DUITSE KANONNEN EN VLIEGTUIGEN SMOORDEN DE OPSTAND VAN HELDHAFTIG WARSCHAU Twintig jaar geleden PANDA T PETTENJACHT Oostenrijk niet minder in trek dan vroeger jaren Het Vale Paard TERWIJL DE RUSSFN WERKELOOS TOEKEKEN \UJ Ons vervolgverhaal Mono- en minikini hebben geen kans Rookverbod in treinrestauratie DONDERDAG 30 JULI 1964 11 Een detectiveroman door Agatha Christie DRIEENZESTIG DAGEN STORM MEEDOGENLOOS LAATSTE BOODSCHAP mmmw i k i"*i t *T *- IMUGGEMTIJD ZM V 'V 27) Lejeune bleef zijn gastheer zwij gend zitten aankijken. De heer Os borne beantwoordde de daarbij onuit gesproken vraag met een: „Wel?" „Meneer Osborne, waarom zou men u, zoals u zegt, nooit van uw stuk hebben kunnen brengen?" De heer Osborne keek verwonderd. „Omdat ik zo absoluut zeker van mijn zaak ben O, ja ik begrijp wat u nu zeggen zult De man die ik heb aangewezen, is de echte niet! Dus heb ik geen reden om zo zeker van mijzelf te zijn! Maar toch bén ik dat Lejeune boog zich naar hem toe. „Misschien bent u verbaasd dat ik on danks alles vandaag naar u toe ben gekomen, ondanks het feit dat men mij van betrouwbare medische zijde heeft verzekerd dat degene die u hebt gezien op de bewuste avond, onmoge lijk de heer Venables kan zijn ge weest." „Ja, ja dat is zo. Waarom bent u dan toch nog gekomen, inspecteur?" „Dat komt," antwoordde Lejeune, „doordat de zo uiterst positieve ver klaring die u mij gegeven had, zoveel indruk op mij heeft gemaakt. Ik wilde weten op wat voor gronden uw stellige overtuiging was gebaseerd. Het was een mistige avond, moet u denken. Ik ben naar uw apotheek gegaan. Ik ben in uw deur gaan staan, precies op dezelfde plaats waar u die avond hebben gestaan, en toen heb ik naar de overkant van de straat staan kij ken. Ik heb de indruk gekregen dat het op een mistige avond bijna niet mogelijk moet zijn geweest een ge zicht duidelijk waar te nemen." „U hebt daarin tot op zeker hoogte gelijk. Maar u moet niet vergeten, dat het pas mistig begon te worden. En bovèndien bij vlagen. Er waren tel kens nog heldere momenten tussen. En dat was het geval toen ik pastoor Gorman voorbij heb zien komen. Hij liep vrij vlug door op het trottoir aan de overkant. En daardoor zag ik ook degene die achter hem aan liep. Maar bovendien heeft deze, op het moment dat hij ter hoogte van mijn deur was, zijn sigarettenaansteker aangeknipt, omdat hij zijn sigaret op nieuw wilde aansteken. Daardoor werd zijn profiel al bijzonder duide lijk zichtbaar neus, kin en adams appel! „Wat een merkwaardig pro fiel!" heb ik toen nog tegen mezelf gezegd. „Die vent heb ik hier nog nooit eerder in de buurt gezien. Als hij ooit bij mij binnen was gestapt, zou ik dat hebben onthouden!" Ziet u vandaar die zekerheid." De heer Osborne zweeg. „Zeker, dat begrijp ik," antwoordde Lejeune nadenkend. „Een broer! Een tweelingbroer misschien!" opperde de heer Osborne, in wie de hoop herleefde. „Dat zou best de oplossing kunnen zijn!" „De identieke tweelingen?" Lejeune schudde glimlachend het hoofd. „In romans is dat de oplossing, natuur lijk! Maar in het werkelijke leven Nee, daarin komt dat niet voor. Wer kelijk niet." „Nee nee dat zal wel niet. Maar misschien toch een gewone broer. Een frappante familiegelijke nis, dat zie je toch wel eens meer!" De heer Osborne keek zeer naden kend. „Voor zover we hebben kunnen na gaan," Lejeune drukte zich voorzich tig uit, „heeft de heer Venables geen broer." „Voor zover u dat hebt kunnen na gaan?" herhaalde de heer Osborne. „Hij is wel van Britse nationaliteit, maar hij is buitenslands geboren. Zijn ouders hebben hem pas toen hij een jaar of elf was, naar Engeland ge bracht." „U weet dus niet zo heel veel van hem, merk ik. Van zijn familie en zo?" „Nee," antwoordde Lejeune be dachtzaam, „het valt niet mee iets van belang omtrent de heer Venables te weten te komen dat wil zeggen, zonder het hem op de man af te gaan vragen en daarvoor hebben we geen afdoende redenen." Hij had dit weloverwogen gezegd: er bestonden natuurlijk wel mogelijk heden om erachter te komen zonder de man zelf te benaderen, maar hij was niet van plan de heer Osborne daarvan op de hoogte te brengen. „Als die medische verklaring er dus niet was geweest," hernam Lejeune opstaande, „zou u menen dat er van een persoonsverwisseling geen sprake zou kunnen zijn?" „Inderdaad, zo is het!" bevestigde de heer Osborne maar al te gaarne. „Het is altijd een liefhebberij van me geweest, ziet u, mijn geheugen voor gezichten te scherpen." Hij grinnikte. „Ik heb menige klant op die manier versteld doen staan. „Hoe is 't nu met uw astma?" vroeg ik dan bijvoor beeld en die klant keek dan ver wonderd op. „U bent hier het laatst geweest in maart met een recept van dokter Hargreaves" Nou, dan moest je zo iemand eens verbaasd zien kijken! Dat heeft me ook altijd voordeel opgeleverd, dat kan ik u wèl vertellen. De mensen vinden het na melijk prettig, wanneer ze niet onop gemerkt blijven of vergeten worden al was ik in namen lang niet zo sterk als in gezichten. Als jongen ben ik er al mee begonnen. Ik dacht: als ko ningen dat kunnen, dan kan ik het óók. Na een poosje gaat dat vanzelf. Dan behoef je je er niet eens voor in te spannen." Lejeune zuchtte eens. „Ik zou dol graag iemand als u in de getuigenbank krijgen," verzekerde hij. „Het iden tificeren van verdachten is altijd een heel precaire zaak. De meeste men sen weten je helemaal niets te ver tellen. „O", zeggen ze dan, „nogal lang", of „tamelijk dik"., „blond, nee eigenlijk zo'n beetje tussen-in".. ge zicht gewoon, ogen gewoon., ja, en die regenjas was beige., o, nee, die was donkerblauw!" De heer Osborne moest lachen. „Daar schiet u ook niet veel mee op!" „Eerlijk waar, een getuige van uw slag zou een buitenkansje betekenen!" De heer Osborne keek tevreden. „Het Is misschien een gave," zei hij be scheiden. „Maar weet u, ik heb die aanleg ook wel degelijk aangekweekt. Op de manier van dat kinderspelle tje, dat weieens gedaan wordt ter op luistering van een partijtje u weet wel, een blad met een aantal voorwer pen erop wordt binnengebracht en dan krijgen de kinderen een bepaalde tijd om die te bekijken. En dan gaat het erom wie de meeste voorwerpen kan opschrijven. Nu, ik verzeker u dat ik ze altijd allemaal weet. Daar ver wonderen de metisen zich vaak over. „Wonderbaarlijk!*' zeggen ze dan. Maar dat is het niet. Hef is een han digheid. Je kunt het oefenen." Hij grinnikte. „Ik kan ook heel aardig goochelen. Met Kerstmis vermaak ik daar de kinderen weieens mee. Neem me niet kwalijk, inspecteur, maar wat hebt u daar toch in uw borstzak zit ten?" De heer Osborne boog zich voorover en toverde er een asbakje uit te voor schijn. „Wel, wel., en dan nog wel een inspecteur van politie!" Hij moest smakelijk lachen en ook Lejeune barstte in lachen uit. Maar toen slaakte de heer Osborne een zucht. „Ik heb hier een aardig huis je, inspecteur. Ook de buren zijn ge schikte, vriendelijke mensen. Ik heb jarenlang naar dit rustige leven ver langd, maar ik moet u eerlijk beken nen, meneer Lejeune, dat ik het wel erg mis, niet meer in mijn apotheek te zijn. Altijd kwam daar wel iemand binnen. Wat een typen, mensen van allerlei slag, bepaald studiemateriaal! Ik heb wel mijn tuintje en een massa onderwerpen diie mijn belangstelling hebben. Vlinders, zoals u weet, en vo gelfotografie. Dat wel. Maar ik heb niet geweten dat ik wat je noemt „het menselijke element" in mijn leven zo sterk zou missen. Ik had echt verlangd eens een bui tenlands reisje te kunnen maken. Nou, ik heb een weekendretour naar Frank rijk genomen. Erg aardig, ik kan niet anders zeggen.maar ik heb toch wel sterk het gevoel gekregen dat er voor mij niets boven Engeland gaat. De Franse keuken bijvoorbeeld trekt me helemaal niet. Ze hebben geen notie hoe ze spiegeleieren en spek moeten bakken". (Wordt vervolgd) Het relaas van de strijd, die het ondergrondse leger twintig jaar geleden in Warschau voerde en de meedogenloze vernietiging hiervan door de Duitsers, terwijl een aanzienlijke strijdmacht van het Rode leger uit de buitenwijken van de hoofdstad toekeek, zullen samen met de woorden „Auschwitz" en „Katyn", steeds een gevloekte plaats innemen op een der zwartste bladzijden van de wereldge schiedenis. Want als in Europa een „Stad van leed" moet worden aange wezen, als ooit ergens is gevochten, ge marteld en wreedheid gepleegd op on denkbare schaal, dan is het Warschau. En het moet met schaamte worden ge constateerd, dat dit weergaloze helden dom, door het opzettelijke dralen van de Russen, tot niets anders heeft geleid dan tot een vreselijk bloedbad en ver nietiging van de stad. Warschau vocht alleen en heeft dat steeds gedaan sinds het begin van de tweede wereldoorlog. Op 8 september 1939 bereikten de eerste Duitse tanks de voor steden van Warschau. Het was een pa trouille van drie lichte tanks. Geen ervan verliet de stad weer. Maar op dat ogen blik besefte Warschau de nabijheid en de ernstige werkelijkheid van het gevaar. Ge durende drie weken werd de stad gebom bardeerd. Bommen vielen, soldaten, vrou wen en kinderen stierven.De Poolse hoofdstad capituleerde na een strijd van 27 dagen, toen munitie, water- en voedsel voorraden opgebruikt waren. Toen kwam de bezetting. Plet was voor jaren, maar het was geen gemakkelijke bezetting voor de vijand. Het vechten ging door zonder pauze. Want onmiddellijk na de catastrofe van Polen in 1939 werd een ondergronds verzetsleger geformeerd uit soldaten die hadden weten te ontkomen aan de Duitse en Russische krijgsgevan genschap. Het werd in de loop der jaren aangevuld met vrijwilligers van alle rang en stand. Het was een ondergrondse bewe ging, zoals er geen tweede te vinden was. Aan het hoofd van dit thuisleger stond ge neraal Grot-Rowecki, die door de Duitsers werd gearresteerd en.geliquideerd. Zijn plaats werd ingenomen door gene raal Bor-Komorowski, die ook de opstand van Warschau leidde. Sindsdien is zijn naam een zinnebeeld geworden van moed, heldhaftigheid en ridderlijkheid. Toen de beslissende dag naderde beschikte generaal Bor-Komói'owSki, over 35.000 frontsoldaten en 7000 man hulptroepen. Hffervan waren 20.000 gewapend, hoofdzakelijk met gewe ren en lichte machinegeweren. In de tweede helft van juli 1944 werd de nazi-terreur in Warschau verscherpt, vermoedelijk uit vrees, dat de Polen de naderende Russen zouden helpen. Er barstten golven van deportaties, moorden op gevangenen en massa-executies los. En enkele dagen voor de opstand ontdekten de Duitsers ongelukkigerwijze een ondergrond se bergplaats van veertigduizend granaten. „Storm" was het wachtwoord dat de Poolse strijdgeest deed ontvlammen. Het uitspreken hiervan betekende dat het uur van handelen had geslagen. Op 1 augustus 1944, om 5 uur 's namiddags brak de op stand uit. Het was een heldhaftige strijd van de ganse stad tegen haar gehate be zetters. Een strijd op leven en dood, een verweer dat uniek is in de wereldgeschie denis, waar niet alleen de mannen, maar ook vrouwen en kinderen bij waren be trokken. De Polen stuitten terstond op het verzet van vijf Duitse divisies, aangevoerd door generaal Stahl en SS-generaal Van den Bach-Zelewski. De Duitsers vroegen bijna meteen versterkingen en ontvingen weldra de steun van de Herman Göring divisie, die in ijltempo uit Italië naar Warschau was gestuurd; en voorts van de Toten- kopf-divisie uit Roemenië en de SS-divisie Viking. Op de vierde van de drieënzestig da gen en nachten, die een brandende hel gelijk waren, zond generaal Bor-Komo rowski per radio het volgende bericht naar Londen: „Wij zijn met de Duitsers in de gehele binnenstad van Warschau in een hevige strijd gewikkeld. Wij hebben een deel van hun troepen verslagen met wapens, die we op de vijand hebben ver overd, maar wij hebben moeilijkheden met de munitievoorziening. Het is uiterst noodzakelijk dat munitie en wa pens in grote hoeveelheden boven War schau worden afgeworpen. Er is geen luchtafiveergeschut. Een bericht gedateerd 10 augustus luidde: „De omstandigheden waaronder wij strijden zijn als volgt: Wij hebben van u slechts een geringe bevoorrading uit de lucht ontvangen. Aan het Duits-Rus sische front heerst rust sedert de derde augustus. De soldaten en de bevolking van de hoofdstad zien vergeefs op naar de hemel in afwachting van geallieerde hulp. Zij zien slechts Duitse vliegtuigen tegen de achtergrond van de rook. Zonder munitie en terwijl de vijand bombardeert is ons verzet gedoemd over enkele dagen ineen te storten. Op 11 augustus het volgende: „Duitse aanvallen, vergezeld van ar tillerievuur uit pantsertreinen, vuur van mortieren, granaatwerpers en antitank- Op het vernielde standbeeld van koning Sigismund 111 wappert te midden van puinhopen op het Kasteelplein fier een Poolse vlag januari 1945: de Duitsers zijn verdreven geschut. Overstelpende macht van vijan delijk vuur.i Op 12 augustus: „Vandaag trachtte de vijand onze troe pen in de sector van de oude stad te vernietigen. De toestand was ernstig. Doelen wisselden vele malen van bezit ter. Overweldigend artillerievuur. Toen de avond viel hadden wij, dank zij onze tegenaanvallen, de situatie in handen. Indien geen nieuwe voorraden munitie ter beschikking worden gesteld, zal onze toestand uitermate ernstig worden. Aan de Sovjet-zijde duurt de rust voort. Dag en nacht streden de Warschau-ers in die augustusmaand tegen de SS en te gen de Wehrmacht, om elke straat en om elk huis. De Duitsers wierpen Goliath- tanks met dynamiet geladen in de strijd, het zwaarste type geschut en luchttorpedo's. Vlak over de daken vliegend bombardeer de de „Luftwaffe" huis na huis. Het leven in Warschau verhuisde van het puin der huizen naar de kelders en riolen. Augus tus verstreek en onder meedogenloze strijd begon september. Op 4 september werden de elektrische centrale en waterleiding vernield. In het donker ging de strijd ver der, ondanks het ontbreken van water en het groeiende tekort aan voedsel en mu nitie. De voorraden die ten koste van grote offers door Britse, Zuidafrikaanse en Pool se vliegers uit Italië naar Warschau werden gebracht, konden zelfs niet voor 'n klein ge deelte in de behoeften voorzien. Warschau vocht 63 lange dagen en nachten totdat de straten gloeiende vlampijpen waren gewer den in ravijnen van puin en haar parken en pleinen waren herschapen in kerkhoven. Warschau beefde van verschrikking temid den van staal, bloed en puin.Warschau vocht totdat ruim 200.000 Poolse mannen, vrouwen en kinderen het slachtoffer wa ren geworden van oorlogsgeweld, van Duit se represailles, besmettelijke ziekten, hon ger en dorst. In iedere woning werd ge vochten. Iedere verdieping, ieder vertrek, elke meter Warschau werd verdedigd tot het laatst, tot de bewoners na ontelbare offers te hebben gebracht tenslotte voor de overmacht moesten wijken, de SS en de Wehrmacht zich van de stad meester maakten en alles stelselmatig in brand sta ken. En terwijl dit alles geschiedde stond het Russische leger stil bij de voorsteden van Warschau. Eén van de laatste radio-boodschappen afkomstig uit Warschau was de volgen de: „Dit is de naakte waarheid. Wij wer den slechter behandeld dan Hitiers satel lieten, slechter dan Italië, Roemenië en Finland. Moge God, die rechtvaardig is, oordelen over het verschrikkelijke on recht, dat de Poolse natie heeft geleden, moge Hij allen die daaraan schuldig zijn, dienovereenkomstig straffen. Uw helden zijn de soldaten, wier eni ge wapens tegen tanks, vliegtuigen en kanonnen, hun revolvers en met benzine gevulde flessen waren. Uw helden zijn de vrouwen, die gewonden verpleegden en die onder hevig vuur berichten over brachten, die in door bombardementen beschadigde kelders eten kookten om kinderen en volwassenen te voeden, die de stervenden opbeurden en hun laatste ogenblikken verzachtten. Uw helden zijn de kinderen, die rustig bleven spelen, te midden der rokende puinhopen. Het zijn de mensen van Warschau. Een volk, dat zulk een alzijdige heldenmoed kan op brengen, is onsterfelijk. Want door hun dood hebben zijn strijders overwonnen en de levenden zullen verder strijden en overwinnen en opnieuw het bewijs leve ren, dat Polen leeft, wanneer de Polen leven". Toen de Russen eindelijk in januari 1945 Warschau binnentrokken, vonden zij er slechts dood en vernieling. Billy Strenk m 230. Hoe meer hij er over nadacht, hoe meer be langstelling Joris voor de pet van de portier kreeg. „Uw begrip is hartverwarmend", sprak hij, zich om kerend. „Mag ik nu.Hij brak af en staarde ont daan naar de plaats, waar de portier een ogenblik ge leden stond. Daar lag alleen nog diens hoofddeksel, waar het pettenpakkertje gretig op af kwam. „Tut tut,'j zei Joris. „Men verdwijnt hier aan de lopende band. Maar het voornaamste is gelukkig achtergeble ven. En hij griste de pet weg, vlak voor de grij pende tengeltjes van het pakkertje. „Generaal Köppe- naer zal een aardig bedrag voor dit hoofddeksel moer ten neertellen," vervolgde hij, tenvijl hij zich naar de uitgang spoedde. „Het is, zoals de goede portier zei: plukt u of wordt u geplukt. En aangezien ik gaarne plukken wil, zal ik maar verdwijnen, voordat men mij verdwijnen laat." Het zag er dus naar uit, dat Joris weer alleen op eigen voordeel uit was, zonder zich verder om Panda en de anderen te bekommeren. Maar toen hij eenmaal buiten was, bleef hij aarzelend staan. „Komaan," bromde hij in zichzelf, „nu moet ik niet wéér zwak worden, leder moet maar voor zichzelve zorgen. Voorwaarts dus!" Maar toch verzette hij geen stap..^ (Van onze correspondent) WENEN Tegen alle voorspellingen in is het aantal buitenlandse toeristen in Oostenrijk dit jaar weer toegenomen. Bij honderdduizenden jagen zij langs de Oos tenrijkse bergen, meren en bossen, terwijl een aanzienlijk deel neerstrijkt op de cam pings, waarvoor de Oostenrijkers zelf de neus ophalen. Honderden Oostenrijkse echtparen, die vroeger als huisknecht en als kamermeisje in hotels goed verdienden en fooien opstreken, hebben nu in de on middellijke omgeving van hun vroegere werkkring met bankkrediet, een huis ge bouwd en als pension ingericht. Zij vangen toeristen die voordelig uit willen zijn. Vrij wel al die pensions zijn vol en iedereen is tevreden, behalve de hoteliers, die niet voldoende keukenpersoneel kunnen krijgen. De Oostenrijkers zelf worden het slechtst behandeld want die komen maar „ge woon met de trein". De Westduitsers wor den met zorgen omringd; hun aantal is verreweg het grootst en hun auto's maken de meeste indruk. De Westduitsers zijn ech ter niet scheutig met fooien, omdat zij zich nauwkeurig aan het „inclusief" hou den, wat de Oostenrijker niet doet. De Westduitser blijf echter gewild, omdat hij goed verteert. Op de menukaarten heeft de Oostenrijkse hotellerie zich zelfs aan het „Duitse" spraakgebruik aangepast en vermijdt angstvallig typisch Oostenrijkse uitdrukkingen en gerechten. Op het punt van zomerkleding zijn de Oostenrijkers even conservatief als in de muziek. De dirndl-jurk met keurslijfje en schort is nog altijd in trek en in Salzburg heeft men daarvan zelfs een elegante va riante gemaakt die door de buitenlandse festivalgasten bij voorkeur wordt aange schaft. Mono- en minikini hebben hier hoe genaamd geen kans, ook al omdat elke dorpsagent hiertegen dadelijk met een flin ke boete kan optreden, waarbij hij zich beroept op een wetsbepaling uit het jaar 1865. Op de keper beschouwd hebben de Oostenrijkers een zekere landelijke inslag nooit verloren en boeren houden nu een maal niet van publieke ontkledingspartijen, ook niet bij het hooien onder een gloeiende zon. Zelfs de jeugd in de stad, die zich wat meer vrijheid in de kleding zou kun nen veroorloven, voelt zich ten opzichte van de nieuwe mode gegêneerd, zoals bleek uit een rondvraag voor de televisie. Geen enkele van de ondervraagde jonge dames wilde in monokini paraderen, maar zij veroordeelden niemand die het wel zou doen. De toeristengolf komt voornamelijk uit het Westen, maar overspoelt Oostenrijk slechts ten dele. Bezocht worden voorna melijk de westelijke gelegen provincies Vorarlberg, Tirol en Salzburg tot en met Salzkammergut, maar bij Linz houdt de vreemdelingenstroom behoudens een paar uitzonderingen volslagen op. Toch komt er vanuit het oosten een be langrijke tegengolf, voornamelijk Honga ren die bijna allen in Wenen neerstrijken. Deze toeristen zijn ondanks hun luid ruchtige conversatie zeer bescheiden, beschaafd en dankbaar. Zij komen niet met het besef dat zij iets hebben te ge ven, want hun deviezen zijn beperkt, maar zij willen zoveel mogelijk iets „opdoen". Het blijkt dat Wenen op hen nog steeds een onvergelijkelijke aantrekkingskracht uitoefent, en al is de Oostenrijkse hoofd stad beslist geen staal van moderniteit, toch kijken deze Hongaren hun ogen uit naar het drukke verkeer, het rijke aanbod van textiel en naar de tunnels bij de ope ra en op de andere punten van de Ring met de ondergrondse winkels, restaurants en de roltrappen. Van de monokini hadden de Hongaren nog niet het geringste vermoeden, maar daarover werden zij overvloedig ingelicht door buitenlandse bladen die zij in de Weense koffiehuizen te kust en te keur vin den. Dat is dan het „Westen" dat zij in Wenen weliswaar niet hebben gezien, maar waarover zij thuis zeker zullen spreken. In de eerste dagen van augustus zullen in de restauratiewagens van de Nederland se Spoorwegen bordjes „Verboden te ro ken" verschijnen. Het rookverbod gaat op 1 augustus in, maar het is niet mogelijk in n nacht alle 735 restauratie-afdelin gen in de treinen van bordjes te voorzien. Zolang de bordjes er niet hangen, wordt het roken nog toegestaan. Buiten het verbod vallen de restaura tierijtuigen in internationale treinen. De conducteurs hebben opdracht er streng op toe te zien dat het rookverbod wordt na geleefd. Het verbod is uitgevaardigd om de atmosfeer in de vrij beknopte restau ratieruimten zo fris mogelijk te houden. Er bestaan I Alleen de wijfjes 1600 soorten I steken.de manne. steek muggen I tjes kunnen dat niet Bij een muggebeet brengt de mug wa» anti. stollingsstet' in ons bloed Een mug "bijt" niet. maar zuigt ÉSeSkr*.- □e mug is in het |De muggenbestrijdingj bezit van een soort I kost de wereld jaar. miniatuur "injec. I lijks honderden mil.1 tiespuitjoenen guldens!!!!|

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 11