Twintig jaar geleden ontplofte een helse machine in het hoofdkwartier van Hitier I y 1! DE FABRIEKSM OLOCH EN HET LEGER De mislukte 20 juti-putsch noonoooOQO C C C 0 O i! O O Kinderarts pleit voor verstandig snoepen eeuw Maar was graaf Claus von daarmee een verzetstrijder Stauffenberg geworden? 1! 0» Grenzeloze uitbuiting van de arbeiders in de tweede helft van de vorige PAGINA DRIE 1964 JULI V R IJ D A G Ravage asm e - - n n i Traditie Woestijnheid" Werken zo lang het dag was Variabel pensioen Lonen en prijzen (Van onze correspondent) TWINTIG JAAR GELEDEN, op 20 juli 1944, ontplofte in Hitiers Oost- pruisische hoofdkwartier de „Wolfsschanze een helse machine in de aktentas van graaf Claus Schenck von Stauffenberg. Het was de eerste tot in zijn uiterste consequenties doorgevoerde aanslag op het leven van Hitler, die door de Wehrmacht werd beraamd. Het plan mislukte. De ontploffing in de Wolfs schanze markeerde een nieuw en voor de betrokkenen beangstigend hoofdstuk in de historie van het Duitse militairisme. En ze markeerde de geboorte van een nieuwe élite. In de Bondsrepubliek West-Duitsland komt men deze tegen als een grote groep carrièremakers die er op onduidelijke gronden aanspraak op maakt ook bij de complotteurs te hebben gehoord. Het verloop van het complot is bekend. 20 juli 1944 roept Hitler in zijn hoofdkwartier een confe rentie bijeen om te overleggen over de vorming van nieuwe divisies voor het Russische front. De Russen zijn op dat moment nauwelijks honderd kilometer van Hitiers hoofdkwartier in Oost-Pruisen verwijderd. HITLER LEUNT over een zware kaartentafel. Naast hem staat luite nant-generaal Adolf Heusinger, hoofd van de afdeling militaire operaties en waarnemend chef van de generale staf (na de oorlog inspecteur-generaal van de Bundeswehr). Heusinger do ceert over de toestand in Rusland: „Als de legerafdeling, die bij het Peipusmeer opereert, niet onmiddel lijk wordt teruggetrokken, zullen wij een catastrofeOp dat moment ontploft de bom. Het is twaalf mi nuten over half een in de middag. Om zeven minuten over half een is de 37-jarige aan het front verminkte Von Stauffenberg, stafchef van het re- serveleger, d.6 conf6r6nti6kamGr bin- nengekomen. Hij heeft een actentas onder de kaartentafel neergezet. Hij groet en verontschuldigt zich voor zijn laatkomen. Dan verontschuldigt hij zich opnieuw en verlaat het vertrek weer even onopvallend als hij is binnenge komen. Een bij de tafel staande of ficier die met zijn voet tegen de tas aan schopt, verplaats het voorwerp ge- dachtenloos naar de andere kant van de tafel. Als de bom ontploft redt dit Hitler's leven: de explosie wordt door de zware kaartentafel afgedempt. Daar komt nog bij dat de barak van hout is en de luchtdruk een uitweg naar bui ten vindt. MAAR DE RAVAGE is groot genoeg. De officieren zijn in dikke stofwolken gehuld. Tussen de doodskreten van de gewonden en de stervenden klinkt het opgewonden „Attentat, Attentat" en het „Waar is de Führer". De Führer maakt het helaas uitstekend. Zijn rechterarm hangt bewegenloos langs zijn zijde en zijn haar staat in brand, terwijl hem de broekspijpen van het lijf zijn ge rukt. Maar hij leeft. Diezelfde dag nog ontvangt hij, in een cape gehuld, de op de Gran-Sasso bevrijde Mussolini. Hitler's wraak is ontzettend. Tot de slachtoffers behoren de complotteurs generaal Ludwig Beek, de enige Wehr- macht-officier die de moed had ten tij de van Hitler's opkomst uit protest zijn ontslag te nemen, veldmaarschalk Er- win von Witzleben, van '41 tot '42 op perbevelhebber in West-Europa, graaf Helmuth von Moltke, een achterneef van de generaal uit de Frans-Duitse oorlog in 1870, en dr. Karl Gördeler, de vroegere burgemeester van Leipzig. Bijna de gehele familie van Von Stauf fenberg wordt uitgeroeid. Zijn kinde ren worden onder valse namen ver deeld onder vreemden. Graaf Claus von Stauffenberg stam de uit een eerbiedwaardig geslacht van militairen. Tot zijn voorvaderen behoorde graaf August von Gneisenau, 2ZZZZZ2E «O r Rssm -i>>> Raam 322ZZZZ? Radio tofal 0 11 11 -I2.5m- 0 Bom in de aktentas onder tafel Deze schets geeft de situatie weer op het moment dat de bom ontplofte. Rond de tafel bevonden zich onder anderen: 1. Hitier; 2. luitenant-generaal Heu singer; 3. generaal Jodl; 4. generaal-veldmaarschalk Keitel. De zwarte stip geeft de plaats van de aktentas onder tafel aan. lag, München) vermeldt de schrijver in zijn zojuist verschenen herdruk dat „de zorg om heel wat ontwikkelingen in Duitsland" hem er toe had gebracht zijn al lange jaren uitverkochte studie opnieuw het licht te doen zien. De auteur trekt dan te velde tegen een man als de Amerikaanse „historicus" Hog- gan, die „aantoont" dat Hitier niet de schuld aan de oorlog had, maar dat Engeland de schuldige was. Hij weert zich tegen de Britse historicus Taylor, die minder ver ging in zijn „De oor sprong van de tweede Wereldoorlog", en die „de lezer, die uit eigen kennis niet in staat is echt van on-echt te onder scheiden documentatiemateriaal aan biedt". Maar ook keert hij zich tegen Shirer en zijn best-seller „Opkomst en ondergang van het Derde Rijk", wiens geschrift hij een ongelijk bewerkte stu die van opeengestapelde documenten noemt. Ook de apostel van het nieuwe Duitse leger, graaf Von Baudissin, heeft zich ter gelegenheid van deze twintigste juli laten horen. In een uit het Engels ver taalde studie van Heinrich Fraenkel en Roger Manvell, die in Duitsland „Der 20. Juli" heet, schrijft Baudissin ter in leiding onder meer: „Twintig jaren zijn sinds de 20-ste juli 1944 verlopen. Zij hebben ons geen onbevangen standpunt tot deze dag doen vinden. Nu zo goed als toen zijn de ge voelens gespleten en met elkaar in te genspraak". De ravage in de vernielde barak. Om dat de muren van hout waren kon de luchtdruk een uitweg vinden. land werd een gemeenschappelijke weg naar de Europese- en Atlantische toe komst mogelijk. Haar traditie verbindt ons zowel met hen die achter het ijze ren gordijn onder de onvrijheid lijden als met degenen die elkander vonden bij de bescherming en de verdediging van de vrijheid". Zo kan ook Baudissin dus niet zonder het woord „traditie". Maar de recent uitgebroken (en al lang sluimerende) onrust in de Bundeswehr stelt nu juist het Duitse traditieprobleem aan de orde. Het zal er om gaan welke van de beide tradities het winnen zal, de oude of de nieuwe. Maar een „nieuwe traditie" is op zichzelf al een tegen spraak. Wheeler-Bennett in „The Nemesis of Power" de eindeloze aarzelingen en de besluiteloosheid jegens het fenomeen Hitier. Door geen van de officieren hooggeacht, maar ze volgden hem om dat tegen hun verwachtingen in deze hysterische militaire leek de ene over winning na de andere behaalde. Wheeler-Bennett zegt: „Het leger had een pact met de partij aangegaan met het doel haar gepriviligeerde status en haar invloed veilig te stellen. Wetend wat het deed, had het Hitier als staats hoofd geaccepteerd en hem persoon lijk als opperste commandant loyaliteit betuigd. Maar dan toch met die be perking dat het de ceasar die het zelf had gemaakt, ook weer zou kunnen onttronen. Men slaagde niet in zijn eli minatie. Sterker nog, men deed nauwe lijks moeite de führer uit de weg te ruimen of zelfs maar te weerstreven, zo kwam het leger onder de invloed van zijn ziekelijke persoonlijkheid en van zijn overwinningen. Nooit ging een van de opper-offi- cieren er toe over om zich daadwer kelijk voor een complot uit te spre ken. Ook aan het complot de 20-ste juli 1944 deden de toenmalige hoogste officieren van de Wehrmacht, Fromm en Von Kluge, niet mee". Op het moment van de waarheid deed de hoogste legerleiding nooit mee. Dit is van belang bij een beoordeling van de houding die men op het ogenblik in de Bondsrepubliek tegenover het com plot van Von Stauffenberg en de zij nen inneemt. Want evenmin als Von Sauffenberg in 1944 de volledige steun had van leger en volk, heeft de her innering aan zijn daad dit nu. Hitier uitsprak, verzet hij zich nu tegen de „burger-in-uniform-gedachte" van graaf Von Baudissin, gesymboliseerd door de uitmonstering van een veredel de postbode, en die zich los wil scheu ren van het verleden. IN HET STANDAARDWERK over de 20-ste juli: Geist der Freiheit" van Eberhard Zeiler (Gotthold Müller Ver- BAUDISSIN wijst dan in positieve zin op het feit dat zoveel politieke- en gees telijke stromingen zich tegen het feno meen Hitier en zijn daden hebben ver zet: conservatieven, socialisten, theolo gen, Pruisen Beiers, diplomaten, stu denten en arbeiders. En hij schrijft: „Het verzet bewees dat er ook nog een „ander" Duitsland was en met dit Duits- r- Kolonel graaf Claus von Stauffenberg. Snoepen behoeft voor een kind niet schadelijk te zijn, maar de dosering van de zoetigheid moet door de ouders ver standig geschieden. Dat is de kern van het praatje onder titel „Snoepen en snoepen is twee," dat de bekende kin derarts Ph. H. Fiedeldy Dop onlangs hield op een bijeenkomst van het Voor lichtingsbureau voor de Voeding. Do arts stelde, dat snoepen een belangrij ke functie heeft in het maatschappelij ke verkeer tussen ouderen en kinderen. Ook al achtte hij het niet juist dat snoe pen veelal wordt gebruikt om kinderen om te kopen of te belonen. Snoep moet voor het kind synoniem zijn met liefde en toewijding. Het was de kinderarts opgevallen, dat vele moeders op zijn spreekuur komen met zogenaamde slecht etende kinderen terwijl zij niet begrijpen dat een kind in bepaalde stadia van zijn groei niet zoveel nodig heeft als moeder meent. De ouders gaan daardoor vaak gebukt onder een schuldgevoel. Zij moeten ech ter weten wat normaal is. Heeft men zich wel eens afgevraagd wat het voor een kind betekent driemaal per dag ge dwongen te zijn een familiebijeenkomst bij te wonen waarop het steeds weer wordt herinnerd aan gebrek aan pres tatie, namelijk dat hij niet wil door eten? Vele volwassenen zijn voor min der in een psychiatrische inrichting te recht gekomen, aldus de heer Fiedeldy Dop. Mag een kind tussen de maaltijden door niet snoepen? Onzin, moeder eet toch ook vijfmaal per dag, maar als zij haar koffie of thee met koek nut tigt moet kindlief toekijken en voelt zich buitengesloten. De arts herinnerde aan een recent onderzoek in Benne- kom waar was gebleken dat kleuters gemiddeld vier en een halve eetlepel suiker per dag kregen toegediend, an derhalve lepel in de snoep en de rest in pap, op brood, enz. „Snoepqjj is het toevoegen van suiker waardoor men snel over de grens gaat. WANNEER MEN de sociale en maatschappelijke verhoudingen van onze 7 A TLT T~\ TT1 O f** TT A "AT T\ tT tijd vergelijkt met die van de vorige eeuw, dan wordt men getroffen door een \f f\ IVI 1 f H ll jgj A\ 1\ I 3 g*\ verbijsterende verandering. In de sociale structuur van ons volk voltrok zich w X &1 in nauwelijks een halve eeuw een metamorfose. Een bezinning op deze sociale en maatschappelijke verworvenheden kan zijn nut hebben. Het geeft onze arbeidende klasse een gevoel van trots terug te kunnen zien op deze emanci patie, die zij zelf aan zich voltrokken heeft. Maar tevens kan deze terugblik op het recente verleden een les inhouden voor de toekomst. Over de arbeiders van 1850 schreef Henriëtte Roland Holst: „Men ziet de oneindige jammer van honderdduizenden menschelijke wezens voor zich opleven, hun grauwe aangezichten, hun diepe oogen getekend met den stempel der afzichtelijke gebiedster, wie allen zonder kans op bevrijding toebehoorden: de ellende". wat lang", doch volgenshaar was de Nederlandse arbeider van andere make lij dan zjjn buitenlandse collega. „On ze arbeider" verklaarde hij tegenover diezelfde enquêtecommissie, „houdt er van een buurpraatje te maken. Zij wer ken liever wat minder hard en iets langer". Heusinger: „Zullen wij een kata- strofeoverleefde de aanslag. Hij is nu Navo-bevelhebber. een van de oprichters van de Duitse generale staf. Ruim een jaar voor de aanslag was hij in Tunesië ernstig ge wond geraakt. Hij verloor daarbij een oog zijn rechterhand en twee vingers van zijn linkerhand. Tijdens de lange herstelperiode was hij tot het be sluit gekomen dat Hitier uit de weg moest worden geruimd, omdat hij de naam van het vaderland had besmeurd. Was graaf Von Stauffenberg daar mee een verzetsstrijder geworden, zo als al enige jaren eerder de Münche- ner studente Sophie Scholl, van wie nu, twintig jaar later, met de complot teurs van de 20ste juli, een herdenkings postzegel in de Duitse postkantoren te koop ligt? IN EEN LIJVIG boekwerk over de lotgevallen van de Wehrmacht be schrijft de Britse historicus John W. SYMPATHIE gaat eerder uit naar een man als de „woestijnheid" maar schalk Rommel die verplicht was ver gif in te nemen om een proces we gens verraad te ontgaan. Maar nooit is duidelijk komen vast te staan in hoe verre Rommel daadwerkelijk deel had aan de „Putsch" van de 20-ste juli. Zijn zorg was het veeleer snel tot een vrede met de westelijke geallieerden te komen, om dan in één gezamenlijk front tegen de Russen op te trekken. Een theo rie die gefrustreerde SS-ers nu nog gaar ne verkondigen. Zij baseren zich daar bij op de foute veronderstelling, dat Hit- Ier als eerste hét „communistische ge vaar" heeft aangepakt. Ze zien daarbij met bewustzijnsver nauwing of wèlbewust over het hoofd dat het Hitler was die met zijn aan val op Polen de klassieke barrière tus sen Duitsland en de Sovjet-Unie door brak. Een fatale breuk die hij nog uit diepte door Stalin, waarmee hij een vriendschapspact gesloten had, aan te vallen. Niet alleen SS-ers en andere onverbe terlijke oudgedienden, maar vele goed willende Duitsers zijn steeds meer ge neigd deze fatale en beslissende ont wikkeling over het hoofd te zien. Naar mate de regering in Bonn een actieve re politiek jegens de Duits-communis tische aanwezigheid achter de Elbe voert, is men geneigd de rol van Von Stauffenberg en de zijnen in dezelfde mate verder in twijfel te trekken. Vooral onder de traditionalisten" in de Bundeswehr, waartegen „Wehrbe- auftraigte" Heye zo te keer is gegaan, is de 20-ste juli ieder jaar weer een moment van grote geestelijke acroba tiek. Want met dezelfde ijver waarmee de Duitse officier zich in de jaren der tig ter beveiliging van zijn „aanzien", zijn uniform, helm en ordetekenen, voor OOK IN de Spaarnestad marcheerden de Haarlemse anonymi in dit leger van de schande. Hun leven en werken van alle dag werd opgeofferd aan de fa briek voor een handvol geld. In het midden der negentiende eeuw was vol gens onze begrippen de arbeidsduur bui tensporig lang. In de kleiverwerkende bedrijven te Franeker b.v. werd ge werkt van 's morgens 2 tot 's avonds 10 uur. In Leiden was éen werkdag van 15, 16 en 17 uur normaal en in de Zaanstreek werd 14 tot 16 uur gesloofd voor het dagelijks brood. In Haarlem kende de arbeider al evenmin het probleem van vrijetijdsbe steding. De gemiddelde arbeidsduur was tot tegen de eeuwwende 12 uur. 's Zomers werkte men bij de Haarlem se katoenfabrieken, bij het krieken van de dag, soms al om half zes, tot zeven uur 's avonds. Daar men afhankelijk was van het daglicht werd 's winters later begonnen. Maar er werd dan door gewerkt „zolang het dag was". De schafttijd beliep 1 tot 2 uur. Een fabriek beschikte niet eens over een eigen schaftlokaal. Het middageten werd naar de werkplaats gebracht en ter plaatse genuttigd. Het katoendruk- ken geschiedde uitsluitend staande. Ook de vrouwen moesten 10 tot 12 uur staan de doorbrengen. Van origine was dit be drijf een opbergplaats van paupers, maar ook in de tweede helft van de negentiende eeuw bleef de fabriek zijn werkkrachten recruteren uit de onderste laag der bevolking. In de ogen der bur gerij was het bedrijf een kweekkas voor krachteloze mannetjes. Toen de weverij van de fabriek in 1887 opgeheven werd „kwamen er bleke mannetjes voor de dag, die nauwelijks een mand turf konden versjouwen, zij hadden enkel hunne' vingers tusschen twee touwen ge bruikt, zodat de andere spieren wa ren verdwenen". ZOND AGS ARBEID kwam evenals nachtarbeid alleen voor in de werk plaatsen van de Spoorweg Maatschappij en in de broodfabrieken. Bij een brood fabriek was vooral door de concurrentie afschaffing van de zondagsarbeid niet mogelijk. Geen enkele arbeider had daar ooit een gehele zondag vrij. De ene week was hij vrij van zondagmid dag 12 uur tot maandagochtend 6 uur, de andere week van zaterdagavond 7 uur tot zondagmiddag 12 uur. de particuliere Haarlemse bak- Bij Een lokale machinefabrikant keerde zich fel tegen een eventuele beperking van de arbeidstijd door de overheid. De scheepsbouwkundige van een Haarlem se werf, door de enquête-commissie ge hoord, zag niet de noodzaak in, dat de arbeider beter ontwikkeld moest zijn. Evenals bij de (particuliere) spoorweg maatschappij kwamen er op de werf veel bedrijfsongevallen voor. De werf had zijn arbeiders hiervoor niet ver zekerd. Het enige voorschrift, dat be trekking had op de veiligheid van zijn arbeiders, was de bepaling dat de ma chines alleen gesmeerd mochten worden wanneer zij stil stonden. Vooral in de Haarlemse steendrukke- pectievelijk 6,-, 4,- en 2,50 per week. De in 1890 opgerichte cacao- en chocolade-fabriek van Droste was haar tijd ver vooruit. Mannelijke ar beidskrachten werden op 65-jarige leeftijd gepensioneerd, vrouwen met 55 jaar. Het was ook het eerste be drijf in Haarlem waar een tandheel kundige kliniek aan verbonden was. kers waren de werktijden nog langer, nl. 14 tot 22 uur. Een meesterknecht in een brood- en meelfabriek werkte 79 uur per week, een magazijnmeester 78 uur, een gewone knecht 80 uur, een „ovenist" 78 uur en een zolderknecht 85 uur per week. Bij een concurrerende broodfabriek was de rustpauze slechts een kwartier, doch de directie „zag lie ver" dat de werklieden hun brood in 5 minuten consumeerden! Ook in de werkplaatsen van de Hollandsche IJze ren Spoorwegmaatschappij had men geen officiële rusttijden. Tegenover de enquête-commissie van 1890, ingesteld door de Tweede Kamer om een onder zoek in te stellen naar de arbeiderstoe standen, wordt over de lange werktijden geklaagd. „Men heeft niets aan zijn huiselijk leven, wanneer men 's mor gens vroeg weggaat en 's avonds laat afgemat terugkomt". Ook bij een Haarlemse rijtuigfabriek waren de werktijden lang. Toen na 1870 voor dit bedrijf gouden jaren aanbra ken waren werktijden van 90 uur nor maal. De directie vond dit zelf „wel rijen was het werk slopend voor de ge zondheid van de arbeiders. Het steen- stof taste de ademhalingsorganen aan. Bovendien kwamen er talloze ongeval len voor. Het werkmilieu van de Haar lemse steendrukkerijen was grosso mo- do te vergelijken met de abominabele gezondheidstoestand van de vlasarbei der op de Zuidhollandse eilanden. „Vlaszwengelaars van 60 jaar zijn hoogst zeldzaam en dan nog lijden deze aan ziekte der borstorganen." In de steenhouwerijen werd een steenhou wersgezel zelden ouder dan 50 jaar. Niet alleen door het stof, maar vooral door de hamerslag. SOCIALE voorzieningen waren zeer bedroevend. Weliswaar hadden de meeste bedrijven een pensioenfonds, doch de directies zelf bepaalden wan neer dit pensioen inging en hoe groot dit zou zijn. Een machinefabriek droeg alleen in de pensioenkas bij als men winst gemaakt had. Iemand die hier 25, 12 of 10 jaar gewerkt had kreeg res- MEESTAL hadden de bedrijven ook een ziekenfonds, doch de werking daarvan was onvoldoende. Bij „het spoor" be droeg de inhouding op het loon voor het ziekenfonds 1 percent. Bij ziekte kreeg men dan 13 weken uitbetaald naar de verdienste van 5 uur per dag. In een steenhouwerij waren de arbeiders ge heel overgeleverd aan de goedheid van de patroon. Deze patriarch moest niet» hebben van een ziekenfonds. Bij ziekte bezocht hij soms zijn arbeiders en stop te ze dan wat in de hand, maar een vaste regel was dat niet. IN 1890 was het normale uurloon 18 cent. Het maximum loon dat uitbetaald werd was bij Enschedé, een bedrijf dat voor het merendeel slechts goed ge schoolde arbeidskrachten gebruiken kon 9,- per week. Een ongeschoolde arbei der kon slechts rekenen op 4,- tot 6,- per week. Op het platteland waren de lonen nog lager. In het Gooi verdienden textiel arbeiders 50 tot 80 cent per dag. In da Brabantse katoenindustrie 67 cent per dag. De verklaring van dit verschil in loonniveau lag in het feit dat het leven in de stad duurder was dan op het platteland, vooral door de hoogte der accijnzen op de eerste levensbehoeften. Ook lag de huishuur veel hoger. Voor een „krot", bestaande uit één of twee kamers zonder water, waarin vrijwel geen licht en lucht doordrong, varieer de de huur in Haarlem van 1,25 tot 2,20 per week. Ook hield de loonvoet geen gelijke tred met de enorme stij ging der prijzen. In 1854 betaalde men voor een kilo rundvlees 70 cent, aardappelen kostten 2,- tot 4,50 per mud. Een kilo tarwe brood kostte in 1880 nog 26,5 cent. Deze prjjzen kon de Haarlemse arbei der niet betalen. Vaak moest hij dan ook terugvallen op de bijslagen van de armbesturen. In 1852 waren op een be volking van 27.192 personen het gehele jaar 7255 en tijdelijk 10.001 bedeeld. Het (Slot zie pagina 4) A

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 15