Interview met BARTH PATRICK C. RODGER OPVOLGER VAN DR. VISSER 'T HOOFT nieuw-testamenticus onderzocht atticisme Geloofsovergangen Helpen deze dingen God? KORT NIEUWS Ontwikkeling VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1964 Erbij PAGINA TWEE Pacifisme De doop Rooms-katholieken én de crematie Stand van zaken Rassendiscriminatie Verdraagzaamheid Cyprus Afrika Ds. D. ter Steege „We moeten Zuid-Arika niet te gemakkelijk veroordelen", zegt prof. Karl Barth. Hij heeft in een vraaggesprek met het Zwitserse „Kirchenblatt", dat door „Hervormd Neder land" is overgenomen, gezegd dat het moeilijk is op een afstand de op zich zelf verkeerde rassenpolitiek te veroor delen. Het samenleven van drie miljoen blanken en vijftien miljoen zwarten is een probleem, zo meende prof. Barth toen hem werd gevraagd over zijn mening inzake de apart heidspolitiek in Zuid-Afrika en de houding van de meerder heid van de gereformeerden daartegenover. „Moeten bij voorbeeld christenen in de Verenigde Staten het rassisme in Zuid-Afrika aan de kaak stellen? Hoe zouden de Zwitsers reageren als zij met een groot aantal niet-blanken moesten samenleven? Hoe gedragen wij, Zwitsers, ons tegenover de 900.000 vreemde arbeiders uit de zuidelijke landen die toch overigens wel tot hetzelfde ras behoren? Ook al is iets waar en gerechtvaar digd, zoals de afwijzing san het rassis me in Zuid-Afrika, zonder gedegen on derzoek en in algemene termen gepo neerd wordt het krachteloos. Principië le en eenstemmige afwijzing is niet voldoende". Prof. Barth kreeg onder meer een vraag te beantwoorden over de positie van de kerk tussen de pessimistische opvatting, dat de dag des oordeels na bij is en het optimisme van bijvoor beeld Teilhard de Chardin. Is er in het één een aanduiding van het jongste ge richt te zien en in het andere een her innering aan het komende godsrijk? Barth antwoordde hierop: „Het komt er op aan, dat de kerk zich niet richt naar de verschijnselen van het optimis me of het pessimisme, maar zich houdt aan haar opdracht, aan de boodschap van het evangelie. Zij moet zowel het gericht als de komst van het Rijk ver kondigen. Tegenover de wereld moet zij betuigen dat het pessimisme en het op timisme zouden kunnen doelen op het jongste gericht en op het rijk Gods. Zo worden beide betrokken op het evan gelie. Als we omgekeerd allerlei ver schijnselen gaan analyseren en dan pas in het evangelie gaan zoeken, is dat verkeerd." filosofische en traditionele formalisme, waaraan de evangelische kerken een voorbeeld kunnen nemen. Meermalen hoorde Barth van die zij de de opmerking: laten we niet spreken over de paus, maar over Jezus Chris tus! Hier is een levende belangstelling voor Christus zelf, die zich niet laat opsluiten in formuleringen van christo- monistische of christocentrische aard. Daarentegen zag prof. Barth ook hoop volle ontwikkelingen aan evangelische kant. Zo noemde hij een werk van Mar tin Storch (Exegesen und Meditatiomen zu Karl Barth's Kirchliche Dogmatik). Op een vraag over minder gunsti ge ontwikkelingen in de theologie ant woordde prof. Barth, dat hij zich zor gen maakt over het formalisme in het de nadruk leggen op de „Entmytho- logisierung" en de hermeneutiek, op het meer zien naar het „hoe" dan naar het „wat". Verder is er een zekere terugval op de theologie van de vorige eeuw. Bultmann is eigenlijk altijd al een leerling van Wilhelm Herrmann, de grote liberale theoloog, gebleven, zo meent Barth, die vindt dat in deze terugval op de theolo gie van de negentiende eeuw maar wei nig meer te vinden is van de diepte der romantiek en de hoogte van de specula tie van Schleiermacher en Biedermann. Al wordt er op het ogenblik ook hoog opgegeven van de geschiedenis en van historiciteit, toch meent prof. Barth in feite een tekort aan liefde voor de ge schiedenis te moeten constateren. Het formalistische theologische denken van thans wordt gekenmerkt door een nood lottig ontbreken van begrip voor ruimte en tijd. Veel wordt er gesproken over orthodoxie, maar men kent en bestu deert de orthodoxie van de zeventiende eeuw weinig of niet. „Hoe verhoudt het christelijk geloof zich principieel en praktisch tot het pa cifisme inzoverre daarvoor de toekomst en hoop der mensheid betrokken is op het beginsel van geweldloosheid? Barth meent, dat principieel in het pacifisme innerlijke tegenspraak te vin den is. Een feitelijk pacifisme met de slagzin „Nooit meer oorlog" moet zich thans echter wel aan de kerk opdrin gen, en wel met het gezicht op de ont wikkeling der kernwapens en de drei gende vernietiging van alle leven daar door. „Zijn er veelbelovende lijnen te zien in de ontwikkeling der theologie sinds de tweede wereldoorlog?" luidde de vol gende vraag. Prof. Barth antwoordde hierop, dat hij inderdaad hoopvolle tekenen zag in een onderstroom in de rooms-katholieke theologie. Hij voelde zich verbonden met Dominicanen en Jezuieten uit het Romaanse en het Duitse taalgebied door de gemeenschappelijke interesse in de theologie als zodanig. Daar is een zich losmaken uit het De laatste vraag handelde over de doop als voorwaarde van het lidmaat schap der kerk, juist in verband met het waarderen van de kinderdoop. Barth meende, dat zoals de zaken nu staan, namelijk waar door een derge lijke voorwaarde feitelijk slechts hei dense geboorteriten in christelijk ge waad bevorderd worden, het aanbe veling zou verdienen deze voorwaarde voor het lidmaatschap der kerk uit de kerkorde te schrappen. Naar zijn mening moet daarbij ge pleit worden vóór een „verantwoorde lijke" doop en tegen de „onverantwoor- 'mawmMMMMWMMMWWmMMMMMMM, De Nederlandse organisatie voor zui ver wetenschappelijk onderzoek heeft aan dr. J. Smit Sibinga, wetenschappe lijk hoofdambtenaar aan de rijksuniver siteit in Leiden, een subsidie verleend om aan de universiteit van Oxford in Engeland een onderzoek in te stel len naar de invloed van het atticisme In de tekstgeschiedenis van het Griek se Nieuwe Testament. (Het attiscisme is in de Griekse let terkunde de naam van de beweging, die beoogde de zuivere taal en de klas sieke stijl der grote attische schrijvers uit de vijfde en vierde eeuw voor Christus te herstellen en na te vol gen). De heer Smit Sibinga, die thans in de theologische faculteit is aangesteld voor de tekstkritiek van het nieuwe testament, heeft in Oxford gewerkt bij prof G. D. Kilpatrick, één van de grote kenners van dit vak en van het genoemde onderwerp in het bijzonder. Sinds lang is de studie van de klassieke letteren onder de Engelse nieuwe-tes- tamentici een waardevolle traditie. De tekstktitiek is voor de bestudering van elke in veelvoud overgeleverde tekst van belang. Zij heeft ten doel de oudste bereikbare, zo mogelijk oor spronkelijke tekst van een geschrift vast te stellen, door oude en jonge va rianten van elkaar te onderscheiden en door fouten zowel verminkingen als zo bedoelde verbeteringen op te spo ren en te elimineren. De noodzaak van tekstkritisch onder zoek is evenredig met de mate van variatie, die in verloop van tijd in de overlevering van een geschift is opge treden. Deze is in het Griekse nieuwe testament uitzonderlijk hoog. Tot in het vroegst bereikbare sta dium van de tekst, wellicht de tweede eeuw van onze jaartelling, worden „def tige" en minder „deftige" of correcte woorden en uitdrukkingen naast el kaar en op eikaars plaats aangetrof fen. Een bekend voorbeeld is dat 'van Spy- ridon. Iemand citeerde op een in de vierde eeuw op Cyprus gehouden bij eenkomst van bisschoppen de bekende tekst „neem uw beddeke op en wan del" (Joh. 5:8), verving daarbij het woord voor beddeke krabatos door het attische woord skimpoes. Spy- ridon kapittelde de spreker en vroeg hem, of hij zich met dit woord boven Jezus, die destijds krabatos gezegd had, wilde stellen. Diezelfde correctie treft men aan bij Clemens Alexandrinus, die van onge veer 160 tot 215 leefde en leraar was aan de catechetenschool in Alexandrië. Hij, of zijn bijbeltekst, verving ook me nige andere volksuitdrukking door woorden van beter allooi. Nu is deze tijd, de 2de eeuw, tevens de bloeitijd van het „atticisme" geweest. Leraren in de welsprekendheid en in de gram matica verbreidden het streven naar het juiste, dat wil zeggen naar het oude woord en ook bij hen wordt dit woord voor bed genoemd en afgekeurd. Bij zijn onderzoek heeft dr. Smit Si binga onder andere getracht vast te stellen, hoe groot de invloed van deze stroming op de bijbeltekst is ge weest. Van veel belang is uiteraard de vraag, zo zegt hij, welk van twee over geleverde woorden oorspronkelijk zal zijn. In het algemeen kan worden aan genomen, dat in volksverhalen het min der deftige woord echt is, terwijl bij een auteur met meer ontwikkeling de selec te uitdrukking authentiek moet heten. "**0*0:900000000000000^00000000000000000. Uit de statistiek over het jaar 1962, die in het jaarboek van de Gerefor meerde kerken is opgenomen, blijkt dat in dat jaar 3.041 personen vanuit andere kerken toetraden tot de Gere formeerde kerken. Bovendien werden 792 mensen, die tot geen enkele kerk behoorden, gereformeerd. Uit de rooms-katholieke kerk gingen 187 personen over tot de gereformeerde kerken, terwijl 65 gereformeerden toe traden tot de rooms-katholieke kerk. Naar de hervormde kerk gingen 1.380 personen over, terwijl er 1.563 uit deze kerk werden toegelaten tot de gerefor meerde kerken. De invloed van nieuwe religieuze be wegingen, zoals van de pinksterge meenten bleek vrij gering. delijke" doop. De onverantwoordelijke doop (een betere formulering dan „zui- gelingendoop; prof. Barth wil verder ook de „kinderdoop" niet afwijzen, om dat het mogelijk is, dat aan kinderen op hun eigen verzoek en verantwoor ding de doop bediend wordt) geeft de mens een christelijke verpakking. De vraag naar de doop is stellig geen kwestie van het heil, maar heeft wel belang voor de orde in de kerk. Het afschaffen van de „onverant woordelijke" doop zou volgens prof. Barth orde en duidelijkheid geven. De op verantwoorde wijze gevraagde en gegeven doop heeft niets te maken met een wettelijke of piëtistisch begrepen bekering; zij is het teken dat een mens het evangelie mag horen. Met de bi.i aagcCaat verleende genade (gratia praev\__.,ens) kan de huidige „onverantwoordelijke" dooppraktijk niet gerechtvaardigd worden. De reformato ren hebben voor het begrijpen van de doop geen toevlucht genomen tot de gratia praeveniens. Daar is men pas la ter zijn betoog op gaan bouwen, aldus prof. Karl. Barth. 0000000000000000 De crematie is sedert 1886 voor de katholieken streng verboden op straf fe van uitsluiting der sacramenten, zo meldt het r.k. parochieblad „Omhoog". Het kerkelijk verbod is een reactie op de propaganda» voor de crematie van de zijde der vrijmetselaars, niet zozeer vanwege het feit dat de crematie on verenigbaar zou zijn met het christe lijk geloof, alswel vanwege het feit, dat die propaganda steunde op de opvat ting, dat er na dit leven geen ander leven staat te wachten. Niet overal is de crematie verboden. In India is enkele maanden geleden de bisschop in een kerkelijke plechtigheid gecremeerd. Daar is trouwens de lijk verbranding vrij gewoon. Het blad meent dat, nu de propagan da van de vrijmetselaars is afgezwakt en niet veel meer om het lijf heeft, de houding van het kerkelijk gezag wat soepeler kan worden. Dit is inmiddels dan ook gebleken in een geheime in structie van de paus aan de bisschop pen, waarin onder meer wordt gezegd, dat de wens tot crematie niet meer per se de uitsluiting van de laatste sacra menten behoeft te betekenen, ofschoon het kerkelijk gebod wordt gehandhaafd. Onder de bisschoppen zijn stemmen opgegaan om dit verbod ongedaan te maken. Talrijke bisschoppen schijnen er om gevraagd te hebben. De reden is bijzonder praktisch: in de grote ste den is nauwelijks meer plaats voor de uitgestrekte kerkhoven. In de Evangelische Akademie te Tutzing in Duitsland heeft het Uit voerend Comité van de Wereldraad van Kerken vergaderd, dat tweemaal Eer jaar bijeen komt voor beraad over et beleid van de Wereldraad, dat dagelijks gevoerd wordt door het hoofdkwartier in Genève. Het veel frotere Centrale Comité bepaalt het eleid tijdens zijn zittingen eens in de twee jaar, maar natuurlijk kan dit Centrale Comité bepaalde zaken dele geren aan het Uitvoerend Comité. Deze keer kwam er een belangrijke zaak aan de orde, die beslist moest worden volgens machtiging van het Centrale Comité, namelijk de benoe ming van een opvolger voor de wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd aftredende secretaris-generaal dr. W. A. Visser 't Hooft, die van de vorming van de Wereldraad af (nog vóór zijn officiële instituering in 1948) reeds die functie heeft bekleed. Dit was een moeilijke beslissing, om dat het niet zal meevallen iemand te vinden, die in staat en bereid is om een man als Visser 't Hooft op te vol gen. Na bespreking kondigde het Uit voerend Comité nu aan, dat het een stemmig aan het Centrale Comité heeft aanbevolen om dr. Visser 't Hooft te verzoeken zijn werk nog voort te zet ten gedurende het hele jaar 1965. Daarnaast droeg het de predikant Patrick C. Rodger voor ter benoeming als zijn opvolger als secretaris-gene raal. Rev. Rodger werd 43 jaar gele den geboren in Schotland, studeerde in Parijs, Oxford en Cambridge. In 1949 werd hij tot „deacon" en in 1950 tot priester gewijd in de Schotse Episco paalse Kerk, die hij als rector op twee plaatsen diende. Van 1951-1954 was Rev. Rodger studentenpredikant voor de anglicaanse studenten aan de univer siteit van Edinburgh. Ook is hij studie secretaris geweest van de Christen Studenten Beweging. In 1961 werd hij vast in het werk van de Wereldraad betrokken als uit voerend secretaris voor de afdeling voor Geloof en Kerkorde. Waardevol voor de contacten van de Wereldraad met de Orthodoxe kerken is zijn kennis van het Russisch. Hij bezocht de Sovjet- Unie in 1955 en in dit jaar. Enige tijd maakte hij ook deel uit van de Fellow ship van St. Alban en St. Sergius, die de goede verstandhouding tussen de Or thodoxe en de Engelssprekende kerken wil bevorderen. Diverse publicaties staan reeds op zijn naam in Engelse en Franse theologische tijdschriften. Dr. Visser 't Hooft zelf heeft verslag Er is in Engeland een vicaris, die ook brandweer man is, een ander doet vaak dienst als politieman. An dere voorgangers verrich ten taken als het vegen van schoorstenen en het maken van foto's. De vraag rijst of al deze dingen werkelijk helpen bij het scheppen van het juiste beeld van de religie, die zij vertegen woordigen. In Engeland bestaat er momenteel een levendige controverse over deze vraag. Veel tegenstan ders zeggen dat al deze activiteiten onwaardig zijn en de status van Gods ver tegenwoordigers omlaag halen. Maar daar staan vele voorstanders tegen over, die zeggen dat alles helpt wat de kerk meer in contact kan brengen met het leven van alle dag. Een ongebruikelijke pries ter is de rev. Albert Maber van Purbrook, Hampshire (links). Hij heeft honder den meters film verschoten op bruidsparen, die voor hem poseren na de huwe lijksinzegening. „Iedere bruid is op haar mooist op de trouwdag", zegt hij, „en ik bewaar zorgvuldig alle films om ze te kunnen tonen als er later huise lijke ruzies komen. Ik ben er diep van overtuigd dat de liefde die mensen voor elkaar voelen op hun hu welijksdag nooit meer ver dwijnt. Maar soms moet ze wel weer een beetje wor den opgewekt en dat doen mijn films". Zijn gemeen teleden zijn hem zeer dank baar. Alhoewel men hem hier en daar de „camera man van Cupido" noemt, is hij voor zijn gemeenteleden toch de „beste dominee die er bestaat". Hierboven staat een an dere voorganger afgebeeld, die controverses heeft ont ketend. Het is dominee T. J. Budge, baptistendominee van Measham, Leicester shire (Engeland) die goo cheltrucs gebruikt om zijn preken te illustreren. Hij zegt dit er zelf van: „Als het helpt om de goede boodschap door te geven is het een absoluut zuiver middel" Hij geeft ook vaak weldadigheidsshows. Voorgangers als de twee bovengenoemden ondervin den veel kritiek van col lega's, die afkerig zijn van dergelijke nieuwigheden. Maar zijn dergelijke dingen eigenlijk niet altijd aan de orde geweest? uitgebracht aan de vergadering van het Uitvoerend Comité over de gebeurte nissen van de afgelopen maanden. Daarbij legde hij er de nadruk op, dat de contacten van de Wereldraad in Oost-Europa steeds ruimer worden. Zo noemde hij de aanvraag voor het lid maatschap van de Wereldraad door de Servisch Orthodoxe Kerk als laatste van de grote Orthodoxe Kerken, die wenst toe te treden. Deze aanvraag kwam kort na de vergadering van het Uitvoerend Comité in Odessa (februari 1964) tijdens een bezoek van een dele gatie aan Joegoslavië. Voor november is er nu een bezoek aan de Orthodoxe Kerk in Bulgarije beraamd. De We reldraad telt op dit ogenblik 213 leden- kerken in 80 landen en vertegenwoor digt ruim 350 miljoen christenen. In zijn overzicht over de vele zaken in de wereld van heden, waarop de kerken een antwoord dienen te geven, wees de secretaris-generaal op de si- tutie van de 25 miljoen Afrikanen die nog in koloniale verhoudingen leven. Daarnaast is Zuid-Afrika een mogelijke haard voor gevaarlijke ontwikkelingen, waar volgens sommige waarnemers een revolutie niet meer af te wenden zal zijn, als de sociale verhoudingen niet verbeteren. In de kerken van dit we relddeel bestaat een gapende kloof tus sen de jongeren en de oude generatie. Het is daar de hoogste tijd, dat de ker ken hun verantwoordelijkheid beseffen om de eenheid niet te verliezen. Ten aanzien van de bevordering van de rechtvaardigheid in de ver houding tussen de rassen heeft het Uitvoerend Comité een tweetal reso luties aangenomen, waarin er voor gepleit wordt dat christenen hun in spanning zouden verdubbelen voor deze zaak. In de eerste resolutie, die in het bijzon der handelde over de moeilijkheden in de Verenigde Staten, wordt gezegd, dat „de uitbarstingen van grote geweldda digheid de christenen niet mogen doen aarzelen in hun toewijding aan de zaak tegen discriminatie en vooroordeel. In tegendeel, dergelijke verstoringen van de orde dienen temeer hun aandacht te vestigen op de dringende noodzaak van verzoening van de sociale standpunten en van reconstructie van het systeem en hen te leiden tot vergroting van hun inspanningen". De tweede resolutie handelde over de moeilijkheden in Zuid-Afrika en vroeg aandacht voor de groeiende bedreiging van de vrijheid van eredienst enzo voorts, die ontstaat door de willekeuri ge behandeling (arrest of uitwijzing) van kerkelijke leiders, die niet meer doen dan hun plicht. De commissie van de Wereldraad voor internationale zaken bracht ver slag uit in het Uitvoerend Comité bij monde van zijn directeur dr. O. Frede rick Nolde, die de suggestie deed een bijeenkomst te arrangeren van de „ideologische leiders" uit de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, opdat die de gevaarlijke tegenstellingen met betrek king tot hun benadering van de vrede tot elkaar zouden kunnen brengen. Hij stelde dit als een der wegen om de verschillen tussen recente verklarin gen van de regeringsleiders der beide landen uit de weg te ruimen. Daar naast stelde dr. Nolde nog een compro misvoorstel inzake de internationale or ganisatie ter handhaving van de vrede. De Skandinavische landen wilden de be schikking over een politiemacht voor de Verenigde Naties geven aan de Veilig heidsraad of de Algemene Vergadering. De Sovjet-Unie wenste dit alleen voor behouden te zien aan de Veiligheids raad, waar zo nodig gebruik gemaakt kan worden van het recht van veto. Dr. Nolde wilde naast de Veiligheids raad zo nodig de regeling in handen van een buitengewone zitting van de Algemene Vergadering leggen. In zijn rapport deelde dr. Nolde mee, dat er aanzienlijke vooruitgang was te melden bij het opstellen van een aan vaardbare verklaring inzake de uitban ning van alle vormen van onverdraag zaamheid op godsdienstig gebied. Het huidige ontwerp handelt voornamelijk over het recht tot uitoefening van de godsdienstplichten. Een vroeger ontwerp had alleen aandacht gegeven aan het recht tot 't houden van godsdienstoefe ningen en het geven van onderwijs. Het Uitvoerend Comité sprak zich in het natie van godsdienstige of levensbe- sa nadrukkelijk uit tegen alle discrimi natie van godsdienstige of levens be schouwelijke minderheden. Alle mensen hebben het recht hun geloof te belij den, ook openlijk zonder beperking. Iedereen mag uitkomen voor zijn op vattingen met woord en daad en mag daardoor geen nadelige gevolgen onder vinden van politieke, sociale of econo mische aard. Verder moet het mogelijk zijn godsdienstige mening ook door cha ritatieve of pedagogische instellingen te manifesteren. Grote bezorgdheid gaf het Uitvoerend Comité te kennen inzake de positie van het oecumenisch patriarchaat in Con- stantinopel. Zienderogen worden de moeilijkheden van het patriarchaat en van de gemeenten in Turkije groter. Daarom heeft de vergadering er ern stig op aangedrongen, dat de bemoeie nissen van de organen van de Verenig de Naties ten aanzien van Cyprus door gang vinden, omdat die van het hoog ste belang zijn voor de betrokken par tijen. Als de crisis in Cyprus tot een goed einde gebracht kan worden, zal dat op de positie van het patriarchaat van grote invloed zijn. In de Evangelische Akademie te Tutzing kwam ook de commissie voor Interkerkelijke hulp van de Wereld raad van Kerken samen en wees gel den toe voor hulp in noodsituaties in Afrika tot een totaalbedrag van ruim 300.000 dollar. Het gaat hierbij om projecten als de steun voor vluchtelingen uit Ruanda in Uganda en Kongo, uit Mozambique in Tanganyika, uit Soedan in vele omlig gende landen, voor de „operatie Dok ter" in Kongo en voor vluchtelingen uit Angola. Ook werd 60.000 dollar bestemd voor juridische hulp aan politieke ge vangenen in Zuid-Afrika en voor hun gezinnen. Dit bedrag maakt deel uit van een plan, waarvoor de Wereldraad eerder dit jaar een beroep deed op zijn leden om een fonds van een miljoen dollar te vormen voor noodsituaties in Afrika. In september zullen Sir Hugh Foot, een bekende Engelse autoriteit in dienst van de Verenigde Naties en prof. dr. Z. K. Mathews, de secretaris van de Wereldraad voor Afrika, een rondreis door Afrika gaan maken om met kerk leiders en staatslieden te overleggen over de beste manier, waarop de ker ken kunnen bijdragen in voorkomende moeilijkheden. Daarna zal een team van drie man de voorstellen nader uit werken. Het Uitvoerend Comité besloot dat de volgende vergadering van het Centrale Comité van de Wereldraad van Kerken zal zijn van 12-21 januari 1965 in Enu- gu (Oost-Nigeria). Enugu is de zetel van gouverneur Sir Francis Ibiam, een van de voorzitters van de Wereldraad. Dit zal de eerste vergadering van oecu menisch belang in Afrika zijn. "******0*000000000000000000000000000000* Onder leiding van prof. dr. A. S. van der Woude, kerkelijk hoogleraar te Gro ningen, zullen 5 september dertig stu denten aan de theologische faculteiten van Groningen, Utrecht, Amsterdam en en Leiden een studiereis van vijf weken maken door Egypte, Jordanië en Israel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 14