GEZEGEND IS HET LEVEN Prinses Lydia de Lipski leeft al twintig jaar in folterende angst PANDA EN DE PETTENJACHT Lees- en schrijfonderwijs via de T.V. in Italië Ons vervolgverhaal Een oorspronkelijke roman door Klaas van der Geest Injectie van nazi-kamparts vergalde het leven van een dappere verzetsstrijdster 7 DINSDAG 2 JUNI 1964 Proefkonijn Roem en eer wmmm „Cipinka van F-l" Wegschrijven „Nervenspieler" Ieder „diertje" zijn warmte-pleziertje Fanmail -&H - 'v' htW'-C - 11 I <<Z, V- v - S V- 47) Hij bekeek ze en meende, dat de kinderen het geld misschien niet nodig zouden hebben. De Oele zeker niet, want die verdiende al z'n eigen. „Maar dan kunnen ze het jou nog terug geven, Han," zei hij. Ze be greep niet goed, wat hij daarmee bedoelde, maar vroeg er niet over na en merkte alleen op: „Ik zal het zelf ook niet nodig heb ben." „Nee.stemde hij toe op een toon, alsof hij zich in gedachten al weer met iets anders bezighield, iets dat misschien van meer belang was. De boekjes lagen nog op tafel, toen de kinderen thuis kwamen. Ze hadden ze nog niet eerder gezien en er was ook nooit over gesproken. De Oele sloeg er geen acht op, maar Lies je nam er eentje op, toevallig dat van haarzelf. „Kun je daar geld op halen?" vroeg ze. Gosse meende te mer ken, dat het een overbodige vraag was en ze het allang wist. „Wie kan haar dat verteld hebben. waar heeft ze zoiets gehoord?" vroeg hij zich af. Hanne zei, een beetje kortaf: „Ja.En trok haar bijna ruw het boekje uit haar handen. De vol gende dagen deed of zei Gosse niets, dat haar bijzonder opviel. Maar de dinsdag daarna zou hij zoals gewoon lijk, voor ze gingen slapen nog even kijken of hij de schuurdeur en de huisdeur wel in slot had gedaan. Toen hij niet terugkwam, riep ze hem. En omdat ze geen antwoord kreeg, ging ze zelf ook naar de schuur om te zien, waar hij bleef. Hij stond mid den op de halfdonkere deel. De lan taarn stond naast hem op de vloer van vastgestampt leem. En hij keek rond als in een vertrouwde omgeving, die hem om het een of ander plotse ling heel vreemd voorkwam. „Wat doe je toch?" vroeg ze. „Niets.zei hij. Langzaam keer de hij zich om. Zijn grote schaduw bewoog langs de houten wanden en de onderkant van het lage rieten dak. zwaar. Hij scheen moeite te hebben om uit zijn woorden te komen. En verder kwam hij ook niet. Even lang zaam als hij zich omgekeerd had, zakte hij ineen. Ze schrok er niet van. Pas later, nadat de Oele en zij hem naar bed gebracht hadden, voel de ze dat ze stond te beven op haar benen en dat het hart haar in de keel klopte. Maar toen was hij al dood. Op zijn gezicht met de nogal grove trekken lag dezelfde vreedzame, rus tige uitdrukking, die haar zo getrof fen had, toen ze hem voor het eerst ontmoette op het erf voor de plaggen hut, aan de grens van de Groninger veenstreek, waar hij samenwoonde met zijn vader. Hij was gestorven, zoals hij geleefd had, onopvallend. Hij had in zijn leven niet veel tot stand gebracht en zijn dood bracht niet veel verandering. Er moest een voogd benoemd worden voor de kin deren, maar dat werd op het bureau van de kolonie wel in orde gemaakt; het was niet zo heel belangrijk, want de Oele zou over een jaar, Lies je over anderhalf jaar meerderjarig zijn. En een paar dagen na de be grafenis kwam de direkteur eens met Hanne praten. Ze kon als vrouw al leen niet op de hoeve blijven. Iets anders zou het nog zijn als de Oele boer was geworden en het land overhad. En ze had ook nog lang niet de leeftijd dat ze in het rust huis kon worden opgenomen.Voor de direkteur was het een moeilijk ge val. Heel moeilijk. Was ze de vrouw van een ander geweest, dan zou hij heel wat minder omslag met haar hebben gemaakt. Gewoonlijk liet hij er een jaar, soms ook niet meer dan een half jaar en een enkele keer zelfs slechts een paar maanden over verlo pen, eer hij bij de weduwe van een der pachters kwam met een voorstel. Er waren altijd wel een paar pach ters in de kolonie van wie de vrou wen overleden waren of die nooit ge trouwd waren geweest. Wat hij voor stelde kwam dan ook altijd hierop neer: „Ik heb met die en die gepraat, het is een fatsoenlijke kerel en jullie verschillen ook niet al teveel in leef tijd. ik zou dus maar bij hem in trekken." Hoe ze dat wilden doen, mochten ze zelf weten. Ze konden met een of na een bepaalde tijd gaan trouwen; ze konden, wat hem betrof, ongetrouwd blijven ook, als ze ver der geen aanstoot gaven. Maar Han ne Tadema durfde hij zoiets niet voor stellen. Wel was hij bij de dokter ge weest om met hem te overleggen. „Hoe zou het jou lijken, dokter, als ze het huishouden eens voor je deed?" Ergens, niet ver van het dorp, ach ter het bos stond nog een behoorlijk huisje. Daar kon Gosse Tadema's vrouw gaan wonen. De dokter had hem bezworen, dat hij er geen ogenblik aan dacht. Hij had geen huishoudster nodig, geen vrouwspersoon, dat de hele dag bij hem over de vloer was en alles voor hem zou bedisselen. Hij kon het wei doen zoals tot nog toe met een bejaarde en min of meer gebrekkige werkster, die af en toe, nog niet eens op geregelde tijden, de boel een beetje opruimde en schoonmaakte, maar het daar niet al te nauw mee nam. „Neem jij haar zelf, direkteur. In een huis, zoals dat van jou, met een vrouw als die van jou moet je best een huishoudster kunnen gebruiken. En betalen kun je haar ook.beter dan ik!" De direkteur vond, dat de dokter het maar aan hemzelf moest overla ten om dit te beoordelen. Ergens speelde een gedachte door zijn brein. De gedachte: „Jaaa.als ik Liesje weg kon sturen en Hanne in huis nemen om voor de jongen te zorgen." Maar die gedachte verwierp hij. „Ik kan geen drie vrouwen om me heen hebben, mijn eigen, Liesje en haar moedermaar jij kunt haar nemen". Het bleef onbeslist. De dok ter had in elk geval nog lang niet toegestemd, toen de direkteur bij Hanne kwam. En het was niet nodig ook. Hanne zei, dat ze graag op de hoeve zou willen blijven. „Gosse en ik hebben hier twintig jaar samen gewoond en gewerkt." Maar ze wilde niet onredelijk zijn. Als er een ander was, die het land pachtte, kon hij het huis er bij krij gen. Zelf zou ze dan in het huisje trekken, dat de direkteur voor haar had. En voorlopig dat had de Oele al besloten! hoefde ze vzich geen zorgen te maken, want de jongen bleef bij haar inwonen en verdiende genoeg om zijn pleegmoeder te on derhouden. „Voorlopig.Daar legde ze de nadruk op. „Want op zijn leeftijd kan hij ook aan trouwen gaan denken en als hij getrouwd is, wil ik hem niet langer tot last zijn, direkteur". De direkteur was al blij, dat het zo gemakkelijk opgelost werd. „Nou ja.dan vinden we er wel weer iets op," meende hij, luchthartig. Toen hij bij haar weg ging, viel hem iets in. Iets, waarover hij liep te denken tot hij huis was. „De Oele.De Oele blijft bij haar inwonen, zegt ze.de Oele verdient genoeg om haar te onderhouden." Dat was wel in orde. Iets anders had hij van de jongen trouwens niet verwacht. „Maar het meisje dan. Liesje.Liesje verdient toch ook." Hij ging naar zijn werkkamer en riep Liesje bij zich. Het duurde nogal een poosje, eer ze kwam. En zodra ze de deur achter zich dicht getrokken had, wist de direkteur, dat hij er ver keerd aan had gedaan haar bij zich te roepen. Overal, in de keuken, in de tuinkamer of in de huiskamer en zelfs op de gang had hij haar kunnen vragen, wat hij wilde weten. Maar hij had haar niet bij zich moeten laten komen in zijn werkkamer.waar hij trouwens zelden zat te werken, al stond er een zware, glad gewreven schrijftafel met vier gedraaide poten en een nog zwaardere gebeeldhouw de eikehouten kast vol boeken over landbouw, bemesting, tuinbouw en boomteelt. (Wordt vervolgd) >/WWVWWWWWWWWWWWWWWWVWWWWWWWWVWWWWWW\/VWWWWWV\A/WW\fW\/\A/W\A<W Prinses Lydia de Korezak Lipski, die in de oorlog als jong meisje drie jaar in Parijse S.S.-cellen en in het concentratie kamp Ravensbruck opgesloten was, die voor het verzets werk dat zij als vijftienjarige verrichtte, tien Franse onder scheidingen kreeg, waaronder het Croix de Guerre en het Légion d'Honneur, die kortgeleden haar carrière als hoofd rolvertolkster en mooiste vrouw van de Folies Bergère vaar wel zei, voert nu een eenzame strijd tegen de angst voor de injectie, die men haar als ter dood veroordeelde in 1944 in Ravensbruck gegeven heeft. „De uitwerking van de injectie zul je over 25 jaar ervaren", grijsde de sadistische kampdokter die haar het spuitje gaf. Nu die termijn zijn einde nadert, dringt de angst voor de waarheid van de uit spraak zich steeds beklemmender aan haar op. Zij leeft in een nachtmerrie van oorlogsherinneringen. Dit zijn haar eigen woorden en misschien de oplossing: „Ik heb maar één pijl meer op mijn boog. Ik wil de nachtmerries onder ogen zien. Daarom ga ik een boek schrijven over die tijd. Ik wil alles van minuut tot minuut weer beleven, misschien dat ik het daardoor kwijtraak uit mijn gedachten". IN RAVENSBRUCK had zij boven haar krib in de overvolle vrouwenzaal een vier kant gat in het dak gezaagd. „De stank, die in onze barak hing, overvalt mij soms 's nachts weer. Dan word ik misselijk en moet ik overgeven". „Op de fabriek van Siemens, waar ik van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds werkte, vond ik een zaagje, dat ik onder mijn jurk het kamp insmokkel- de. Daarmee had ik na vier nachten in gespannen werken een luchtgaatje in het dak gezaagd". De bewaakster van „Blok 32", waarin de toen achttien-jarige Lydia, van geboor te een Poolse prinses, ingedeeld was, ont dekte het gaatje twee dagen later al. Voor dit „ernstigste vergrijp, ooit in de kamp gemeenschap Ravensbrück gepleegd", zo als de kampcommandant het noemde, kreeg Lydia de zwaarste straf: zij werd ingedeeld in het strafblok. Op het nummer lintje van Lydia, N 21690 („Ik had het zelf, ijdel als ik was, overgeborduurd",) kwam naast de rode driehoek, het teken dat zij een politieke gevangene was, een grote zwarte ronde stip, die in Ravens- brücktaal betekende: ten dode opgeschre- LYDIA WERD een van de „Kanin- chen", zoals de strafblokgevangenen ge noemd werden. Proefkonijnen voor de kampdoktoren om mee te experimenteren in het „belang" van de medische weten schap van het nazirijk. „Spieren werden weggenomen uit armen en benen van de patiënten, schedels wer den gedeeltelijk van de hoofdhuid ontdaan, gewoon om te zien wat er zou gaan ge beuren. Wat er uiteindelijk van zo'n onge lukkige over was, verbrandden zij in het crematorium". Zij vertelt het vol af schuw. „Mijn lichaam was al getekend met won den, toen dr. Gerhart (een naam die zij uitspreekt als een verwensing) weer wil de experimenteren. Die keer kon ik me niet inhouden. „Schiet me toch direct dood!", schreeuwde ik woedend. Ik zie zijn ogen nog. Ik was kwaad en tege lijk verbaasd over mijn moed om hem tegen te spreken. „Je bent niet eens een operatie waard", riep hij. Toen werd zijn stem zalvend: „Ik zal je een injectie ge ven, een heel speciale, waar je over 25 jaar de reactie van zult beleven". Dat was november 1944". DE ANGST voor die injectie wordt steeds beklemmender in het leven van madame Lydia de Korezak Lipski. Twin tig jaar al heeft zij haar best gedaan om deze afschuwelijke geschiedenis te verge ten. In de jaren vlak na de oorlog was dat niet moeilijk. Zij kreeg voor haar ver zetswerk de hoogste onderscheidingen op gespeld. Het oorlogskruis, het Legioen van Eer en vele andere. Zij woonde samen met de Franse graaf, die zij op weg van Duitsland naar Parijs had leren kennen. Hollandse vriendinnen in Ravensbrück", vertelt zij; „de meesten leven niet meer". Dan, op veel opgewekter toon: „In mijn tijd bij de Folies heb ik ook veel boeketten tulpen gekregen en ansichtkaarten met de bollenvelden en brieven met uitnodigingen om naar Holland te komen. Kijk, hier heb ik de fanmail. Zij haalt een grote plastic waszak vol brieven en kaarten tevoor schijn. „Daar heb je al een Hollandse", en zij wijst glimlachend een postzegel van dertig cent aan. Prinses Lydia is een er nog jong uit ziende, slanke vrouw met een mooi maar zwaar opgemaakt gezicht. Zij glimlacht veel, maar het lijkt mij een fagade. Achter het zwart van de mascara, zijn de groene ogen, die nooit echt meelachen. Ogen, die hulpeloos zijn en die de ware leeftijd en de sporen van de strijd, die zij sedert Ravensbrück voert, niet kunnen verdoe zelen. De kamer heeft ook die ietwat trieste glimlach, door de hier en door opgeprikte foto's uit glorietijden en ook door de van de grond tot bijna aan het plafond rei kende spiegel, waar een paar struisveren kennelijk uit de tijd van Folies Bergère, schijnbaar achteloos achter gestoken zijn. „Uw zoon is een pracht kerel", zeg ik als zij het fotoalbum laat zien. „Ja", ant woordt haar vader, prins Vladimir de Lips ki, „hij is uit hetzelfde hout gesneden als zijn moeder. Lydia is ook een sterke vrouw. In de oorlog en in de Folies Bergè re is dat wel gebleken!" De statige 84-jarige prins staat op uit zijn stoel bij de tafel en loopt even quasi- geïnteresseerd naar de boekenkast in een hoek van de kamer, maar knijpt in het voorbijgaan zijn dochter eens hartelijk in de wang. Het is duidelijk hoezeer hij de moedige beslissing, die zij als kind nam, op prijs stelt. Lydia was 15 jaar toen een vriend van de prins hem in Parijs vroeg, mee te werken in een Franse verzetsgroep. Ly- dia's moeder en haar broertje waren in 1939 in Polen met vakantie, toen de oor log daar uitbrak. Zo kwam het dat Lydia en haar vader alleen waren toen in Pa rijs de Duitse legers over de Champs Elysées trokken. De prins wilde wel voor het verzet wer ken, maar maakte zich zorgen over zijn dochtertje. De vriend, uit Londen overge komen, beloofde haar echter in een En gels gezin onder te brengen. Maar toen Lydia zelf van dit plan hoorde, protes teerde zij heftig. Zij had haar moeder be loofd, voor vader te zullen zorgen en zij ging niet weg. Zij wilde hem altijd hel pen. De kordaatheid waarmee zij optrad, bracht de Britse agent op een idee. Hij zou proberen, haar met haar vader in te delen in ploeg „F. I. Cipinka, de codenaam van Lydia, werd al gauw een begrip in verzets kringen. Cipinka was het meisje, dat minuscuul kleine kaartjes tekende van Duitse geheime nederzettingen rondom Parijs. Zij wandelde daar argeloos naar toe en bracht alles in kaart. Zij was ook het meisje, dat 's avonds danste in Pigalle voor nazi-officieren en het geld, dat zij daarmee verdien de, afstond voor het verzetswerk. 180 In het huis, waar de vreemde pet naar binnen was gerend, bleken nog meer merkwaardige dingen te zijn. Zo stond er bijvoorbeeld een stoel met handjes, die zorgzaam het hoofd masseerden van iemand die daar zat. „Professor Kalker!" riep Panda. „Woont u hierHebt u al die rare dingen gemaakt? Hebt u ook een lopende pet gezien?" „Stil ventje," zei de geleerde afwezig. Niet zo schreeuwen. Ik heb hoofdpijn. En... th... wie ben je eigenlijk?" „Ik ben Panda," antwoord de Panda. „Kent u me niet meer? Ik ben vroeger wel eens uw assistent geweest." „Ah juist ja... Pampa," mompelde de professor. „Mijn assistent, ja, ja. Kun je me dan vertellen, wat al die petten hier doen?" „Nee, dat kan ik niet," antwoordde Panda. „Ik ben vroeger uw assistent geweest, maar ik weet heus niet, waar u nu mee bezig bent." „Het heeft iets met mijn hoofdpijn te maken," hernam professor Kalker, „want die heb ik gekregen door een kwellend probleem, dat me nu al dagen bezig houdt." „Welk probleem dan?" vroeg Pan da. „Dat ben ik vergeten," antwoordde de geleerde. In haar glorietijd als vedette van de Folies Bergère kon zij haar angst vaak vergeten of weglachen. Nu moet zij haar onder ogen zien. DE LIPSKI'S waren nog geen jaar aan het werk, toen „La Chatte", de bekend ste dubbelagente in Parijs, hen verried, (over deze „La Chatte" heeft Frangoise Arnoul een gelijknamige film gemaakt). De tocht doOr gevangenissen en kampen, die vier jaar zou duren, was daarmee voor vader en dochter begonnen. Lydia was net 16 geworden. Nog is er die hartveroverende glim lach, maar de ogen lachen niet meer mee. TERWIJL vader en dochter aan weers zijden van de tafel herinneringen uit de oorlog ophalen, wordt er gebeld. Het is een vrouw uit het verzet, die zij vroe ger kenden als „Tonton". Dezelfde Ton ton, waaraan beiden gedurende die vier jaren met hun maandelijkse bundeltjes wasgoed, geheime briefjes verzonden in de boord van een kous of in de zoom van een overhemd. Op de tafel liggen die briefjes, in map pen en tussen wit papier gevouwen. Het zijn typografische kunststukjes met hun minuscule lettertjes geschreven op vloei tjes, op stukjes linnen en op reepjes band. „Ik verzamel op het ogenblik alles uit die tijd, want ik ga er een boek over schrijven. Tonton heeft het meeste en zij weet ook alles nog". Terwijl zij dit zegt legt madame Lydia de handen bescher mend op de stapel documenten. „De laat ste pijl op mijn boog" heeft zij al eer der gezegd. Nu de spotlights van de Folies Bergère niet meer op haar schijnen, nu de me dailles al lichtplekken op haar donkere mantelpak hebben achtergelaten, en nu de zoon met de titel graaf De la Chapelle Rozat de Mandres zijn eigen weg zoekt, nu gaat Lydia de Korezak Lipski de angst voor de uitwerking van de injectie, die gepaard gaat met de vreselijkste nacht merries, onder ogen zien door alles in gedachten opnieuw te beleven. Zij gaat het boek schrijven van haar zwarte jeugd in de hoop op die manier haar vrees te kunnen „wegschrijven". IS ER WERKELIJK reden voor Ly- dia's angst? Medici en toxicologen gelo ven niet dat er een stof bestaat die pas 25 jaar na een injectie waarneembare schade kan aanrichten in het menselijk organisme. Zij menen dan ook dat de na zi-arts in Ravensbrück Lydia waarschijn lijk een volmaakt-onschuldige vloeistof heeft ingespoten, en dat zijn dreigende woorden daarbij alleen een staaltje van geraffineerd „Nervenspiel" waren, be doeld om Lydia's zenuwgestel op de lan ge duur te ondermijnen. LONDEN (AP) Percy de python heeft zich verstopt. Zo zorgvuldig dat de politie overweegt een muur te laten wegbreken om hem weer te vangen. Percy is pas zes maanden. Hij ontsnap te aan zijn bazin, die met hem optreedt in een cabaret. De enorme slang kroop door een gat in de vloer van de kleedka mer en kronkelde zich om een buis van de verwarming. Kennelijk beviel de tem peratuur hem daar uitstekend, want hij blijft zitten waar hij zit en verroert zich niet. Er is al van alles geprobeerd om hem uit zijn schuilhoek te lokken. Men heeft hem muizen en ratten en andere „snoep jes" voorgezet. De verwarmingsbuis is leeggetapt en vervolgens heeft men er koude lucht in geblazen, maar Percy ver tikt het om tevoorschijn te komen. Men wil nu een stuk muur wegbreken, om Percy te bereiken. Of hij na zijn va kantie nog zin heeft om in het cabaret op te treden is de vraag. Zij vertroetelde haar enige zoon en wilde hem de best mogelijke opvoeding geven. Zij ging weer dansen en maakte zich zo de balletopleiding van voor de oorlog ten nutte. In 1950 vroeg de Folies Bergère of zij, als Lydia Lova, hoofdrollen bij hen wilde komen dansen. Het werden jaren en weelde en roem maar toch kon zij niet vergeten. Toen de Folies Bergère dit sei zoen aan haar nieuwe revue begon, heeft Lydia Lova gezegd: „ik kan niet meer, ik ben te moe. Mijn benen en mijn li chaam willen niet meer". Haar zoon is nu bijna 18 en werkt aan zijn eigen leven, kunstschilder wil hij wor den en daar heeft hij zijn moeder niet meer zo bij nodig. Haar vele onderschei dingen zijn op een donker mantelpak ge naaid, dat zij slechts een maal per jaar draagt, bij de herdenking van de geval len verzetsstrijders. DE TULPEN, die' ik voor haar meege bracht had naar het kleine bovenhuis in de kunstenaarsbuurt bij de Sacré Coeur, schikte zij in een zwarte vaas, waar wat schilfers af waren. „Ik had veel goede VIER JAAR lang be strijdt Italië reeds het an alfabetisme met tv-lessen in lezen en schrijven onder het motto: „Non mai troppo tarde" („Het is nooit te laat"). De resultaten zijn zo spectaculair dat komieken in andere tv-uitzendingen er zelfs grappen over ma ken, zoals b.v.: „Nog maar een half jaar geleden was ik een arme analfabeet. Ik heb de cursus „Nooit te laat" gevolgd en nu heb ik Lolita al gelezen en mijn naam onder twee schuld bekentenissen gezet". BIJ DE laatste volkstel ling in Italië, in 1961 ge houden, bleken 3.381.926 personen niet te kunnen lezen en schrijven: dat was bijna 8 percent van d? be volking. Maar sindsdien hebben de tv-lessen misschien 800.000 van hen leren lezen en schrijven. Velen van hun leerden bovendien een voudig rekenen en andere elementaire dingen. De lessen zijn op 15 ok tober 1960 door de Itali aanse staats-tv begonnen. In het begin werd driemaal per week telkens een half uur les gegeven in lezen, schrijven en andere zaken, die normaal worden onder wezen in de derde klas van de lagere school. IN 1962 werd hier een tweede cursus van drie halve uren per week aan toegevoegd. Deze behan delde de stof, die in de vierde en vijfde klassen van de lagere school wor den onderwezen, maar de grootste nadruk lag nog op lezen en schrijven. Het gehele onderricht wordt gegeven door een enkele leraar, Alberto Man- zi, een jonge onderwijsspe- cialist die zijn lessen illu streert met keurige houts kooltekeningen om ze ook begrijpelijk te maken voor hen, die nog niet zo goed met het geschreven woord overweg kunnen. KORT NADAT in 1960 het „Nooit te laat"-project van start ging, telde de cursus 50.000 leerlingen. Dat aantal is thans tot 180.000 aangegroeid. Zij scharen zich om 1500 tv- toestellen, die voor hen zijn geplaatst in fabriekskanti- nes, bureaus van politieke partijen in kleine plaatsen of cafés en bars langs de wegen en op het afgelegen platteland. Manzi schat evenwel het aantal dergenen, die de cursussen volgen op tv- toestellen in hun woningen of bij buren, op vier tot vijfmaal dit aantal. Zij zijn niet formeel ingeschreven maar leren even goed lezen en schrijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 7