GEZEGEND IS HET LEVEN
Je kunt nou eenmaal nooit stilzitten
zeót aeroeontractor B. A. M.
PANDA EN DE PETTENJACHT
J. JAK
Geen contract is hem te dol,
geen taak te gevaarlijk
VAN VLIEGENDE KLEINE KLUSJESMAN TOT
INTERNATIONAAL LUCHTVAARTAANNEMER'
15
Een oorspronkelijke roman
door Klaas van der Geest
VRIJDAG 19 JUNI 1964
"J
nanofomfe'iöodnsrfi&j
Official dealer N.S.U,
AUTOMOBIELBEDRIJF
WWW%AA#VI/I#WV*#W%#VU1
62)
Hoewel het een paar jaar geleden
was, had ze het nog steeds niet kun
nen verwerken en maakte ze zich er
opnieuw kwaad over. „Ja, dokter
een kind was het nog en hij een vol
wassen kerel een oude man bij
haar vergeleken. Maar hij was zo
gek, dat ze alles van hem gedaan
kon krijgen hij durfde haar niets
weigeren Toen we dat najaar onze
rogge verkocht en het geld ervoor
ontvangen hadden, had ik het in de
kast geborgen Dat deed ik altijd
maar en dat is me nooit eerder
overkomen een paar dagen later
was 't weg. En wie kan het weggeno
men hebben, als hij het niet had ge
daan. Geen mens, want er kwam
nooit iemand bij ons
„Nee," stemde de dokter toe. Hij
had het gevoel alsof zijn hart ineen
kromp.
„Hij ontkende het natuurlijk
maar ik wist wel beter. Hij moet het
genomen hebben!" hield ze vol.
„Waar had hij het voor nodig?"
vroeg de dokter. „Om naar de meis
jes te gaan in de stad?"
„Om het aan dat kind te geven,"
zei de oude vrouw. „Of om er iets
voor te kopgn, dat zij van hem wilde
hebben." Ze nam het lege koffiekopje
van hem aan en zette het op tafel.
Hij stond op, maar aarzelde om weg
te gaan, alsof hij hoopte dat ze nog
iets zou zeggen.
„Jezus Jezus mompelde hij.
Om het een of ander ergerde hij zich
plotseling aan de oude vrouw. Hij
dacht: „Jij slons jij smerige oude
slonsEn hardop verweet hij
haar:
„Je hebt niet veel van die jongen
van jou gemaakt, moedertje".
Ze keek hem aan en voor het eerst
zag hij een pientere trek op het ge
groefde, gerimpelde gezicht, toen ze
zei:
„Onze ouders hebben van ons niet
veel gemaakt en wij maken niet veel
van onze kinderen, dokter! En wiens
schuld is dat dan?"
Toen hij door de bossen terug ging
naar het dorp mompelde hij telkens
weer:
„O schuld? Schuld?" Op die
vraag had hij al jaren geleden het
antwoord gevonden. „Is het iemands
schuld, dat hij ziek wordt omdat
Onze Lieve Heer hem geschapen heeft
met zo'n gebrekkig stel beenderen en
spieren en met zo'n gebrekkige ziel?"
Voor hij naar huis ging, liep hij
eerst ook nog even bij Hanne Tadema
aan.
Het was erg lang geleden, dat hij
Hanne het laatst gesproken had.
„Jij hebt me niet nodig, hè?" vroeg
hij, toen hij bij haar stond op het erf
van de kleine hoeve, waar ze nog
steeds woonde. Ze lachte en zei:
„Nee, dokter tot nog toe niet."
„Dat meen je tenminste," zei hij.
En verder ging hij daar niet op in.
Tenslotte kwam hij ook niet voor
haarzelf. „Herinner je je nog, dat jul
lie de Oele destijds in huis namen
Gosse en jij?"
Ze wilde juist haar was ophangen,
toen de dokter kwam, en ze hoopte,
die voor de avond nog droog te krij
gen, hoewel de lucht betrokken was
en het er naar uitzag, dat het zou
gaan regenen. Maar nu hij over de
Oele begon, vroeg ze of hij niet bin
nen wilde komen.
„Nee," zei hij. „We dachten toen,
dat je misschien moeilijkheden met
hem zou krijgen."
„O ja Dat herinnerde ze zich
niet meer. En als ze zich daar inder
tijd zorgen over gemaakt had, kon ze
er nu in elk geval om lachen. „Want
dan hebben we ons in hem vergist,
dokter."
„Zoals we ons zo dikwijls vergis
sen," stemde de dokter toe. Hij zou
willen, dat ze doorging met haar
werk. Dan was het misschien gemak
kelijker om haar te vragen wat hij
wilde weten. „In dat meisje, dat jul
lie ook in huis genomen hadden. We
dachten, dat het een gemakkelijk
kind was, openhartig en met een op
geruimde natuur
„Dat was ze ook en dat is ze
nog!" viel Hanne hem in de rede. Om
het een of ander kreeg ze een kleur,
alsof ze zich kwaad maakte.
„Dat meen je tenminste." zei de
dokter weer. Hij ging toen toch maar
even met Hanne naar binnen. En het
duurde nogal even eer hij de vrouw
van Gosse Tadema duidelijk had ge
maakt, dat ze hem, de dokter, toch
wel eens nodig zou kunnen hebben,
al meende ze van niet. „Geen mens
kan van zichzelf zeggen, dat hij door
en door gezond isdat hem hele
maal niets mankeert, Hanne! En geen
mens kan ook zeggen, wat zich ver
bergt achter het openhartig voorko
men, de opgeruimde aard van een
kind als Lies je!" Daarna zei hij haar,
ronduit, dat ze toch wel wist, hoe er
over Liesje gesproken werd. En dat
gaf ze toe. Ze probeerde nok niet het
meisje te verontschuldigen.
„Ik weet het, dokter. Ik weet, dat
ze dingen doet die ik zelf niet zou
doen. Maar wat wilt u eigenlijk?
Moet ik haar daarom wegsturen? Wat
zou er dan van haar terecht komen?"
„Nee, wegsturen niet," zei de dok
ter. „Maar we moeten proberen haar
te helpen."
„Hoe?" vroeg Hanne, bijna uitda
gend.
„Ja hoe?" Wat dat betrof was
hij helemaal niet zeker van zichzelf.
„Net zoals we iemand helpen, die
ziek is we proberen er achter te
komen, wat haar mankeert en dan
geven we maar het een of andere
medicijn." Hij had niet erg veel ver
trouwen in z'n medicijnen. „Maar het
is nu eenmaal alles, wat we kunnen
doen en als we dat nalaten, kun je
misschien pas van schuld spreken,"
verklaarde hij. Deze opmerking was
eigenlijk niet voor Hanne Tadema be
stemd. Meer voor hemzelf. Een oude,
versleten opmerking trouwens naar
het hem voorkwam. Toch maakte
die op Hanne wel indruk. En daarom
kreeg hij haar er dan ook toe, dat ze
hem vertelde, wat ze voor ieder an
der had verzwegen, zelfs voor de
Oele. Ja, vooral voor de Oele. Ze liet
hem een spaarbankboekje zien, dat
op naam van de jongen stond.
„We hadden er twee, Gosse en ik.
En op elk van die beide boekjes stond
hetzelfde bedrag. Het was misschien
niet zo heel veel, dokter alleen
maar het beetje geld dat we uit de
nalatenschap van Gosse's vader had
den kunnen redden en dan nog wat
we er zelf bij overgespaard hadden."
De dokter zag, dat ze tranen in de
ogen kreeg. Hij wist, hoe moeilijk het
haar moest zijn gevallen om van hun
schamel inkomen nog iets opzij te
leggen, terwijl ze het natuurlijk zelf
vaak bitter nodig hadden gehad. En
er stonden niet alleen tranen in haar
ogen, maar haar stem beefde ook,
toen ze eraan toevoegde:
„We hebben ons er vaak op ver
heugd, Gosse en ik, dat we de kinde
ren, als ze eenmaal volwassen zouden
zijn, tenminste iets mee konden ge
ven. En nu Ze maakte een hulpe
loos gebaar naar de kast, waarin de
beide boekjes altijd hadden gelegen.
Daarna slikte ze iets weg en door
haar tranen heen lachte ze ook nog.
„Nu is het weg. Dat boekje van Lies-
je tenminste."
De dokter zweeg. Dit was iets, dat
hij niet had verwacht. Zijn gedachten
verwarden zich als bij een man, die
op het punt stond te worden overwel
digd door vertwijfeling. Hij weerde
zich er tegen. Maar het duurde toch
nogal even, eer hij kon zeggen:
„En je hebt Maar dat was
natuurlijk te dwaas. Daarom viel hij
zichzelf in de rede: „Waarom heb je
haar er niet naar gevraagd?"
„Ja, waarom zou ik dat doen?"
vroeg Hanne, enigszins verwijtend.
„Wat zou ze er op moeten antwoor
den en wat zou het geholpen heb
ben?"
Er verliepen daarna nog een paar
dagen, eer de dokter iets had opge
steld, dat kon doorgaan voor een
soort diagnose. En daarna kon hij
zich dan bezinnen op een geneeswij
ze waarin hijzelf geen vertrouwen
had. Hij zou eigenlijk maar het liefst
gedaan hebben, wat Hanne Tadema
deed.
„Wees maar goed voor het kind
ze heeft het meer nodig dan iemand
anders, dat we goed voor haar zijn."
(Wordt vervolgd)
^WWWWWW*A/WWW\rWWWWVWl>WWWVWWWWVWlA^W^AA^A/VWMVW\#l*WVWWWWW^/WWWWVWVI/W%Af\
(Van onze correspondent)
„THUIS, IN MIJN JEUGD, heb ik het
eigenlijk wel wat al te gemakkelijk gehad.
Mijn vader deed in zijn goede tijd heel grote
zaken. Hij was de meubelfabrikant Pierre
Schreiner uit de Zoutmanstraat, een echte
Hagenaar, net als alle vier mijn grootouders.
Ik ben ook hier geboren en als het even kan,
ga ik niet weg uit Den Haag. Ik zou met mijn
zaak heel goed in Rotterdam kunnen zitten,
een fijne stad met internationale sfeer. Maar
als ik geschikte ruimte kan vinden blijf ik
hier. Mijn hbs-jeugd was gewoon een fijne
tijd. We konden van alles en we mochten van
alles. Vader had in 1922 al een auto, mèt
chauffeur nog wel, dus dan kunt u be
grijpen.
„Maar in de crisistijd is het goed mis ge
gaan. Dat valt verdraaid niet mee hoor, als
je geen zorgen gewend bent en je ziet de
zaken dan zo achteruit hollen. Van lieverlee
was er niets meer te doen in de meubel
branche en tenslotte heeft vader de zaak
zelfs moeten verkopen. Hij is nog voor de
oorlog gestorven".
„NOU, en wat doe je dan als jongen? We
zaten met z'n zeventienen in de hoogste klas
van de hbs en maar één van ons had voor na
het eindexamen een baantje kunnen vinden.
Ik bezat werkelijk geen cent en de vooruit
zichten waren wat je noemt mistig. Nu zat
een oom van mij in Antwerpen in het ver
zekeringsvak en ik dacht, je moet toch iets
aanpakken. Laat ik maar naar Antwerpen
gaan, 't is misschien meteen nog goed voor
de taal ook".
VERZEKER1NGETJES afsluiten is aldus mijn eerste broodwinning geworden,
't Ging niet slecht. Ik verdiende genoeg om te kunnen leven en ik kon zelfs
een autootje houden. In die tijd al had ik belangstelling voor de luchtvaart.
Dolgraag wou ik vlieger wordenmaar de omstandigheden zaten niet erg mee.
De Militaire Luchtvaartafdeling nam in de dertiger jaren niet meer dan tien
officieren en tien onderofficieren per jaar in opleiding en hoe ik ook mijn best
deed, Bob Schreiner was er niet bij.
Missiepaters, ólie-
sjeiks, textielmag-
naten, iedereen die
vliegen wil of
luchtvracht heeft,
kan bij Schreiner
terecht. Thans ook
de gewone toerist
waarvan hij er
deze zomer 30.000
vervoeren zal.
f
„Pas in 1939, toen het in de Europese
politiek ging spannen, kreeg ik een kans.
De Nationale Luchtvaartschool op IJpen-
burg gaf in de weekends praktische vlieg
lessen, waarna je zelf in de avonduren de
theorie moest Ieren. Zo heb ik eerst mijn
A- en later mijn M-brevet gehaald, nog op
die mooie Koolhoven FK-46. Maar alweer
had ik pech, want net toen het wat leek te
gaan worden met de vliegerij ik werd
ingedeeld bij het derde regiment Lucht
strijdkrachten in Vlissingen kwam een
Duits huisschilder met een zwarte snor
een dikke streep door de rekening halen:
half mei 1940 had ik moeten beginnen."
Vluchtpogingen
„Daar zat ik dan weer. Oorlog overal
om ons heen en wij hier opgesloten in het
stille, geknechte Nederlandje. Geen zaak
meer te doen. Ik had wel een baantje
gevonden op een rijksbureau, maar het
was dom werk en ik wou zo graag wat.
Twee keer heb ik geprobeerd om naar
Engeland te komen. De eerste keer al in
de herfst van 1940. We zouden op het
Tjeukemeer worden opgepikt door een
watervliegtuig en dat toestel kwam inder
daad, maar het werd door Duitse kogels
verjaagd. Later hebben we gehoord dat
die vlieger die met de splinters in zijn
broek ontkwam, Heije Schaper was, u
weet wel, de ex-chef van de Luchtmacht
staf, die nu voorzitter van de K.N.V.V.L.
en chef van het militaire huis van de
koningin is".
„Met een paar zeilvrienden heb ik het
een jaar later nog eens geprobeerd. In een
schuur ergens in Noordwijkerhout hadden
we een buitenboordmotor gebouwd aan
een grote sloep. Daarmee wilden we de
Noordzee oversteken, maar dat plannetje
is bij teveel mensen bekend geworden.
Toen we op het strand kwamen, stonden
de Duitsers ons al op te wachten. Hans
Fles is die nacht gepakt en later in
Oraniënburg gestorven. Zo raakte ik mijn
beste vriend kwijt."
„Maar je moet toch weer verder. Nieu
we ontvluchtingspogingen heb ik niet
meer gewaagd. Ik leerde een meisje ken
nen en daar ben ik een tijdje later mee
getrouwd en dan loop je niet zo gemakke
lijk meer weg. Ze is nog steeds mevrouw
Schreiner en we hebben nu zeven kinde
ren; ik hou er niet van om stil te blijven
zitten. Toen de oorlog eindelijk voorbij
was, dacht ik: laat ik maar eens in Enge
land gaan kijken. Toch Engeland dus, al
was het dan jaren later.
„Schreiner en Co"
GAANDEWEG kon ik van de ene fa
briek na de andere het agentschap voor
Nederland lospeuteren. Van alles was er
bij, maar het had allemaal met de lucht
vaart te maken. Eerst onderdelen en zo,
maar al gauw ook complete vliegtuigen.
Als ze één keer hebben gezien dat je wat
kunt verkopen, krijg je meer commissies.
De luchtvaarttechnische handelmaat
schappij Schreiner en Co. bestaat nog, al
leen de „Co" is er niet meer bij. Dat was
een prima zakenman van wie ik veel heb
geleerd, maar na twee jaar vond ik dat ik
het wel alleen kon en toen heb ik hem
195. „Goedenavond," zei professor Kalker, toen hij ko
lonel Basoechka op het dak ontmoette. „Houd nog even
vast, want er komt nóg iemand langs de touwladder
omhoog." „Grlwitsl" hijgde de kolonel. „Wat is dit?
Wat moet dat?" „Wat?" vroeg de ander wazig. „O,
u bedoelt dat apparaatje aan uw been? Dat is een
mechanische dakhaas. Maar ik heb nu geen tijd voor
uitleg. Ik moet hier inbreken. Goedenavond." Hij lichtte
beleefd zijn hoed en verdween in het openstaande dak
raam. „Flam!" loeide de geplaagde militair. „Topbru-
taliteit! Als ik mijn handen vrij had, sloeg ik hem op
zijn gorlokits!" Het volgend ogenblik kréég hij zijn han
den vrij, want nu klom Panda in de dakgoot en daar
mee werd hij van het gewicht aan zijn been bevrijd.
Brullend volgde de soldaat de geleerde naar binnen.
„Oei, oei," dacht Panda benauwd. „Dat loopt weer hele
maal mis. De prdfessor is echt te verstrooid voor dit
werk!" Nu, dat was waar. Professor Kalker werd plot
seling weer geplaagd door zijn vergeetachtigheid. „Waar
om breek ik hier eigenlijk in?" mompelde hij. „Ik ben
geen dief, dus wat is de reden? Het had iets met petten
te maken, als ik het me goed herinnerHij was
zo in deze gedachten verdiept, dat hij niet eens de
kolonel opmerkte, die met een slierende aanhang aan
zijn been de trap afstormde.
voor 20.000,- uitgekocht. We zijn als
vrienden gescheiden. De handelsonderne
ming beheert nu dertig agenturen van al
lerlei grote fabrieken, zoals Boeing, Sud-
Aviation, Hiller, Piper en Vertol en
we hebben twee buitenlandse kantoren,
Schreiner Aircraft S.A. in Brussel en
Schreiner-Rietdorf G.m.b.h. in Koblenz, 't
Is natuurlijk heerlijk als je hier in Neder
land aan de luchtmacht en aan de marine
mag leveren, maar als ze hier over twin
tig helikopters denken, praten ze in Duits
land meteen over tweehonderd. Dat is fi
nancieel een stuk interessanter. Maar
geen enkele overheid vindt het leuk om
zijn materieel in het buitenland te moeten
aanschaffen en dus hebben we daar een
eigen kantoor gesticht. Nu kan de Bundes-
wehp gewoon in Koblenz terecht, ook voor
de service, onderdelen en zo."
Boerenlucht fotograaf
„Wel, als je toch in vliegtuigen handelt,
is de gedachte om er zelf mee te gaan
vliegen niet zo ver van je af. Ik ontdekte
dat er wat te verdienen viel met lucht
foto's, gewoon kiekjes uit de lucht en dat
werden dan voornamelijk plaatjes van
boerderijen en zo. Met een doodgewone
Leica in de hand snorden we een paar
keer laag over zo'n hofstede en een paar
dagen later ging er dan een man van mij
met een afdrukje naar die boer. Of-ie 'm
wou kopen voor 25,-. Dat was bijna altijd
raak. In een mum van tijd had ik zes
bemanningen vliegtuigen voor dat werk en
25 man in een autootje op de weg om
letterlijk de boer op te gaan; een omzet
van een miljoen gulden per jaar hebben
we gehaald.
Spaak in 't wiel
MAAR natuurlijk moest er net toen ik
wat je noemt „lekker zat", weer iets mis
gaan. Steeds vaker maakten de boeren er
bezwaar tegen dat we ook op zondag over
hun hoofd kwamen brommen en dat
was nou juist zo'n geschikte dag voor dit
werk omdat we dan de minste beperkin
gen door het andere luchtverkeer kregen
opgelegd. Toen moesten we er wel mee
ophouden op zondag, anders kocht nie
mand meer zo'n foto van je. Omdat je die
vliegtuigen toch niet kan laten stilstaan,
zijn we toen voor de weekends reclame-
vluchten gaan contracteren. Drie jaar la
ter, toen die hele boerderij-affaire afliep
omdat we ze allemaal gehad hadden, is
dat trouwens mijn redding geworden. Het
reclamewerk was toen zo opgelopen dat
we helemaal daarop konden overgaan."
„Uit dat slepen met reclamelappen, dat
we nu niet meer doen is tot op vandaag
iets aardigs overgebleven voor twee vlieg
tuigen uit onze vloot: het slepen van
„manches" voor schietoefeningen van de
luchtdoelartillerie bij Den Helder."
„Olie-vliegers"
BEGINT mijn verhaal niet eentonig te
worden? De luchtreclame loopt goed, ik heb
er goede mensen in zitten en ik kijk dus
voor mezelf eens om naar wat anders. Nu
was het me al opgevallen, dat de Engel
sen en Amerikanen veel helikopterwerk
hadden gevonden in de olie-exploratie. De
gebieden waar de grote oliemaatschap
pijen tegenwoordig moeten gaan zoeken
zijn zo uitgestrekt en liggen vaak zo afge
legen, dat je er alleen maar met een heli
kopter komen kan. Wat die kunnen kan ik
ook, dacht ik. In Perzië was toentertijd
een Nederlander, ir. K. Scholtens uit Gro
ningen, president van het Iranian Oil Con
sortium. Dat is „big business", en deze
ir. Scholtens hij is nu gepensioneerd
was een formidabele kerel. Goed, ik krijg
een contract en we gaan vliegen in de
meest barre omstandigheden die u zich
maar voor kunt stellen. Een land zo kaal
en woest als in de oertijd en een gemid
delde dagtemperatuur van 120 graden
Fathrenheit. Mijn mensen daar slapen in
tenten en soms zijn ze drie weken achter
elkaar met een ploegje seismologen ver
dwenen, diep het gebergte in. Als ze drie
maanden gewerkt hebben krijgen ze één
maand Europees verlof met een K.L.M.-
retourtje Abadan-Schiphol. Die reisjes kos
ten ons 150.000,- per jaar, maar de men
sen hebben het hard nodig en ze verdienen
het. Ik wil dat onze medewerkers het naar
hun zin hebben, anders kun je geen grote
dingen doen. U weet waarschijnlijk, dat
twee van die jonge vliegers eind maart
een hoge Amerikaanse onderscheiding
hebben gekregen omdat ze in januari twee
neergestorte Amerikanen uit het gebergte
hebben gehaald? Wel, dat waren een
paar van mijn mannetjes en ik ben er
trots op! „Schreiner Aerocontractors" noe
men we dat bedrijf. „Luchtvaartaanne
mer" zou je kunnen zeggen. Die oliemaat
schappijen werken veel met onderaanne
mers, ze hebben „contractors" voor dit en
„contractors" voor dat, dus „aerocontrac
tors" is een naam die ze begrijpen.
Vakantiebedrijf
Dat geldt niet voor het grote publiek en
daarom hebben wij ons jongste bedrijf
Schreiner Airways genoemd. Daarmee
zijn we dit jaar voor het eerst ook in het
toerisme gedoken. Van het massale ver
voer van vakantiegangers naar het zuiden
verwachten wij heel veel, onze eerste
„Friendship" is al volgeboekt voor de hele
zomer met 30.000 passagiers heen en
terug.
„Maar nou loop ik even op m'n ver
haal vooruit. We zaten in Perzië. We zit
ten er trouwens nog onlangs is daar
het 15 000ste vlieguur volgemaakt. Nieuw-
Guinea, de expeditie naar het Sterren
gebergte het junglevliegen voor de mis
sie, moeilijk maar heel mooi werk.
Libisch avontuur
DAN KOMEN we in Libië. Ik zocht
meer werk voor Aerocontractors en ik
dacht in Noord-Afrika iets te kunnen be
ginnen. Mijn vrouw is meegegaan op de
eerste reis en zij is de enige die aan dat
avontuur iets verdiend heeft, want ze
schreef een verhaal voor een damesblad
over Marokko en daar kreeg ze 250.-
voor. Het is daar niet geworden wat we
ervan verwacht hadden. Twee jaar lang
hebben we ons best gedaan op een verbin
dingslijn van Tripoli naar de oases en de
concessiegebieden. De vliegers deden
enorm veel ervaring op met woestijnvlie-
gen wat heel moeilijk is vooral als
je door een zandstorm elk contact met
de aarde verliest. Maar de overheid ging
er steeds moeilijker doen. Voor elk vlieg
tuig moest ik twintig percent van de aan
koopsom als invoerrecht in hun schatkist
storten, de directeur van het werk moest
een Libiër zijn, de aandelen moesten in
meerderheid in Libische handen komen
en toen ze tenslotte verlangden dat ik
zelfs mijn boekhouding in het Arabisch
ging voeren, werd het me te dol. Met de
hele vloot ben ik toen opgebroken en over
de woestijn gevlogen.
Beloofde land
„Zo kwamen we in Nigeria terecht en
dat is een land naar mijn hart". Vroeger,
als je aan het strand ging zwemmen had
je kans dat bij terugkomst je kleren gesto
len waren. Maar het is nu hard bezig een
modern land te worden. De autoriteiten
zijn niet op de golven van de politiek in
één nacht naar de top gespoeld, maar
keurige lieden die een academische oplei
ding in Engeland gehad hebben. Ze doen
het heel rustig, maar ook heel zeker en zo
komen ze ongemerkt precies waar ze we
zen willen. In de vijf jaar dat wij er nu
werken heb ik dat land enorm vooruit
zien gaan. Als president-commissaris van
de „Aero Contractors Company of Nigeria
Ltd." heb ik een werkelijk formidabele ke
rel gevonden; hij is commissaris van
twintig grote maatschappijen tegelijk,
deze mr Bank Anthony en iedereen in
Lagos kent hem. Koningin Elizabeth heeft
hem pas geleden geridderd omdat hij zo
veel voor zijn land heeft gedaan en nu
heet hij dus heel deftig sir Mobilaji; maar
een kerel uit een stuk, dat is-ie!"
„Dat wij de chartermarkt in Nigeria be
heersen, is geen overdrijving. We vliegen
er met elf toestellen, vijf tweemotorige Pi
per-Aztecs, drie Otters, één Dornier Do-28
voor de kleine veldjes, plus twee helikop
ters, een Alouette en een Bell, die overal
kunnen landen. We doen er douanevervoer
we vliegen voor de politie en we brengen
belangrijke personen weg als ze ergens in
Afrika iets te bespreken hebben. Als u
hoort dat de Nederlanders er goed op staan
in Nigeria dan komt dat, geloof ik, mede
ook door onze mensen."
„Zaken-lijn"
Eens kijken, zijn we er nu? O ja, van
onze luchtlijn A'damGroningenHam
burg in samenwerking met het Noord
nederlandse bedrijfsleven weet u natuur
lijk. Ik" heb pas een enquête gehouden om
te zien of er belangstelling is voor een
rechtstreekse.verbinding tussen Rotterdam'
en Hamburg, zodat de zakenman op één
dag heen en weer terug kan. Dat idee
gaan we binnenkort misschien realiseren.
Van ons charterbedrijf hoef ik wel niets
meer te vertellen. Als „aerocontractors
aannemers, weet u wel staan we klaar
voor iedereen die maar mat ons vliegen
wil voor een rijksdaalder per kilometer.
We brengen pelgrims naar Lourdes en
scheepsbemanningen naar verre zeeha
vens en als u met een man of acht een
dagrit naar de een of andere zakelijke be
spreking wilt maken, hoeft u zich bij ons
voor de terugreis niet te haasten: uw
eigen vliegtuig wacht wel
Vlootvernieuwing
„IK HEB nagenoeg uitsluitend nieuw#
kisten, daar maak ik een punt van. Zo
dra het kan gaan mijn laatste tweedehand
jes Dakota's die nog uitstekend zijn
overigens de deur uit. Volgend jaar
maart krijgen wij onze eigen F-27 van
Fokker en ik hoop die welke we nu ge
huurd hebben van Braathens-Noorwegen
te kunnen houden. Verder denken wij aan
de aankoop van grotere straalverkeerstoe-
stellen voor ons toeristenvervoer. Wat dat
gaat worden weet ik nog niet precies. Dat
zijn zaken die je in overleg met je com
missarissen moet beslissen. Over een op
tie op twee F-28 „Fellowships ben ik met
Fokker in onderhandeling, maar dat is
voor een latere datum 1968 zo onge
veer.
Vooruit zien
„IN DIT VAK moet je vooruit kijken.
Ik heb nu 160 man in dienst, daaronder
zo'n twaalf ex-K.L.M.-vliegers. We heb
ben dertig vliegtuigen en onze eigen
helikopterschool op de luchthaven
Rotterdam. Ik heb prima commissaris
sen en een stevige steun in de rug door
de samenwerking met Phs. van Om
meren. Die mensen hebben 125 jaar
ervaring als reders. Hier in mijn hoofd
kantoor in Den Haag en op de bijkan
toren in Koblenz, Brussel, Teheran en
Lagos heb ik de zaken in handen ge
geven van door ons zelf opgeleide ma
nagers, allemaal prima mensen met stuk
voor stuk een grote ervaring in de
vliegerij. Ik zelf leg me in hoofdzaak
toe op de toekomst, want al lopen de
zaken prachtig, je kunt niet stil blijven
zitten!"
Advertentie
mm
LANGE HERENSTRAAT 31-32-34 - TEL. 13793
tussen station en Parklaan
(VERBRUIK 1 OP 18 KM) ƒ4795,-