GEZEGEND IS HET LEVEN
Prinses Lydia de Lipski leeft al
twintig jaar in folterende angst
PANDA EN DE PETTENJACHT
Lees- en schrijfonderwijs
via de T.V. in Italië
Ons vervolgverhaal
Een oorspronkelijke roman
door Klaas van der Geest
Injectie van nazi-kamparts
vergalde het leven van een
dappere verzetsstrijdster
7
DINSDAG 2 JUNI 1964
Proefkonijn
Roem en eer
wmmm
„Cipinka van F-l"
Wegschrijven
„Nervenspieler"
Ieder „diertje" zijn
warmte-pleziertje
Fanmail
-&H - 'v' htW'-C -
11 I <<Z, V- v
- S V-
47)
Hij bekeek ze en meende,
dat de kinderen het geld misschien
niet nodig zouden hebben. De Oele
zeker niet, want die verdiende al z'n
eigen.
„Maar dan kunnen ze het jou nog
terug geven, Han," zei hij. Ze be
greep niet goed, wat hij daarmee
bedoelde, maar vroeg er niet over
na en merkte alleen op:
„Ik zal het zelf ook niet nodig heb
ben."
„Nee.stemde hij toe op een
toon, alsof hij zich in gedachten al
weer met iets anders bezighield, iets
dat misschien van meer belang was.
De boekjes lagen nog op tafel, toen
de kinderen thuis kwamen. Ze hadden
ze nog niet eerder gezien en er was
ook nooit over gesproken. De Oele
sloeg er geen acht op, maar Lies je
nam er eentje op, toevallig dat van
haarzelf.
„Kun je daar geld op halen?"
vroeg ze. Gosse meende te mer
ken, dat het een overbodige vraag
was en ze het allang wist.
„Wie kan haar dat verteld hebben.
waar heeft ze zoiets gehoord?" vroeg
hij zich af.
Hanne zei, een beetje kortaf:
„Ja.En trok haar bijna ruw
het boekje uit haar handen. De vol
gende dagen deed of zei Gosse niets,
dat haar bijzonder opviel. Maar de
dinsdag daarna zou hij zoals gewoon
lijk, voor ze gingen slapen nog even
kijken of hij de schuurdeur en de
huisdeur wel in slot had gedaan. Toen
hij niet terugkwam, riep ze hem.
En omdat ze geen antwoord kreeg,
ging ze zelf ook naar de schuur om te
zien, waar hij bleef. Hij stond mid
den op de halfdonkere deel. De lan
taarn stond naast hem op de vloer
van vastgestampt leem. En hij keek
rond als in een vertrouwde omgeving,
die hem om het een of ander plotse
ling heel vreemd voorkwam.
„Wat doe je toch?" vroeg ze.
„Niets.zei hij. Langzaam keer
de hij zich om. Zijn grote schaduw
bewoog langs de houten wanden en
de onderkant van het lage rieten dak.
zwaar. Hij scheen moeite te hebben
om uit zijn woorden te komen. En
verder kwam hij ook niet. Even lang
zaam als hij zich omgekeerd had,
zakte hij ineen. Ze schrok er niet
van. Pas later, nadat de Oele en zij
hem naar bed gebracht hadden, voel
de ze dat ze stond te beven op haar
benen en dat het hart haar in de keel
klopte. Maar toen was hij al dood.
Op zijn gezicht met de nogal grove
trekken lag dezelfde vreedzame, rus
tige uitdrukking, die haar zo getrof
fen had, toen ze hem voor het eerst
ontmoette op het erf voor de plaggen
hut, aan de grens van de Groninger
veenstreek, waar hij samenwoonde
met zijn vader. Hij was gestorven,
zoals hij geleefd had, onopvallend.
Hij had in zijn leven niet veel tot
stand gebracht en zijn dood bracht
niet veel verandering. Er moest een
voogd benoemd worden voor de kin
deren, maar dat werd op het bureau
van de kolonie wel in orde gemaakt;
het was niet zo heel belangrijk, want
de Oele zou over een jaar, Lies je
over anderhalf jaar meerderjarig
zijn. En een paar dagen na de be
grafenis kwam de direkteur eens met
Hanne praten. Ze kon als vrouw al
leen niet op de hoeve blijven. Iets
anders zou het nog zijn als de Oele
boer was geworden en het land
overhad. En ze had ook nog lang
niet de leeftijd dat ze in het rust
huis kon worden opgenomen.Voor
de direkteur was het een moeilijk ge
val. Heel moeilijk. Was ze de vrouw
van een ander geweest, dan zou hij
heel wat minder omslag met haar
hebben gemaakt. Gewoonlijk liet hij
er een jaar, soms ook niet meer dan
een half jaar en een enkele keer zelfs
slechts een paar maanden over verlo
pen, eer hij bij de weduwe van een
der pachters kwam met een voorstel.
Er waren altijd wel een paar pach
ters in de kolonie van wie de vrou
wen overleden waren of die nooit ge
trouwd waren geweest. Wat hij voor
stelde kwam dan ook altijd hierop
neer:
„Ik heb met die en die gepraat,
het is een fatsoenlijke kerel en jullie
verschillen ook niet al teveel in leef
tijd. ik zou dus maar bij hem in
trekken." Hoe ze dat wilden doen,
mochten ze zelf weten. Ze konden met
een of na een bepaalde tijd gaan
trouwen; ze konden, wat hem betrof,
ongetrouwd blijven ook, als ze ver
der geen aanstoot gaven. Maar Han
ne Tadema durfde hij zoiets niet voor
stellen. Wel was hij bij de dokter ge
weest om met hem te overleggen.
„Hoe zou het jou lijken, dokter, als
ze het huishouden eens voor je deed?"
Ergens, niet ver van het dorp, ach
ter het bos stond nog een behoorlijk
huisje. Daar kon Gosse Tadema's
vrouw gaan wonen.
De dokter had hem bezworen, dat
hij er geen ogenblik aan dacht. Hij
had geen huishoudster nodig, geen
vrouwspersoon, dat de hele dag bij
hem over de vloer was en alles voor
hem zou bedisselen. Hij kon het wei
doen zoals tot nog toe met een
bejaarde en min of meer gebrekkige
werkster, die af en toe, nog niet eens
op geregelde tijden, de boel een
beetje opruimde en schoonmaakte,
maar het daar niet al te nauw mee
nam.
„Neem jij haar zelf, direkteur. In
een huis, zoals dat van jou, met een
vrouw als die van jou moet je best
een huishoudster kunnen gebruiken.
En betalen kun je haar ook.beter
dan ik!"
De direkteur vond, dat de dokter
het maar aan hemzelf moest overla
ten om dit te beoordelen. Ergens
speelde een gedachte door zijn brein.
De gedachte:
„Jaaa.als ik Liesje weg kon
sturen en Hanne in huis nemen om
voor de jongen te zorgen." Maar die
gedachte verwierp hij.
„Ik kan geen drie vrouwen om me
heen hebben, mijn eigen, Liesje en
haar moedermaar jij kunt haar
nemen". Het bleef onbeslist. De dok
ter had in elk geval nog lang niet
toegestemd, toen de direkteur bij
Hanne kwam. En het was niet nodig
ook. Hanne zei, dat ze graag op de
hoeve zou willen blijven.
„Gosse en ik hebben hier twintig
jaar samen gewoond en gewerkt."
Maar ze wilde niet onredelijk zijn.
Als er een ander was, die het land
pachtte, kon hij het huis er bij krij
gen. Zelf zou ze dan in het huisje
trekken, dat de direkteur voor haar
had. En voorlopig dat had de Oele
al besloten! hoefde ze vzich geen
zorgen te maken, want de jongen
bleef bij haar inwonen en verdiende
genoeg om zijn pleegmoeder te on
derhouden.
„Voorlopig.Daar legde ze de
nadruk op. „Want op zijn leeftijd kan
hij ook aan trouwen gaan denken en
als hij getrouwd is, wil ik hem niet
langer tot last zijn, direkteur".
De direkteur was al blij, dat het
zo gemakkelijk opgelost werd. „Nou
ja.dan vinden we er wel weer iets
op," meende hij, luchthartig. Toen hij
bij haar weg ging, viel hem iets in.
Iets, waarover hij liep te denken tot
hij huis was.
„De Oele.De Oele blijft bij haar
inwonen, zegt ze.de Oele verdient
genoeg om haar te onderhouden."
Dat was wel in orde. Iets anders
had hij van de jongen trouwens niet
verwacht. „Maar het meisje dan.
Liesje.Liesje verdient toch ook."
Hij ging naar zijn werkkamer en riep
Liesje bij zich. Het duurde nogal een
poosje, eer ze kwam. En zodra ze
de deur achter zich dicht getrokken
had, wist de direkteur, dat hij er ver
keerd aan had gedaan haar bij zich
te roepen. Overal, in de keuken, in
de tuinkamer of in de huiskamer en
zelfs op de gang had hij haar kunnen
vragen, wat hij wilde weten. Maar hij
had haar niet bij zich moeten laten
komen in zijn werkkamer.waar
hij trouwens zelden zat te werken, al
stond er een zware, glad gewreven
schrijftafel met vier gedraaide poten
en een nog zwaardere gebeeldhouw
de eikehouten kast vol boeken over
landbouw, bemesting, tuinbouw en
boomteelt.
(Wordt vervolgd)
>/WWVWWWWWWWWWWWWWWWVWWWWWWWWVWWWWWW\/VWWWWWV\A/WW\fW\/\A/W\A<W
Prinses Lydia de Korezak Lipski, die in de oorlog als jong
meisje drie jaar in Parijse S.S.-cellen en in het concentratie
kamp Ravensbruck opgesloten was, die voor het verzets
werk dat zij als vijftienjarige verrichtte, tien Franse onder
scheidingen kreeg, waaronder het Croix de Guerre en het
Légion d'Honneur, die kortgeleden haar carrière als hoofd
rolvertolkster en mooiste vrouw van de Folies Bergère vaar
wel zei, voert nu een eenzame strijd tegen de angst voor
de injectie, die men haar als ter dood veroordeelde in 1944
in Ravensbruck gegeven heeft. „De uitwerking van de
injectie zul je over 25 jaar ervaren", grijsde de sadistische
kampdokter die haar het spuitje gaf. Nu die termijn zijn
einde nadert, dringt de angst voor de waarheid van de uit
spraak zich steeds beklemmender aan haar op. Zij leeft in
een nachtmerrie van oorlogsherinneringen. Dit zijn haar
eigen woorden en misschien de oplossing: „Ik heb maar één
pijl meer op mijn boog. Ik wil de nachtmerries onder ogen
zien. Daarom ga ik een boek schrijven over die tijd. Ik wil
alles van minuut tot minuut weer beleven, misschien dat
ik het daardoor kwijtraak uit mijn gedachten".
IN RAVENSBRUCK had zij boven haar
krib in de overvolle vrouwenzaal een vier
kant gat in het dak gezaagd. „De stank,
die in onze barak hing, overvalt mij soms
's nachts weer. Dan word ik misselijk en
moet ik overgeven".
„Op de fabriek van Siemens, waar ik
van zes uur 's morgens tot zes uur
's avonds werkte, vond ik een zaagje, dat
ik onder mijn jurk het kamp insmokkel-
de. Daarmee had ik na vier nachten in
gespannen werken een luchtgaatje in het
dak gezaagd".
De bewaakster van „Blok 32", waarin
de toen achttien-jarige Lydia, van geboor
te een Poolse prinses, ingedeeld was, ont
dekte het gaatje twee dagen later al. Voor
dit „ernstigste vergrijp, ooit in de kamp
gemeenschap Ravensbrück gepleegd", zo
als de kampcommandant het noemde,
kreeg Lydia de zwaarste straf: zij werd
ingedeeld in het strafblok. Op het nummer
lintje van Lydia, N 21690 („Ik had het
zelf, ijdel als ik was, overgeborduurd",)
kwam naast de rode driehoek, het teken
dat zij een politieke gevangene was, een
grote zwarte ronde stip, die in Ravens-
brücktaal betekende: ten dode opgeschre-
LYDIA WERD een van de „Kanin-
chen", zoals de strafblokgevangenen ge
noemd werden. Proefkonijnen voor de
kampdoktoren om mee te experimenteren
in het „belang" van de medische weten
schap van het nazirijk.
„Spieren werden weggenomen uit armen
en benen van de patiënten, schedels wer
den gedeeltelijk van de hoofdhuid ontdaan,
gewoon om te zien wat er zou gaan ge
beuren. Wat er uiteindelijk van zo'n onge
lukkige over was, verbrandden zij in het
crematorium". Zij vertelt het vol af
schuw.
„Mijn lichaam was al getekend met won
den, toen dr. Gerhart (een naam die zij
uitspreekt als een verwensing) weer wil
de experimenteren. Die keer kon ik me
niet inhouden. „Schiet me toch direct
dood!", schreeuwde ik woedend. Ik zie
zijn ogen nog. Ik was kwaad en tege
lijk verbaasd over mijn moed om hem
tegen te spreken. „Je bent niet eens een
operatie waard", riep hij. Toen werd zijn
stem zalvend: „Ik zal je een injectie ge
ven, een heel speciale, waar je over 25
jaar de reactie van zult beleven". Dat
was november 1944".
DE ANGST voor die injectie wordt
steeds beklemmender in het leven van
madame Lydia de Korezak Lipski. Twin
tig jaar al heeft zij haar best gedaan om
deze afschuwelijke geschiedenis te verge
ten. In de jaren vlak na de oorlog was
dat niet moeilijk. Zij kreeg voor haar ver
zetswerk de hoogste onderscheidingen op
gespeld. Het oorlogskruis, het Legioen van
Eer en vele andere. Zij woonde samen met
de Franse graaf, die zij op weg van
Duitsland naar Parijs had leren kennen.
Hollandse vriendinnen in Ravensbrück",
vertelt zij; „de meesten leven niet meer".
Dan, op veel opgewekter toon: „In mijn
tijd bij de Folies heb ik ook veel boeketten
tulpen gekregen en ansichtkaarten met de
bollenvelden en brieven met uitnodigingen
om naar Holland te komen. Kijk, hier heb
ik de fanmail. Zij haalt een grote plastic
waszak vol brieven en kaarten tevoor
schijn. „Daar heb je al een Hollandse",
en zij wijst glimlachend een postzegel van
dertig cent aan.
Prinses Lydia is een er nog jong uit
ziende, slanke vrouw met een mooi maar
zwaar opgemaakt gezicht. Zij glimlacht
veel, maar het lijkt mij een fagade. Achter
het zwart van de mascara, zijn de groene
ogen, die nooit echt meelachen. Ogen, die
hulpeloos zijn en die de ware leeftijd en
de sporen van de strijd, die zij sedert
Ravensbrück voert, niet kunnen verdoe
zelen.
De kamer heeft ook die ietwat trieste
glimlach, door de hier en door opgeprikte
foto's uit glorietijden en ook door de van
de grond tot bijna aan het plafond rei
kende spiegel, waar een paar struisveren
kennelijk uit de tijd van Folies Bergère,
schijnbaar achteloos achter gestoken zijn.
„Uw zoon is een pracht kerel", zeg ik
als zij het fotoalbum laat zien. „Ja", ant
woordt haar vader, prins Vladimir de Lips
ki, „hij is uit hetzelfde hout gesneden als
zijn moeder. Lydia is ook een sterke
vrouw. In de oorlog en in de Folies Bergè
re is dat wel gebleken!"
De statige 84-jarige prins staat op uit
zijn stoel bij de tafel en loopt even quasi-
geïnteresseerd naar de boekenkast in
een hoek van de kamer, maar knijpt in
het voorbijgaan zijn dochter eens hartelijk
in de wang. Het is duidelijk hoezeer hij
de moedige beslissing, die zij als kind
nam, op prijs stelt.
Lydia was 15 jaar toen een vriend van
de prins hem in Parijs vroeg, mee te
werken in een Franse verzetsgroep. Ly-
dia's moeder en haar broertje waren in
1939 in Polen met vakantie, toen de oor
log daar uitbrak. Zo kwam het dat Lydia
en haar vader alleen waren toen in Pa
rijs de Duitse legers over de Champs
Elysées trokken.
De prins wilde wel voor het verzet wer
ken, maar maakte zich zorgen over zijn
dochtertje. De vriend, uit Londen overge
komen, beloofde haar echter in een En
gels gezin onder te brengen. Maar toen
Lydia zelf van dit plan hoorde, protes
teerde zij heftig. Zij had haar moeder be
loofd, voor vader te zullen zorgen en zij
ging niet weg. Zij wilde hem altijd hel
pen. De kordaatheid waarmee zij optrad,
bracht de Britse agent op een idee. Hij
zou proberen, haar met haar vader in te
delen in ploeg „F. I.
Cipinka, de codenaam van Lydia,
werd al gauw een begrip in verzets
kringen. Cipinka was het meisje, dat
minuscuul kleine kaartjes tekende van
Duitse geheime nederzettingen rondom
Parijs. Zij wandelde daar argeloos
naar toe en bracht alles in kaart. Zij
was ook het meisje, dat 's avonds
danste in Pigalle voor nazi-officieren
en het geld, dat zij daarmee verdien
de, afstond voor het verzetswerk.
180 In het huis, waar de vreemde pet naar binnen
was gerend, bleken nog meer merkwaardige dingen te
zijn. Zo stond er bijvoorbeeld een stoel met handjes,
die zorgzaam het hoofd masseerden van iemand die
daar zat. „Professor Kalker!" riep Panda. „Woont u
hierHebt u al die rare dingen gemaakt? Hebt u ook
een lopende pet gezien?" „Stil ventje," zei de geleerde
afwezig. Niet zo schreeuwen. Ik heb hoofdpijn. En...
th... wie ben je eigenlijk?" „Ik ben Panda," antwoord
de Panda. „Kent u me niet meer? Ik ben vroeger wel
eens uw assistent geweest." „Ah juist ja... Pampa,"
mompelde de professor. „Mijn assistent, ja, ja. Kun je
me dan vertellen, wat al die petten hier doen?" „Nee,
dat kan ik niet," antwoordde Panda. „Ik ben vroeger
uw assistent geweest, maar ik weet heus niet, waar u
nu mee bezig bent." „Het heeft iets met mijn hoofdpijn
te maken," hernam professor Kalker, „want die heb
ik gekregen door een kwellend probleem, dat me nu al
dagen bezig houdt." „Welk probleem dan?" vroeg Pan
da. „Dat ben ik vergeten," antwoordde de geleerde.
In haar glorietijd als vedette van
de Folies Bergère kon zij haar angst
vaak vergeten of weglachen. Nu moet
zij haar onder ogen zien.
DE LIPSKI'S waren nog geen jaar aan
het werk, toen „La Chatte", de bekend
ste dubbelagente in Parijs, hen verried,
(over deze „La Chatte" heeft Frangoise
Arnoul een gelijknamige film gemaakt).
De tocht doOr gevangenissen en kampen,
die vier jaar zou duren, was daarmee
voor vader en dochter begonnen. Lydia
was net 16 geworden.
Nog is er die hartveroverende glim
lach, maar de ogen lachen niet
meer mee.
TERWIJL vader en dochter aan weers
zijden van de tafel herinneringen uit de
oorlog ophalen, wordt er gebeld. Het is
een vrouw uit het verzet, die zij vroe
ger kenden als „Tonton". Dezelfde Ton
ton, waaraan beiden gedurende die vier
jaren met hun maandelijkse bundeltjes
wasgoed, geheime briefjes verzonden in
de boord van een kous of in de zoom van
een overhemd.
Op de tafel liggen die briefjes, in map
pen en tussen wit papier gevouwen. Het
zijn typografische kunststukjes met hun
minuscule lettertjes geschreven op vloei
tjes, op stukjes linnen en op reepjes band.
„Ik verzamel op het ogenblik alles uit
die tijd, want ik ga er een boek over
schrijven. Tonton heeft het meeste en zij
weet ook alles nog". Terwijl zij dit zegt
legt madame Lydia de handen bescher
mend op de stapel documenten. „De laat
ste pijl op mijn boog" heeft zij al eer
der gezegd.
Nu de spotlights van de Folies Bergère
niet meer op haar schijnen, nu de me
dailles al lichtplekken op haar donkere
mantelpak hebben achtergelaten, en nu de
zoon met de titel graaf De la Chapelle
Rozat de Mandres zijn eigen weg zoekt,
nu gaat Lydia de Korezak Lipski de angst
voor de uitwerking van de injectie, die
gepaard gaat met de vreselijkste nacht
merries, onder ogen zien door alles in
gedachten opnieuw te beleven. Zij gaat
het boek schrijven van haar zwarte jeugd
in de hoop op die manier haar vrees te
kunnen „wegschrijven".
IS ER WERKELIJK reden voor Ly-
dia's angst? Medici en toxicologen gelo
ven niet dat er een stof bestaat die pas
25 jaar na een injectie waarneembare
schade kan aanrichten in het menselijk
organisme. Zij menen dan ook dat de na
zi-arts in Ravensbrück Lydia waarschijn
lijk een volmaakt-onschuldige vloeistof
heeft ingespoten, en dat zijn dreigende
woorden daarbij alleen een staaltje van
geraffineerd „Nervenspiel" waren, be
doeld om Lydia's zenuwgestel op de lan
ge duur te ondermijnen.
LONDEN (AP) Percy de python heeft
zich verstopt. Zo zorgvuldig dat de politie
overweegt een muur te laten wegbreken
om hem weer te vangen.
Percy is pas zes maanden. Hij ontsnap
te aan zijn bazin, die met hem optreedt
in een cabaret. De enorme slang kroop
door een gat in de vloer van de kleedka
mer en kronkelde zich om een buis van
de verwarming. Kennelijk beviel de tem
peratuur hem daar uitstekend, want hij
blijft zitten waar hij zit en verroert zich
niet.
Er is al van alles geprobeerd om hem
uit zijn schuilhoek te lokken. Men heeft
hem muizen en ratten en andere „snoep
jes" voorgezet. De verwarmingsbuis is
leeggetapt en vervolgens heeft men er
koude lucht in geblazen, maar Percy ver
tikt het om tevoorschijn te komen.
Men wil nu een stuk muur wegbreken,
om Percy te bereiken. Of hij na zijn va
kantie nog zin heeft om in het cabaret
op te treden is de vraag.
Zij vertroetelde haar enige zoon en wilde
hem de best mogelijke opvoeding geven.
Zij ging weer dansen en maakte zich zo
de balletopleiding van voor de oorlog ten
nutte. In 1950 vroeg de Folies Bergère
of zij, als Lydia Lova, hoofdrollen bij hen
wilde komen dansen. Het werden jaren en
weelde en roem maar toch kon zij niet
vergeten. Toen de Folies Bergère dit sei
zoen aan haar nieuwe revue begon, heeft
Lydia Lova gezegd: „ik kan niet meer,
ik ben te moe. Mijn benen en mijn li
chaam willen niet meer".
Haar zoon is nu bijna 18 en werkt aan
zijn eigen leven, kunstschilder wil hij wor
den en daar heeft hij zijn moeder niet
meer zo bij nodig. Haar vele onderschei
dingen zijn op een donker mantelpak ge
naaid, dat zij slechts een maal per jaar
draagt, bij de herdenking van de geval
len verzetsstrijders.
DE TULPEN, die' ik voor haar meege
bracht had naar het kleine bovenhuis in
de kunstenaarsbuurt bij de Sacré Coeur,
schikte zij in een zwarte vaas, waar wat
schilfers af waren. „Ik had veel goede
VIER JAAR lang be
strijdt Italië reeds het an
alfabetisme met tv-lessen
in lezen en schrijven onder
het motto: „Non mai
troppo tarde" („Het is nooit
te laat").
De resultaten zijn zo
spectaculair dat komieken
in andere tv-uitzendingen
er zelfs grappen over ma
ken, zoals b.v.: „Nog maar
een half jaar geleden was
ik een arme analfabeet. Ik
heb de cursus „Nooit te
laat" gevolgd en nu heb ik
Lolita al gelezen en mijn
naam onder twee schuld
bekentenissen gezet".
BIJ DE laatste volkstel
ling in Italië, in 1961 ge
houden, bleken 3.381.926
personen niet te kunnen
lezen en schrijven: dat was
bijna 8 percent van d? be
volking.
Maar sindsdien hebben
de tv-lessen misschien
800.000 van hen leren lezen
en schrijven. Velen van
hun leerden bovendien een
voudig rekenen en andere
elementaire dingen.
De lessen zijn op 15 ok
tober 1960 door de Itali
aanse staats-tv begonnen.
In het begin werd driemaal
per week telkens een half
uur les gegeven in lezen,
schrijven en andere zaken,
die normaal worden onder
wezen in de derde klas van
de lagere school.
IN 1962 werd hier een
tweede cursus van drie
halve uren per week aan
toegevoegd. Deze behan
delde de stof, die in de
vierde en vijfde klassen
van de lagere school wor
den onderwezen, maar de
grootste nadruk lag nog op
lezen en schrijven.
Het gehele onderricht
wordt gegeven door een
enkele leraar, Alberto Man-
zi, een jonge onderwijsspe-
cialist die zijn lessen illu
streert met keurige houts
kooltekeningen om ze ook
begrijpelijk te maken voor
hen, die nog niet zo goed
met het geschreven woord
overweg kunnen.
KORT NADAT in 1960
het „Nooit te laat"-project
van start ging, telde de
cursus 50.000 leerlingen.
Dat aantal is thans tot
180.000 aangegroeid. Zij
scharen zich om 1500 tv-
toestellen, die voor hen zijn
geplaatst in fabriekskanti-
nes, bureaus van politieke
partijen in kleine plaatsen
of cafés en bars langs de
wegen en op het afgelegen
platteland.
Manzi schat evenwel het
aantal dergenen, die de
cursussen volgen op tv-
toestellen in hun woningen
of bij buren, op vier tot
vijfmaal dit aantal. Zij zijn
niet formeel ingeschreven
maar leren even goed lezen
en schrijven.