GEZEGEND IS HET LEVEN STUDENTE DEELDE VIER WEKEN LANG VRIJWILLIG HET LOT DER BLINDEN BEFAAMDE VLOOIENMARKT VAN MÜNCHEN BESTAAT 1000 JAAR PANDA EN DE PETTENJACHT f f A ft 11 Ons vervolgverhaal Een oorspronkelijke roman door Klaas van der Geest INTERESSANT EXPERIMENT VAN JONG PSYCHOLOGE IN OOSTENRIJK WOENSDAG 10 JUNI 1964 Vreemde wereld Schemering. Kleuren „zien" Klank-oriëntatie „Blindenradar" "mrrïïrt. 54) „En wat dacht je nu te doen, Elisabeth?" Hij had vergeten, dat hij nog geen antwoord had gekregen op zijn vraag waar de freule naar toe was. En zij ook niet op haar vraag of ze hem dat moest vertellen. Toen hij haar bij die naam noemde, open den zich de diepten en plotseling straalde hem uit haar ogen, die ook opeens niet meer kleurloos waren, maar dan zachtbruin zoals Hanne Tadema ze altijd zag een wereld van beloften tegen. Hij was echter te oud geworden, te dikwijls al te leurgesteld om nog te geloven in be loften. En zijn blik werd hard, mee dogenloos. Zijn stem was ook hard de stem van een man, die onver biddelijk kon zijn toen hij aan drong: „Nou zeg het maar! Zeg het maar ronduit!" Liesje zei, dat de direkteur haar naar hem toegestuurd had. Hij had misschien iemand nodig om het huis werk voor hem te doen. En als ze hem dan ook anders nog eens ergens mee kon helpen ze zou graag ver pleegster worden, voegde ze er be deesd aan toe. „O ja?" vroeg hij schamper. „Heeft de direkteur dat gezegd?" „Nee," ontkende ze. Ze had het zelf bedacht. „Verpleegster zo?" zei hij. Ze had dat natuurlijk niet zelf bedacht. En ze zou het niet willen worden ook. Hij kon het niet laten te zeggen: „Jij wilt heel iets anders worden, meis je! Heel iets anders!" Maar het was goed. Ze mocht komen. Ze kon ook meteen blijven, als ze daar geen bezwaar tegen had. Het werk in huis liet hij graag aan haar over. Hij zou Hanne wel vragen, wat ze moest ver dienen! Dit voegde hij er opzettelijk aan toe. Ze moest niet denken, dat ze al volwassen was en zelf kon be slissen. En hij hoopte, dat ze het er niet mee eens zou zijn. Maar ze zei: „Ja, dat is best, dokter." „Geen dokter-tje meer, hè!" waar schuwde hij haar. Zijn patiënten van die morgen werkte hij nogal vlot af, zelfs de jon gen, die in zijn been gehakt had bij het vellen van bomen. Het was een mooie, schone wond en niet eens erg diep „Een beetje zalf er op en een lapje er omheen en dan is het gauw genoeg weer genezen kun je het nóg eens proberen!" Die patiënten waren ook wel van hem gewoon, dat hij haastig werk tetenzij hun werkelijk iets ern stigs mankeerde, want dan was er geen arts, die meer tijd voor hen nam dan hij. Toen hij klaar was, was Liesje al bezig. Hij ging niet kijken, wat ze uitvoerde, maar riep alleen, dat ze uit de spreekkamer vandaan moest blijven. „Je mag alles over hoop halen, maar daar blijf je uit!" Zonder haar antwoord af te wachten, trok hij zijn jas aan, zette zijn hoed op en ging weg. Hij ging eerst naar de direkteur. Niet om naar de onge lukkige jongen te kijken, maar om eens te horen: „Weet je nu al, waar je vrouw naar toe is?" De direkteur wist nog niets. Niet waar ze heen was, niet hoe ze aan geld was gekomen. „O. En wil je dat er dan zo maar bij laten? Als die hond van je weg loopt, ga je hem toch ook zoeken!" „Mijn hond lóópt niet bij me weg," zei de direkteur. De dokter zei: „Nou ja, zo'n beest is dan ook niet wijzer!" Daarna liep hij de tuinka mer door, zonder naar de jongen om te kijken. Hij liep te fluiten, toen hij langs het pad door de tuin het bos in ging. HOOFDSTUK XIII Ergens had iemand de uitdrukking gebruikt: „De nalatenschap van de freule." Anderen vingen dat op en namen het over. Kinderen hoorden het thuis van een van hun ouders en riepen het andere kinderen op straat na, alsof het een scheldwoord was sommi gen van die kinderen waren nog zo klein, dat ze er geen idee van had den wat een nalatenschap eigenlijk wel mocht zijn en zelfs nog niet wis ten, wie de freule was. De dokter hoorde het voor 't eerst bij een van zijn patiënten en herhaalde het mom pelen, alsof hij er op liep te kauwen en het wat te hard was voor zijn oud gebit. Hij grijnsde er om en vroeg zich af, wie die uitdrukking wel mocht hebben verzonnen. Dat was natuurlijk niet meer te achterhalen. En op weg naar een volgende patiënt, kauwde hij er nog een poosje op door, om dan tot de slotsom te ko men, dat het eigenlijk helemaal niet geestig, niet puntig was maar ruw en grof en kwetsend. Iets, dat alleen kon opkomen in het brein van iemand, die weinig mededogen kende met wie in de Evangeliën die de dokter beter gekend had dan ieder ander in de kolonie! zijn naasten werden genoemd. Dat was dan een reden om zich over te verbazen en zich af te vragen, waarom iedereen zo een uit drukking overnam. Maar waaróm verbaasde hij zich daar eigenlijk nog over? Beter dan wie ook wist hij im mers, hoe wreed, gevoelloos zijn lie ve medemensen tegenover elkaar konden zijn, hoe gedachteloos ze el kaar napraatten. Bij sommigen en dat waren dan nog niet eens de onge- voeligsten was het van hun gezich ten af te lezen. Anderen waagden het zelfs het hardop te zeggen, als ze de direkteur voorbij zagen gaan. Want tenslotte was hij de man, die met de nalatenschap van de freule was blij ven zitten. En de man, die deze na latenschap God beter 't nog had aanvaard ook. Voor zo'n man konden ze niet te veel respekt meer opbren gen, namen ze niet meer onderdanig hun petje af, gingen kinderen niet meer schuw opzij. Elke vrouw zou zo'n man in zijn gezicht uitlachen, als hij het waagde naar haar benen en haar borsten te kijken of zijn hand uit te steken om haar mollige, zach te, blanke bovenarm even aan te raken. „De nalatenschap van de freule het jammerlijk restant van je eigen, verknoeid leven, direkteur!" En hij scheen daar nog tevreden mee te zijn ook, het zelfs met een zekere vreugde te aanvaarden. Als hij ach ter de rolstoel van de zoon van de freule naar zijn kantoor of maar het postkantoor ging, zag hij er tenmin ste niet uit als iemand, die zich ver nederd voelde. Hij was niet verlegen of beschaamd, wanneer de een of an der hem meewarig vroeg of hij de jongen niet beter naar een inrichting kon sturen, nu de freule weggegaan was. Het was natuurlijk op zichzelf al ongehoord, brutaal, dat men hem zoiets durfde vragen. Maar hij werd er zelfs niet kwaad om. Hij maakte zich er niet af met de bitse opmer king, dat het geen mens ook maar een bliksem aanging. En hij verzon geen smoesjes, geen uitvlucht, wond er ook geen doekjes om, maar zei ronduit: „Nee, dat doe ik niet want dan zou ik immers helemaal alleen zijn." Net alsof hij zijn werk niet meer had, waardoor toch een goed deel van zijn leven of eigenlijk zijn gehele leven van de laatste twintig jaar in beslag genomen was. En alsof hij Liesje ten minste niet bij zich in huis had kun nen nemen om zijn potje te koken, zijn onderbroeken te verstellen en bij hem in bed te kruipen. Zijn jachtgeweer, een goed Engels geweer, hing aan de haak op de gang achter de deur en bleef daar hangen. Hij had geen tijd meer om op jacht te gaan en het zou hem een zorg zijn of het wemelde van eekhoorns, die de vogelstand bedreigden. Hij liet zijn hond nog wel uit de kennel en nam hem ook mee als hij met de jongen in de rolstoel naar het dorp ging, maar naar het bos gingen ze niet. Zelfs daarvoor had hij geen tijd meer. Hij had nauwelijks tijd om op het kantoor de lopende zaken af te handelen, een beslissing te nemen op aanvragen van kleine boeren en landarbeiders om in de kolonie te worden opgenomen, de klachten aan te horen van zijn wijkmeesters en de boekhouder te zeggen, hoe hij de binnengekomen post moest beant woorden. (Wordt vervolgd) iiimiiiiniiiiniiiiHniimmiinniiiniiiiniiiiiiiinniiiiiniiiiimiimiiiiiiinniimmiiiiiiiniiniinimimn! inni.,m,.in,nni.i.i,ini,ninmiiiimi.mil,mi,mi.iriininnnmm„ii.iiiii!niimni,inniiiii.mi.mi,ii.i.iiii.m.i.ii.mnii.iiiin.i.mnii.iiiiiiii.inii.ii.iii!..inimi.,ii.nmnn„mmnmnimmninraiTni!nnnn,B HELGA DOMES, een Oostenrijkse studente, promoveerde te Innsbruck dezer dagen op een proefschrift over blindheid. Om te onderzoeken op welke wijze het leven van blinden draaglijker kan worden gemaakt, had zij vrijwillig gedurende vier weken in volslagen blindheid geleefd. Het experiment vond plaats onder toezicht van prof. Erismann van het psychologisch instituut te Innsbruck. Helga Domes werd uitgerust met een zwarte bril, waaronder haar ogen waren afgedekt met een dikke laag watten en pleister. Later vertelde zij in haar proef schrift dat zij zich op dat moment als een kind voelde, dat blindemannetje speelt. De plotselinge duisternis vond zij lang niet zo angstaanjagend als zij zich dat na het lezen van veel studie werken over blindheid had voor gesteld. Haar eigen stem klonk haar onwezenlijk in de oren, alsof zij de woorden niet zelf uitsprak, een er varing die nog werd overtroffen door de indruk die de stemmen van an deren op haar maakten. Gedurende de proeftijd van vier we ken leefde zij in het blindeninstituut te Innsbruck, waar alle bewoners vreem den voor haar waren. Uit de intona tie van de stemmen en de plaats waar zij vandaan klonken, trachtte zij zich de personen voor te stellen. Later bleek dat wanneer een volwassen man zich tijdens een gesprek bukte, zij de indruk kreeg tot een dwerg te spreken. Zij dichtte aan verschillende bewoners van het blindeninstituut eigenschappen toe, die achteraf geenszins bleken te klop pen met de werkelijkheid. Een man met een bulderstem maakte op haar de in druk van een bazige dikzak. Hij bleek een mager mannetje te zijn en de vrouw, die zij voor hooghartig ver sleet, was een gemoedelijke werkster, die bezig was de ramen te lappen toen zij met de „blinde" Helga had gespro ken. Vooral de ervaringen van de eerste dag als blinde onder de blinden, maak ten op de studente een diepe indruk. Zij was een vreemde in hun wereld, waarvan zij de mogelijkheden nog niet kende. Zij voelde zich in zichzelf op gesloten met geen ander middel tot communicatie dan haar stem, en zelfs die klonk haar vreemd in de oren. De vier weken die zij in de duisternis zou moeten doorbrengen, leken haar „een eindeloze tunnel vol hindernissen en val kuilen." Uit moedeloosheid ging zij de eerste avond vroeg naar bed en toen zij des nachts wakker werd, ervoer zij voor het eerst sedert zij de blinddoek droeg de duisternis als normaal. Zij viel weer in slaap, schoot echter plotseling overeind toen zij zich haar toestand realiseerde. Tenslotte raakte zij in paniek en ze moest zich geweld aandoen om de blinddoek voor de ogen niet weg te rukken. Zij kreeg een hevig verlangen om te zien of het licht of donker was; zélf wilde zij de zon zien opkomen, in plaats van afhankelijk te zijn van de verpleegster, die haar de nieuwe dag zou aankondigen. Tot zij in de kamer naast de hare een stoel hoor de verschuiven en zich realiseerde, dat daar iemand ontwaakte die evenals zij blind was. Toen pas voelde zij zich verbonden met al die mensen in het De Oostenrijkse overheid doet zeer veel voor de blinden. In Wenen is voor hen enkele jaren geleden een speciaal park aangelegd waar zij rustig kunnen wandelen daar de paden zijn afgezet met lage muurtjes, waarlangs de blinde zich met behulp van zijn wandelstok kan oriënteren. Dit is vooral van belang voor hen die nog maar korte tijd het gezichtsvermogen verloren hebben en zich nog niet in het straatverkeer durven wagen. instituut, voor wie het geen verschil maakte of het middernacht of volop dag is. De tweede dag begaf Helga Domes zich met andere blinde vrouwen naar het werkvertrek waar onderricht in het breien werd gegeven. Zij schrok gewel dig, toen zij plotseling naast zich de stem van de lerares hoorde.Het was haar ontgaan, dat de lerares niet blind was en haar kon zien zitten. In het begin voelde zij zich namelijk als de struisvogel, waarvan het fabeltje wordt verteld dat hij zich onbespied waant wanneer hij de kop in het zand steekt. „Ik voelde mij omsloten als in een koker, maar na enkele dagen ver ruimde deze zich geleidelijk. De zwarte nacht maakte als het ware plaats voor een grijze schemering, die mij minder benauwde," zegt zij in haar proef schrift. Elke avond echter Helga meent als gevolg van de vermoeienissen omsloot het duister haar weer tot een nauwe koker. Na een flinke nachtrust was al les weer grijs en langzamerhand begon deze schemer de dageraad voor haar te betekenen. Een paar maal gebeurde het, dat zij midden in de nacht wak ker werd en die schemering „zag" Voor haar was het op zo'n moment ochtend, doch haar braillehorloge ver telde haar anders. Niettemin stond zij op, waste zich en hunkerde naar een ontbijt. In die ogenblikken verlangde zij vurig naar de dagindeling van de zienden. Intussen werden de eerste proeven met haar genomen. De eerste dagen van haar vrijwillige blindheid schreef Helga als iemand, die de macht over zijn hand heeft verloren. Na vier da gen werd het schrift evenwel regelma tiger, er kwam lijn in en na veertien dagen schreef zij weer zo goed, dat nie mand aan haar schrift zou kunnen zien dat zij blind was. Deze aanpassing aan de nieuwe toestand voltrok zich over de gehele linie. Tot haar verwondering begon zij na enige tijd kleuren te zien. Als zij piano speelde veroorzaakten de klanken een bont vuurwerk voor haar ogen. Zij stelde vast, dat dit verschijn sel niet op haar muzikale fantasie be rustte, daar de wekker haar 's morgens een oranje vuurregen voortoverde met zijn gerinkel. NA VEERTIEN DAGEN was zij qua mentaliteit 'n „echte" blinde geworden. Toen begon prof. Erismann met nieuwe experimenten. Hij bracht haar in een vertrek, daaide haar enkele malen in het rond en vroeg haar, zich naar de deur te begeven. De deur waardoor Hel ga was binnengetreden vond zij onmid dellijk, daar er vlak naast een klok tik te die zij bij haar binnenkomst had ge hoord. Een koude luchtstroom wees haar de weg naar een tweede deur, die zij zon der moeilijkheden bereikte. De studente bemerkte de verbazing over dit vlotte verloop in de stem van de professor en dit verwonderde haar enigszins om dat plaatsbepaling haar, na enkele da gen al, vrij gemakkelijk viel. Vrijwel zonder inspanning wist zij haar weg door het gebouw van het instituut te vinden door zich te oriënteren op ge luiden en kleuren. BIJ EEN ANDERE proef gooide prof. Erismann een grote bal vlak langs haar heen. Helga bleef onbeweeglijk zit- 1 ten. Iets vertelde haar dat er een voor werp door de kamer vloog, dat haar echter niet zou raken. Gespannen wacht te zij af tot de bal op de grond terecht kwam. Zodra de bal in haar richting kwam, dook zij verschrikt in elkaar en strekte de handen afwerend uit. Zij voelde het voorwerp naderen en slaag de er steeds in het met het hoofd te ontwijken. Enkele dagen nadien mocht Helga zich op straat begeven. Zij ergerde zich niet aan de straatgeluiden, inte gendeel, zij gebruikte ze dankbaar als bakens op haar weg. Verschillende klanken leerde zij herkennen, waaraan zij voorheen nooit aandacht had be steed. Ook ontdekte ze dat de geluiden gedempter tot haar doordrongen wan neer er dauw lag. Het zwaar voorbij denderen van een trein in de verte klonk minder doordringend wanneer 't regende. De gehele wereld scheen te verstillen toen een late sneeuwbui (het experiment vond plaats in maart) Inns bruck met een witte laag bedekte. Op den duur kon Helga dan ook zelfs uit de geluiden waarnemen wat voor weer het was. DE MEEST verbazingwekkende eigen schap die zij bij zichzelf bespeurde, was het vermogen om hindernissen uit de weg te gaan. Wanneer tijdens een wan deling iemand of iets haar naderde, nam zij vaak een flauwe trilling waar, die haar wangen, voorhoofd en slapen be roerde. Onder gunstige omstandigheden kon zij rustig op straat lopen, zonder de geringste angst, ergens tegenaan te botsen. De professor liet haar 's nachts een parkeerterrein in Innsbruck over steken, terwijl zij een omhoog gerichte brandende zaklantaarn in de hand had. Daarvan werd een tijdopname gemaakt. Aldus ontstond er een lichtstreep over de foto, die duidelijk liet zien, dat de studente alle geparkeerde auto's ont week zonder ze te beroeren. TOEN PROF. Erismann evenwel Helga's oren geluiddicht afstoot, bleek zij plotseling het vermogen om hinder nissen uit de weg te gaan te hebben verloren. De resultaten bevestigden de ervaring die de professor bij zijn proeven in 1955 had opgedaan met als proefpersoon een blinde leraar. De geleerde kwam toen reeds tot de conclusie dat de oren van de blinde fungeren als zeer gevoelige radar-an tennes, die geluidstrillingen als een echo teruggekaatst door de voorwer pen opsporen en zelfs „aanwijzen" waar die voorwerpen zich bevinden. NA VIER WEKEN nam prof. Eris mann de blinddoek voor Helga's ogen weg en op dat moment veranderden de mensen, met wie zij bijna een maand lang de duistere wereld had gedeeld voor haar plotseling in wildvreemde fi guren. Zij had hen naar hun stemmen beoordeeld en niets bleek bedrieglijker te zijn dan deze graadmeter. De ont nuchtering nam nog toe; toen zij be merkte, dat zij heel snel de eigen schappen verloor, die zij als „blinde" had verworven. Alle aandacht concen treerde zich onmiddellijk weer op haar ogen; de werkzaamheid van de ande re zintuigen week terug naar het twee de plan. „Want de zienden zijn blind met al le zintuigen, waarmee de blinde zich moet behelpen.zegt dr. Helga Do- mes in haar proefschrift. Dr. Z. Baruch TjVVUlA#yWVWVVVV%/VV\AAA/VVWWlA/VWVWVVVVWVVVVVyMVVWVV»!»VV*VWVWVVMVS**l*AA/W»lAAAA**VVVVVV»i#WMVWVWW»i MUNCHEN De waarschijnlijk meest originele markt ter wereld viert dit jaar haar duizendjarige bestaan: de Auer Duit" in de Beierse hoofdstad München. Driemaal per jaar, telkens voor een week, ontvouwt zich hier aan de bezoeker een beeld, zoals men dit elders alleen nog op de wereldberoemde Parijse „vlooien markt" kan beleven. Op de ,JDult" is het aanbod waarschijnlijk nog groter: men 187. In de nacht stopte een wagentje bij een villa in een stille wijk. „Is dit het juiste adres, Pampa?" vroeg professor Kalker. „Kijk eens op dat lijstje van generaal Koppelaar." „Ja," zei Panda, hier woont kolonel Basoechka. Hij staat bovenaan de lijst. Maar zouden we het nu wel doen? Het is toch niet netjes om zomaar bij iemand te gaan inbreken?" De geleerde hoorde die bezwaren echter al niet meer. Hij was uit gestapt en haalde een apparaatje uit zijn wagen, dat hij voorzichtig op het tuinpad plaatste. „Kom Padna!" riep hij. „Waar blijf je? We moeten aan de slag!" Pan da stapte uit en liep aarzelend naar het tuinhek. „Wat hebt u daar?" vroeg hij. „Een mechanische uitkijk," verklaarde de geleerde trots. „Hij waarschuwt ons wanneer er iemand aankomt. Zoiets heb je nodig, als je rustig wilt inbreken. Probeer maar. Loop er maar eens op af." Dat deed Panda en meteen bewees het ding zijn werkzaamheid. Een lampje begon te bran den en toen stiet het een geloei, getoeter en gebel uit; waar de omgeving van daverde! kan er zowel een vingerhoed in Empire- stijl als een in goede staat verkerende pronkkaros uit de Biedermeiertijd kopen. EEN ANDER verschil ten opzichte van de Parijse vlooienmarkt bestaat uit het feit, dat de „Duit" tevens een volksfeest is met biertenten, worst- en koekverkopers, schiettenten en carrousels. Aan dit folklo ristische karakter van de „Duit" ligt de nu duizendjarige traditie ten grondslag van deze marktweken, die eens de grootste beursmanifestaties van Duitsland waren. De geschiedenis van de „Duit" begon eigenlijk al in 955 met de slag op het Lechfeld. Onder de dappere krijgers, die destijds aan Beierse zijde tegen de Honga ren vochten, bevond zich ook een jonge man van adel, Jakob Kalthauser genaamd. Voor de slag had hij een gelofte afgelegd, bij zijn stamslot Hochtnutting voor de poorten van München een kerk ter ere van de Heilige Jacobus te bouwen als hij on gedeerd uit de strijd zou terugkeren. Te gelijk met de inwijding van die kerk werd in 964 de eerste beurs gehouden, die later tot „Jacobi-Dult" werd en door de voort durend toenemende betekenis van deze beurs tweehonderd jaar later naar Mün chen verhuisde. DE NAAM „Duit" kreeg de beurs in 1392, toen aan het bezoek een door de paus verleende aflaat „latijn„Indul- tum") verbonden was, omdat men in dat jaar behalve de kostbare koopwaren ook kort voordien gevonden heilige relikwie ën kon bewonderen. Het nauwe contact met het religieuze leven, een mengsel van kerkfeest en kermis, weerspiegelt zich ook nog in de uit overlevering afkomstige en in zwang gebleven aanduidingen „Jako- bi-Dult" en „Georgi-Dult", als localisa- ties van twee dezer vlooienmarkten, ter wijl de derde van de traditionele mark ten op het kerkplein in de „Au" wordt gehouden (vandaar „Auer Duit"). TERWIJL echter het volksfeest-karak ter van de Münchener „Duit" sinds duizend jaar niet gewijzigd is, is ondertussen uit de eens belangrijkste goederenbeurs van Duitsland een verkoopshow van curiositei ten en gelegenheidskoopjes geworden, een „beurs voor elke beurs". Want van ge deukte pannen, gedragen kleding en af. gedankte huisraad tot bibliofiele kostbaar heden, echte schilderijen en bepaald kost bare antiquiteiten kan men hier alles kopen. Ook absoluut nutteloze zaken, die alleen waarde als curiositeit hebben; zo als een „kindertelmachine" of de zoge naamde trompet va*n de „Trompetter van Sackingen" die onlangs voor twaalf hele marken van de hand ging (D.a.D.). Behalve prullen en waardeloze raritei ten worden op de „Auer Duit" ook kost baar antiek en echte kunst te koop aangeboden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 11