GEZEGEND IS HET LEVEN Naar Weesp, Muiden en Spakenburg PANDA EN DE PETTENJACHT 17 Ons vervolgverhaal Een oorspronkelijke roman door Klaas van der Geest VRIJDAG 5 JUNI 1964 Boten en boterkoek Terpen Dracht verdwijnt Welvaartssymbool Kleedvoorschrifien 50) Vroeger, maar dat moest al heel lang geleden zijn hij had het in de oude reglementen nagekeken waren de vrouwen verplicht zich behoorlijk te kleden en werd er nauwkeurig voor geschreven wat ze moesten dragen. Maar daar hoefde hij niet over te beginnen. Zoiets zou tegen haar waarschijnlijk, nee zeker, geen zin hebben. Als hij er over begon, gaf hij alleen zichzelf bloot en liet hij merken, dat hij door haar geprikkeld werd. Op gemoedelijke, overredende toon vervolgde hij, dat ze toch wel wist, dat Hanne, haar pleegmoeder, geholpen moest worden. En dat ze het niet aan de Oele alleen kon over laten. In elk geval, vond hij, had ze Hanne moeten aanbieden haar een deel van haar loon af te staan. En opeens was het geen driest, ge raffineerd jong meisje meer, dat daar in de grote leren fauteuil zat zich zelf als het ware voor hem tentoon stelde met haar slanke benen, haar sierlijke lijfje, haar strakke borst jes. Het was werkelijk een kind, een groot hulpeloos kind. Ze kromp in een. Ze kreeg een kleur, een vuur rode kleur, strekte beide handen af werend naar hem uit en tranen wel den op in haar grote, onschuldige ogen, die hem verwijtend aankeken. „Maar direkteur "Ze snikte bij- da. „Ik heb moeder toch gezegd ik heb haar gevraagd of ik haar alles mocht geven, wat ik bij u verdien. Maar ze wilde er immers niets van horen. Ze had meer dan genoeg, zei ze, aan wat de Oele haar gaf en het beetje, dat ik heb, moest ik voor me zelf houden." De direkteur was opge staan. Er stortte iets ineen, dat hij zo zorgvuldig opgebouwd had. Hij drentelde de kamer door, eerst naar Liesje, toen hij vlak bij haar was naar het raam en van het raam naar zijn schrijftafel. Hij verschoof de oude, vergeelde kranteknipsels, die hem nooit iets hadden kunnen sche len. Als hij toen goed geluisterd had, zou hij zeker op de gang iemand ge hoord hebben. De freule had voor de deur staan luisteren en wel het ge mompel van stemmen opgevangen, maar niet kunnen verstaan, wat er gezegd werd. En daar ging het haar ook al niet meer om. Dat meisje en die man mochten zeggen, wat ze wil den en doen wat ze wilden. De freule bekommerde zich er niet om. Ze had plotseling een besluit genomen. Een besluit, waarvan ze de gevolgen na tuurlijk niet kon overzien en dat ze toch eigenlijk wel behoorlijk had moeten overwegen. Maar ze over woog het niet. Ze ging naar het ka mertje tegenover het werkkamertje, een rommelkamertje en sloeg de deur achter zich dicht. Het moest zelfs beneden wel te horen zijn. De direkteur sloeg er echter geen acht op. Hij stond verslagen, beduusd bij zijn schrijftafel en verwenste zich zelf. „Verdomme wat een oude stom meling ben ik!" Waar bemoeide hij zich eigenlijk mee? Ging het hem iets aan of dit kind van het weinige, dat ze verdiende, haar pleegmoeder hielp onderhouden? Was zij verplicht te zorgen, dat het Hanne Tadema niet aan het nodige ontbrak? Of moest hij, de direkteur van de kolonie, daar voor zorgen? Terwijl hij met zijn rug naar Liesje stond en naar de man in generaals uniform op het grote- portret toege keerd, mompelde hij, verward, dat het al goed was. Ze hoefde niet te zitten huilen. „Ga maar weer. aan je werk, kind het is allang goed Maar nadat ze de kamer uitgegaan was, kwam het vermoeden in hem op, dat het niet waar kon zijn, wat ze gezegd had. „Ze liegt het natuur lijk, dat kleine kreng! Ze heeft er niet eens aan gedacht iets voor Han ne Tadema te doen en dat heeft Hanne toch niét aan haar verdiend." Het vermoeden was welhaast zeker heid. Toch zou hij zich er van willen overtuigen. Maar hoe? Hij kon na tuurlijk naar Hanne gaan. Maar als hij haar goed keiide, zóu zij nooit toegeven, dat Liesje gelogen had. Om het een of ander had hij ook het ge voel, dat hij haar zou-krenken als hij ernaar vroeg. Voor de rest vond hij, dat hij het er nog niet zo slecht afge bracht had. Het meisje was er niet in geslaagd hem ergens toe te verlei den, al had ze daar beslist wel haar best voor gedaan. Hij bleef nog even voor het raam staan, zag de dokter voorbij gaan, daarna een van zijn pachters, die waarschijnlijk op weg was naar het kantoor. Toen ging hij naar beneden. Hij liep meteen door naar de tuinkamer, waar Liesje al weer bij de zoon van de freule zat en snippers voor hem van een oude krant scheurde. Hij bleef er zwijgend naar staan kijken, tot de freule bin nenkwam. Ze had een koffertje bij zich. Een van de koffers, die ze van het rommelkamertje moest hebben gehaald. Ze zette het buiten in het zonnetje. „Het is wat vochtig geworden en van binnen beschimmeld," hoorde hij haar bij zichzelf zeggen. En daarna, hardop tegen Liesje: „Als het droog is, moeten we het eens flink uitborste len zo kan ik het niet gebruiken „Gebruiken?" vroeg de direkteur zich af. Het duurde nogal even eer het tot hem doordrong, dat de freule dan van plan moest zijn om weg te gaan. En toen was hij er zo door ver bijsterd, dat hij die avond naar de dokter ging om hem te vertellen: „Mijn vrouw gaat op reis Hij noemde haar zelfs niet, zoals gewoon lijk, de freule maar zijn vrouw. De dokter zat in een grote gemak kelijke stoel in zijn rommelige spreekkamer, die hij ook als huis kamer en vaak zelfs als slaapkamer gebruikte. Hij rookte een van de stin kende, zware zwarte sigaren, die hij aan boord van de een of andere boot had leren roken. Wat de direkteur hem vertelde, scheen lyj helemaal niet zoiets bijzonders te vinden. „Nou, wat had jij dan verwacht? Moet je daar zoveel drukte over ma ken?" Hij grinnikte. „Dan kun jij nu dus zelf eigenlijk ook wel weggaan jammer, dat je te oud bent om Hij wees met zijn duim in de richting van het postkantoortje, waar de plaat hing met een fuselier van het Kolo niale Leger, om dienst te ne men." Dat idee scheen hem wel te vermaken. „Maar ook al blijf je je zult de freule niet erg missen, hè? Je hebt immers dat meisje nog thuis om voor de jongen te zorgen en voor jou," voegde hij er aan toe. De direkteur ging daar niet op in. „Het is niet om mij, dok," zei hij, terwijl hij voorzichtig op de oude, krakende sofa ging zitten en naar de grote glazen kolven keek zonder ze te zien. „Als ze weg wil, zal ik haar om mezelf niet tegenhouden." De dokter bleef grinniken en scheen zijn eigen gedachten uit te spinnen. Opeens vroeg hij, hoe lang de direk teur eigenlijk getrouwd was. „Vierentwintig jaar? Dan is ze dus al vierentwintig jaar te lang bij je geweest." „Niet omdat ik haar ertoe gedwon gen heb! Ze is gebleven om die jon gen van haar. En nu kan ze niet meer weggaan." Kon ze dat niet? De dokter zou wel eens willen weten, waarom niet. „Omdat jij er aan gewoon bent, dat ze je sokken stopt? Maak mij dat wijs! Dat zal ze nooit gedaan heb ben. En bij je geslapen heeft ze ook nooit of hoogstens de eerste nacht nadat jullie getrouwd waren. Laat haar gaan, man!" Zijn toon werd ge moedelijk. Hij meende werkelijk op recht, wat hij zei. „Laat haar gaan en ga jij met dat meisje in bed misschien blijft zij wel bij je, zolang je af en toe nog eens een vrouw nodig hebt." „Verrek!" zei de direkteur. „Je wilt zeggen, dat je tóch wel met Liesje naar bed gaat, als je daar zin in hebt?" De direkteur gaf er geen antwoord op. Hij herhaalde nog eens, dat zijn vrouw niet meer weg kón gaan. Want waar zou ze heen moeten? „Vertel me dat eens, dok?" (Wordt vervolgd) yyyyyi^yyi^UVVVVVVVVMVWVVVVyVtAA/VM/VVVVVVyVVVVVVVV'VVVVVtfVVMVVVVVWVVVWWVVIMVMMlMVWVVW'VtM Uin?TIT1Uni(I!HUH1T1iniininHlinil(l<ininTHI?IU11HH(f1Ullllllinillllll1infniIIT' jjiiiiiiiiiiiiiiLiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiuniiiiuiiiiuiiuniiiiiiiiiiiHiiiiiuiiiiiiiHiiiituniniiiHiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiuiiimiiiiiiiiiiiiniiiimiiiimiimniiiuiiiiniiiiiiiiiiiiiiHiniiiiiiiiiiiiiiuiiii ONZE TWEEDE DAGTRIP') voert naar Weesp, Muiden en Spakenburg. We rijden, van Haar lem uit, de Schipholweg af, slaan aan het eind daarvan niet rechts af naar het vliegveld, maar ver volgen de weg, de brug over, langs het Amsterdamse Bos, richting Ouderkerk. De grote snelweg Am sterdam-Utrecht nemen we niet, maar rijden verder in de richting Duivendrecht. Dan krijgen we rechts de weg langs het Gaasp dat is even voor de Muiderstraat- weg. We rijden langs het Gaasp, een weg die ondanks de fabrieken nog iets bekoorlijks heeft, gaan de brug van het Amsterdam-Rijn kanaal over en krijgen kort daarop aan onze linkerhand Weesp, Het voornaamste gebouw in dit aan trekkelijke oude Vechtstadje is het stadhuis, dat in 1772-1776 ge bouwd werd en binnen verschei dene bijzonder mooie vertrekken bevat: een Vierschaar, de grote Burgerzaal, de raadszaal en op de tweede verdieping de voormalige Vroedschapskamer met eikenhou ten pilasterbetimmering en stuc- plafond. Dit is de „oudheidkamer" van Weesp, waar onder andere een belangrijke verzameling Wees per porselein te zien valt. Weesp heeft van 1759 tot 1770 een porse leinfabriek gehad, waar stukken van bijzonder goede kwaliteit zijn gemaakt, zó goed dat de Franse Sèvres-fabrieken belangstelling hadden voor het Weesper porse lein en er zelfs even sprake is ge weest van overname van de fabriek door Sèvres. DIT GEMEENTELIJK MUSEUM, klein van omvang, maar bijzonder van kwaliteit, is te bezichtigen op werkdagen van 912 en 1417 uur; men moet zich aanmelden bij de bode van het stadhuis. Op de eerste zaterdag en de derde woensdag van de maand zijn er rondleidingen, maar men doet verstandig met hier eerst van tevoren even contact over op te nemen (telefoon 02940-2247). Weesp heeft verder nog een grote, laat-gotische hervormde kerk met een klokkenspel dat goeddeels van meester-gieter Hemony afkomstig is. Er is voorts een prachtig koorhek van omstreeks 1530. Als we nu onze weg vervolgen, dan rijden we vlak langs de kron kelende Vecht „binnendoor" naar Muiden. Een tocht met hindernissen soms, want de weg is maar smal, en als er een omvangrijke tegen ligger aankomt, wordt het centi- meterwerk. We steken gelijkvloers de drukke Muiderstraatweg over en rijden dan op Muiden aan. Weinig plekjes in ons land zijn zo gezellig als het zitje aan de waterkant tegenover het hotel, vlak bij de brug, die telkens opengaat, met al het gewirwar van jachten en bin nenvaartschepen en heel in de verte het Muiderslot,. Wilt u nog eens ouderwetse boterkoekjes proeven, dan moet u even voorbij de brug bij de bakker zijn, waar ze zater dagsmorgens in alle vroegte worden gebakken. De zeilliefhebbers halen ze bij ponden weg! NATUURLIJK wilt u het Muider slot zien, vermaard door Floris V en, op vreedzamer wijze, door Pie- ter Corneliszoon Hooft, die van 1609 tot zijn dood in 1647 geregeld des zomers hier verblijf hield en er de „Muiderkring" om zich verzamelde. Op werkdagen van 1 mei tot 1 oktober zijn de bezoektijden van 1017 uur, 's zondags van 1317 uur. Rondleidingen zijn er op de hele uren. In de wijnkelder is tegen woordig een gezellige taveerne in gericht. Neemt u ook eens een kijkje in de kruidentuin, die allerlei ge neeskrachtige planten van onze voorouders bevat. Muiden heeft trouwens nog meer: een heel merkwaardige kerk met een romaanse toren, een laat-gotisch schip en een koor. Die toren is in dé loop der tijden heel diép in de bodem gezakt: aan de westzijde is nog net een boog te zien van de vroegere romaanse ingang. Vooral van binnen is dit zorgvuldig geres taureerde kerkje zeer de moeite waard: er zijn muurschilderingen, een fraai doophek van 1652, een preekstoel uit dezelfde tijd, banken, wandluchters en koperen kronen. WE KEREN TERUG naar de Mui derstraatweg en gaan linksaf, voor bij Naarden, Laren en Baarn. Dan zien we aan onze linkerhand het merkwaardige landschap van de Het stadhuis annex Oudheidkamer in Weesp. 183. Luisterprofessor," zei de generaal zo beheerst mogelijk. „Ik zal proberen uw geheugen op te frissen. Geef acht! Nadenken! Herinnert u zich, wie ik ben?" „Tja.eh.mompelde de geleerde. „Iets in het leger, is het niet?" „Ik ben generaal!" riep de hoge militair. „Generaal Köppenaer, wat drommel! Herin nert u zich niet, dat u in opdracht van mij een uit vinding hebt gemaakt? Een uitvinding, die in mili taire pet kon worden verborgen?" „Ach ja, natuurlijk" zei de professor oplevend. „Generaal Koppelaar! Ja, ja. Ik heb voor u een apparaatje gemaakt, waarmee men gedachten kon horen. En hoe werkt het apparaat?" Köppenaerniet Koppelaar" verbeterde de legerleider. geprikkeld. „En hoe het apparaat werkt, weet ik niet. Want u hebt de pet, waarin het verborgen was, aan de verkeerde gegeven." „Ja, ja, dat is waar" beaamde professor Kalker. „Ik wist, dat ik de pet met het geheim aan een of andere mili tair moest geven. En dus gaf ik hem aan een of andere militair, die ik op straat tegenkwam. Juist ja. En toen ik van u hoorde, dat ik dat niet had moeten doen, heb ik een apparaatje gemaakt om de pet op te sporen. Het pettenpakkertje, generaal Korenvaar, en dat werkt als volgt.Maar hij hoefde al niet meer uit te leg gen hoe het pettenpakkertje werkte, want dit ondervond de verbijsterde generaal op datzelfde momentl Eemvlakte, die zich vrijwel zonder bomen uitstrekt tussen de voor malige Zuiderzee, het land en de bossen van Baarn, het Gooi en de hoge gronden van Gelderland. Een landstreek die vroeger, toen de Zuiderzee nog met de Noordzee in verbinding stond, herhaaldelijk on der water kwam te staan. De boer derijen van Bunschoten staan dan ook veelal nog op terpen. Bun schoten en Spakenburg vormen te genwoordig één gemeente, maar van ouds was Bunschoten een dorp van boeren en Spakenburg een van vis sers. Voorbij Baarn krijgen we een gelijkvloerse kruising en rijden linksaf naar Bunschoten, waar we in de smalle eindeloze hoofdstraat enkele bijzonder mooie boerderijen opmerken. ZIJN WE DOOR DE OUDE KERN van Bunschoten heen, dan rijden we langs nieuwe wijken op Spaken burg aan. Van het oude dorp is weinig anders over dan het schilder achtige haventje, want er zijn heel veel huizen vernieuwd en verbeterd. Aan de Havenstraat, die we bereiken door een nauw straatje rechtsaf in te slaan, ligt het café „In de Kor poraal", waarboven een echte oude Spakenburgse kamer is ingericht, die gratis bezichtigd kan worden. Wilt u bijzonderheden over de dracht of over wat ook van Spakenburg, dan kunt u hier terecht, want V.V.V. Spakenburg is hier ook gevestigd. Denkt u er wel aan: op zondag is alles gesloten. De dracht van Spakenburg (en Bunschoten) leeft nog, maar zal on getwijfeld mettertijd verdwijnen. Dit is duidelijk zonder meer; de kinderen zijn vrijwel allemaal ge woon gekleed, en bij de vrouwen (de mannen zijn al „uit de dracht") worden soms schromelijke stijlfouten gemaakt als lichte zomerschoentjes bij een rouwkostuum, of blote armen zonder mouwen bij warm weer, die duiden op een verzwakking van het „drachtbewustzij n". DE SPAKENBURGSE DRACHT heeft een heel eigen charme, en nu Spakenburg en Bunschoten, door de vestiging van industrie en deels ook door een heroriëntering van de visserij, een periode van vroeger ongekende welvaart kennen, worden er bij de dracht sieraden gedragen iets dat weleer, toen de beide dorpen arm waren niet voor kwam. Boerensieraden uit andere streken van Nederland worden met veel gevoel voor stijl overgenomen en als dan de Spakenburgse dracht moet verdwijnen, dan doet ze het in elk geval na een laatste uitbun dige bloei. DE KOKETTE witte gehaakte mutsjes, die de vrouwen losjes op hun permanent hebben zitten, zijn oorspronkelijk ondermutsen geweest, die strak om het hoofd zaten en waarover een kanten huiletje werd gedragen. De brede, gesteven schou- iiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiwiiiiiiiiiitiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuuiiiuii Uit het oude haventje gaan d« Spakenburgers ter palingvangst. derbedekkingen zijn een vorm van de „kraplap" die in grondpatroon (een lap voor en achter, aan de zij naden open, op de schouders ge sloten) in bijna alle Nederlandse klederdrachten voorkwam. Toch heeft de lange slanke silhouet, met daarop in T-vorm de kraplap, een mooi evenwicht, omdat het hoofd, vroeger klein lijkend, nu meer massa heeft door de haardos en het zwie rige mutsje, en bovendien nog oor bellen. ER BESTAAT een geheel van strenge kledingvoorschriften voor de verschillende levensstaten, voor feest en rouw, zware, halve en lichte, en de gebruikte stoffen moeten aan bepaalde eisen van kleur en patroon voldoen. Het feit dat die stoffen te- Het trotse Muiderslot genwoordig zo moeilijk te krijgen zijn, zal mede bijdragen tot het ver dwijnen van de dracht. Als in alle oude vissersplaatsen, waar de man nen vaak lang achtereen van huis waren en de vrouwen zelfstandig be slissingen moesten nemen, zijn ook in Spakenburg de vrouwen onder nemend en beslist. Ze zijn ook vro lijk en goedlachs. Bent u er op zaterdag, dan kunt u van de markt genieten. U KUNT DEZELFDE WEG terug gaan totaal aantal kilometers uit en thuis ongeveer 140 maar u kunt ook terugrijden via Baarn- Hooge Vuursche-Kortenhoef-Vree- land-Vinkeveen-Uithoorn-Aalsmeer, een rijke afwisseling van bos en plassengebied en polder. De eerste, „Tocht door de Oude Pol ders", publiceerden wij in onze edities van woensdag 27 mei j.l. Bordje van antiek-Weesper porse lein, het enige bekende exemplaar ter wereld, dat in 1958 door de ge meente Weesp voor f 1200 is aange kocht en dat nu in de Oudheidkamer te zien is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 17