DUITSE KANONNEN EN VLIEGTUIGEN SMOORDEN
DE OPSTAND VAN HELDHAFTIG WARSCHAU
Twintig jaar
geleden
PANDA
T
PETTENJACHT
Oostenrijk niet minder in
trek dan vroeger jaren
Het Vale Paard
TERWIJL DE RUSSFN WERKELOOS TOEKEKEN
\UJ
Ons vervolgverhaal
Mono- en minikini
hebben geen kans
Rookverbod in
treinrestauratie
DONDERDAG 30 JULI 1964
11
Een detectiveroman
door Agatha Christie
DRIEENZESTIG DAGEN
STORM
MEEDOGENLOOS
LAATSTE BOODSCHAP
mmmw
i k
i"*i t
*T *-
IMUGGEMTIJD
ZM
V 'V
27)
Lejeune bleef zijn gastheer zwij
gend zitten aankijken. De heer Os
borne beantwoordde de daarbij onuit
gesproken vraag met een: „Wel?"
„Meneer Osborne, waarom zou men
u, zoals u zegt, nooit van uw stuk
hebben kunnen brengen?"
De heer Osborne keek verwonderd.
„Omdat ik zo absoluut zeker van
mijn zaak ben O, ja ik begrijp wat
u nu zeggen zult De man die ik heb
aangewezen, is de echte niet! Dus heb
ik geen reden om zo zeker van mijzelf
te zijn! Maar toch bén ik dat
Lejeune boog zich naar hem toe.
„Misschien bent u verbaasd dat ik on
danks alles vandaag naar u toe ben
gekomen, ondanks het feit dat men
mij van betrouwbare medische zijde
heeft verzekerd dat degene die u hebt
gezien op de bewuste avond, onmoge
lijk de heer Venables kan zijn ge
weest."
„Ja, ja dat is zo. Waarom bent u
dan toch nog gekomen, inspecteur?"
„Dat komt," antwoordde Lejeune,
„doordat de zo uiterst positieve ver
klaring die u mij gegeven had, zoveel
indruk op mij heeft gemaakt. Ik wilde
weten op wat voor gronden uw stellige
overtuiging was gebaseerd. Het was
een mistige avond, moet u denken. Ik
ben naar uw apotheek gegaan. Ik ben
in uw deur gaan staan, precies op
dezelfde plaats waar u die avond
hebben gestaan, en toen heb ik naar
de overkant van de straat staan kij
ken. Ik heb de indruk gekregen dat
het op een mistige avond bijna niet
mogelijk moet zijn geweest een ge
zicht duidelijk waar te nemen."
„U hebt daarin tot op zeker hoogte
gelijk. Maar u moet niet vergeten, dat
het pas mistig begon te worden. En
bovèndien bij vlagen. Er waren tel
kens nog heldere momenten tussen.
En dat was het geval toen ik pastoor
Gorman voorbij heb zien komen. Hij
liep vrij vlug door op het trottoir aan
de overkant. En daardoor zag ik ook
degene die achter hem aan liep.
Maar bovendien heeft deze, op het
moment dat hij ter hoogte van mijn
deur was, zijn sigarettenaansteker
aangeknipt, omdat hij zijn sigaret op
nieuw wilde aansteken. Daardoor
werd zijn profiel al bijzonder duide
lijk zichtbaar neus, kin en adams
appel! „Wat een merkwaardig pro
fiel!" heb ik toen nog tegen mezelf
gezegd. „Die vent heb ik hier nog
nooit eerder in de buurt gezien. Als
hij ooit bij mij binnen was gestapt,
zou ik dat hebben onthouden!" Ziet
u vandaar die zekerheid."
De heer Osborne zweeg.
„Zeker, dat begrijp ik," antwoordde
Lejeune nadenkend.
„Een broer! Een tweelingbroer
misschien!" opperde de heer Osborne,
in wie de hoop herleefde. „Dat zou
best de oplossing kunnen zijn!"
„De identieke tweelingen?" Lejeune
schudde glimlachend het hoofd. „In
romans is dat de oplossing, natuur
lijk! Maar in het werkelijke leven
Nee, daarin komt dat niet voor. Wer
kelijk niet."
„Nee nee dat zal wel niet.
Maar misschien toch een gewone
broer. Een frappante familiegelijke
nis, dat zie je toch wel eens meer!"
De heer Osborne keek zeer naden
kend.
„Voor zover we hebben kunnen na
gaan," Lejeune drukte zich voorzich
tig uit, „heeft de heer Venables geen
broer."
„Voor zover u dat hebt kunnen na
gaan?" herhaalde de heer Osborne.
„Hij is wel van Britse nationaliteit,
maar hij is buitenslands geboren. Zijn
ouders hebben hem pas toen hij een
jaar of elf was, naar Engeland ge
bracht."
„U weet dus niet zo heel veel van
hem, merk ik. Van zijn familie en
zo?"
„Nee," antwoordde Lejeune be
dachtzaam, „het valt niet mee iets
van belang omtrent de heer Venables
te weten te komen dat wil zeggen,
zonder het hem op de man af te gaan
vragen en daarvoor hebben we
geen afdoende redenen."
Hij had dit weloverwogen gezegd:
er bestonden natuurlijk wel mogelijk
heden om erachter te komen zonder
de man zelf te benaderen, maar hij
was niet van plan de heer Osborne
daarvan op de hoogte te brengen.
„Als die medische verklaring er dus
niet was geweest," hernam Lejeune
opstaande, „zou u menen dat er van
een persoonsverwisseling geen sprake
zou kunnen zijn?"
„Inderdaad, zo is het!" bevestigde
de heer Osborne maar al te gaarne.
„Het is altijd een liefhebberij van me
geweest, ziet u, mijn geheugen voor
gezichten te scherpen." Hij grinnikte.
„Ik heb menige klant op die manier
versteld doen staan. „Hoe is 't nu met
uw astma?" vroeg ik dan bijvoor
beeld en die klant keek dan ver
wonderd op. „U bent hier het laatst
geweest in maart met een recept van
dokter Hargreaves" Nou, dan
moest je zo iemand eens verbaasd
zien kijken! Dat heeft me ook altijd
voordeel opgeleverd, dat kan ik u wèl
vertellen. De mensen vinden het na
melijk prettig, wanneer ze niet onop
gemerkt blijven of vergeten worden
al was ik in namen lang niet zo sterk
als in gezichten. Als jongen ben ik er
al mee begonnen. Ik dacht: als ko
ningen dat kunnen, dan kan ik het
óók. Na een poosje gaat dat vanzelf.
Dan behoef je je er niet eens voor in
te spannen."
Lejeune zuchtte eens. „Ik zou dol
graag iemand als u in de getuigenbank
krijgen," verzekerde hij. „Het iden
tificeren van verdachten is altijd een
heel precaire zaak. De meeste men
sen weten je helemaal niets te ver
tellen. „O", zeggen ze dan, „nogal
lang", of „tamelijk dik"., „blond, nee
eigenlijk zo'n beetje tussen-in".. ge
zicht gewoon, ogen gewoon., ja, en
die regenjas was beige., o, nee, die
was donkerblauw!"
De heer Osborne moest lachen.
„Daar schiet u ook niet veel mee
op!"
„Eerlijk waar, een getuige van uw
slag zou een buitenkansje betekenen!"
De heer Osborne keek tevreden. „Het
Is misschien een gave," zei hij be
scheiden. „Maar weet u, ik heb die
aanleg ook wel degelijk aangekweekt.
Op de manier van dat kinderspelle
tje, dat weieens gedaan wordt ter op
luistering van een partijtje u weet
wel, een blad met een aantal voorwer
pen erop wordt binnengebracht en dan
krijgen de kinderen een bepaalde tijd
om die te bekijken. En dan gaat het
erom wie de meeste voorwerpen kan
opschrijven. Nu, ik verzeker u dat
ik ze altijd allemaal weet. Daar ver
wonderen de metisen zich vaak over.
„Wonderbaarlijk!*' zeggen ze dan.
Maar dat is het niet. Hef is een han
digheid. Je kunt het oefenen." Hij
grinnikte. „Ik kan ook heel aardig
goochelen. Met Kerstmis vermaak ik
daar de kinderen weieens mee. Neem
me niet kwalijk, inspecteur, maar wat
hebt u daar toch in uw borstzak zit
ten?"
De heer Osborne boog zich voorover
en toverde er een asbakje uit te voor
schijn. „Wel, wel., en dan nog wel
een inspecteur van politie!"
Hij moest smakelijk lachen en ook
Lejeune barstte in lachen uit. Maar
toen slaakte de heer Osborne een
zucht. „Ik heb hier een aardig huis
je, inspecteur. Ook de buren zijn ge
schikte, vriendelijke mensen. Ik heb
jarenlang naar dit rustige leven ver
langd, maar ik moet u eerlijk beken
nen, meneer Lejeune, dat ik het wel
erg mis, niet meer in mijn apotheek
te zijn. Altijd kwam daar wel iemand
binnen. Wat een typen, mensen van
allerlei slag, bepaald studiemateriaal!
Ik heb wel mijn tuintje en een massa
onderwerpen diie mijn belangstelling
hebben. Vlinders, zoals u weet, en vo
gelfotografie. Dat wel. Maar ik heb
niet geweten dat ik wat je noemt „het
menselijke element" in mijn leven
zo sterk zou missen.
Ik had echt verlangd eens een bui
tenlands reisje te kunnen maken. Nou,
ik heb een weekendretour naar Frank
rijk genomen. Erg aardig, ik kan niet
anders zeggen.maar ik heb toch wel
sterk het gevoel gekregen dat er voor
mij niets boven Engeland gaat. De
Franse keuken bijvoorbeeld trekt me
helemaal niet. Ze hebben geen notie
hoe ze spiegeleieren en spek moeten
bakken".
(Wordt vervolgd)
Het relaas van de strijd, die het
ondergrondse leger twintig jaar geleden
in Warschau voerde en de meedogenloze
vernietiging hiervan door de Duitsers,
terwijl een aanzienlijke strijdmacht van
het Rode leger uit de buitenwijken van de
hoofdstad toekeek, zullen samen met de
woorden „Auschwitz" en „Katyn", steeds
een gevloekte plaats innemen op een der
zwartste bladzijden van de wereldge
schiedenis. Want als in Europa een
„Stad van leed" moet worden aange
wezen, als ooit ergens is gevochten, ge
marteld en wreedheid gepleegd op on
denkbare schaal, dan is het Warschau.
En het moet met schaamte worden ge
constateerd, dat dit weergaloze helden
dom, door het opzettelijke dralen van
de Russen, tot niets anders heeft geleid
dan tot een vreselijk bloedbad en ver
nietiging van de stad.
Warschau vocht alleen en heeft dat
steeds gedaan sinds het begin van de
tweede wereldoorlog. Op 8 september 1939
bereikten de eerste Duitse tanks de voor
steden van Warschau. Het was een pa
trouille van drie lichte tanks. Geen ervan
verliet de stad weer. Maar op dat ogen
blik besefte Warschau de nabijheid en de
ernstige werkelijkheid van het gevaar. Ge
durende drie weken werd de stad gebom
bardeerd. Bommen vielen, soldaten, vrou
wen en kinderen stierven.De Poolse
hoofdstad capituleerde na een strijd van
27 dagen, toen munitie, water- en voedsel
voorraden opgebruikt waren.
Toen kwam de bezetting. Plet was voor
jaren, maar het was geen gemakkelijke
bezetting voor de vijand. Het vechten ging
door zonder pauze. Want onmiddellijk na
de catastrofe van Polen in 1939 werd een
ondergronds verzetsleger geformeerd uit
soldaten die hadden weten te ontkomen
aan de Duitse en Russische krijgsgevan
genschap. Het werd in de loop der jaren
aangevuld met vrijwilligers van alle rang
en stand. Het was een ondergrondse bewe
ging, zoals er geen tweede te vinden was.
Aan het hoofd van dit thuisleger stond ge
neraal Grot-Rowecki, die door de Duitsers
werd gearresteerd en.geliquideerd.
Zijn plaats werd ingenomen door gene
raal Bor-Komorowski, die ook de opstand
van Warschau leidde. Sindsdien is zijn
naam een zinnebeeld geworden van moed,
heldhaftigheid en ridderlijkheid. Toen de
beslissende dag naderde beschikte generaal
Bor-Komói'owSki, over 35.000 frontsoldaten
en 7000 man hulptroepen. Hffervan waren
20.000 gewapend, hoofdzakelijk met gewe
ren en lichte machinegeweren.
In de tweede helft van juli 1944 werd
de nazi-terreur in Warschau verscherpt,
vermoedelijk uit vrees, dat de Polen de
naderende Russen zouden helpen. Er
barstten golven van deportaties, moorden
op gevangenen en massa-executies los. En
enkele dagen voor de opstand ontdekten de
Duitsers ongelukkigerwijze een ondergrond
se bergplaats van veertigduizend granaten.
„Storm" was het wachtwoord dat de
Poolse strijdgeest deed ontvlammen. Het
uitspreken hiervan betekende dat het uur
van handelen had geslagen. Op 1 augustus
1944, om 5 uur 's namiddags brak de op
stand uit. Het was een heldhaftige strijd
van de ganse stad tegen haar gehate be
zetters. Een strijd op leven en dood, een
verweer dat uniek is in de wereldgeschie
denis, waar niet alleen de mannen, maar
ook vrouwen en kinderen bij waren be
trokken.
De Polen stuitten terstond op het verzet
van vijf Duitse divisies, aangevoerd door
generaal Stahl en SS-generaal Van den
Bach-Zelewski. De Duitsers vroegen bijna
meteen versterkingen en ontvingen weldra
de steun van de Herman Göring divisie,
die in ijltempo uit Italië naar Warschau
was gestuurd; en voorts van de Toten-
kopf-divisie uit Roemenië en de SS-divisie
Viking.
Op de vierde van de drieënzestig da
gen en nachten, die een brandende hel
gelijk waren, zond generaal Bor-Komo
rowski per radio het volgende bericht naar
Londen: „Wij zijn met de Duitsers in
de gehele binnenstad van Warschau in
een hevige strijd gewikkeld. Wij hebben
een deel van hun troepen verslagen met
wapens, die we op de vijand hebben ver
overd, maar wij hebben moeilijkheden
met de munitievoorziening. Het is
uiterst noodzakelijk dat munitie en wa
pens in grote hoeveelheden boven War
schau worden afgeworpen. Er is geen
luchtafiveergeschut.
Een bericht gedateerd 10 augustus luidde:
„De omstandigheden waaronder wij
strijden zijn als volgt: Wij hebben van
u slechts een geringe bevoorrading uit
de lucht ontvangen. Aan het Duits-Rus
sische front heerst rust sedert de derde
augustus. De soldaten en de bevolking
van de hoofdstad zien vergeefs op naar
de hemel in afwachting van geallieerde
hulp. Zij zien slechts Duitse vliegtuigen
tegen de achtergrond van de rook.
Zonder munitie en terwijl de vijand
bombardeert is ons verzet gedoemd over
enkele dagen ineen te storten.
Op 11 augustus het volgende:
„Duitse aanvallen, vergezeld van ar
tillerievuur uit pantsertreinen, vuur van
mortieren, granaatwerpers en antitank-
Op het vernielde standbeeld van
koning Sigismund 111 wappert te
midden van puinhopen op het
Kasteelplein fier een Poolse vlag
januari 1945: de Duitsers zijn
verdreven
geschut. Overstelpende macht van vijan
delijk vuur.i
Op 12 augustus:
„Vandaag trachtte de vijand onze troe
pen in de sector van de oude stad te
vernietigen. De toestand was ernstig.
Doelen wisselden vele malen van bezit
ter. Overweldigend artillerievuur. Toen
de avond viel hadden wij, dank zij onze
tegenaanvallen, de situatie in handen.
Indien geen nieuwe voorraden munitie
ter beschikking worden gesteld, zal onze
toestand uitermate ernstig worden. Aan
de Sovjet-zijde duurt de rust voort.
Dag en nacht streden de Warschau-ers
in die augustusmaand tegen de SS en te
gen de Wehrmacht, om elke straat en om
elk huis. De Duitsers wierpen Goliath-
tanks met dynamiet geladen in de strijd,
het zwaarste type geschut en luchttorpedo's.
Vlak over de daken vliegend bombardeer
de de „Luftwaffe" huis na huis. Het leven
in Warschau verhuisde van het puin der
huizen naar de kelders en riolen. Augus
tus verstreek en onder meedogenloze strijd
begon september. Op 4 september werden
de elektrische centrale en waterleiding
vernield. In het donker ging de strijd ver
der, ondanks het ontbreken van water en
het groeiende tekort aan voedsel en mu
nitie. De voorraden die ten koste van grote
offers door Britse, Zuidafrikaanse en Pool
se vliegers uit Italië naar Warschau werden
gebracht, konden zelfs niet voor 'n klein ge
deelte in de behoeften voorzien. Warschau
vocht 63 lange dagen en nachten totdat de
straten gloeiende vlampijpen waren gewer
den in ravijnen van puin en haar parken
en pleinen waren herschapen in kerkhoven.
Warschau beefde van verschrikking temid
den van staal, bloed en puin.Warschau
vocht totdat ruim 200.000 Poolse mannen,
vrouwen en kinderen het slachtoffer wa
ren geworden van oorlogsgeweld, van Duit
se represailles, besmettelijke ziekten, hon
ger en dorst. In iedere woning werd ge
vochten. Iedere verdieping, ieder vertrek,
elke meter Warschau werd verdedigd tot
het laatst, tot de bewoners na ontelbare
offers te hebben gebracht tenslotte voor
de overmacht moesten wijken, de SS en
de Wehrmacht zich van de stad meester
maakten en alles stelselmatig in brand sta
ken.
En terwijl dit alles geschiedde stond
het Russische leger stil bij de voorsteden
van Warschau.
Eén van de laatste radio-boodschappen
afkomstig uit Warschau was de volgen
de: „Dit is de naakte waarheid. Wij wer
den slechter behandeld dan Hitiers satel
lieten, slechter dan Italië, Roemenië en
Finland. Moge God, die rechtvaardig is,
oordelen over het verschrikkelijke on
recht, dat de Poolse natie heeft geleden,
moge Hij allen die daaraan schuldig
zijn, dienovereenkomstig straffen.
Uw helden zijn de soldaten, wier eni
ge wapens tegen tanks, vliegtuigen en
kanonnen, hun revolvers en met benzine
gevulde flessen waren. Uw helden zijn
de vrouwen, die gewonden verpleegden
en die onder hevig vuur berichten over
brachten, die in door bombardementen
beschadigde kelders eten kookten om
kinderen en volwassenen te voeden, die
de stervenden opbeurden en hun laatste
ogenblikken verzachtten. Uw helden zijn
de kinderen, die rustig bleven spelen, te
midden der rokende puinhopen. Het zijn
de mensen van Warschau. Een volk, dat
zulk een alzijdige heldenmoed kan op
brengen, is onsterfelijk. Want door hun
dood hebben zijn strijders overwonnen
en de levenden zullen verder strijden en
overwinnen en opnieuw het bewijs leve
ren, dat Polen leeft, wanneer de Polen
leven".
Toen de Russen eindelijk in januari 1945
Warschau binnentrokken, vonden zij er
slechts dood en vernieling.
Billy Strenk
m
230. Hoe meer hij er over nadacht, hoe meer be
langstelling Joris voor de pet van de portier kreeg.
„Uw begrip is hartverwarmend", sprak hij, zich om
kerend. „Mag ik nu.Hij brak af en staarde ont
daan naar de plaats, waar de portier een ogenblik ge
leden stond. Daar lag alleen nog diens hoofddeksel,
waar het pettenpakkertje gretig op af kwam. „Tut
tut,'j zei Joris. „Men verdwijnt hier aan de lopende
band. Maar het voornaamste is gelukkig achtergeble
ven. En hij griste de pet weg, vlak voor de grij
pende tengeltjes van het pakkertje. „Generaal Köppe-
naer zal een aardig bedrag voor dit hoofddeksel moer
ten neertellen," vervolgde hij, tenvijl hij zich naar de
uitgang spoedde. „Het is, zoals de goede portier zei:
plukt u of wordt u geplukt. En aangezien ik gaarne
plukken wil, zal ik maar verdwijnen, voordat men mij
verdwijnen laat." Het zag er dus naar uit, dat Joris
weer alleen op eigen voordeel uit was, zonder zich
verder om Panda en de anderen te bekommeren. Maar
toen hij eenmaal buiten was, bleef hij aarzelend staan.
„Komaan," bromde hij in zichzelf, „nu moet ik niet
wéér zwak worden, leder moet maar voor zichzelve
zorgen. Voorwaarts dus!" Maar toch verzette hij geen
stap..^
(Van onze correspondent)
WENEN Tegen alle voorspellingen in
is het aantal buitenlandse toeristen in
Oostenrijk dit jaar weer toegenomen. Bij
honderdduizenden jagen zij langs de Oos
tenrijkse bergen, meren en bossen, terwijl
een aanzienlijk deel neerstrijkt op de cam
pings, waarvoor de Oostenrijkers zelf de
neus ophalen. Honderden Oostenrijkse
echtparen, die vroeger als huisknecht en
als kamermeisje in hotels goed verdienden
en fooien opstreken, hebben nu in de on
middellijke omgeving van hun vroegere
werkkring met bankkrediet, een huis ge
bouwd en als pension ingericht. Zij vangen
toeristen die voordelig uit willen zijn. Vrij
wel al die pensions zijn vol en iedereen
is tevreden, behalve de hoteliers, die niet
voldoende keukenpersoneel kunnen krijgen.
De Oostenrijkers zelf worden het slechtst
behandeld want die komen maar „ge
woon met de trein". De Westduitsers wor
den met zorgen omringd; hun aantal is
verreweg het grootst en hun auto's maken
de meeste indruk. De Westduitsers zijn ech
ter niet scheutig met fooien, omdat zij
zich nauwkeurig aan het „inclusief" hou
den, wat de Oostenrijker niet doet. De
Westduitser blijf echter gewild, omdat hij
goed verteert. Op de menukaarten heeft
de Oostenrijkse hotellerie zich zelfs aan
het „Duitse" spraakgebruik aangepast en
vermijdt angstvallig typisch Oostenrijkse
uitdrukkingen en gerechten.
Op het punt van zomerkleding zijn de
Oostenrijkers even conservatief als in de
muziek. De dirndl-jurk met keurslijfje en
schort is nog altijd in trek en in Salzburg
heeft men daarvan zelfs een elegante va
riante gemaakt die door de buitenlandse
festivalgasten bij voorkeur wordt aange
schaft. Mono- en minikini hebben hier hoe
genaamd geen kans, ook al omdat elke
dorpsagent hiertegen dadelijk met een flin
ke boete kan optreden, waarbij hij zich
beroept op een wetsbepaling uit het jaar
1865. Op de keper beschouwd hebben de
Oostenrijkers een zekere landelijke inslag
nooit verloren en boeren houden nu een
maal niet van publieke ontkledingspartijen,
ook niet bij het hooien onder een gloeiende
zon. Zelfs de jeugd in de stad, die zich
wat meer vrijheid in de kleding zou kun
nen veroorloven, voelt zich ten opzichte
van de nieuwe mode gegêneerd, zoals
bleek uit een rondvraag voor de televisie.
Geen enkele van de ondervraagde jonge
dames wilde in monokini paraderen, maar
zij veroordeelden niemand die het wel zou
doen.
De toeristengolf komt voornamelijk uit
het Westen, maar overspoelt Oostenrijk
slechts ten dele. Bezocht worden voorna
melijk de westelijke gelegen provincies
Vorarlberg, Tirol en Salzburg tot en met
Salzkammergut, maar bij Linz houdt de
vreemdelingenstroom behoudens een
paar uitzonderingen volslagen op.
Toch komt er vanuit het oosten een be
langrijke tegengolf, voornamelijk Honga
ren die bijna allen in Wenen neerstrijken.
Deze toeristen zijn ondanks hun luid
ruchtige conversatie zeer bescheiden,
beschaafd en dankbaar. Zij komen niet
met het besef dat zij iets hebben te ge
ven, want hun deviezen zijn beperkt, maar
zij willen zoveel mogelijk iets „opdoen".
Het blijkt dat Wenen op hen nog steeds
een onvergelijkelijke aantrekkingskracht
uitoefent, en al is de Oostenrijkse hoofd
stad beslist geen staal van moderniteit,
toch kijken deze Hongaren hun ogen uit
naar het drukke verkeer, het rijke aanbod
van textiel en naar de tunnels bij de ope
ra en op de andere punten van de Ring
met de ondergrondse winkels, restaurants
en de roltrappen.
Van de monokini hadden de Hongaren
nog niet het geringste vermoeden, maar
daarover werden zij overvloedig ingelicht
door buitenlandse bladen die zij in de
Weense koffiehuizen te kust en te keur vin
den. Dat is dan het „Westen" dat zij in
Wenen weliswaar niet hebben gezien, maar
waarover zij thuis zeker zullen spreken.
In de eerste dagen van augustus zullen
in de restauratiewagens van de Nederland
se Spoorwegen bordjes „Verboden te ro
ken" verschijnen. Het rookverbod gaat op
1 augustus in, maar het is niet mogelijk
in n nacht alle 735 restauratie-afdelin
gen in de treinen van bordjes te voorzien.
Zolang de bordjes er niet hangen, wordt
het roken nog toegestaan.
Buiten het verbod vallen de restaura
tierijtuigen in internationale treinen. De
conducteurs hebben opdracht er streng op
toe te zien dat het rookverbod wordt na
geleefd. Het verbod is uitgevaardigd om
de atmosfeer in de vrij beknopte restau
ratieruimten zo fris mogelijk te houden.
Er bestaan I Alleen de wijfjes
1600 soorten I steken.de manne.
steek muggen I tjes kunnen dat niet
Bij een muggebeet
brengt de mug wa»
anti. stollingsstet'
in ons bloed
Een mug
"bijt" niet.
maar zuigt
ÉSeSkr*.-
□e mug is in het |De muggenbestrijdingj
bezit van een soort I kost de wereld jaar.
miniatuur "injec. I lijks honderden mil.1
tiespuitjoenen guldens!!!!|