CNV wil meer geld voor AOW
ten koste van belastingverlaging
vraag
GREEN
zonder prik
Publiek vindt metaalindustrie
een aantrekkelijke bedrijfstak
ARACHNE
de beste
sinaasappeldrank
óók in voordelige
gezinsfles
PLEIDOOI IN „DE GIDS
Weer vrijwilligers
naar Columbia
DONDERDAG 2 JULI 1964
7
Examens
Kort nieuws
EDELSMEEDKUNST
IN HAARLEM
Rechtskundige bijstand
voor tenonrechte
verdachte
Het Christelijk Nationaal Vakverbond
(C.N.V.) wil een deel van het bedrag, dat
de regering beschikbaar houdt voor belas
tingverlaging, besteden voor de financie
ring van de hogere A.O.W. per 1 januari
1965. Weliswaar ontstaat dan een geringe
re verlichting van de belastingdruk, maar
daar staat tegenover dat de premie voor
A.O.W. en A.W.W. minder hoog kan zijn.
Het bestuur van het C.N.V. schrijft in
„De Gids" van opvatting te zijn dat het
Rijk de premie voor de kinderbijslag voor
haar rekening dient te nemen.
De kinderbijslag is tenslotte geen socia
le verzekering maar een methode voor
herverdeling van de primaire inkomens.
Het vrijgekomen premiebedrag (450 mil
joen per jaar) kan dan worden aange
wend om de hogere premie, die met de
optrekking van de A.O.W. is gemoeid, te
Advertentie
SPOT
JJJJUU
drukken. Het is duidelijk, aldus het C.N.V.
dat in de plannen van de regering (een
miljard voor belastingverlaging en 150 mil
joen voor optrekking van de A.O.W. tot
een sociaal minimum) er meer geld van
de werknemers moet komen dan volgens
het systeem van de vakbeweging. Welis
waar profiteren ook de werknemers van
een belastingverlaging maar die gaat ze
ker een half jaar later in dan de premie
verhoging, terwijl de mensen met lage in
komens die het meest door de prijsstij
gingen worden getroffen van de belasting
verlaging nauwelijks iets merken.
Dat wil niet zeggen, aldus het C.N.V.,
dat de vakbeweging geen belastingverla
ging wil. De belastingdruk is met name
voor de middengroepen te zwaar en het
wordt hoog tijd dat daar wat aan wordt
gedaan. Maar men kan ook heel wat plooi
en glad strijken met een belastingverla
ging die het rijk minder dan een miljard
aan inkomsten doet derven. Wat er dan
meer in de schatkist komt, zou kunnen
worden gebruikt voor verlichting van de
premiedruk voor de volksverzekeringen.
„Wij krijgen dan weliswaar een gerin
gere verlichting van de belastingdruk,
Nauwelijks is men in de internatio
nale modewereld bekomen van de
schrik, die de „Monokini" heeft te
weeggebracht, of de Parijse mode
koning Jacques Esterel heeft aange
kondigd zijn mannequins met kale
hoofden, de nieuwe herfst-winter-
collectie te laten presenteren.
maar daar staat tegenover dat wij ook
minder premie kwijt zijn aan de verbete
ring van de A.O.W., want daar legt het
rijk dan meer geld bij," aldus het C.N.V.-
bestuur. „Wij vinden dat een veel recht
vaardiger systeem dan de voorstellen die
het kabinet nu aan de SER heeft voorge
legd. Want het gaat er nu op lijken dat
de verbetering van de A.O.W. gaat ten kos
te van het vrije besteedbare inkomen van
de lagere en middengroepen".
Parijse topmannequins van vijf verschil
lende rassen heeft het syndicaat van de
Franse juwelen-industrie laten aanruk
ken om zijn nieuwe collectie modieuze
sieraden te showen. De wijf gratiën tor
sen hier tezamen een flonkerende last
die een totale waarde van ongeveer
drie miljoen gulden vertegenwoordigt.
Commentaar van een Franse mode
redacteur: Ze zijn om te stelen
Jac. P. Thijsse-lyceum in Overveen.
Voor het eindexamen h.b.s.-a zijn ge
slaagd: mej. I. M. van Bree, de heren B.
E. Dinkelaar en F. H. Gevers Deynoot,
mej. J- B. van Heek, de heren D. Schmitz
en E. N. Troll, mej. Ch. H. M. Worp.
Afgewezen: geen.
mMÊt
Met het doel, ten behoeve van de ver
dere uitbouw en ontwikkeling van de me
taal- en elektrotechnische industrie een in
zicht te krijgen in de opvattingen die
brede lagen der bevolking hebben over de
ze bedrijfstak heeft de Federatie Metaal-
en Elektrotechnische Industrie (F.M.E.)
het Nederlands Instituut voor de Publieke
Opinie (NIPO) opgedragen een onderzoek
daarnaar in te stellen. De F.M.E. heeft
vandaag, in een samenvatting van het rap
port van het NIPO, de bevindingen be
kend gemaakt.
Het NIPO heeft, aan de hand van een
tachtigtal vragen ongeveer achttienhon
derd landgenoten mondeling ondervraagd.
De ondervraagden konden voor het werk
zaam willen zijn een keuze maken uit in
totaal negen bedrijfstakken nl. de metaal-
en elektrotechnische industrie, de bouw
vakken, weg- en waterbouw, chemische in
dustrie, textielindustrie, vervoerswezen,
handel en scheepvaart, winkelbedrijf (incl.
warenhuis), overheidsdiensten.
Van de ondervraagden die in de metaal
industrie werkzaam zijn of voor een be
roep daarin worden opgeleid gaf 79 per
cent de voorkeur aan deze bedrijfstak. Zes
percent slechts der vrouwelijke werkne
mers in overige werkterreinen en zestien
percent van de hoofden van LO en ULO
gaven een voorkeur aan deze tak. De aan
trekkelijkheid van 't vak in deze bedrijfs
tak was voor allen het belangrijkste mo
tief; toekomstmogelijkheden werden ook
genoemd, de beloning kwam in vrijwel al
le gevallen op de vierde of vijfde plaats.
De globale indicaties van het onderzoek
zijn in het algemeen gunstig voor de me-
LAnnnnnnnni u u umnnnnnnnnnnfvwn m■....■.^iwi~ww^i^«i~wiiiiiictiiiii»»«vwwwvwwiiwwvwvwwwwi>www»vvvvv»vvwwwi>vvvwv»»»>vvvvvvmww»
slanden
Weinig internationale onder
werpen worden zoveel be
sproken als de hulp aan ont
wikkelingslanden en weinig
onderwerpen zijn zó moeilijk.
Hetgeen ertoe geleid heeft,
dat de meeste politici deze
hulpverlening afdoen met
enkele leuzen zoals: ten
minste één percent van het
nationale inkomen voor ont
wikkelingshulp! Leuzen, die
bij nader inzien het wezen van
de zaak niet raken want de
ontwikkelingslanden zullen
gelegenheid moeten krijgen,
zichzelf te helpen.
Hulp verlenen draagt niet
weinig bij tot het gevoel van
eigenwaarde van de gever
maar tegelijk degradeert het
de geholpene, maakt van hem
een onbeholpen wezen. Zo is
het tussen mensen, en zo is
het tussen landen. Misschien
is de grootste fout van de lei
ders der economisch ontwik
kelde landen wel de verbrei
ding geweest van de gedachte
dat hun landen alleen in staat
waren, de nood der ontwikke
lingslanden op te heffen, en
dit door hulp te verlenen.
Dientengevolle achtte men
zich gerechtigd, uit te zien wat
goed en wat slecht was voor
de armere landen, nu gedegra
deerd tot hulpbehoevende
landen.
En zó edelmoedig is men nu
weer niet, dat men dan de
eigen belangen vergeet. „Hulp
verlening" wordt het leveren
van overtollige voorraden, uit
de markt genomen om de eigen
landbouw te steunen, en „hulp
verlening" wordt het ver
schaffen van kredieten aan
achtergebleven landen, opdat
deze met de opbrengst daar
van de exporten van de kre
dietgevers zullen helpen ver
groten. Hulpverlening heet
tenslotte het leveren van wa
pens aan bondgenoten-achter
gebleven landen.
Dit alles is echter totaal iets
anders dan de harmonische
ontwikkeling van een achter
gebleven, of een achterop ge
raakt land. Deze laatste ont
wikkeling eist óók medewer
king van de zijde van de meer
ontwikkelde landen, maar dan
van een geheel ander soort
dan de juist aangegevene.
Op de Wereld-Handelscon
ferentie welke in dit voorjaar
in Genève is gehouden, heeft
men iets zeer merkwaardigs
kunnen zien. De niet minder
dan 75 ontwikkelingslanden
die hier vertegenwoordigd
waren landen uit Azië,
Afrika en Latijns Amerika
hebben in ieder opzicht één
lijn getrokken tegenover al die
zozeer behulpzame, rijkere
landen. Duidelijk hebben zij
verlangens kenbaar gemaakt,
verlangens diedoor de
economisch meer ontwikkelde
landen zijn afgewezen.
Tegenover de mening, de
unanieme meriing van 75 lan
den konden de rijkere landen
een blok van nog geen twintig
staten stellen. Waar nu één
van de grondstellingen van de
landen van „het Westen"
een groep, die ongeveer
dezelfde samenstelling heeft
als die der rijkere landen
steeds geweest is, dat de demo
cratische beginselen in de
wereld dienen te zegevieren,
zou dit Westen, zouden deze
rijkere landen, dus aan de
verlangens van de 75 ontwik
kelingslanden zo ver mogelijk
tegemoet moeten komen. In
dien het hun tenminste ernst
is èn met de toepassing van
de democratische beginselen
èn met de hulp aan de ont
wikkelingslanden
Het pleit voor de vertegen
woordigers van deze laatste
groep landen, dat zij niet het
Westen hebben uitgespeeld
tegen de communistische lan
den. Neen, zij hebben dood
eenvoudig gewezen op hün
behoeften, zoals zij die zelf
ervaren.
Wat zij dan hebben ge
vraagd? Preferentiële rechten
bij de invoer, in de economisch
meer ontwikkelde landen,
voor industrieprodukten uit
de ontwikkelingslanden. Zon
der een dergelijke preferentie,
aldus de vertegenwoordigers
van de 75, halen hun jonge
industrieën het niet, kunnen
zij niet exporteren en daar
door alleen maar werken voor
een te kleine binnenlandse
markt.
Dit unanieme standpunt van
de ontwikkelingslanden is
meer aandacht waard dan het
in Genève heeft ontvangen
van de rijkere landen. Het
herinnert aan de leuze, die in
Europa opkwam toen Ame
rika ons op grote schaal hulp
bood en men, liever dan steeds
hulp te ontvangen, exporteer
de naar dat land, onder het
motto: „trade, not aid!"
Zou het inwilligen van het
verzoek van de 75 achterge
bleven landen voor die rijkere
landen een groot offer hebben
betekend? Waarschijnlijk niet.
Denkbaar is, dat hier en daar
in deze rijkere landen een be
drijfstak in een moeilijke con-
currentie-positie zou komen,
maar regel zou dat waarschijn
lijk niet zijn. De enige in
dustrieprodukten van de ont
wikkelingslanden die uitge
voerd zouden kunnen worden
zijn voortbrengselen van de
lichte industrie. En dat nog
weer alleen uit die landen, die
reeds een tamelijk sterke mate
van ontwikkeling gekend heb
ben. Neemt men nu verder in
aanmerking, dat in lang niet
alle ontwikkelingslanden de
loonkosten laag liggen, maar
integendeel vaak hoog zijn
(mede door het gebruik van
minder moderne machines),
dan kan daaruit worden ge
concludeerd dat slechts enkele
produkten, afkomstig uit wei
nige landen, zouden profiteren
van de concessie die de ont
wikkelingslanden zo graag
wensen. Textielprodukten uit
India of Pakistan bij voor
beeld. Voor het overige zou de
tegemoetkoming die de ont
wikkelingslanden hopen te
verkrijgen in de economisch
meer landen nauwelijks ge
voeld worden als een offer.
De weigering kwam in de
eerste plaats voort uit de hou
ding van de Noord-Amerika
nen. Dezen wilden niet slechts
zalf geen enkele tariefconces
sie in het uitzicht stellen, maar
zij eisten bovendien dat elke
concessie welke andere ont
wikkelde landen eventueel
zouden doen, tevens ten goede
zou komen aan de Noordame-
rikaanse uitvoerprodukten.
Dit laatste konden zij, formeel
gesproken, doen omdat de
wereld nauw verstrengeld is
in een net van handelsverdra
gen, waarbij elk land aan zijn
verdragspartners de zoge
naamde behandeling als meest
begunstigde natie in het uit
zicht stelt. Zou de Benelux of
Engeland, dus de grenzen open
stellen voor katoentjes uit
India, Pakistan, Brazilië enz.
tegen een speciaal laag tarief,
dan werd automatisch de in
voer van katoenen stoffen uit
de Verenigde Staten op de
zelfde wijze bevoordeeld. Dit
betekende, dat de grenzen van
de Verenigde Staten gesloten
bleven voor de industriepro
dukten van de ontwikkelings
landen, maar bovendien dat
andere staten hun grenzen er
onmogelijk voor konden gaan
openen want dit zou immers
leiden tot een enorme toename
van de invoer uitde Ver
enigde Staten, een land met
een veel sterkere industrie dan
welk land ook.
De stugge houding van de
Verenigde Staten, het land
juist dat het meeste in de weer
is met „hulp" aan ontwikke.-
lingslanden, houdt verband
met het feit dat men daar nog
steeds sterk protectionistisch
denkt al heeft de zeer
moderne Amerikaanse indu
strie zulk een sterke bescher
ming al lang niet meer nodig.
Maar wat ook de verklaring
moge zijn, wij moeten hopen
dat men ginds tot een ander
inzicht komt. Want de ont
wikkelingslanden zullen blij
ven aandringen op de vervul
ling van deze wens en zo
het Westen het uitzicht daarop
kansloos zou maken, dan kon
den uiteindelijk al deze landen
zich wel eens zozeer aaneen
sluiten dat zij samen de rest
van de wereld nog veel krach
tiger eisen konden stellen dan
nu het geval is. En dan was
eventueel een samengaan van
dit blok van landen met die
van de communistische we
reldbeschouwing mogelijk
een eventualiteit, die voor het
Westen bepaald bijzonder ge
vaarlijk en zelfs gevaarlijk
zou zijn.
Als enig positief resultaat
van de confertie van Genève
krijgen wij nu een internatio
nale organisatie voor wereld
handel van de Verenigde Na
ties. In die organisatie zal het
blok van ontwikkelingslanden
een sterke meerderheidsposi
tie innemen. De organisatie zal
daardoor de plaats worden
waar de ontwikkelingslanden
hun offensief zullen voort
zetten. Een offensief, waarvan
de bedoeling geen andere is
dan ontwikkeling, inhalen van
achterstand. En die bedoeling
is precies dezelfde die, naar
het immers heet, wordt gewild
door de economisch meer ont
wikkelde landen met hun
plannen voor hulpverlening.
Nederland heeft onder die
laatste landen steeds een
tamelijk grote rol gespeeld.
Hopelijk is het onze afgevaar
digden gegeven om iets ertoe
bij te dragne dat er geen nieuw
en groot misverstand ontstaat
tussen de ontwikkelingslan
den enerzijds, de economisch'
het meest voortgeschreden
landen anderzijds. Wij moe
ten de zwakkeren een kans
geven, in hun belang, in het
algemeen belang en tenslotte
ook in ons eigen belang.
taal- en elektrotechnische industrie, maar
hun betekenis is, volgens de samenvatting,
slechts betrekkelijk. Aan de hand van an
dere vragen is daarom getracht dieper
door te dringen en daartoe is de sector
onderverdeeld in verscheiden branches. De
nationaal-economische betekenis van de
groepen bleek daaruit, evenals de voorkeur
voor de elektrotechnische industrie als
werkterrein en de geringe voorkeur voor
gieterijen en scheepsbouw. Verdere verdie
ping bracht aan het Jicht o.m. dat een
combinatie van hand- en machinewerk ge
prefereerd wordt en dat het creatieve werk
de eerste plaats inneemt.
De tweede groep Nederlandse jongeren
vrijwilligers voor Columbia zal op 31 juli
of 1 augustus per vliegtuig naar deze
Zuidamerikaanse republiek vertrekken
waar op 12 juni reeds de eerste groep
van de ploeg aankwam. Deze tweede
groep zal bestaan uit dertien jonge man
nen en acht meisjes. De eerste groep telt
negen meisjes en vier jongemannen.
Twintig vrijwilligers zullen gaan werken
in het departement El Meta in een vlak
gebied ten oosten van Bogota en de ande
re veertien in de Andes dichtbij de grens
met Ecuador.
Hoogleraar. Dr. G. A. Kooy is met ingang
van 15* september benoemd tot gewoon
hoogleraar in de empirische sociologie
en sociografie, in het bijzonder het gezin
en huishouding, aan de landbouwhoge
school in Wageningen.
Advertentie
nnnnmnft—ii-r*-„„»miiiiiiiiiiii««miiiiiiiiiiiiiiii«iiiii»iiiiiiii»iiiiiiiiiiiiiiiiiiwmiwiiiiii^^
ope-
Haarlem wordt t0 een exclusief
„sieraden-paradijsje" rijker.
In de Spekstraat bij de Grote Markt.
U vindt er een sprankelende collectie
edelsmeed-creaties van goud en
edelsteen; origineel en verfijnd van
stijl. Bovendien kunt U naar eigen
smaak en op advies iets persoonlijks
laten ontwerpen! Komt U binnenkort
eens kennismaken?
Hans en Anneke van der Heijden
edelsmid en naaldkunstenares
Spekstr.-3 (bij de.Vleeshal) tel. 15745
Minister Scholten (Justitie) acht het niet
juist om hangende de behandeling van het
hoger beroep van de beheerder van een
postagentschap, gevestigd in het Haagsa
filiaal van een grootwinkelbedrijf, een
oordeel uit te spreken over de interpreta
tie van de wetsbepaling, krachtens welke
de rechtbank in Den Haag afwijzend be
schikte op een vordering van 1400 voor
rechtskundige bijstand van de beheerder,
die ten onrechte in voorlopige hechtenis
heeft gezeten.
De bewindsman deelt dit mede in ant
woord op schriftelijke vragen over deze
kwestie van de Tweede-Kamerleden Polak
(P.v.d.A.) en Berkhouwer (VVD).