HET HUNEBED VAN SLEEN PANDA EN DE PETTENJACHT Mevrouw Mesta geeft een feestje Het Vale Paard Washington's laatste privé-gastvrouw Ons vervolgverhaal Ü7e/i detectiveroman door Agatha Christie Oog in oog met de prehistorie Eetfuif engros Hoogtepunt Fanmail MAANDAG 6 JULI 1964 fmm Het is een adembenemende ervaring, oog in oog te staan met dit „raadsel der prehistorie", dat als monument van menselijke wilskracht en doorzettings vermogen zeker niet minder indrukwek kend is dan bijvoorbeeld de pyramiden der Egyptische farao's of de stenen reuzenbeelden van het Paaseiland. U moet er heus eens gaan kijken! Theo de Vries if «fc ifi WASHINGTON (AP) - Mevrouw Perle Mesta zegt dat het uitgaansleven in Washington zich wijzigt met de per soon van de president, en dat dit de fede rale hoofdstad zo interessant maakt. Zij kan het weten, want zij is de laatste grote gastvrouw in Washington die voor eigen rekening enorme partijen geeft. Zij wil opnieuw een grote ontvangst organiseren tijdens de conventie van de democratische partij. Haar favoriet voor de presidentskeuze van 1960 was Lyn don B. Johnson. Perle Mesta spreekt tegen dat zij tij dens het bewind van Kennedy „in de diepvries" was. Ze heeft toen evenveel partijen gegeven als anders, maar ze geeft toe nooit door president en me vrouw Kennedy te zijn uitgenodigd voor een ontvangst in het Witte Huis, terwijl zij bij alle vorige presidenten, van Cal vin Coolidge tot Eisenhower, wel op de lijst stond. 5, ~C'>V«.'! WVWWWWWWWWW 6) Corrigan floot. „Dat begint op een «pionnageverhaal te lijken." Lejeune glimlachte. „De zaak is veel simpeler. De man had een scheur in de voering van zijn zak. Brigadier Pine heeft daarover de huishoudster aan de tand gevoeld. Dat mens is verbazend slonzig. Zorg de niet naar behoren voor het onder houd van zijn kleding. Ze heeft toe gegeven dat pastoor Gorman daardoor maar al te vaak een briefje aan de binnenzijde van zijn schoen moest stoppen, om te voorkomen dat hij het uit zijn zak verloor of in de voering van zijn toog kwijtraakte." „Maar dat heeft zijn moordenaar niet geweten „Die is geen ogenblik op de gedach te gekomen! Aangenomen dan altijd dat het dit stukje papier is geweest, dat hij wellicht in handen heeft willen krijgeneerder dan die paar los se centen." „Wat stond er op dat papiertje?" Lejeune haalde uit een la een vod je papier te voorschijn. „Alleen maar een rijtje namen", zei hij. Corrigan bestudeerde het lijstje met aandacht: Ormerod Sandford Parkinson Hesketh-Dubois Shaw Harmondsworth Tuckerton Delafontaine Corrigan Zijn wenkbrauwen vlogen omhoog. „Hé, ik sta er zelf ook bij!" „Zegt een van die namen jou soms iets?" vroeg de inspecteur. „Geen enkele. „En jij hebt zelf nog nooit eerder van pastoor Gorman gehoord?" „Ik heb hem tenminste nooit ont moet." „Dan zul je ons ook niet veel ver der kunnen helpen." „Ook enig idee wat dit lijstje zou kunnen betekenen als het al enige betekenis heeft?" Lejeune gaf daarop niet direct ant woord. „Omstreeks 7 uur 's avonds is een jongetje de pastoor komen ha len. Met de boodschap dat er een vrouw op sterven lag, die om een priester had gevraagd. Pastoor Gor man is toen met de jongen meege gaan." „Waarheen?" Weet je dat ook?" „Ja, dat weten we. Het kostte niet veel moeite dat na te gaan. Naar de Benthall Street, nummer 23. Het huis is eigendom van een vrouw, die Cop- pins heet. De stervende vrouw heet te mevrouw Davis. De pastoor is ongeveer'een half uur bij haar geble ven. Mevrouw Davis is, even voor dat de ziekenauto haar kwam halen, overleden." „Juist." „Daarna is pastoor Gorman gesig naleerd in „Bij Tony", een klein derderangs cafeetje. Maar heel fat soenlijk. Niets misdadigs, waar ze je verversingen van slechte kwaliteit voorzetten, zodat er ook maar weinig mensen komen. Pastoor Gorman heeft er een kop koffie besteld. Toen heeft hij blijkbaar in zijn zakken naar zijn opschrijfboekje gezocht. Daar hij het niet kon vinden heeft hij aan Tony, de exploitant, een stukje papier ge vraagd. Dat is dit papiertje!" wees Lejeune. „En daarna?" „Toen Tony hem zijn koffie bracht was de pastoor aan het schrijven. Kort daarop is hij weggegaan. Zijn koffie heeft hij vrijwel onaangeroerd laten staan wat ik hem niet kwa lijk kan nemen maar toen had hij dit lijstje klaar en in zijn schoen ge stopt." „Zaten er nog andere mensen in het café?" „Drie „nozems" hebben aan een ander tafeltje gezeten. En er is een iets oudere man binnengekomen, die ook aan een tafeltje plaats heeft ge nomen. Maar die man is zonder iets te bestellen weer vertrokken." „Om pastoor Gorman achterna te gaan?" „Zeer wel mogelijk. Tony heeft niet gemerkt wanneer die man precies is weggegaan. Heeft ook niet op 's mans uiterlijk gelet. Hij heeft hem een on opvallend type genoemd. Netjes ge kleed. Zo'n type dat als twee drup pels water op z'n buurman lijkt. Ge middelde lengte en, denkt hij, in don kerblauwe jas.maar die kan ook bruin zijn geweest. Hij was niet bij zonder blond en evenmin donker van haar. Er is geen enkele reden om te vermoeden dat hij iets met de zaak heeft uit te staan. Maar je weet 't natuurlijk nooit. Hij heeft zich nog niet aangemeld om te vertellen dat hij de pastoor in „Bij Tony" heeft zien zit ten. maar het is nog te vroeg om daarover een oordeel uit te spreken. Wij hebben een oproep gericht tot ie dereen die pastoor Gorman tussen kwart voor acht en kwart over acht die avond heeft gezien. Tot nu toe heb ben we nog slecht twee reacties daar op binnengekregen: van een vrouw en van de apotheker daar dicht in de buurt. Ik ga ze nu dadelijk opzoeken, om kwart over acht hebben twee kleine jongens de pastoor gevonden in de West Street jou bekend? Eigen lijk een steegje, vlak langs de spoor lijn. De rest.weet je". Corrigan knikte. Hij tikte op het stukje papier. „Wat denk je hiervan?" vroeg hij. „Ik geloof dat dit van zeer veel be lang is", verzekerde Lejeune. „De ster vende moet hem iets hebben verteld. Zou hij de daarbij genoemde namen op schrift hebben willen zetten, voor dat zij uit zijn geheugen verdwenen waren? Alleen één ding.doet men dat, wanneer men als priester het biechtgeheim behoort te bewaren?" „Het behoeft hem niet te zijn me degedeeld als vallende onder het biechtgeheim" merkte Lejeune op. „Gesteld, bijvoorbeeld, dat deze na men in enig verband staan met. laten we zeggen, met een chantage- affaire". „O, denk je aan die mogelijkheid?" „Ik heb nog geen enkel bepaald idee. Dit is zo maar een werkhypo these. Al die mensen op dat lijstje zouden slachtoffers van chantage kunnen zijn. De stervende vrouw pleegde die chantage zelf, óf ze wist er misschien van. Haar enige bedoe ling zal zijn geweest berouw te tonen, haar zonden op te biechten en nog goed te maken wat er goed te maken viel. Pastoor Gorman kan die taak voor haar op zich hebben genomen". „En verder?" „Verder kun je alleen maar raden" verklaarde Lejeune. „Het kan ook een afpersingszaakje geweest zijn en iemand heeft daaraan geen eind wil len maken. Iemand die geweten heeft dat mevrouw Davis stervende was en een priester had laten komen. De rest ligt dan voor de hand". „Het zal mij sterk benieuwen", sprak Corrigan, die het stukje papier wederom bestudeerde. „Waarom denk je dat achter de laatste twee namen een vraagteken is gezet?" „Dat kan zijn omdat pastoor Gor man er niet helemaal zeker van is geweest dat hij die twee namen goed had onthouden". „Ja, het kan net zo goed Mulligan zijn geweest in plaats van Corrigan", stemde de dokter met een lachje toe. „Zoiets is best mogelijk. Maar daar tegenover zou ik peggen dat je een naam als Delafontaine óf volkomen vergeten bent óf helemaal goed hebt onthouden als je weet wat ik be doel. Vreemd dat er geen enkel adres bij vermeld staat". Hij las het lijstje nog eens over. „Parkinson.je hebt zoveel Par kinsons. Sandford is ook vrij alge meen. Maar Hesketh-Dubois, dat is wel wat.Daar heb je er niet veel van". In een plotselinge opwelling boog de dokter zich naar voren en greep het telefoonboek, dat op het bureau van de inspecteur stond. „Van E tot L. Eens even kijken. Hesketh, mevrouw A John en Co., loodgieters Sir Isidore. Aha, hier heb je het! Hesketh-Dubois, Lady, Ellesmere Square 49, S.W.l. Wat zou je ervan zeggen als we haar eens even opbelden?" (Wordt vervolgd) NATUURLIJK weet iedereen wat een hunebed is: een oude grafheuvel, be staande uit kunstig samengevoegde grote stenen zoals die ver voor het begin van onze jaartelling door de toenmalige bewoners van Noordoost-Nederland ge bouwd werden. Het vormt min of meer het begin van onze vaderlandse ge schiedenis en daarom zal geen onder wijzer het wagen, het hunebed over te slaan. Maar veel verder dan deze schaar se bijzonderheden reikt onze kennis van het hunebed niet en slechts weinig Nederlanders hebben een bezoek aan zo'n prehistorisch bouwwerk gebracht. Toch is zo'n bezoek, met wat meer voor kennis, een zeldzame belevenis die onder ieders bereik ligt. In Drente bijvoorbeeld en ook in het aangrenzende stukje Duits land, bij Cloppenburg, zijn nog enkele goed geconserveerde hunebedden te be wonderen. Een van deze, in de buurt van het Drentse plaatsje Sleen gelegen, is zelfs onlangs geheel gerestaureerd: een karwei dat ondanks de modernste hulpmiddelen menig zweetdruppeltje gevergd heeft. „Woningen van reuzen" UIT HET JAAR 1685 hebben wij een ooggetuigeverslag in het bekende boek Oudheden". Daar lezen we dat de „harts vriendin" van de auteur tijdens de Pink sterdagen" bij vrienden in Borger logeer de en de „daar leggende steenhoopen" zag. Zij ging voor de aardigheid graven. „En siet! sy ontdekt voor het eerst veel klee- ne kieselsteenen, straatgewijs nevens mal kanderen geset. Hier onder stonden veel ronde potten, seer ruw en plomp gevormd, bruinblauw of donker rood van verf: som mige 2 en sommige 4 ooren hebbende. Wat moeite sy ondertussen deede, om zulk een aschkannetje geheel uit desen hoop te lichten, sy vielen toch allen in scherven; alleenlijk een menigte doodsbeenderen en assen uitstortende. Soo veel ik weet, is sy de allereerste geweest, die het aard rijk onder deese keyen heeft omwroed". Het verhaal is verlucht met een plaat, waaruit duidelijk blijkt dat de tekenaar nog nooit van zijn leven een hunebed had gezien. IN DIE TIJD een eeuw geleden dacht men nog dat deze grafkelders ge maakt waren door reuzen „...vragende wie deese steenen hier op malkanderen stapelde? De Hunen? Neen, alsoo die nim mer tot onsen streken afquamen; maar de Huinen, dat is, in oud Celtisch, reu- Het sprookje over die reuzen heeft lan ge tijd opgeld gedaan. Thans weten we wel beter. De oude bewoners van onze Drentse heide bezaten geenszins een abnormale lichaamsbouw. Waarschijnlijk waren ze niet veel groter dan gemiddeld 1 meter 60 cm. Hoe deze bewoners er verder heb ben uitgezien weten we niet. Veel is er niet van hen overgebleven. En als zij niet zulke enorme grafkelders hadden gemaakt dan zouden zij, als zovele volkeren met en kele regels in onze geschiedenisboekjes zijn afgedaan. Nu echter kan men zich niet van hen afmaken. Zij waren immers de eerste bouwers in ons land. En wat voor bouwers! IJstijd-erfenis UIT DE IJSTIJDEN waren in ons land enorme keien achtergebleven, aange- De „kale" kant van het hunebed. Alleen de grootste stenen hebben de tand des tijds overleefd. voerd door de gletsjers. Die stenen zul len in ons deel van West-Europa in vrij groten getale te vinden zijn geweest, prach tig materiaal dus om grafkamers van te bouwen. We vinden deze enorme graven dan ook zowel in Noord-Duitsland, als in Denemarken, Zuid-Scandinavië en Polen. Trouwens, langs de gehele kust van de Atlantische Oceaan, en ook langs de kus ten van de Middellandse Zee vinden wij sporen van beschavingen die enorme ste nen als bouwmaterialen gebruikten. Waar onze Hunebedbouwers vandaan gekomen zijn, is nog steeds niet zeker. Velen me nen uit Zuidoost-Europa. In ieder geval staat wél vast dat zij zich ongeveer vijf enveertig eeuwen geleden in Nederland vestigden. „Klokbeker-cultuur" HET WAREN de eerste landbouwers die ons land kende. Zij rooiden gedeelten van het bossen en bewerkten hun akkers met primitieve werktuigen. Zij kenden al koren en rogge. Ze bouwden eenvoudige huizen, verdeeld in twee „kamers" en een soort varanda, waar in de zomermaanden gewerkt kon worden. Zij brachten aan de oevers van de moerassen offerranden, zo als eieren, bever- of eenden vlees; zeelt of snoek, of schapen, varkens of runderen. Zij hadden stenen werktuigen. Hun vaat werk had 'n bepaalde eigenaardige trech terachtige vorm, vandaar hun oude naam „trechter"- of „klokbekervolk" zij ken den al wagens; er zijn wielen gevonden. Weliswaar nog heel eenvoudige, soms niet meer dan een schijf van een boomstam, maar toch een wiel in oervorm. Zij wa ren het waarschijnlijk ook die de veen- bruggen hebben gemaakt. Zoals er onlangs nog één is opgegraven. en hierdoor zijn zij beroemd geworden. Deze mensen, die dus al een zekere cul tuur bezaten, begroeven hun doden in hu nebedden. Dezen kregen grafgiften mee, potten met voedsel voor het hiernamaals. Een bewijs, dat ze al geloofden aan een leven na dat. Zonaanbidders HET SCHIJNT dat zij, toen ze pas in deze streken arriveerden, nog geen graf monumenten van grote keien oprichtten. Dat deden ze pas toen ze hier al enkele eeuwen woonden. Waarschijnlijk hebben ze dit gebruik geleerd van zeevarende volken die langs de kusten trokken. Want alleen in de buurt van de kust gaan volken in die tijd ertoe over, stenen graf kamers op te richten. Men heeft wel eens het vermoeden ge uit dat deze zeevarenden als handela ren een soort godsdienst, die van de Wanden en dak van de grafkelder bestaan uit bijna volkomen vlakke stenen, die door de primitieve bou wers met oneindig geduld bewerkt moeten zijn. langs aangename sparren- en dennen- boschjenswandelden wij naar Rolde. Daar traden wij achter de kerk om, het koren in en vonden midden in hetzelve een ingevallen Hunnebed van achttien steenen, door een eik overschaduwd.de paneelen van 'n kundigen schilder over- waardig Maar de vernielingen hielden aan. In 1861 vermeldde de burgemeester van Sleen dat het hunebed aldaar „nog niet geheel vernield" was, terwijl het in 1818 nog in behoorlijke staat geweest was. In 1878 zijn er maar 18 stenen over, in 1880 nog 17 en professor Van Giffen telt er in 1918 slechts 14! IN DIE jaren was de Groningse hoogle raar belast met het toezicht en de instand houding van de hunebedden. Van hem kwam ook het initiatief het hunebed van Sleen te restaureren. Dit was gelegen op een toen nog „wijde, welhaast onoverzien bare boomloze heide". Nu is het geheel an ders. Het hunebed van Sleen heette de „pape- loze kerk". Deze bijnaam stamt uit de tijd van de Hervorming toen hier „hagepre- ken" gehouden werden. De prediker ge bruikte de stenen van het hunebed als een soort kansel; en uitkijkpost. Men moest immers altijd bedacht zijn op paapse ver volgersNa 1920 ging men hier bomen planten en thans is er rond het hunebed een mooi loofbos, een genot om in te wan delen. In de jaren 1959 en 1960 werd het hunebed gerestaureerd. De Nederlandse aardolie Maatschappij stond kraanwagens en arbeiders af. Daardoor werd het werk mogelijk. HET HUNEBED is bereikbaar via de weg van Schoonoord naar Noordsleen. Ko mende uit de richting Sleen vindt men het aan de linkerkant van de weg en het loont volop de moeite van een nadere ken nismaking. Een deel van het graf bestaat nog uit kale reuze-keien: de toestand waarin het door prof. Van Giffen werd aangetroffen. Een ander deel is weer ge heel in zijn oorspronkelijke staat gebracht; de stenen zijn bedekt met een laag zand en heideplaggen en 's zomers bloeit daar de erica weer. Een poortje eveneens authentiek voert naar het inwendige van de grafheuvel, een gewelf gevormd door tonnen-zware en meters-hoge keien uit wie weet hoeveel ijstijdperioden. De bin nenkant van dit gewelf is, de hemel weet hoe, met primitieve gereedschappen be werkt tot zij vrijwel even glad en recht was als de wanden van een moderne ka mer. Het gerestaureerde gedeelte van het hunebed van Sleen. De machtige keien gaan schuil onder een laag met heide begroeide aarde. 1 tfwwvvvvvvvvwvuvvwwwwiivMvvvwwwwMWWwtfMiJVWW^fiAfMWWwiAAfiiMVWiAAfiAfiAAiMiAfwwwwwifmnnnnnnnJ 209. De koffers van professor Kalker waren heel twaar. Dat kwam omdat er een heleboel apparaatjes in zaten, zoals het pettenpakkertje, een muurkappertje, en ruitenknappertje en andere vindingen, die voor in braken waren gemaakt. „Pfff, ze zijn haast niet te til len," hijgde de chasseur. „Kan er niet wat uit gehaald worden?" „Nee! Nee!" riep Joris, haastig toesnellend. „Gesloten laten!" „Koffers dicht laten," herhaalde de portier begrijpend. „Er zitten inbrekerswerktuigen in en die wil meneer natuurlijk liever wat verborgen hou den." „W-wat?!" riep Joris verschrikt „Hoe hoe weet u eh ik bedoel hm!" Hij zweeg en slikte. „Maar het geeft niet, hoor," hernam de portier met een droeve glimlach. „Ook dat is gebruikelijk hier. De heren breken steeds bij elkander in om luister apparaatjes te plaatsen. Ach ja, zo is de wereld." En hij hielp de chasseur bij het binnendragen van de kof fers. Joris keek ze met een zucht na. „Gelukkig zijn de opvattingen hier ruim," dacht hij. „Maar toch vind ik het inzicht van deze portier beklemmend!" zonaanbidding en het stenen grafmonu ment zouden hebben verspreid. Dat begon allemaal omstreeks 2000 jaar voor het begin van onze jaartelling. Niet alleen in Drente heeft dit volk gewoond, ook in Gelderland, Noord Brabant en misschien zelfs wel in Utrecht en Zuid-Limburg. Maar alleen in Drente vonden zij de grote stenen die zij nodig hadden. In alle andere gevallen maakten zij grafkuilen waarvan de wanden van klei ne stenen waren vervaardgid. Verval IN DE LOOP der eeuwen veranderden de riten van deze mensen of zij verdwe nen naar elders. Misschien wijzigden zich wel alleen hun inzichten. De stenen graf monumenten bleven over, ze werden niet meer verzorgd en vervielen. De kiezelste nen en de leem, die tezamen met het stenen „geraamte" één geheel moesten maken, verdwenen. Alleen de allergrootste stenen bleven over. De mens uit de middeleeuwen meed de ze hoge en barre zandvlakten, doch in de zestiende en zeventiende eeuw herontdek te men de oude grafheuvels. De stenen werden gesloopt, aan stukken geslagen, verkocht voor dijkbouw of wegenaanleg. Doch reeds in 1734 vaardigt de landdrost van Drente een „placcaat" uit waarin ver nieling van hunebedden wordt verboden. iets dat overigens niet zo héél veel hielp In de romantiek was men natuurlijk ver zot op de hunebedden. De jonge Jacob van Lennep maakt in 1823 een voetreis door Nederland en bezoekt ook Drente; SINDS 1956 heeft zij voor Johnson ge ijverd. Toen hij in het Witte Huis kwam, nodigde hij mevrouw Mesta uit voor het eerste het beste officiële diner dat hij gaf. „De Johnsons hebben een goed geheugen", zegt mevrouw Mesta. Voor augustus is Atlantic City, waar de Democratische conventie wordt gehouden, haar hoofdkwartier. Zij heeft er een villa gehuurd met zes slaapkamers. Wat voor receptie ze zal geven, is nog niet beslist. IN 1960 gaf ze een jenever-met-eieren- „brunch" die door 7500 personen werd be zocht. Het gedrang duurde vier uur en de climax was de verschijning van Lyndon Johnson en zijn vrodw Lady Bird. Elke gedelegeerde was met vrouw uitgenodigd. De gasten werkten naar binnen13.200 eieren, 300 kg. ham en worst, 22 kisten gin in „screwdrivers", „silver fizzels", „bloody marys" en andere long drinks en cocktails, plus 3200 liter koffie. Het grap je kostte mevrouw Mesta meer dan 36.000 gulden. Zij zag het als verkiezingscam pagnegeld, maar het was niet aftrekbaar voor de belasting. Ze zegt geen politieke invloed te hebben en haar rol alleen te zien als het werken voor een goede zaak en voor een beginsel. Sinds enige tijd schrijft ze voor tijd schriften en doet zij aan radio-verslag- geving. In die rol gaat ze dit jaar ook naar de Republikeinse conventie. Over de verandering van het uitgaans leven in Washington zegt ze: „De periode van Johnson is er een van plezier. Da mensen in de regering zijn vrolijk, harte lijk en gastvrij en hebben altijd nieuwa ideeën voor ontspanning. De Kennedys trokken culturele en intellectuele typen aan. Maar de Johnsons willen vrolijke en actieve mensen, „doeners" en geen ivoren- toren types", zegt mevrouw Mesta. Haar woning in Washington staat vol met antiek en van handtekeningen voor ziene foto's van beroemdheden. President Truman benoemde haar tot gezante in Luxemburg en dat was het hoogtepunt van haar carrière. Zij werd het onderwerp van de musicall „Call me Madam" en schreef een boek, dat simpel „Perle" heette. Perle is de weduwe van George Mesta, de self-made miljonair en stichter van de Mesta machinefabrieken in Pittsburgh, die in 1925 overleed. Mevrouw Mesta is thans 73 en doet het wat kalmer aan. Sinds kort slaapt ze 's middags 20 minuten om zich voor te bereiden op de vermoeienissen van late diners en feesten. Zij krijgt gemiddeld 25 brieven per dag aan fanmail, houdt gemiddeld eens per maand een rede voor een behoorlijk hono rarium en geeft nog heel wat feesten. Zij heeft in vaste dienst een butler, secretaris, chauffeur, kok en dienstmeisje. Elk jaar neemt zij een nieuwe auto: meestal een Cadillac. HAAR GEMIDDELDE aantal partijen is vier tot vijf per week die ze zelf geeft of waar ze heen gaat. Tot voor enkele jaren waren dat er vaak twee per dag. In eetkamer, huiskamer, studeerkamer en muziekkamer kan ze 200 a 300 mensen ontvangen die dan nog gemakkelijk kun nen circuleren. Voor diners kan zij 40 tot 50 gasten bergen. Op elke partij treden „hootenanny"- zangers op. Behalve celebriteiten en hoge autoriteiten ontvangt zij ook veel jonge mensen. Onlangs had zij 80 jongens te eten van een school in St. Louis. Een spreker behandelde de internationale poli tiek. Ze heeft nog nooit mensen gehad die zoveel aten. Perle had graag journaliste willen wor den. Dit beroep vindt ze naast dat van politicus het interessantste. 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 9