GEZEGEND IS HET LEVEN Je kunt nou eenmaal nooit stilzitten zeót aeroeontractor B. A. M. PANDA EN DE PETTENJACHT J. JAK Geen contract is hem te dol, geen taak te gevaarlijk VAN VLIEGENDE KLEINE KLUSJESMAN TOT INTERNATIONAAL LUCHTVAARTAANNEMER' 15 Een oorspronkelijke roman door Klaas van der Geest VRIJDAG 19 JUNI 1964 "J nanofomfe'iöodnsrfi&j Official dealer N.S.U, AUTOMOBIELBEDRIJF WWW%AA#VI/I#WV*#W%#VU1 62) Hoewel het een paar jaar geleden was, had ze het nog steeds niet kun nen verwerken en maakte ze zich er opnieuw kwaad over. „Ja, dokter een kind was het nog en hij een vol wassen kerel een oude man bij haar vergeleken. Maar hij was zo gek, dat ze alles van hem gedaan kon krijgen hij durfde haar niets weigeren Toen we dat najaar onze rogge verkocht en het geld ervoor ontvangen hadden, had ik het in de kast geborgen Dat deed ik altijd maar en dat is me nooit eerder overkomen een paar dagen later was 't weg. En wie kan het weggeno men hebben, als hij het niet had ge daan. Geen mens, want er kwam nooit iemand bij ons „Nee," stemde de dokter toe. Hij had het gevoel alsof zijn hart ineen kromp. „Hij ontkende het natuurlijk maar ik wist wel beter. Hij moet het genomen hebben!" hield ze vol. „Waar had hij het voor nodig?" vroeg de dokter. „Om naar de meis jes te gaan in de stad?" „Om het aan dat kind te geven," zei de oude vrouw. „Of om er iets voor te kopgn, dat zij van hem wilde hebben." Ze nam het lege koffiekopje van hem aan en zette het op tafel. Hij stond op, maar aarzelde om weg te gaan, alsof hij hoopte dat ze nog iets zou zeggen. „Jezus Jezus mompelde hij. Om het een of ander ergerde hij zich plotseling aan de oude vrouw. Hij dacht: „Jij slons jij smerige oude slonsEn hardop verweet hij haar: „Je hebt niet veel van die jongen van jou gemaakt, moedertje". Ze keek hem aan en voor het eerst zag hij een pientere trek op het ge groefde, gerimpelde gezicht, toen ze zei: „Onze ouders hebben van ons niet veel gemaakt en wij maken niet veel van onze kinderen, dokter! En wiens schuld is dat dan?" Toen hij door de bossen terug ging naar het dorp mompelde hij telkens weer: „O schuld? Schuld?" Op die vraag had hij al jaren geleden het antwoord gevonden. „Is het iemands schuld, dat hij ziek wordt omdat Onze Lieve Heer hem geschapen heeft met zo'n gebrekkig stel beenderen en spieren en met zo'n gebrekkige ziel?" Voor hij naar huis ging, liep hij eerst ook nog even bij Hanne Tadema aan. Het was erg lang geleden, dat hij Hanne het laatst gesproken had. „Jij hebt me niet nodig, hè?" vroeg hij, toen hij bij haar stond op het erf van de kleine hoeve, waar ze nog steeds woonde. Ze lachte en zei: „Nee, dokter tot nog toe niet." „Dat meen je tenminste," zei hij. En verder ging hij daar niet op in. Tenslotte kwam hij ook niet voor haarzelf. „Herinner je je nog, dat jul lie de Oele destijds in huis namen Gosse en jij?" Ze wilde juist haar was ophangen, toen de dokter kwam, en ze hoopte, die voor de avond nog droog te krij gen, hoewel de lucht betrokken was en het er naar uitzag, dat het zou gaan regenen. Maar nu hij over de Oele begon, vroeg ze of hij niet bin nen wilde komen. „Nee," zei hij. „We dachten toen, dat je misschien moeilijkheden met hem zou krijgen." „O ja Dat herinnerde ze zich niet meer. En als ze zich daar inder tijd zorgen over gemaakt had, kon ze er nu in elk geval om lachen. „Want dan hebben we ons in hem vergist, dokter." „Zoals we ons zo dikwijls vergis sen," stemde de dokter toe. Hij zou willen, dat ze doorging met haar werk. Dan was het misschien gemak kelijker om haar te vragen wat hij wilde weten. „In dat meisje, dat jul lie ook in huis genomen hadden. We dachten, dat het een gemakkelijk kind was, openhartig en met een op geruimde natuur „Dat was ze ook en dat is ze nog!" viel Hanne hem in de rede. Om het een of ander kreeg ze een kleur, alsof ze zich kwaad maakte. „Dat meen je tenminste." zei de dokter weer. Hij ging toen toch maar even met Hanne naar binnen. En het duurde nogal even eer hij de vrouw van Gosse Tadema duidelijk had ge maakt, dat ze hem, de dokter, toch wel eens nodig zou kunnen hebben, al meende ze van niet. „Geen mens kan van zichzelf zeggen, dat hij door en door gezond isdat hem hele maal niets mankeert, Hanne! En geen mens kan ook zeggen, wat zich ver bergt achter het openhartig voorko men, de opgeruimde aard van een kind als Lies je!" Daarna zei hij haar, ronduit, dat ze toch wel wist, hoe er over Liesje gesproken werd. En dat gaf ze toe. Ze probeerde nok niet het meisje te verontschuldigen. „Ik weet het, dokter. Ik weet, dat ze dingen doet die ik zelf niet zou doen. Maar wat wilt u eigenlijk? Moet ik haar daarom wegsturen? Wat zou er dan van haar terecht komen?" „Nee, wegsturen niet," zei de dok ter. „Maar we moeten proberen haar te helpen." „Hoe?" vroeg Hanne, bijna uitda gend. „Ja hoe?" Wat dat betrof was hij helemaal niet zeker van zichzelf. „Net zoals we iemand helpen, die ziek is we proberen er achter te komen, wat haar mankeert en dan geven we maar het een of andere medicijn." Hij had niet erg veel ver trouwen in z'n medicijnen. „Maar het is nu eenmaal alles, wat we kunnen doen en als we dat nalaten, kun je misschien pas van schuld spreken," verklaarde hij. Deze opmerking was eigenlijk niet voor Hanne Tadema be stemd. Meer voor hemzelf. Een oude, versleten opmerking trouwens naar het hem voorkwam. Toch maakte die op Hanne wel indruk. En daarom kreeg hij haar er dan ook toe, dat ze hem vertelde, wat ze voor ieder an der had verzwegen, zelfs voor de Oele. Ja, vooral voor de Oele. Ze liet hem een spaarbankboekje zien, dat op naam van de jongen stond. „We hadden er twee, Gosse en ik. En op elk van die beide boekjes stond hetzelfde bedrag. Het was misschien niet zo heel veel, dokter alleen maar het beetje geld dat we uit de nalatenschap van Gosse's vader had den kunnen redden en dan nog wat we er zelf bij overgespaard hadden." De dokter zag, dat ze tranen in de ogen kreeg. Hij wist, hoe moeilijk het haar moest zijn gevallen om van hun schamel inkomen nog iets opzij te leggen, terwijl ze het natuurlijk zelf vaak bitter nodig hadden gehad. En er stonden niet alleen tranen in haar ogen, maar haar stem beefde ook, toen ze eraan toevoegde: „We hebben ons er vaak op ver heugd, Gosse en ik, dat we de kinde ren, als ze eenmaal volwassen zouden zijn, tenminste iets mee konden ge ven. En nu Ze maakte een hulpe loos gebaar naar de kast, waarin de beide boekjes altijd hadden gelegen. Daarna slikte ze iets weg en door haar tranen heen lachte ze ook nog. „Nu is het weg. Dat boekje van Lies- je tenminste." De dokter zweeg. Dit was iets, dat hij niet had verwacht. Zijn gedachten verwarden zich als bij een man, die op het punt stond te worden overwel digd door vertwijfeling. Hij weerde zich er tegen. Maar het duurde toch nogal even, eer hij kon zeggen: „En je hebt Maar dat was natuurlijk te dwaas. Daarom viel hij zichzelf in de rede: „Waarom heb je haar er niet naar gevraagd?" „Ja, waarom zou ik dat doen?" vroeg Hanne, enigszins verwijtend. „Wat zou ze er op moeten antwoor den en wat zou het geholpen heb ben?" Er verliepen daarna nog een paar dagen, eer de dokter iets had opge steld, dat kon doorgaan voor een soort diagnose. En daarna kon hij zich dan bezinnen op een geneeswij ze waarin hijzelf geen vertrouwen had. Hij zou eigenlijk maar het liefst gedaan hebben, wat Hanne Tadema deed. „Wees maar goed voor het kind ze heeft het meer nodig dan iemand anders, dat we goed voor haar zijn." (Wordt vervolgd) ^WWWWWW*A/WWW\rWWWWVWl>WWWVWWWWVWlA^W^AA^A/VWMVW\#l*WVWWWWW^/WWWWVWVI/W%Af\ (Van onze correspondent) „THUIS, IN MIJN JEUGD, heb ik het eigenlijk wel wat al te gemakkelijk gehad. Mijn vader deed in zijn goede tijd heel grote zaken. Hij was de meubelfabrikant Pierre Schreiner uit de Zoutmanstraat, een echte Hagenaar, net als alle vier mijn grootouders. Ik ben ook hier geboren en als het even kan, ga ik niet weg uit Den Haag. Ik zou met mijn zaak heel goed in Rotterdam kunnen zitten, een fijne stad met internationale sfeer. Maar als ik geschikte ruimte kan vinden blijf ik hier. Mijn hbs-jeugd was gewoon een fijne tijd. We konden van alles en we mochten van alles. Vader had in 1922 al een auto, mèt chauffeur nog wel, dus dan kunt u be grijpen. „Maar in de crisistijd is het goed mis ge gaan. Dat valt verdraaid niet mee hoor, als je geen zorgen gewend bent en je ziet de zaken dan zo achteruit hollen. Van lieverlee was er niets meer te doen in de meubel branche en tenslotte heeft vader de zaak zelfs moeten verkopen. Hij is nog voor de oorlog gestorven". „NOU, en wat doe je dan als jongen? We zaten met z'n zeventienen in de hoogste klas van de hbs en maar één van ons had voor na het eindexamen een baantje kunnen vinden. Ik bezat werkelijk geen cent en de vooruit zichten waren wat je noemt mistig. Nu zat een oom van mij in Antwerpen in het ver zekeringsvak en ik dacht, je moet toch iets aanpakken. Laat ik maar naar Antwerpen gaan, 't is misschien meteen nog goed voor de taal ook". VERZEKER1NGETJES afsluiten is aldus mijn eerste broodwinning geworden, 't Ging niet slecht. Ik verdiende genoeg om te kunnen leven en ik kon zelfs een autootje houden. In die tijd al had ik belangstelling voor de luchtvaart. Dolgraag wou ik vlieger wordenmaar de omstandigheden zaten niet erg mee. De Militaire Luchtvaartafdeling nam in de dertiger jaren niet meer dan tien officieren en tien onderofficieren per jaar in opleiding en hoe ik ook mijn best deed, Bob Schreiner was er niet bij. Missiepaters, ólie- sjeiks, textielmag- naten, iedereen die vliegen wil of luchtvracht heeft, kan bij Schreiner terecht. Thans ook de gewone toerist waarvan hij er deze zomer 30.000 vervoeren zal. f „Pas in 1939, toen het in de Europese politiek ging spannen, kreeg ik een kans. De Nationale Luchtvaartschool op IJpen- burg gaf in de weekends praktische vlieg lessen, waarna je zelf in de avonduren de theorie moest Ieren. Zo heb ik eerst mijn A- en later mijn M-brevet gehaald, nog op die mooie Koolhoven FK-46. Maar alweer had ik pech, want net toen het wat leek te gaan worden met de vliegerij ik werd ingedeeld bij het derde regiment Lucht strijdkrachten in Vlissingen kwam een Duits huisschilder met een zwarte snor een dikke streep door de rekening halen: half mei 1940 had ik moeten beginnen." Vluchtpogingen „Daar zat ik dan weer. Oorlog overal om ons heen en wij hier opgesloten in het stille, geknechte Nederlandje. Geen zaak meer te doen. Ik had wel een baantje gevonden op een rijksbureau, maar het was dom werk en ik wou zo graag wat. Twee keer heb ik geprobeerd om naar Engeland te komen. De eerste keer al in de herfst van 1940. We zouden op het Tjeukemeer worden opgepikt door een watervliegtuig en dat toestel kwam inder daad, maar het werd door Duitse kogels verjaagd. Later hebben we gehoord dat die vlieger die met de splinters in zijn broek ontkwam, Heije Schaper was, u weet wel, de ex-chef van de Luchtmacht staf, die nu voorzitter van de K.N.V.V.L. en chef van het militaire huis van de koningin is". „Met een paar zeilvrienden heb ik het een jaar later nog eens geprobeerd. In een schuur ergens in Noordwijkerhout hadden we een buitenboordmotor gebouwd aan een grote sloep. Daarmee wilden we de Noordzee oversteken, maar dat plannetje is bij teveel mensen bekend geworden. Toen we op het strand kwamen, stonden de Duitsers ons al op te wachten. Hans Fles is die nacht gepakt en later in Oraniënburg gestorven. Zo raakte ik mijn beste vriend kwijt." „Maar je moet toch weer verder. Nieu we ontvluchtingspogingen heb ik niet meer gewaagd. Ik leerde een meisje ken nen en daar ben ik een tijdje later mee getrouwd en dan loop je niet zo gemakke lijk meer weg. Ze is nog steeds mevrouw Schreiner en we hebben nu zeven kinde ren; ik hou er niet van om stil te blijven zitten. Toen de oorlog eindelijk voorbij was, dacht ik: laat ik maar eens in Enge land gaan kijken. Toch Engeland dus, al was het dan jaren later. „Schreiner en Co" GAANDEWEG kon ik van de ene fa briek na de andere het agentschap voor Nederland lospeuteren. Van alles was er bij, maar het had allemaal met de lucht vaart te maken. Eerst onderdelen en zo, maar al gauw ook complete vliegtuigen. Als ze één keer hebben gezien dat je wat kunt verkopen, krijg je meer commissies. De luchtvaarttechnische handelmaat schappij Schreiner en Co. bestaat nog, al leen de „Co" is er niet meer bij. Dat was een prima zakenman van wie ik veel heb geleerd, maar na twee jaar vond ik dat ik het wel alleen kon en toen heb ik hem 195. „Goedenavond," zei professor Kalker, toen hij ko lonel Basoechka op het dak ontmoette. „Houd nog even vast, want er komt nóg iemand langs de touwladder omhoog." „Grlwitsl" hijgde de kolonel. „Wat is dit? Wat moet dat?" „Wat?" vroeg de ander wazig. „O, u bedoelt dat apparaatje aan uw been? Dat is een mechanische dakhaas. Maar ik heb nu geen tijd voor uitleg. Ik moet hier inbreken. Goedenavond." Hij lichtte beleefd zijn hoed en verdween in het openstaande dak raam. „Flam!" loeide de geplaagde militair. „Topbru- taliteit! Als ik mijn handen vrij had, sloeg ik hem op zijn gorlokits!" Het volgend ogenblik kréég hij zijn han den vrij, want nu klom Panda in de dakgoot en daar mee werd hij van het gewicht aan zijn been bevrijd. Brullend volgde de soldaat de geleerde naar binnen. „Oei, oei," dacht Panda benauwd. „Dat loopt weer hele maal mis. De prdfessor is echt te verstrooid voor dit werk!" Nu, dat was waar. Professor Kalker werd plot seling weer geplaagd door zijn vergeetachtigheid. „Waar om breek ik hier eigenlijk in?" mompelde hij. „Ik ben geen dief, dus wat is de reden? Het had iets met petten te maken, als ik het me goed herinnerHij was zo in deze gedachten verdiept, dat hij niet eens de kolonel opmerkte, die met een slierende aanhang aan zijn been de trap afstormde. voor 20.000,- uitgekocht. We zijn als vrienden gescheiden. De handelsonderne ming beheert nu dertig agenturen van al lerlei grote fabrieken, zoals Boeing, Sud- Aviation, Hiller, Piper en Vertol en we hebben twee buitenlandse kantoren, Schreiner Aircraft S.A. in Brussel en Schreiner-Rietdorf G.m.b.h. in Koblenz, 't Is natuurlijk heerlijk als je hier in Neder land aan de luchtmacht en aan de marine mag leveren, maar als ze hier over twin tig helikopters denken, praten ze in Duits land meteen over tweehonderd. Dat is fi nancieel een stuk interessanter. Maar geen enkele overheid vindt het leuk om zijn materieel in het buitenland te moeten aanschaffen en dus hebben we daar een eigen kantoor gesticht. Nu kan de Bundes- wehp gewoon in Koblenz terecht, ook voor de service, onderdelen en zo." Boerenlucht fotograaf „Wel, als je toch in vliegtuigen handelt, is de gedachte om er zelf mee te gaan vliegen niet zo ver van je af. Ik ontdekte dat er wat te verdienen viel met lucht foto's, gewoon kiekjes uit de lucht en dat werden dan voornamelijk plaatjes van boerderijen en zo. Met een doodgewone Leica in de hand snorden we een paar keer laag over zo'n hofstede en een paar dagen later ging er dan een man van mij met een afdrukje naar die boer. Of-ie 'm wou kopen voor 25,-. Dat was bijna altijd raak. In een mum van tijd had ik zes bemanningen vliegtuigen voor dat werk en 25 man in een autootje op de weg om letterlijk de boer op te gaan; een omzet van een miljoen gulden per jaar hebben we gehaald. Spaak in 't wiel MAAR natuurlijk moest er net toen ik wat je noemt „lekker zat", weer iets mis gaan. Steeds vaker maakten de boeren er bezwaar tegen dat we ook op zondag over hun hoofd kwamen brommen en dat was nou juist zo'n geschikte dag voor dit werk omdat we dan de minste beperkin gen door het andere luchtverkeer kregen opgelegd. Toen moesten we er wel mee ophouden op zondag, anders kocht nie mand meer zo'n foto van je. Omdat je die vliegtuigen toch niet kan laten stilstaan, zijn we toen voor de weekends reclame- vluchten gaan contracteren. Drie jaar la ter, toen die hele boerderij-affaire afliep omdat we ze allemaal gehad hadden, is dat trouwens mijn redding geworden. Het reclamewerk was toen zo opgelopen dat we helemaal daarop konden overgaan." „Uit dat slepen met reclamelappen, dat we nu niet meer doen is tot op vandaag iets aardigs overgebleven voor twee vlieg tuigen uit onze vloot: het slepen van „manches" voor schietoefeningen van de luchtdoelartillerie bij Den Helder." „Olie-vliegers" BEGINT mijn verhaal niet eentonig te worden? De luchtreclame loopt goed, ik heb er goede mensen in zitten en ik kijk dus voor mezelf eens om naar wat anders. Nu was het me al opgevallen, dat de Engel sen en Amerikanen veel helikopterwerk hadden gevonden in de olie-exploratie. De gebieden waar de grote oliemaatschap pijen tegenwoordig moeten gaan zoeken zijn zo uitgestrekt en liggen vaak zo afge legen, dat je er alleen maar met een heli kopter komen kan. Wat die kunnen kan ik ook, dacht ik. In Perzië was toentertijd een Nederlander, ir. K. Scholtens uit Gro ningen, president van het Iranian Oil Con sortium. Dat is „big business", en deze ir. Scholtens hij is nu gepensioneerd was een formidabele kerel. Goed, ik krijg een contract en we gaan vliegen in de meest barre omstandigheden die u zich maar voor kunt stellen. Een land zo kaal en woest als in de oertijd en een gemid delde dagtemperatuur van 120 graden Fathrenheit. Mijn mensen daar slapen in tenten en soms zijn ze drie weken achter elkaar met een ploegje seismologen ver dwenen, diep het gebergte in. Als ze drie maanden gewerkt hebben krijgen ze één maand Europees verlof met een K.L.M.- retourtje Abadan-Schiphol. Die reisjes kos ten ons 150.000,- per jaar, maar de men sen hebben het hard nodig en ze verdienen het. Ik wil dat onze medewerkers het naar hun zin hebben, anders kun je geen grote dingen doen. U weet waarschijnlijk, dat twee van die jonge vliegers eind maart een hoge Amerikaanse onderscheiding hebben gekregen omdat ze in januari twee neergestorte Amerikanen uit het gebergte hebben gehaald? Wel, dat waren een paar van mijn mannetjes en ik ben er trots op! „Schreiner Aerocontractors" noe men we dat bedrijf. „Luchtvaartaanne mer" zou je kunnen zeggen. Die oliemaat schappijen werken veel met onderaanne mers, ze hebben „contractors" voor dit en „contractors" voor dat, dus „aerocontrac tors" is een naam die ze begrijpen. Vakantiebedrijf Dat geldt niet voor het grote publiek en daarom hebben wij ons jongste bedrijf Schreiner Airways genoemd. Daarmee zijn we dit jaar voor het eerst ook in het toerisme gedoken. Van het massale ver voer van vakantiegangers naar het zuiden verwachten wij heel veel, onze eerste „Friendship" is al volgeboekt voor de hele zomer met 30.000 passagiers heen en terug. „Maar nou loop ik even op m'n ver haal vooruit. We zaten in Perzië. We zit ten er trouwens nog onlangs is daar het 15 000ste vlieguur volgemaakt. Nieuw- Guinea, de expeditie naar het Sterren gebergte het junglevliegen voor de mis sie, moeilijk maar heel mooi werk. Libisch avontuur DAN KOMEN we in Libië. Ik zocht meer werk voor Aerocontractors en ik dacht in Noord-Afrika iets te kunnen be ginnen. Mijn vrouw is meegegaan op de eerste reis en zij is de enige die aan dat avontuur iets verdiend heeft, want ze schreef een verhaal voor een damesblad over Marokko en daar kreeg ze 250.- voor. Het is daar niet geworden wat we ervan verwacht hadden. Twee jaar lang hebben we ons best gedaan op een verbin dingslijn van Tripoli naar de oases en de concessiegebieden. De vliegers deden enorm veel ervaring op met woestijnvlie- gen wat heel moeilijk is vooral als je door een zandstorm elk contact met de aarde verliest. Maar de overheid ging er steeds moeilijker doen. Voor elk vlieg tuig moest ik twintig percent van de aan koopsom als invoerrecht in hun schatkist storten, de directeur van het werk moest een Libiër zijn, de aandelen moesten in meerderheid in Libische handen komen en toen ze tenslotte verlangden dat ik zelfs mijn boekhouding in het Arabisch ging voeren, werd het me te dol. Met de hele vloot ben ik toen opgebroken en over de woestijn gevlogen. Beloofde land „Zo kwamen we in Nigeria terecht en dat is een land naar mijn hart". Vroeger, als je aan het strand ging zwemmen had je kans dat bij terugkomst je kleren gesto len waren. Maar het is nu hard bezig een modern land te worden. De autoriteiten zijn niet op de golven van de politiek in één nacht naar de top gespoeld, maar keurige lieden die een academische oplei ding in Engeland gehad hebben. Ze doen het heel rustig, maar ook heel zeker en zo komen ze ongemerkt precies waar ze we zen willen. In de vijf jaar dat wij er nu werken heb ik dat land enorm vooruit zien gaan. Als president-commissaris van de „Aero Contractors Company of Nigeria Ltd." heb ik een werkelijk formidabele ke rel gevonden; hij is commissaris van twintig grote maatschappijen tegelijk, deze mr Bank Anthony en iedereen in Lagos kent hem. Koningin Elizabeth heeft hem pas geleden geridderd omdat hij zo veel voor zijn land heeft gedaan en nu heet hij dus heel deftig sir Mobilaji; maar een kerel uit een stuk, dat is-ie!" „Dat wij de chartermarkt in Nigeria be heersen, is geen overdrijving. We vliegen er met elf toestellen, vijf tweemotorige Pi per-Aztecs, drie Otters, één Dornier Do-28 voor de kleine veldjes, plus twee helikop ters, een Alouette en een Bell, die overal kunnen landen. We doen er douanevervoer we vliegen voor de politie en we brengen belangrijke personen weg als ze ergens in Afrika iets te bespreken hebben. Als u hoort dat de Nederlanders er goed op staan in Nigeria dan komt dat, geloof ik, mede ook door onze mensen." „Zaken-lijn" Eens kijken, zijn we er nu? O ja, van onze luchtlijn A'damGroningenHam burg in samenwerking met het Noord nederlandse bedrijfsleven weet u natuur lijk. Ik" heb pas een enquête gehouden om te zien of er belangstelling is voor een rechtstreekse.verbinding tussen Rotterdam' en Hamburg, zodat de zakenman op één dag heen en weer terug kan. Dat idee gaan we binnenkort misschien realiseren. Van ons charterbedrijf hoef ik wel niets meer te vertellen. Als „aerocontractors aannemers, weet u wel staan we klaar voor iedereen die maar mat ons vliegen wil voor een rijksdaalder per kilometer. We brengen pelgrims naar Lourdes en scheepsbemanningen naar verre zeeha vens en als u met een man of acht een dagrit naar de een of andere zakelijke be spreking wilt maken, hoeft u zich bij ons voor de terugreis niet te haasten: uw eigen vliegtuig wacht wel Vlootvernieuwing „IK HEB nagenoeg uitsluitend nieuw# kisten, daar maak ik een punt van. Zo dra het kan gaan mijn laatste tweedehand jes Dakota's die nog uitstekend zijn overigens de deur uit. Volgend jaar maart krijgen wij onze eigen F-27 van Fokker en ik hoop die welke we nu ge huurd hebben van Braathens-Noorwegen te kunnen houden. Verder denken wij aan de aankoop van grotere straalverkeerstoe- stellen voor ons toeristenvervoer. Wat dat gaat worden weet ik nog niet precies. Dat zijn zaken die je in overleg met je com missarissen moet beslissen. Over een op tie op twee F-28 „Fellowships ben ik met Fokker in onderhandeling, maar dat is voor een latere datum 1968 zo onge veer. Vooruit zien „IN DIT VAK moet je vooruit kijken. Ik heb nu 160 man in dienst, daaronder zo'n twaalf ex-K.L.M.-vliegers. We heb ben dertig vliegtuigen en onze eigen helikopterschool op de luchthaven Rotterdam. Ik heb prima commissaris sen en een stevige steun in de rug door de samenwerking met Phs. van Om meren. Die mensen hebben 125 jaar ervaring als reders. Hier in mijn hoofd kantoor in Den Haag en op de bijkan toren in Koblenz, Brussel, Teheran en Lagos heb ik de zaken in handen ge geven van door ons zelf opgeleide ma nagers, allemaal prima mensen met stuk voor stuk een grote ervaring in de vliegerij. Ik zelf leg me in hoofdzaak toe op de toekomst, want al lopen de zaken prachtig, je kunt niet stil blijven zitten!" Advertentie mm LANGE HERENSTRAAT 31-32-34 - TEL. 13793 tussen station en Parklaan (VERBRUIK 1 OP 18 KM) ƒ4795,-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 15