei 1964 (nu juist vijf jaar vérlengd, red.) afsnijdt van mijn vele vrien den in alle delen van Zuid-Afrika. Maar nog veelmeer treur ik om de mannen en vrouwen hun aan tal is niet bekend wier verlan gen naar gezonde verhoudingen in Zuid-Afrika, wier vasthouden aan niets meer dan onze menselijke waardigheid tot verbanning, depor tatie en gevangenisstraf hebben ge leid, terwijl hun gezinnen gebukt gaan onder armoede en ellende. Ik maak mij geen illusies. Hun aantal zal steeds groter worden. MAAR de strijd gaat voort, ver bodsbepalingen, verbanningen, de portaties, gevangenisstraffen ten spijt. Wij strijden niet met wapens en geweld. En het wapenarsenaal van de overheerser staat machte loos tegenover de geest. De strijd gaat voort, zowel .in de gevangenis als daarbuiten, en tel kens wanneer wrede mensen weer lozen mishandelen of doden, verlie zen zij terrein. De overheersers le ven in de illusie dat hier sprake is van een strijd van getallen, een strijd van moderne bewapening te gen primitieve mensen.. Dat is niet het geval. Het gaat hier om recht tegen onrecht, goed tegen kwaad, de combinatie van wat verdraaid, verwrongen en verminkt is tegen het hartstochtelijk verlangen naar gezonde verhoudingen. Zij verheu gen zich in wat de geest en de ziel van de zwakke kwetst. Zij grijpen gretig aan wat schade doet aan hun eigen ziel". Deze voor zichzelf sprekende woorden openen de epiloog van het boek. Luthuli eindigt als volgt: „De erfd. Alleen onze integratie met de overige gebieden van ons wereld deel moet nog worden bewerkstel ligd. Ergens in de toekomst wenkt ons een civilisatie, een cultuur, die in het verloop van de geschiedenis zoals die door God bepaald is, haar plaats zal innemen naast andere be langrijke menselijke synthesen, zo als de Chinese, Egyptische, joodse Europese. Zij behoeft niet noodzake lijkerwijs een absoluut zwarte civi- taak is niet volbracht. Zuid-Afrika is nog geen tehuis voor al zijn zoons en dochters. Een dergelijk tehuis wil len wij hun verzekeren. Van de aanvang af is onze geschiedenis er een geweest van een streven naar eenwording, het afbreken van stam-, ras- en geloofsbarrières. Men kan niet vergen dat het verleden als een zelfstandige eenheid zal blijven bestaan, los van het geheel. Aan ons de taak een nieuw land op te bou wen, dat een tehuis zal zijn voor mensen die zwart, blank en bruin zijn, uit de overblijfselen van de oude, bekrompen groeperingen, een synthese van de veelzijdige culture le eigenschappen die wij hebben ge- lisatie te zijn, maar zij zal Afri kaans zijn. DE TAAK die voor ons ligt, is een ontzaglijke taak. Dr. Verwoerd, een man van mijn generatie, zal zelfs niet begrijpen dat zij er is, hij zal de hand niet aan de ploeg slaan. Een klein deel van mijn volk zal zijn geboorterecht verkopen voor een schotel linzen en zijn eten halen uit het vuilnisvat der nationalisten. Zowel het heden als de onmiddellijke toekomst zijn vervuld van angst en lijden voor alle rassen in Zuid-Afri ka. Dat zou vermeden kunnen wor den. Wij zouden het nieuwe Zuid- Afrika niet van de ene dag op de andere tot stand kunnen brengen, maar wij zouden met de bouw er van kunnen beginnen. Wij hebben genoeg te lijden gehad. Wij hebben te lijden gehad van verkrachting, plundering en verwoesting, zelf zucht, hebzucht en onderdrukking. Wij zoeken geen wraak. Meer dan andere continenten misschien, en ze ker evenveel als welk land ook in ons werelddeel, hebben wij behoef te aan de wegen van de vrede, van de industrialisatie, van de eendracht. ZAL DE toegestoken hand worden aangepakt? Ik vrees van niet, met door de ontwerpers van de apart heid. Het is een zwarte hand. De gedachten van Dr. Verwoerd en de zijnen houden zich reeds bezig met hun laatste bunker, met de wijze waarop zij ten onder zullen gaan als martelaren waarvoor? Waar om moeten zij voortgaan met te ver nietigen terwijl er zoveel creatiefs voor de hand ligt? De strijd moet voortgaan de strijd om de op bouw mogelijk te maken. De strijd zal voortgaan. Ik zeg het in alle ootmoed en ernst dat ik, als God mij daartoe de kracht en de moed zal geven, mocht dat nodig zijn, voor deze zaak zal sterven. Maar ik wil liever niet sterven voordat ik het begin van de opbouw met eigen ogen heb aanschouwd. Mayibuye i Afrika! Kom, Afrika, kom!" waarborg of bescherming. Er bestaat niets dat onze blanke eigenaars ons niet kunnen aandoen, enkel alleen door met elkaar overeen te komen dat zij het zullen doen." Luthuli schetst uitvoerig de lijnen waarlangs de groepen die in Z.-Afrika strijden voor gelijkwaardigheid zich op het ogenblik proberen te groeperen. Hij wijst op de opmars van het moderne heidendom in de blanke wereld van Zuid-Afrika, die voor het land diepe consequenties heeft. „In Zuid-Afrika is de meerderheid van de blanken een heel eind op weg naar de aanbidding van de materiële welvaart. Zij klampen er zich met een religieuze hartstocht aan vast, en soms heb ik de indruk dat dit zo is, omdat er voor hen geen levend alternatief bestaat. Het materialisme overwoekert alles. Alle mysterie, alle diepzinnigheid en het bovennatuurlijke worden zonder meer opzij gezet. En de minachting voor de waarachtige godsdienst wordt nog bevorderd door de toenemende aanbidding, door blank Z.-Afrika, van de staat, die men reeds kan vergelijken met de staatsaanbidding van de nazi's. Wij zouden ons maar een trieste erfe nis op de hals halen als wij ons de blanken ten voorbeeld kozen." Dankbaar is Luthuli voor de steun die onderdrukt Zuid-Afrika in toenemende mate ondervindt in de wereld. Hij acht de boycot een zeer doeltreffend wa pen. „Maar het zwaarst worden de blanken getroffen door de toenemende boycot door andere delen van de wereld en het onttrekken, het zeer verstandige ont trekken aan de Unie, van buitenlands kapitaal. De regering heeft de uitwer king van de buitenlandse boycot geklei neerd, maar wij hebben ons geen zand in de ogen laten strooien. Industrie en handel zijn haastig met elkaar in be raad gegaan, en het resultaat ervan was de totstandkoming van de South Afri can Foundation De boycot van Zuidafri kaanse goederen heeft een aantal blan ke Afrikanen stellig de schrik op het lijf gejaagd. Maar men moet toegeven dat het in dit opzicht slechts een be scheiden maatregel was vergeleken bij het Sharpville van de Nationalistische regering." Dit fragment spreekt voor zichzelf. Luthuli vertelt over een van zijn arres taties: „Er stonden mij nog meer grove be jegeningen te wachten. Toen we in het schemerdonker van de vroege ochtend naar onze cellen werden gebracht, was ik genoodzaakt wat langzamer te lopen bij 'n trapje. Onmiddellijk werd ik door iemand achter mij hard in het gezicht geslagen. Ik bukte me om mijn hoed op te rapen en werd opnieuw geslagen. Ik ben naderhand niet in staat geweest de man die mij geslagen had met zeker heid te herkennen daar was het toen te donker voor maar wel weet ik dat het een blanke politieagent geweest is. Ik was wel boos, maar niet verbaasd. Onder de Afrikanen is de Zuidafrikaan se politie al lang berucht om dit soort dingen". Elders in zijn boek merkt Luthuli over de spanningen in zijn land nog op: „Onze moeilijkheden in Zuid-Afrika ko men ten dele voort uit het feit dat het vijfde gedeelte van de bevolking dat uit blanken bestaat er vrijwel geen idee van heeft hoe het overige vier vijfde deel van de bevolking leeft. De toespitsing van de apartheid in de laatste tijd, die nog wordt versterkt door maatregelen als de groepsge- biedenwet, heeft deze onwetendheid tot een onmiddellijk gevaar gemaakt. Ik ben nooit van mening geweest dat mijn verplichting jegens mijn mede-Zuid- Afrikanen niet verder reikt dan mijn bemoeienis met het Congres, zodat ik elke mogelijkheid die zich maar voor doet om de blanken tot beter inzicht te brengen, met beide handen aan grijp. De wijze waarop de Europeanen die ik kon toespreken reageerden, stak mij een hart onder de riem. Ik geloof dat zij niet alleen uit nieuwgierigheid kwa men luisteren. Men kreeg de indruk dat zij wel degelijk een bepaald doel voor ogen hadden en de kwesties graag onder ogen wilden zien en bespreken. Hun onwetendheid was dikwijls ontstel lend, maar ik moet tot op zekere hoog te verzachtende omstandigheden voor hen aanvoeren: het wordt steeds meer een door de regering opgelegde onwe tendheid." Ontroerend is zijn opmerking over de belangstelling van negers en blanken bij zijn proces. Op de tribune ook „apartheid", maar „daar vertoonde zich, in de kiem, het beeld van mijn nieuwe Zuid-Afrika; een gezelschap van mannen en vrouwen van goede wil, die ernaar hunkerden de eerste paal te slaan voor een gebouw dat werkelijk zou zijn en duurzaam. Zij zijn in feite reeds begonnen".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 17