m
m
11
Een kort verhaal J])<g dQ U. dl II bgll van Am"la Christie
DONDERDAG 11 JUNI 1964
S4
rcfircrïrïrcCJmnnnnnnnfmnAAnnnnnMnAnfVmJmJUUini
GEORGE DUNDAS stond in de Ci
ty van Londen te peinzen.
Om hem heen golfde het verkeer in
al zijn schakeringen, maar George,
keurig gekleed, zijn broek strak in
de plooi, lette er niet op. Hij had
het veel te druk met uit te denken
wat hem nu te doen stond.
Er was iets voorgevallen! George
en zijn rijke oom (Ephraim Leadbet-
ter van de firma Leadbetter en Gil
ling) hadden wat men in de volks
mond noemt „woorden" gehad. Om
volkomen juist te zijn: de woorden
waren bijna uitsluitend van de kant
van meneer Leadbetter gekomen. Ze
waren over zijn lippen gerold als een
gestadige stroom vol bittere veront
waardiging, en het feit dat die stroom
bijna uitsluitend bestond uit herhalin
gen, scheen hem niet te hebben ge
hinderd. Iets moois maar één keer
zeggen lag niet in de heer Leadbet-
ters lijn.
Het onderwerp was simpel: de mis
dadige dwaasheid van een jongeman
die zijn carrière nog moest opbou
wen en die het had bestaan midden
in de week een dag vrij te nemen
zelfs zonder daartoe verlof te heb
ben gevraagd. Nadat meneer Lead
better alles wat hij kon bedenken had
gezegd en verscheidene dingen twee
maal, hield hij even op om adem te
scheppen en vroeg George wat hij
met zijn wangedrag had bedoeld.
George antwoordde eenvoudig dat
hij opeens het gevoel had gehad dat
hij een dag vrij wilde hebben. Een
dagje vakantie, om het zo uit te druk
ken.
En wat, zo wilde meneer Leadbet
ter nu weten, waren dan de zater
dagmiddag en de zondag? Om nog
niet te spreken over Pinksteren dat
nog niet lang achter hen lag en met
Bank Holiday in het verschiet?
George zei dat die zaterdagmidda
gen en de zondagen en Bank Holiday
hem geen zier konden schelen. Hij be
doelde een échte vrije dag, waarop je
de kans had een plekje te vinden
waarop niet half Londen zich had
verzameld.
Meneer Leadbetter zei toen nijdig,
dat hij zijn best had gedaan voor de
zoon van zijn overleden zuster en
dat niemand kon zeggen dat hij hem
geen kans had gegeven. Maar dat nu
duidelijk bleek dat het niets uithaal
de. En dat George voortaan de hele
week vrijaf kon krijgen om te doen
wat hij wilde.
„De gouden bal van het fortuin is
je toegeworpen, mijn jongen", eindig
de meneer Leadbetter, met opeens
een sprankje poëtische beeldspraak.
„En je hebt hem niet opgevangen."
George zei dat het hem juist voor
kwam dat hij dat wél had gedaan,
waarop meneer Leadbetter elke po
ging tot poëzie liet varen en woedend
zei dat hij kon oprukken.
Vandaar dat George nu zo liep te
piekeren. Zou zijn oom bijdraaien of
niet? Koesterde hij in zijn hart enige
genegenheid voor George of alleen
maar koele afkeer?
Op dat moment zei een stem een
heel onverwachte stem: „Hallo!"
Een rode sportwagen met een ge
weldig lang voorstuk stond naast hem
bij de trottoirband stil. Achter het
stuur zat het mooie en populaire
meisje van de grote wereld, Mary
Montresor. (Deze beschrijving is af
komstig uit de geïllustreerde bladen,
waarin haar portret tenminste vier
maal per maand voorkwam.) Ze
lachte allerliefst tegen hem.
„Ik heb nooit gedacht dat iemand
er midden in de drukte van een we
reldstad zó verlaten kon uitzien,"
zei Mary. „Wil je instappen?"
„Niets liever," zei George zonder
aarzelen en ging naast haar zitten.
Ze kwamen door het drukke ver
keer slechts langzaam verder.
„Ik ben beu van de City," zei Ma
ry Montresor. „Ik kwam eens kij
ken hoe het hier was, maar ik ga
naar Londen terug."
Dat vond George een schitterend
idee, al drukte ze het een beetje won
derlijk uit. Ze reden door, soms lang
zaam, dan weer met woeste vaart,
als Mary kans zag ergens tussendoor
te glippen. Het kwam George voor
dat ze wel wat optimistisch was met
betrekking tot die laatste mogelijkhe
den, maar hij bedacht dat je maar
één keer kunt sterven. Hij vond het
echter toch maar beter geen gesprek
te voeren, hij had liever dat zijn
schone chauffeuse zich uitsluitend aan
haar taak wijdde.
Ze heropende de conversatie en
koos daarvoor het moment uit waar
op ze een gewaagde bocht om Hyde
Park Corner nam.
„Hoe zou je het vinden om met me
te trouwen?" vroeg ze luchtig.
George hapte naar adem, maar dat
kon ook komen door een grote bus
die een zekere ondergang voorspelde.
Hij was trots op zijn snelle reactie.
„Graag", zei hij nonchalant.
„Nou," zei Mary Montresor vaag,
„misschien gebeurt dat dan nog wei
eens."
Ze bereikten zonder ongelukken de
grote rijweg en op dat moment zag
George het aanplakbord waarop met
grote letters het laatste nieuws stond
vermeld. Tussen ERNSTIGE POLI
TIEKE SITUATIE en KOLONEL IN
DE BEKLAAGDENBANK stond: SO
CIETY GIRL TROUWT HERTOG en
aan de andere kant: HERTOG VAN
EDGEHILL EN MISS MONTRESOR.
„Wat is dat over die hertog van
Edgehill?"
„Bedoel je over mij en Bingo? We
zijn geëngageerd."
„Maar wat je daareven zei.
„O, dat", zei Mary Montresor. „Zie
je, ik weet nog niet precies met wie
ik eigenlijk zal gaan trouwen."
„Waarom heb je je dan met hem
verloofd?"
„Om erachter te komen of ik het
zou willen. Iedereen scheen te den
ken dat het ontzettend moeilijk zou
zijn hem te krijgen en dat was het
helemaal niet."
„Beroerd voor eh.Bingo,"
zei George, zijn schroom om een
echte, levende hertog Bingo te noe
men, overwinnend.
„Helemaal niet," zei Mary. „Het
zal heel goed voor Bingo zijn, als
iets hem tenminste goed kan doen
en dat betwijfel ik."
George deed een andere ontdekking,
weer geholpen door een aanplakbil
jet.
„Ja, dat is waar ook, vandaag zijn
de races in Ascot. Ik dacht dat jij
daar wel heen zou gaan."
Mary Montresor zuchtte.
„Ik wou eens een dagje vacantie
hebben," zei ze wat klagend.
„Ik ook," zei George opgetogen.
„En als gevolg van die wens heeft
mijn oom me eruit getrapt en kan ik
verhongeren."
„In dat geval kunnen we trouwen,"
zei Mary, „mijn twintigduizend pond
per jaar zullen misschien net van
pas komen."
„Ze zullen ons in elk geval voor
zien van enig huiselijk comfort,"
vond George.
„Van huizen gesproken," zei Mary.
„Laten we naar buiten rijden en eens
zien of we een huis kunnen ontdek
ken waarin we graag zouden willen
wonen."
Het leek een leuk plan. Ze reden
Putney Bridge over en bereikten
Kingsway, en met een zucht van vol
doening drukte Mary het gaspedaal
in. Ze waren al spoedig buiten, en
een half uur later stak Mary met
een bijna dramatische uitroep van
verrukking haar hand uit en wees.
Op de top van een heuvel voor hen
stond een huis van het soort dat ma
kelaars in onroerende goederen ple
gen te beschrijven (maar zelden
naar waarheid) als „het toppunt van
ouderwetse bekoorlijkheid en char
me." Wanneer u zich voorstelt dat
zo'n beschrijving nu werkelijk eens
een keer klopt met de waarheid, krijgt
u enig idee van dit bepaalde huis.
Mary stopte voor een wit hek.
„We zullen de auto hier laten staan
en het huis eens gaan bekijken. Het
is ons huis, denk je niet?"
„Beslist, het is ons huis." George
was het volkomen met haar eens.
„Maar er schijnen momenteel ande
re mensen in te wonen."
Mary duidde met een afwerend ge
baar aan dat die andere mensen voor
haar niets betekenden. Ze liepen sa
men de oprijlaan door. Het huis leek
van dichtbij nog aantrekkelijker.
„We gaan door alle ramen naar
binnen kijken," zei Mary.
George weifelde.
„Denk je dat die andere mensen
begon hij.
„Daar kan ik geen rekening mee
houden. Het is ons huis, ze wonen
er alleen maar toevallig in. Het is
trouwens een mooie dag, dus ze zul
len wel uit zijn. En als iemand ons
tegenhoudt zeg ik gewoon zeg ik
gewoon dat ik dacht dat mevrouw
Pardonstenger hier woonde en dat ik
me tot mijn spijt vergist schijn te
hebben."
„Ja, dat lijkt wel veilig genoeg,"
zei George aarzelend.
Ze keken door alle ramen. Het huis
was schitterend gemeubeld. Ze wa
ren juist bij de studeerkamer geko
men toen er voetstappen kraakten
op het grint achter hen, en toen ze
omkeken, staarden ze pal in het ge
zicht van een onberispelijke butler.
„O," zei Mary met haar ineemend-
ste glimlach. „Is mevrouw Pardon
stenger thuis? Ik wilde juist kijken
of ze soms in de bibliotheek zat."
„Mevrouw Pardonstenger is thuis,
mevrouw," zei de butler. „Wilt u zo
goed zijn me te volgen?"
Ze deden het, er zat niets anders
op. George probeerde uit te rekenen
hoe groot de kans zou zijn dat iemand
met de naam Pardenstengel juist hier
zou wonen en kwam tot de conclusie
van een op ongeveer twintigduizend.
Mary fluisterde hem in: „Laat alles
maar aan mij over. Het komt in orde".
George liet het maar al te graag
aan haar over. Hij vond dat de situa
tie vrouwelijk raffinement vereiste.
Ze werden in een salon gelaten, en
de butler was nauwelijks verdwenen
of de deur werd weer opengegooid
en een grote, blozende vrouw met
gebleekt haar kwam "binnen.
Mary Montresor deed een stap
naar haar toe en bleef toen met goed
gespeelde verbazing staan.
„Nee maar!" riep ze. „Je bent
Amy niet. Hoe vreemd!"
„Bijzonder vreemd," zei een grim
mige stem.
Achter mevrouw Pardonstengel
dook een enorme kerel met een bul-
doggegezicht en een sinistere, drei
gende oogopslag op. George vond dat
hij nog nooit zo'n onaangename bruut
terna en knielde op zijn borst. Met
zijn rechterhand raapte hij de revol
ver op die de man had laten vallen.
Bella slaakte een gil en verdween
achter een deur. Mary kwam doods
bleek de trap afhollen.
„O, George, je hebt hem toch niet
gedood?"
De man lag volkomen stil. George
boog zich over hem heen.
„Ik geloof niet dat hij dood is," zei
hij spijtig, „maar hij is wel uitge
teld voor een poosje."
„Heb ik 'm netjes geleverd," zei
George met begrijpelijke trots. „Van
een muilezel kunnen we nog een aar
dig lesje leren."
Mary trok aan zijn hand.
„Ga mee," riep ze gejaagd. „Gauw!
„Hadden we maar iets om deze
kerel te binden," zei George, die met
alle geweld zijn plan ten uitvoer wil
de brengen. „Zou je niet ergens een
stuk touw of koord kunnen opdiepen?"
„Nee," zei Mary beslist. „En ga
nu mee toe, alsjeblieft ik ben
zo bang."
„Je hoeft niet bang te zijn," zei
George met mannelijke verwaand
heid. „Ik ben toch bij je."
ui itM
had gezien. De man sloot de deur en
ging er met zijn rug tegenaan leu
nen.
„Zeer vreemd," herhaalde de man
honend. „Maar ik doorzie jullie spel
letje." Hij haalde plotseling een reus
achtige revolver uit zijn zak. „Han
den omhoog! Fouilleer ze, Bella!"
Bij het lezen van detectiveverha
len had George zich vaak afgevraagd
hoe dat fouilleren in zijn werk zou
gaan, nu wist hij het. Bella, alias
mevrouw Pardonstenger, overtuigde
zich ervan dat hij noch Mary dode
lijke wapens bij zich droegen.
„Je dacht zeker verduiveld handig
te zijn, hè?" snauwde de man. „Hier
komen en de heilige onschuld uithan
gen. Maar deze keer heb je je le
lijk vergist. Ik betwijfel of jullie
vrienden en familie jullie wel ooit
zullen terugzien. Zo, wou je 'm sme
ren?" zei hij, toen George een bewe
ging maakte. „Geen gekheid of ik
schiet."
„Voorzichtig, George!" stamelde
Mary.
„En nu vooruit, naar boven," be
val de man. „Doe die deur open,
Bella. Handen omhoog, allebei! Die
juffrouw voorop. Zo! Ik kom achter
jullie aan. De hal door. De trap op!"
Ze gehoorzaamden. Wat konden ze
anders doen? Mary liep met haar
handen omhoog de trap op, George
volgde. Achter hem kwam de schurk,
met de revolver in zijn hand.
Mary bereikte de bovenste tree en
sloeg de hoek om. Op hetzelfde mo
ment trapte George plotseling hard
achteruit. Hij raakte de man in de
maagstreek en deze sloeg achterover
de trap af. George had zich tegelij
kertijd omgedraaid, rende hem ach-
„Lieve, schattige George alsje
blieft ga mee doe het voor mij.
Ik wil hier niet in gemengd worden.
Alsjeblieft, laten we weggaan."
De allerliefste manier waarop ze
„doe het voor mij" had gefluisterd
deed George toegeven. Hij liet zich
meetrekken, het huis uit en de oprij
laan door naar de wachtende auto.
Mary zei zacht: „Rijd jij maar, ik
kan nu niet." George ging achter het
stuur zitten.
„Maar we moeten deze zaak gron
dig onderzoeken", zei hij. „De he
mel mag weten wat die schurk nog
voor gemene streken gaat uithalen.
Ik zal de politie er niet bij halen als
je dat niet wilt, maar ik zal er wel
op mijn eigen manier achterheen zit
ten".
„Nee, George, dat wil ik niet."
„We hebben een pracht van een
avontuur beleefd en nu wil jij dat ik
me er verder niet meer in verdiep?
Geen sprake van!"
„Ik heb nooit kunnen denken dat
jij zo bloeddorstig was," zei Mary in
tranen.
„Ik ben niet bloeddorstig. Ik ben
hier niet mee begonnen. De verdui
velde brutaliteit van die vent om te
dreigen met zo'n buitenmodel pistool.
Maar zeg waarom is dat ding niet
afgegaan toen ik hem de trap af
schopte?"
Hij stopte en viste de revolver uit
de zijtas van de auto. Na hem te heb
ben geïnspecteerd floot hij tussen
zijn tanden.
„Wel verdraaid het ding is niet
geladen. Dat had ik moeten weten
Hij zweeg, verdiept in gedach
ten. „Mary, dit is een merkwaardige
geschiedenis."
„Dat weet ik. Daarom vraag ik je
je er toch buiten te houden".
„Nooit", zei George beslist.
Mary slaakte een hartverscheurende
zucht.
„Ik merk het al, ik zal je alles
moeten vertellen. En het ergste is dat
ik geen flauw idee heb hoe je het
zult opvatten".
„Wat bedoel je met alles vertel
len?"
„Ja, zie je, het zit zó." Ze zweeg
even. „Ik vind dat meisjes tegenwoor
dig solidair moeten zijn, ze moeten er
op staan dat ze iets meer weten van
de mannen met wie ze kennis ma
ken."
„En?" vroeg George, die er niets
van begreep.
„En het belangrijkste is dat een
meisje weet hoe een man zich in ge
val van nood zal gedragen of
hij tegenwoordigheid van geest be
zit, of hij moed heeft en vlug rea
geert. Dat zijn dingen die je zelden
te weten komt voor het te laat is.
Er zal zich misschien nooit zo'n bij
zonder geval voordoen voor je al ja
ren getrouwd bent. Al wat je van
een man weet is hoe hij danst en of
het hem gemakkelijk lukt op regen
achtige avonden een taxi te bemach
tigen."
„Dat zijn anders wel nuttig eigen
schappen", vond George.
„Ja, maar je wilt het gevoel heb
ben dat een man een echte man os."
„De grote, wijde vlakten waar man
nen mannen zijn," citeerde George
dromerig.
„Precies. Maar we hebben hier in
Engeland geen grote, wijde vlakten
en dus moet je kunstmatig een be
paalde situatie scheppen. En dat heb
ik gedaan."
„Bedoel je.
„Ja, dat bedoel ik. Dat huis is toe
vallig mijn huis. We zijn met op
zet erheen gereden, niet bij toeval.
En de man die man die jij bijna
vermoord hebt.
„Ja?"
„Is Rube Wallace de filmacteur.
Hij speelt altijd rollen van boksers
en misdadigers en zo. Hij is een grote
schat. Ik heb hem geëngageerd voor
deze rol. Bella is zijn vrouw. Daarom
was ik zo doodsbenauwd dat je hem
gedood had. Natuurlijk was dat pistool
niet geladen. Het is afkomstig uit de
toneelinventaris. Ben je nu erg boos
op me, George?"
„Ben ik de eerste bij wie je deze
proef hebt genomen?"
„O, nee. Er zijn er al laat's kij
ken negen en een half geweest."
„Wie was die halve?" informeerde
George nieuwsgierig.
„Bingo", antwoordde Mary koeltjes.
„Heeft geen van die lui eraan ge
dacht achteruit de trappen als een
muilezel?"
„Nee. Sommigen probeerden uit de
hoogte te doen, anderen gehoorzaam
den, maar allemaal lieten ze zich
boven vastbinden en een prop in hun
mond stoppen. Ik slaagde er dan na
tuurlijk in net als in een boek
mijn banden los te maken en ze
te bevrijden en dan ontdekten we dat
het huis leeg was."
„En dacht niemand eraan te schop
pen of iets dergelijks?"
„Nee."
„In dat geval vergeef ik het je,"
zei George edelmoedig.
„Dank je, George," zei Mary ne
derig.
„De kwestie is nu, waar gaan we
heen?" zei George. „Ik weet niet ze
ker of het Lambeth Palace is of Doc
tor's Commons."
„Waar heb je het over?"
„Over de vergunning. Een specia
le trouwvergunning is nu, dunkt me,
wel op haar plaats. Je bent er veel
te dol op om je met de ene man te
verloven en dan vlak daarop 'n ande
re ten huwelijk te vragen".
„Ik heb jou niet ten huwelijk ge
vraagd".
„Wel waar. Op Hyde Park Corner.
Niet de plek die ik voor een aan
zoek zou hebben uitgekozen, maar
iedereen heeft zo zijn idiosyncrasieën
op sommige punten."
„Ik heb helemaal zoiets niet ge
daan. Ik vroeg zo maar voor de grap
of je met me zou willen trouwen. Het
was helemaal niet in ernst bedoeld."
„Ik weet zeker dat een advocaat,
als ik hierover zijn mening vroeg, zou
zeggen dat het wel degelijk een echt
aanzoek is geweest. Bovendien weet
je heel goed dat je met me wilt
trouwen."
„Dat wil ik niet".
„Niet? Na negen en een halve mis
lukking? Bedenk eens wat een ge
voel van veiligheid het je zal geven
door het leven te gaan met een man
die je uit elke gevaarlijke situatie
kan redden."
Mary scheen enigszins te wijken voor
dat argument doch ze zei beslist: „Ik
zou nooit met een man trouwen tenzij
hij voor me op de knieën viel."
George keek haar eens aan. Ze was
aanbiddelijk. Maar George had nog
meer eigenschappen van een muil
ezel behalve trappen. Hij zei dus even
beslist:
„Op je knieën vallen voor welke
vrouw ook is vernederend, dat doe ik
niet."
Mary zei op een allerliefst bedroefd
toontje: „Wat jammer".
Ze reden terug naar Londen. George
was stil en nors. Mary's gezicht ging
schuil achter de rand van haar hoed.
Toen ze voorbij Hyde Park Corner
kwamen, mompelde ze:
„Zou je nu heus niet voor me op
je knieën willen vallen?"
„Nee, nooit", zei George beslist.
Hij voelde zich een superman. Ze
bewonderde hem om zijn houding,
maar helaas bezat zij zelf ook enke
le muilezeleigenschappen.
Plotseling stopte hij.
„Een ogenblik", zei hij.
Hij sprong uit de auto, liep terug
naar een fruitkar die ze juist gepas
seerd waren en keerde zo haastig te
rug dat een agent die op hem af
kwam om te vragen wat dat beteken
de, net te laat kwam.
George reed weg en gooide luchtig
een appel in Mary's schoot.
„Eet meer fruit", zei hij. „Dat is
ook symbolisch."
„Symbolisch?"
„Ja. Vroeger gaf Eva een appel
aan Adam. Tegenwoordig geeft Adam
er een aan Eva. Snap je?"
„Ja", zei Mary, nogal weifelend.
„Waar zal ik je heenrijden?" vroeg
George vormelijk.
„Naar huis alsjeblieft."
Hij reed naar Grosvenor Square.
Zijn gezicht verried niets. Hij sprong
uit en liep om de auto heen om haar
eruit te helpen. Ze deed nog een
laatste poging:
„George, lieveling, kun je het niet
doen? Om mij een plezier te doen?"
„Nooit", zei George.
En op datzelfde moment gebeurde
het. Hij gleed uit, probeerde zijn
evenwicht te bewaren en faalde. Hij
lag op zijn knieën voor haar in de
modder.
Mary slaakte een gilletje van blijd
schap en klapte in haar handen.
„O, liefste George! Nu zal ik met
je trouwen. Je mag nu regelrecht
naar Lambeth Palace gaan en alles
regelen met de aartsbisschop van Can
terbury."
„Het was niet mijn bedoeling", zei
George heftig. „Het was die gez -
eh - bananeschil". Hij hield de boos
doener verwijtend omhoog.
„Doet er niet toe," zei Mary. „Het
is gebeurd. Als we later eens kibbe
len en jij me ver wijt dat ik jou
heb gevraagd, kan ik antwoorden dat
jij voor mij op je knieën hebt gele
gen vóór ik met je wilde trouwen.
En dat allemaal door die gezegende
bananeschil. Want het is een geze
gende bananeschil, dat wou je zeker
net zeggen?"
„Iets dergelijks", zei George.
Die middag om half zes kondigde
meneer Leadbetters bediende hem
aan dat zijn neef hem wenste te spre
ken.
„Komt zoete broodjes bakken",
dacht meneer Leadbetter. „Nou ja,
ik ben ook wel wat hard tegen de
jongen geweest, maar het was voor
zijn eigen bestwil."
Hij gaf order George binnen te la
ten.
George kwam heel vrolijk binnen
stappen.
„Ik wil een paar woordjes met u
spreken,- oom", zei hij. „U is van
morgen hoogst onrechtvaardig tegen
me geweest. Ik zou weieens willen
weten of u, op mijn leeftijd, als u de
straat was opgestuurd, onterfd door
uw familie, tussen kwart over elf en
half zes een inkomen van twintigdui
zend per jaar zou hebben verover-
overd. En dat heb ik gedaan".
„Je bent gek, jongen."
„Niet gek, vindingrijk! Ik ga trou
wen met een jong, rijk en mooi meis
je uit de grote wereld. En nog wel
met een meisje dat voor mij een her
tog de bons gaat geven."
„Ga jij een meisje om haar geld
trouwen? Dat had ik nooit van je
gedacht."
„En daarin had u gelijk. Ik zou
haar nooit hebben durven vragen als
zij gelukkig niet mij had ge
vraagd. Ze krabbelde later terug,
maar ik heb gemaakt dat ze van idee
veranderde. En weet u op welke ma
nier ik dat heb gedaan? Door een
verstandige uitgave van twee stuivers
en het opvangen van de gouden bal
van de fortuin."
„Waarvoor had je die twee stui
vers nodig?" vroeg meneer Leadbet
ter, financieel geïnteresseerd.
„Voor een banaan van een hand
kar. Niet iedereen zou aan die banaan
hebben gedacht. Waar kan ik een
bijzondere huwelijks vergunning krij
gen? In Doctor's Commons of Lam
beth Palace?"
innnjinnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnr