GEZEGEND IS HET LEVEN
STUDENTE DEELDE VIER WEKEN LANG
VRIJWILLIG HET LOT DER BLINDEN
BEFAAMDE VLOOIENMARKT VAN
MÜNCHEN BESTAAT 1000 JAAR
PANDA EN DE PETTENJACHT
f f
A
ft
11
Ons vervolgverhaal
Een oorspronkelijke roman
door Klaas van der Geest
INTERESSANT EXPERIMENT VAN
JONG PSYCHOLOGE IN OOSTENRIJK
WOENSDAG 10 JUNI 1964
Vreemde wereld
Schemering.
Kleuren „zien"
Klank-oriëntatie
„Blindenradar"
"mrrïïrt.
54)
„En wat dacht je nu te doen,
Elisabeth?" Hij had vergeten, dat hij
nog geen antwoord had gekregen op
zijn vraag waar de freule naar toe
was. En zij ook niet op haar vraag
of ze hem dat moest vertellen. Toen
hij haar bij die naam noemde, open
den zich de diepten en plotseling
straalde hem uit haar ogen, die ook
opeens niet meer kleurloos waren,
maar dan zachtbruin zoals Hanne
Tadema ze altijd zag een wereld
van beloften tegen. Hij was echter
te oud geworden, te dikwijls al te
leurgesteld om nog te geloven in be
loften. En zijn blik werd hard, mee
dogenloos. Zijn stem was ook hard
de stem van een man, die onver
biddelijk kon zijn toen hij aan
drong: „Nou zeg het maar! Zeg
het maar ronduit!"
Liesje zei, dat de direkteur haar
naar hem toegestuurd had. Hij had
misschien iemand nodig om het huis
werk voor hem te doen. En als ze
hem dan ook anders nog eens ergens
mee kon helpen ze zou graag ver
pleegster worden, voegde ze er be
deesd aan toe.
„O ja?" vroeg hij schamper.
„Heeft de direkteur dat gezegd?"
„Nee," ontkende ze. Ze had het
zelf bedacht.
„Verpleegster zo?" zei hij. Ze
had dat natuurlijk niet zelf bedacht.
En ze zou het niet willen worden ook.
Hij kon het niet laten te zeggen: „Jij
wilt heel iets anders worden, meis
je! Heel iets anders!" Maar het
was goed. Ze mocht komen. Ze kon
ook meteen blijven, als ze daar geen
bezwaar tegen had. Het werk in huis
liet hij graag aan haar over. Hij zou
Hanne wel vragen, wat ze moest ver
dienen! Dit voegde hij er opzettelijk
aan toe. Ze moest niet denken, dat
ze al volwassen was en zelf kon be
slissen. En hij hoopte, dat ze het er
niet mee eens zou zijn. Maar ze zei:
„Ja, dat is best, dokter."
„Geen dokter-tje meer, hè!" waar
schuwde hij haar.
Zijn patiënten van die morgen
werkte hij nogal vlot af, zelfs de jon
gen, die in zijn been gehakt had bij
het vellen van bomen. Het was een
mooie, schone wond en niet eens erg
diep
„Een beetje zalf er op en een lapje
er omheen en dan is het gauw genoeg
weer genezen kun je het nóg eens
proberen!"
Die patiënten waren ook wel van
hem gewoon, dat hij haastig werk
tetenzij hun werkelijk iets ern
stigs mankeerde, want dan was er
geen arts, die meer tijd voor hen
nam dan hij. Toen hij klaar was, was
Liesje al bezig. Hij ging niet kijken,
wat ze uitvoerde, maar riep alleen,
dat ze uit de spreekkamer vandaan
moest blijven. „Je mag alles over
hoop halen, maar daar blijf je uit!"
Zonder haar antwoord af te wachten,
trok hij zijn jas aan, zette zijn hoed
op en ging weg. Hij ging eerst naar
de direkteur. Niet om naar de onge
lukkige jongen te kijken, maar om
eens te horen:
„Weet je nu al, waar je vrouw
naar toe is?"
De direkteur wist nog niets. Niet
waar ze heen was, niet hoe ze aan
geld was gekomen.
„O. En wil je dat er dan zo maar
bij laten? Als die hond van je weg
loopt, ga je hem toch ook zoeken!"
„Mijn hond lóópt niet bij me weg,"
zei de direkteur.
De dokter zei:
„Nou ja, zo'n beest is dan ook niet
wijzer!" Daarna liep hij de tuinka
mer door, zonder naar de jongen om
te kijken. Hij liep te fluiten, toen hij
langs het pad door de tuin het bos
in ging.
HOOFDSTUK XIII
Ergens had iemand de uitdrukking
gebruikt:
„De nalatenschap van de freule."
Anderen vingen dat op en namen het
over. Kinderen hoorden het thuis van
een van hun ouders en riepen het
andere kinderen op straat na, alsof
het een scheldwoord was sommi
gen van die kinderen waren nog zo
klein, dat ze er geen idee van had
den wat een nalatenschap eigenlijk
wel mocht zijn en zelfs nog niet wis
ten, wie de freule was. De dokter
hoorde het voor 't eerst bij een van
zijn patiënten en herhaalde het mom
pelen, alsof hij er op liep te kauwen
en het wat te hard was voor zijn oud
gebit. Hij grijnsde er om en vroeg
zich af, wie die uitdrukking wel
mocht hebben verzonnen. Dat was
natuurlijk niet meer te achterhalen.
En op weg naar een volgende patiënt,
kauwde hij er nog een poosje op
door, om dan tot de slotsom te ko
men, dat het eigenlijk helemaal niet
geestig, niet puntig was maar ruw en
grof en kwetsend. Iets, dat alleen kon
opkomen in het brein van iemand,
die weinig mededogen kende met wie
in de Evangeliën die de dokter
beter gekend had dan ieder ander in
de kolonie! zijn naasten werden
genoemd. Dat was dan een reden om
zich over te verbazen en zich af te
vragen, waarom iedereen zo een uit
drukking overnam. Maar waaróm
verbaasde hij zich daar eigenlijk nog
over? Beter dan wie ook wist hij im
mers, hoe wreed, gevoelloos zijn lie
ve medemensen tegenover elkaar
konden zijn, hoe gedachteloos ze el
kaar napraatten. Bij sommigen en
dat waren dan nog niet eens de onge-
voeligsten was het van hun gezich
ten af te lezen. Anderen waagden het
zelfs het hardop te zeggen, als ze de
direkteur voorbij zagen gaan. Want
tenslotte was hij de man, die met de
nalatenschap van de freule was blij
ven zitten. En de man, die deze na
latenschap God beter 't nog had
aanvaard ook. Voor zo'n man konden
ze niet te veel respekt meer opbren
gen, namen ze niet meer onderdanig
hun petje af, gingen kinderen niet
meer schuw opzij. Elke vrouw zou
zo'n man in zijn gezicht uitlachen,
als hij het waagde naar haar benen
en haar borsten te kijken of zijn hand
uit te steken om haar mollige, zach
te, blanke bovenarm even aan te
raken.
„De nalatenschap van de freule
het jammerlijk restant van je eigen,
verknoeid leven, direkteur!" En hij
scheen daar nog tevreden mee te
zijn ook, het zelfs met een zekere
vreugde te aanvaarden. Als hij ach
ter de rolstoel van de zoon van de
freule naar zijn kantoor of maar het
postkantoor ging, zag hij er tenmin
ste niet uit als iemand, die zich ver
nederd voelde. Hij was niet verlegen
of beschaamd, wanneer de een of an
der hem meewarig vroeg of hij de
jongen niet beter naar een inrichting
kon sturen, nu de freule weggegaan
was. Het was natuurlijk op zichzelf
al ongehoord, brutaal, dat men hem
zoiets durfde vragen. Maar hij werd
er zelfs niet kwaad om. Hij maakte
zich er niet af met de bitse opmer
king, dat het geen mens ook maar
een bliksem aanging. En hij verzon
geen smoesjes, geen uitvlucht, wond
er ook geen doekjes om, maar zei
ronduit:
„Nee, dat doe ik niet want dan
zou ik immers helemaal alleen zijn."
Net alsof hij zijn werk niet meer had,
waardoor toch een goed deel van zijn
leven of eigenlijk zijn gehele leven
van de laatste twintig jaar in beslag
genomen was. En alsof hij Liesje ten
minste niet bij zich in huis had kun
nen nemen om zijn potje te koken,
zijn onderbroeken te verstellen en bij
hem in bed te kruipen.
Zijn jachtgeweer, een goed Engels
geweer, hing aan de haak op de gang
achter de deur en bleef daar hangen.
Hij had geen tijd meer om op jacht
te gaan en het zou hem een zorg zijn
of het wemelde van eekhoorns, die de
vogelstand bedreigden. Hij liet zijn
hond nog wel uit de kennel en nam
hem ook mee als hij met de jongen
in de rolstoel naar het dorp ging,
maar naar het bos gingen ze niet.
Zelfs daarvoor had hij geen tijd
meer. Hij had nauwelijks tijd om op
het kantoor de lopende zaken af te
handelen, een beslissing te nemen
op aanvragen van kleine boeren en
landarbeiders om in de kolonie te
worden opgenomen, de klachten aan
te horen van zijn wijkmeesters en de
boekhouder te zeggen, hoe hij de
binnengekomen post moest beant
woorden.
(Wordt vervolgd)
iiimiiiiniiiiniiiiHniimmiinniiiniiiiniiiiiiiinniiiiiniiiiimiimiiiiiiinniimmiiiiiiiniiniinimimn!
inni.,m,.in,nni.i.i,ini,ninmiiiimi.mil,mi,mi.iriininnnmm„ii.iiiii!niimni,inniiiii.mi.mi,ii.i.iiii.m.i.ii.mnii.iiiin.i.mnii.iiiiiiii.inii.ii.iii!..inimi.,ii.nmnn„mmnmnimmninraiTni!nnnn,B
HELGA DOMES, een Oostenrijkse
studente, promoveerde te Innsbruck
dezer dagen op een proefschrift over
blindheid. Om te onderzoeken op
welke wijze het leven van blinden
draaglijker kan worden gemaakt, had
zij vrijwillig gedurende vier weken
in volslagen blindheid geleefd.
Het experiment vond plaats onder
toezicht van prof. Erismann van het
psychologisch instituut te Innsbruck.
Helga Domes werd uitgerust met een
zwarte bril, waaronder haar ogen
waren afgedekt met een dikke laag
watten en pleister.
Later vertelde zij in haar proef
schrift dat zij zich op dat moment als
een kind voelde, dat blindemannetje
speelt. De plotselinge duisternis vond
zij lang niet zo angstaanjagend als zij
zich dat na het lezen van veel studie
werken over blindheid had voor
gesteld. Haar eigen stem klonk haar
onwezenlijk in de oren, alsof zij de
woorden niet zelf uitsprak, een er
varing die nog werd overtroffen door
de indruk die de stemmen van an
deren op haar maakten.
Gedurende de proeftijd van vier we
ken leefde zij in het blindeninstituut te
Innsbruck, waar alle bewoners vreem
den voor haar waren. Uit de intona
tie van de stemmen en de plaats waar
zij vandaan klonken, trachtte zij zich
de personen voor te stellen. Later bleek
dat wanneer een volwassen man zich
tijdens een gesprek bukte, zij de indruk
kreeg tot een dwerg te spreken. Zij
dichtte aan verschillende bewoners van
het blindeninstituut eigenschappen toe,
die achteraf geenszins bleken te klop
pen met de werkelijkheid. Een man met
een bulderstem maakte op haar de in
druk van een bazige dikzak. Hij bleek
een mager mannetje te zijn en de
vrouw, die zij voor hooghartig ver
sleet, was een gemoedelijke werkster,
die bezig was de ramen te lappen toen
zij met de „blinde" Helga had gespro
ken.
Vooral de ervaringen van de eerste
dag als blinde onder de blinden, maak
ten op de studente een diepe indruk.
Zij was een vreemde in hun wereld,
waarvan zij de mogelijkheden nog niet
kende. Zij voelde zich in zichzelf op
gesloten met geen ander middel tot
communicatie dan haar stem, en zelfs
die klonk haar vreemd in de oren. De
vier weken die zij in de duisternis zou
moeten doorbrengen, leken haar „een
eindeloze tunnel vol hindernissen en val
kuilen." Uit moedeloosheid ging zij de
eerste avond vroeg naar bed en toen
zij des nachts wakker werd, ervoer zij
voor het eerst sedert zij de blinddoek
droeg de duisternis als normaal.
Zij viel weer in slaap, schoot echter
plotseling overeind toen zij zich haar
toestand realiseerde. Tenslotte raakte
zij in paniek en ze moest zich geweld
aandoen om de blinddoek voor de ogen
niet weg te rukken. Zij kreeg een hevig
verlangen om te zien of het licht of
donker was; zélf wilde zij de zon zien
opkomen, in plaats van afhankelijk te
zijn van de verpleegster, die haar de
nieuwe dag zou aankondigen. Tot zij in
de kamer naast de hare een stoel hoor
de verschuiven en zich realiseerde, dat
daar iemand ontwaakte die evenals zij
blind was. Toen pas voelde zij zich
verbonden met al die mensen in het
De Oostenrijkse overheid doet zeer veel voor de blinden. In Wenen is voor
hen enkele jaren geleden een speciaal park aangelegd waar zij rustig kunnen
wandelen daar de paden zijn afgezet met lage muurtjes, waarlangs de blinde
zich met behulp van zijn wandelstok kan oriënteren. Dit is vooral van belang
voor hen die nog maar korte tijd het gezichtsvermogen verloren hebben en
zich nog niet in het straatverkeer durven wagen.
instituut, voor wie het geen verschil
maakte of het middernacht of volop
dag is.
De tweede dag begaf Helga Domes
zich met andere blinde vrouwen naar
het werkvertrek waar onderricht in het
breien werd gegeven. Zij schrok gewel
dig, toen zij plotseling naast zich de
stem van de lerares hoorde.Het was
haar ontgaan, dat de lerares niet
blind was en haar kon zien zitten. In
het begin voelde zij zich namelijk als
de struisvogel, waarvan het fabeltje
wordt verteld dat hij zich onbespied
waant wanneer hij de kop in het zand
steekt. „Ik voelde mij omsloten als in
een koker, maar na enkele dagen ver
ruimde deze zich geleidelijk. De zwarte
nacht maakte als het ware plaats voor
een grijze schemering, die mij minder
benauwde," zegt zij in haar proef
schrift.
Elke avond echter Helga meent als
gevolg van de vermoeienissen omsloot
het duister haar weer tot een nauwe
koker. Na een flinke nachtrust was al
les weer grijs en langzamerhand begon
deze schemer de dageraad voor haar
te betekenen. Een paar maal gebeurde
het, dat zij midden in de nacht wak
ker werd en die schemering „zag"
Voor haar was het op zo'n moment
ochtend, doch haar braillehorloge ver
telde haar anders. Niettemin stond zij
op, waste zich en hunkerde naar een
ontbijt. In die ogenblikken verlangde
zij vurig naar de dagindeling van de
zienden.
Intussen werden de eerste proeven
met haar genomen. De eerste dagen
van haar vrijwillige blindheid schreef
Helga als iemand, die de macht over
zijn hand heeft verloren. Na vier da
gen werd het schrift evenwel regelma
tiger, er kwam lijn in en na veertien
dagen schreef zij weer zo goed, dat nie
mand aan haar schrift zou kunnen zien
dat zij blind was. Deze aanpassing aan
de nieuwe toestand voltrok zich over
de gehele linie. Tot haar verwondering
begon zij na enige tijd kleuren te zien.
Als zij piano speelde veroorzaakten de
klanken een bont vuurwerk voor haar
ogen. Zij stelde vast, dat dit verschijn
sel niet op haar muzikale fantasie be
rustte, daar de wekker haar 's morgens
een oranje vuurregen voortoverde met
zijn gerinkel.
NA VEERTIEN DAGEN was zij qua
mentaliteit 'n „echte" blinde geworden.
Toen begon prof. Erismann met nieuwe
experimenten. Hij bracht haar in een
vertrek, daaide haar enkele malen in
het rond en vroeg haar, zich naar de
deur te begeven. De deur waardoor Hel
ga was binnengetreden vond zij onmid
dellijk, daar er vlak naast een klok tik
te die zij bij haar binnenkomst had ge
hoord.
Een koude luchtstroom wees haar de
weg naar een tweede deur, die zij zon
der moeilijkheden bereikte. De studente
bemerkte de verbazing over dit vlotte
verloop in de stem van de professor
en dit verwonderde haar enigszins om
dat plaatsbepaling haar, na enkele da
gen al, vrij gemakkelijk viel. Vrijwel
zonder inspanning wist zij haar weg
door het gebouw van het instituut te
vinden door zich te oriënteren op ge
luiden en kleuren.
BIJ EEN ANDERE proef gooide prof.
Erismann een grote bal vlak langs
haar heen. Helga bleef onbeweeglijk zit- 1
ten. Iets vertelde haar dat er een voor
werp door de kamer vloog, dat haar
echter niet zou raken. Gespannen wacht
te zij af tot de bal op de grond terecht
kwam. Zodra de bal in haar richting
kwam, dook zij verschrikt in elkaar en
strekte de handen afwerend uit. Zij
voelde het voorwerp naderen en slaag
de er steeds in het met het hoofd te
ontwijken.
Enkele dagen nadien mocht Helga
zich op straat begeven. Zij ergerde
zich niet aan de straatgeluiden, inte
gendeel, zij gebruikte ze dankbaar als
bakens op haar weg. Verschillende
klanken leerde zij herkennen, waaraan
zij voorheen nooit aandacht had be
steed. Ook ontdekte ze dat de geluiden
gedempter tot haar doordrongen wan
neer er dauw lag. Het zwaar voorbij
denderen van een trein in de verte
klonk minder doordringend wanneer 't
regende. De gehele wereld scheen te
verstillen toen een late sneeuwbui (het
experiment vond plaats in maart) Inns
bruck met een witte laag bedekte. Op
den duur kon Helga dan ook zelfs uit
de geluiden waarnemen wat voor weer
het was.
DE MEEST verbazingwekkende eigen
schap die zij bij zichzelf bespeurde, was
het vermogen om hindernissen uit de
weg te gaan. Wanneer tijdens een wan
deling iemand of iets haar naderde, nam
zij vaak een flauwe trilling waar, die
haar wangen, voorhoofd en slapen be
roerde. Onder gunstige omstandigheden
kon zij rustig op straat lopen, zonder
de geringste angst, ergens tegenaan te
botsen. De professor liet haar 's nachts
een parkeerterrein in Innsbruck over
steken, terwijl zij een omhoog gerichte
brandende zaklantaarn in de hand had.
Daarvan werd een tijdopname gemaakt.
Aldus ontstond er een lichtstreep over
de foto, die duidelijk liet zien, dat de
studente alle geparkeerde auto's ont
week zonder ze te beroeren.
TOEN PROF. Erismann evenwel
Helga's oren geluiddicht afstoot, bleek
zij plotseling het vermogen om hinder
nissen uit de weg te gaan te hebben
verloren. De resultaten bevestigden
de ervaring die de professor bij zijn
proeven in 1955 had opgedaan met als
proefpersoon een blinde leraar.
De geleerde kwam toen reeds tot de
conclusie dat de oren van de blinde
fungeren als zeer gevoelige radar-an
tennes, die geluidstrillingen als een
echo teruggekaatst door de voorwer
pen opsporen en zelfs „aanwijzen"
waar die voorwerpen zich bevinden.
NA VIER WEKEN nam prof. Eris
mann de blinddoek voor Helga's ogen
weg en op dat moment veranderden de
mensen, met wie zij bijna een maand
lang de duistere wereld had gedeeld
voor haar plotseling in wildvreemde fi
guren. Zij had hen naar hun stemmen
beoordeeld en niets bleek bedrieglijker
te zijn dan deze graadmeter. De ont
nuchtering nam nog toe; toen zij be
merkte, dat zij heel snel de eigen
schappen verloor, die zij als „blinde"
had verworven. Alle aandacht concen
treerde zich onmiddellijk weer op haar
ogen; de werkzaamheid van de ande
re zintuigen week terug naar het twee
de plan.
„Want de zienden zijn blind met al
le zintuigen, waarmee de blinde zich
moet behelpen.zegt dr. Helga Do-
mes in haar proefschrift.
Dr. Z. Baruch
TjVVUlA#yWVWVVVV%/VV\AAA/VVWWlA/VWVWVVVVWVVVVVyMVVWVV»!»VV*VWVWVVMVS**l*AA/W»lAAAA**VVVVVV»i#WMVWVWW»i
MUNCHEN De waarschijnlijk meest
originele markt ter wereld viert dit jaar
haar duizendjarige bestaan: de Auer
Duit" in de Beierse hoofdstad München.
Driemaal per jaar, telkens voor een week,
ontvouwt zich hier aan de bezoeker een
beeld, zoals men dit elders alleen nog op
de wereldberoemde Parijse „vlooien
markt" kan beleven. Op de ,JDult" is het
aanbod waarschijnlijk nog groter: men
187. In de nacht stopte een wagentje bij een villa
in een stille wijk. „Is dit het juiste adres, Pampa?"
vroeg professor Kalker. „Kijk eens op dat lijstje van
generaal Koppelaar." „Ja," zei Panda, hier woont
kolonel Basoechka. Hij staat bovenaan de lijst. Maar
zouden we het nu wel doen? Het is toch niet netjes om
zomaar bij iemand te gaan inbreken?" De geleerde
hoorde die bezwaren echter al niet meer. Hij was uit
gestapt en haalde een apparaatje uit zijn wagen, dat
hij voorzichtig op het tuinpad plaatste. „Kom Padna!"
riep hij. „Waar blijf je? We moeten aan de slag!" Pan
da stapte uit en liep aarzelend naar het tuinhek. „Wat
hebt u daar?" vroeg hij. „Een mechanische uitkijk,"
verklaarde de geleerde trots. „Hij waarschuwt ons
wanneer er iemand aankomt. Zoiets heb je nodig, als
je rustig wilt inbreken. Probeer maar. Loop er maar
eens op af." Dat deed Panda en meteen bewees het
ding zijn werkzaamheid. Een lampje begon te bran
den en toen stiet het een geloei, getoeter en gebel uit;
waar de omgeving van daverde!
kan er zowel een vingerhoed in Empire-
stijl als een in goede staat verkerende
pronkkaros uit de Biedermeiertijd kopen.
EEN ANDER verschil ten opzichte van
de Parijse vlooienmarkt bestaat uit het feit,
dat de „Duit" tevens een volksfeest is met
biertenten, worst- en koekverkopers,
schiettenten en carrousels. Aan dit folklo
ristische karakter van de „Duit" ligt de nu
duizendjarige traditie ten grondslag van
deze marktweken, die eens de grootste
beursmanifestaties van Duitsland waren.
De geschiedenis van de „Duit" begon
eigenlijk al in 955 met de slag op het
Lechfeld. Onder de dappere krijgers, die
destijds aan Beierse zijde tegen de Honga
ren vochten, bevond zich ook een jonge
man van adel, Jakob Kalthauser genaamd.
Voor de slag had hij een gelofte afgelegd,
bij zijn stamslot Hochtnutting voor de
poorten van München een kerk ter ere van
de Heilige Jacobus te bouwen als hij on
gedeerd uit de strijd zou terugkeren. Te
gelijk met de inwijding van die kerk werd
in 964 de eerste beurs gehouden, die later
tot „Jacobi-Dult" werd en door de voort
durend toenemende betekenis van deze
beurs tweehonderd jaar later naar Mün
chen verhuisde.
DE NAAM „Duit" kreeg de beurs in
1392, toen aan het bezoek een door de
paus verleende aflaat „latijn„Indul-
tum") verbonden was, omdat men in dat
jaar behalve de kostbare koopwaren ook
kort voordien gevonden heilige relikwie
ën kon bewonderen. Het nauwe contact
met het religieuze leven, een mengsel van
kerkfeest en kermis, weerspiegelt zich ook
nog in de uit overlevering afkomstige en
in zwang gebleven aanduidingen „Jako-
bi-Dult" en „Georgi-Dult", als localisa-
ties van twee dezer vlooienmarkten, ter
wijl de derde van de traditionele mark
ten op het kerkplein in de „Au" wordt
gehouden (vandaar „Auer Duit").
TERWIJL echter het volksfeest-karak
ter van de Münchener „Duit" sinds duizend
jaar niet gewijzigd is, is ondertussen uit
de eens belangrijkste goederenbeurs van
Duitsland een verkoopshow van curiositei
ten en gelegenheidskoopjes geworden, een
„beurs voor elke beurs". Want van ge
deukte pannen, gedragen kleding en af.
gedankte huisraad tot bibliofiele kostbaar
heden, echte schilderijen en bepaald kost
bare antiquiteiten kan men hier alles
kopen. Ook absoluut nutteloze zaken, die
alleen waarde als curiositeit hebben; zo
als een „kindertelmachine" of de zoge
naamde trompet va*n de „Trompetter van
Sackingen" die onlangs voor twaalf hele
marken van de hand ging (D.a.D.).
Behalve prullen en waardeloze raritei
ten worden op de „Auer Duit" ook kost
baar antiek en echte kunst te koop
aangeboden.