GAAT HET DE WIJNBOER SLECHT, DAN WORDT DE BOERDERIJ PROEFLOKAAL w I I leder jaar nog zes tot acht doden door onweer PANDA EN DE PETTENJACHT Het Vale Paard Goedkoop wijn drinken in de Duitse „Strauszwirtschafte" 7 Ons vervolgverhaal Een detectiveroman door Agatha Christie Niet alles winst Geen dolle hoeV 1 jave Meeste gevaar lopen fietsers en brommers in het open veld MAANDAG 27 JULI 1964 A-v -■ - y Cr fyyVWWWMVWWW VMAfWVWMWMVWV 24) „Daarin geef ik je gelijk. Dat moet je doen. Het kan ook werkelijk inter- ressant blijken. En ook wel grappig." „Nee, niet grappig!" antwoordde ik op scherpe toon. „Ik had je willen vragen of je mij daarbij helpen wil de, Hermia," vervolgde ik. „Je helpen? Hoe dan?" „Mij helpen bij het onderzoek. Om precies uit te vissen wat dit alles te betekenen heeft." „Maar lieve jongen, ik heb het juist op 't ogenblik verbazend druk. Ik zit met mijn artikel voor de „Revue". En dan dat stuk over Byzantium. En ik heb aan twee van mijn leerlingen beloofd. Haar stem klonk volkomen redelijk verstandig.maar ik luisterde eigenlijk niet. „Ik begrijp het," zei ik. „Je hebt op 't moment al te veel hooi op je vork." „Juist, dat is het". Hermia was ken nelijk opgelucht door mijn berustende houding. Zij zag mij glimlachend aan. Er sprak een zekere toegeeflijk heid uit haar hele manier van doen. Zoals een moeder naar haar zoontje kan kijken dat met een nieuw stuk speelgoed bezig is. Maar verdorie, ik was geen klein kind! Ik was niet op zoek naar een moeder.althans niet naar zo een. Mijn eigen moeder was een schat ge weest, maar bepaald zonder veel ener gie. Iedereen uit haar omgeving, met inbegrip van haar zoon, was dolge lukkig geweest voor haar te mogen zorgen. Ik keek Hermia over de tafel heen koeltjes aan. Ze was zo knap en ge rijpt, zo intelligent en belezen! Maar tegelijkertijd zo.ja, hoe moet ik het zeggen... Zo, ja... zo verrekt vervelend! De volgende ochend probeerde ik Jim Corrigan te pakken te krijgen. doch zonder succes. Ik liet evenwel een briefje achter, dat ik tussen zes en zeven thuis zou zijn en dat ik hem dan graag op de borrel verwachtte. Ik wist hoe druk bezet hij was en ik betwijfelde of hij wel op zo korte termijn in staat zou zijn zich vrij te maken. Maar warempel, tien minuten vóór zeven kwam hij opdagen. Ter wijl ik een glas voor hem inschonk liep hij rond om mijn schilderijen en boeken in ogenschouw te nemen. Tot slot merkte hij op dat hij best een Mongoolse keizer had willen zijn, in plaats van een achterna gejaagde, overwerkte politiedokter. „Ofschoon," merkte hij op, terwijl hij in een stoel neerviel, „één ding is zeker: die kerels hadden een boel last van hun vrouwen. Daaraan ben ik tenminste ontsnapt." „Ben je dus niet getrouwd?" „Geen nood! Evenmin als jij, zou ik denken, als ik de gezellige rommel zie waarin jij woont en werkt. Je echtgenote zou dat in een mum van tijd opgeruimd hebben!" Waarop ik hem zei dat ik niet dacht dat alle vrouwen zo slecht waren als hij het voorstelde. Ik nam mijn bor rel mee naar de stoel tegenover de zijne en stak van wal. „Je zult je misschien afvragen waar om ik je zo dringend te pakken wil de krijgen. Dat zit zo. Er is wat op mijn pad gekomen dat weieens be trekking zou kunnen hebben op dat gene, over waar we bij onze laatste ontmoeting van gedachten hebben ge wisseld." „Waar ging dat over? O, ja, na tuurlijk: de zaak van pastoor Gor man." „Ja. Maar allereerst: zegt de naam „Het Vale Paard" jou wat?" „Het Vale Paard.. Het Vale Paard.Nee, niet dat ik weet. Hoe zo?" „Omdat ik geloof dat er enig ver band kan bestaan met dat lijstje na men dat je mij hebt laten zien. Ik heb namelijk bij vrienden in de pro vincie gelogeerd, in een dorp dat Much Deeping heet. Zij hebben me meegenomen naar een voormalige herberg, en die heeft zo geheten: „Het Vale Paard." „Wacht even! Much Deeping? Much Deeping.. Ligt dat zo'n beetje in de buurt van Bournemouth?" „Ja, ongeveer zevenentwintig kilo meter van Bournemouth." „Moet ik aannemen dat je daar ginds ook iemand hebt ontmoet die Venables heet?" „Wis en zeker heb ik dat!" „Is het heus?" Corrigan ging wat opgewonden recht overeind zitten. „Jij hebt beslist een flair voor het bezoeken van rare plekjes. Wat voor indruk heb je van die man gekre gen?" „Een hoogst merkwaardig type." „Zo, is-t-ie dat? In welk opzicht merkwaardig?" „Hoofdzakelijk door zijn krachtige persoonlijkheid. Ook doordat hij ern stig verlamd is als gevolg van po lio Corrigan onderbrak mij op scherpe toon: „Wét?" Hij heeft een paar jaar geleden kin derverlamming gehad. Zijn onderlijf is verlamd gebleven." Corrigan wierp zich achterover in zijn stoel, met een uitdrukking van af keer op zijn gezicht. „Dat slaat èlles kapot! Ik dacht al dat het te mooi was om waar te zijn!" „Ik snap niet wat je bedoelt." Corrigan hernam: „Je zult eens met mijn inspecteur moeten gaan praten. Met inspecteur'Lejeune. Die zal enorm veel belangstelling hebben voor wat je te vertellen hebt. Na de moord op Gorman heeft Lejeune bij iedereen in lichtingen ingewonnen die hem die avond op straat had zien lopen. Zoals gewoonlijk was het grootste gedeelte waardeloos. Maar er was een apothe ker bij, die daar in die buurt woont, Osborne heet hij, die is komen ver tellen dat hij pastoor Gorman voorbij had zien komen, op de voet gevolgd door een andere manzonder dat hij op dat moment daaraan bijzondere aandacht had geschonken. Maar toch kon hij de achtervolger afdoende om schrijven, een duidelijk signalement van hem geven. Hij beweerde dat hij hem beslist herkennen zou, indien hij hem ooit nog eens te zien zou krij gen. Nu dan, een paar dagen gele den heeft Lejeune een brief van die Osborne gekregen. Die woont nu in Bournemouth, leeft van zijn geld. Hij had de een of andere kerkelijke ba zar bezocht en daar de bewuste man gezien, schreef hij. Die man had toen in een rolstoel gezeten. Osborne had naar hem geïnformeerd en te horen gekregen dat de man Venables heet te." Daarbij keek Corrigan mij vragend aan. Ik knikte instemmend. „Dat klopt. Dat was Venables. Die heeft die bazar bezocht. Maar hij kan onmogelijk de man zijn, die daar in Paddington achter pastoor Goman heeft aangelopen. Dat was voor hem fysiek onmogelijk. Osborne moet zich hebben vergist." „Hij heeft een vrij nauwkeurige be schrijving van hem gegeven. Lang ongeveer 1 meter 70. Een vooruitsprin gende, gebogen neus en een duidelijk zichtbare adamsappel. Klopt dat?" „Ja zeker. Dat klopt met Venables. Maar niettegenstaande dat „Dat weet ik. Die meneer Osborne hoeft niet zo feilloos te zijn als hij denkt bij het herkennen van mensen. Het is duidelijk dat hij van de wijs is gebracht door een toevallige uiter lijke overeenkomst. Maar toch schrok ik even, nu jij me daar, in datzelfde verband, was gaat vertellen over dat zelfde dorp en een of ander vaal paard.... daar in de omgeving. Wat is dat voor een vaal paard? Kom eens voor de dag met je verhaal!" „Ik wed dat je het niet zult gelo ven," zei ik waarschuwend. „Ik ge loof het zelf eigenlijk ook niet." „Vooruit! Voor de dag ermee!" Ik vertelde hem alles van mijn ge sprek met Thyrza Grey. Zijn reactie liet geen moment op zich wachten. „Wat een onuitsprekelijke larie koek!" „Zo denk jij er dus over?" „Dat spreekt vanzelf! Maar wat is er met jou aan de hand, Mark? Witte haantjes? Als offerdiertjes, denk ik zo! Een medium, de heks van het dorpen een ouwe vrijster, die in staat is een dodende straal uit te zen den. met gegarandeerd succes. Dat is waanzin, kerel, absolute waanzin!" „Ja, het is waanzin!" herhaalde ik met nadruk. (Wordt vervolgd) „STRAUSZWIRTSCHAFT" is de naam welke gegeven wordt aan bepaalde gelegenheden in de Duitse wijnstreken die kenbaar zijn aan een krans van groen boven de deur. „Strausz" betekent eigenlijk bloemenruiker. Misschien hebben vroeger die kransen er fleuriger uitgezien. Tegenwoordig wordt alleen maar een boeket van groen of krans uitgestoken en voor degenen, die op zoek zijn naar zo'n Wirtschaft zegt dat voldoende. De zes voornaamste Duitse wijnbouwstreken liggen in het gebied van Rheinland-Pfalz, het Rijn- en Moezelwijngebied dus. Onder de stok met het groen vindt men soms ook nog een uithangbord of een schild tegen de muur, waarop ter verduidelijking voor de „leken staat ge schreven: „Strauszwirtschaft". De tijdelijke wijnlokalen zijn te her kennen adn een bord of spandoek „Strauszwirtschaft" en aan een groe ne tak of krans. WAT ZIJN nu zulke gelegenheden? Men zou ze „Weinstuben" kunnen noe men, maar dan van tijdelijke aard, want ze worden niet geëxploiteerd door iemand die daar zijn beroep van maakt, maar door een wijnboer. Door een wijndruiventeler dus. En wel meer in het bijzonder door de kleinere wijnboeren, die daartoe in een hunner woonhuisvertrekken een zitgele genheid hebben gemaakt, waar de gaande en komende man zijn zelf gewonnen wijn kan proeven. En dat tegen matige prij zen. In de regel kan men de Strausz zien uithangen van juni tot oktober. Niet alleen kan men in deze gelegenheden de wijnen per glas proeven, men kan ze ook per fles kopen en meenemen. Het is over het algemeen niet gebruikelijk, dat men in zo'n Weinstube warme maaltijden ver schaft, wel b.v. een eenvoudig ontbijt. Naarmate de wijn moeilijker te verkopen is, zal het aantal Strausz-wirtschaften stijgen. Dat is begrijpelijk, want zij heb ben toch ten doel, wijn in geld om te zet ten. Daarvoor werkt de wijnboer tenslot te. NU IS dat alles weer niet zo eenvou dig als het er van de buitenkant uitziet. Men zou zo denken, dat dit mooi „mee genomen" is, maar men moet niet verge ten, dat zulk een Strauszwirtschaft weer mankracht bindt, terwijl de wijn bouw juist een arbeidsintensief bedrijf is. Strauszwirtschaften worden ook wel „Heckenwirtschaften" genoemd, en naar mate men er meer of minder telt gaat het de wijnboer minder goed of beter! Een Strauszwirtschaft is nl. een noodoplossing waartoe de boer niet over zal gaan, wan neer hij zijn wijnen langs normale wegen kan kwijt raken. ZOALS GEZEGD, komt er voor de boer heel wat kijken, wanneer hij tijdelijk wijn huishouder wordt: een flinke kamer ont ruimen, in plaats van per vat nu per glas gaan verkopen, aan dezelfde hygiënische voorwaarden voldoen als de horeca-bedrij- ven, soms ook nog de binnenplaats met vaatjes en stoelen wat in stijl en „roman tisch" uitrusten terwijl hij geen muziek mag laten maken. Hij is vrijgesteld van die zakelijke belastingen, waaronder de ge wone horeca-bedrijven zuchten. Vandaar dat hij zijn wijnen goedkoper kan schen ken dan deze laatste. Dat dit zo geregeld is heeft hij te dan ken aan een traditie van eeuwen. Men zegt dat de Romeinen deze vorm van wijnslijterij reeds kenden en dat Karei de Grote, de grote bevorderaar van de wijn bouw, Strauszwirtschaften beschermde, om het volk aan goedkope wijn te helpen. En die groene krans was reeds in de oudheid een teken van gastvrijheid. Wij kennen hem zelfs nog steeds uit het spreekwoord, dat goede wijn geen krans behoeft! DOOR HET toegenomen motorische ver keer „gaan" het die Heckenwirtschaften tegenwoordig goed. Tal van stedelingen vinden het leuk om er op een zomeravond even op uit te trekken en dan in zo'n gelegenheid rustig een glas goede wijn te drinken. Natuurlijk kan men geen comfort ver wanten in zo'n Wirtschaft. Als garde- De „schenkwijn" komt zo uit het vat en wordt uit aarden kruiken geserveerd. robe zal zeker wel een der slaapkamen worden gebruikt, waar de óverkleding op de dekbedden wordt uitgespreid. En ge makkelijke stoelen moet men ook niet ver wachten, maar de ervaren klant is daar van op de hoogte. Men zal bediend wor den door de „Wirt" zelf, door zijn jonge blozende dochter of misschien door zijn vrouw, die goedhartig bereid is, u alles omtrent haar gezin en familie te vertel len. Zij zijn dan ook niet in de eerste plaats wijnhuishouders maar boeren, die als het ware visite krijgen. Zó ONTVANGEN, kan men de wijn gaan proeven. Bedenk dan wel, dat de wijn niet uit een fles geschonken wordt, doch altijd uit het vat. Wanner er een vat lang aangebroken ligt, zal de boer gaan bottelen. Maar die wijn krijgt men niet op tafel. Sommige jaargangen moe ten trouwens vlug gebotteld worden. Dat was bijvoorbeeld met de 59er het geval. Aan de blank geschuurde tafel drinkt men dan zijn glaasje en eet daarbij een stukje brood, wat worst of kaas. Maar denkt niet dat het er een „leuke boel" is of wordt. Neen, het is er alleen maar gemoedelijk en de wijn smaakt goed. Men komt er tot rust en geniet van wat de zon heeft doen rijpen. In vele boerde rijen komt men tegenwoordig echter niet meer in de grote kamer, want de boerin nen hebben de ervaring dat al die drukte heel wat ongemak veroorzaakt. Maar ten slotte moet de wijn verkocht worden en dan wordt de kelder maar voor ontvangst der gasten ingericht. Och, dat gaat óók. Men maakt die kelder voor meerdere ja ren gereed door hem gezellig in te rich ten en de muren van wandschilderingen te voorzien. Voorlopig zullen de kransen nog wel elk jaar opnieuw uitgehangen worden want de wijn brengt ten slotte per glas het dubbe le op van de literprijs per vat. Het grote geheim voor de wijnboer is daarbij: meer verdienen en tóch goedkoper te zijn dan de reguliere wijnlokalen. (Van onze weerkundige medewerker) We hebben in deze prille zomer al enkele fikse onweersbuien gehad die met windhozen en windstoten gepaard gin gen. Over het algemeen overschat de leek de schade, aangericht door wind hozen. Veel meer schade wordt aan gericht door hevige windstoten (zonder een wervelende beweging) dan door echte windhozen die zich kenmerken 227. Voorzichtig ging Joris het vervallen kasteel bin nen en keek afkeurend rond. „Dit is niet bepaald een behuizing, die ik voor insluiping zou uitzoeken", mom pelde hij. „Meer geschikt voor afbraak dan voor in braak, zou ik zeggen. We hebben wel beter op het lijstje staan! Maar de kleine eigenwijze Panda moest en zou hier naar binnenWaar zou hij zijn? En waar is de professor?" Hij luisterde, maar het was doodstil tn de ruïne. Hij wachtte, tot zijn ogen wat aan het duister gewend waren en waagde zich toen verder naar binnen. Maar van Panda en de professor was geen spoor te bekennen. „Ik begin te vrezen, dat hen iets is overkomen", dacht Joris. „Eigen schuld natuurlijk. Maar tochhem, er hangt hier bepaald een onprettige sfeer. Net of er iets loertAchter hem week langzaam een gordijn vaneen. Een hand kwam door de opening Maar juist op dat moment deed Joris geruisloos een stap naar voren en luisterde. Zijn scherpe oren had den een geluid opgevangen: een getik, dat snel nader bij kwam... door een vaak duidelijk zichtbare „slurf". In deze slurf is de luchtdruk laag en rond de slurf komen zeer krach tige draaiende luchtbewegingen voor. Bomen, ontworteld door een windhoos, liggen dan ook meestal in allerlei rich tingen verspreid of zijn niet zelden duidelijk op een paar meter boven de grond „afgedraaid" Doordat de luchtdruk in de slurf belang rijk kleiner is dan in de naaste omgeving barsten schuren, gebouwen, huizen enz. letterlijk open (het dak vliegt de lucht in) doordat de druk in het gebouw plotseling naar buiten perst wanneer de slurf met geringe druk er over heen trekt. Daken kunnen van de huizen vliegen, wagens vol hooi worden soms opgelicht, dikke bomen als lucifersstokjes afgedraaid. Zware windhozen ontwikkelen soms onvoorstel bare krachten. Vaker hebben wij echter met krachtige windstoten te doen. Koude lucht (en daar door zwaardere lucht) kan zich in actieve buien van hoogten die dikwijls 7 tot 10 km bedragen, naar beneden komen vallen met snelheden die de 100 km per uur kunnen overschrijden. Deze krachtige koude val winden richten dikwijls ook veel schade aan. Een oplettende waarnemer kan aan de wijze waarop de schade is aangericht meestal wel zien of dit een gevolg is ge weest van een windhoos of van een hevige valwind waarbij óók bomen geveld worden (die dan alle in ongeveer dezelfde richting vallen!) en dakpannen door de lucht kun nen vliegen. Het is deze koude valwind boven uit de bui die ook een zeer donkere „rolwolk" aan de voorzijde van de bui ver oorzaakt. Door deze afkoeling treedt er aan de buienrand (voorzijde) een sterke con densatie op. Niet zelden is het een bij zonder imponerend gezicht deze vaak rol lende wolkenmassa's te zien naderen. Tij dens het noodweer van zaterdagavond 18 juli deden zich naast krachtige val winden met windstoten boven 100 km per uur, plaatselijk ook windhozen voor. De donkere rolwolk aan de voorzijde van de bui is van Brabant tot Groningen waar genomen. Het noodweer eiste twee mensenlevens als gevolg van de bliksem. Beide slacht offers reden op een vervoermiddel (respec tievelijk bromfiets en landbouwtractor). Zij vormden waarschijnlijk het hoogste punt van de naaste omgeving, hetgeen tijdens onweer altijd dient te worden vermeden De lucht- en rubberbanden waarop men rijdt, bieden geen beveiliging. Anders is dit in een auto waar men als het ware in een beschermende metalen kooi zit. Tijdens onweer dus niet blijven fietsen of brommen, maar tijdig en veilig schuilen: niet onder bomen maar bij voorkeur er gens onder dak. Lukt dit niet, dan geen fiets of bromfiets in de hand houden. Beter is het deze minstens tien meter van u vandaan neer te zetten. Dat de meeste doden-door-onweer (in ons land jaarlijks nog zes tot acht mensen) op het platteland vallen, is begrijpelijk. In de steden zijn veel meer hoge gebouwen, voorzien van bliksemafleiders die als het ware het on weer op veilige wijze „aftappen". In het upen veld zorge men, zelf niet het hoogste punt te zijn en ook niet onder hoge punten te schuilen. Schuilen onder een alleen staande boom is levensgevaarlijk tijdens onweer. In een bos met vele honderden bomen echter is men betrekkelijk veilig. V=". V. V VvV V V' ,Or -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 7