Interview met BARTH
PATRICK C. RODGER
OPVOLGER VAN
DR. VISSER 'T HOOFT
nieuw-testamenticus
onderzocht atticisme
Geloofsovergangen
Helpen deze dingen God?
KORT NIEUWS
Ontwikkeling
VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1964
Erbij
PAGINA TWEE
Pacifisme
De doop
Rooms-katholieken
én de crematie
Stand van zaken
Rassendiscriminatie
Verdraagzaamheid
Cyprus
Afrika
Ds. D. ter Steege
„We moeten Zuid-Arika niet te gemakkelijk veroordelen",
zegt prof. Karl Barth. Hij heeft in een vraaggesprek met
het Zwitserse „Kirchenblatt", dat door „Hervormd Neder
land" is overgenomen, gezegd dat het moeilijk is op een
afstand de op zich zelf verkeerde rassenpolitiek te veroor
delen. Het samenleven van drie miljoen blanken en vijftien
miljoen zwarten is een probleem, zo meende prof. Barth
toen hem werd gevraagd over zijn mening inzake de apart
heidspolitiek in Zuid-Afrika en de houding van de meerder
heid van de gereformeerden daartegenover. „Moeten bij
voorbeeld christenen in de Verenigde Staten het rassisme
in Zuid-Afrika aan de kaak stellen? Hoe zouden de Zwitsers
reageren als zij met een groot aantal niet-blanken moesten
samenleven? Hoe gedragen wij, Zwitsers, ons tegenover
de 900.000 vreemde arbeiders uit de zuidelijke landen die
toch overigens wel tot hetzelfde ras behoren?
Ook al is iets waar en gerechtvaar
digd, zoals de afwijzing san het rassis
me in Zuid-Afrika, zonder gedegen on
derzoek en in algemene termen gepo
neerd wordt het krachteloos. Principië
le en eenstemmige afwijzing is niet
voldoende".
Prof. Barth kreeg onder meer een
vraag te beantwoorden over de positie
van de kerk tussen de pessimistische
opvatting, dat de dag des oordeels na
bij is en het optimisme van bijvoor
beeld Teilhard de Chardin. Is er in het
één een aanduiding van het jongste ge
richt te zien en in het andere een her
innering aan het komende godsrijk?
Barth antwoordde hierop: „Het komt
er op aan, dat de kerk zich niet richt
naar de verschijnselen van het optimis
me of het pessimisme, maar zich houdt
aan haar opdracht, aan de boodschap
van het evangelie. Zij moet zowel het
gericht als de komst van het Rijk ver
kondigen. Tegenover de wereld moet zij
betuigen dat het pessimisme en het op
timisme zouden kunnen doelen op het
jongste gericht en op het rijk Gods. Zo
worden beide betrokken op het evan
gelie. Als we omgekeerd allerlei ver
schijnselen gaan analyseren en dan pas
in het evangelie gaan zoeken, is dat
verkeerd."
filosofische en traditionele formalisme,
waaraan de evangelische kerken een
voorbeeld kunnen nemen.
Meermalen hoorde Barth van die zij
de de opmerking: laten we niet spreken
over de paus, maar over Jezus Chris
tus! Hier is een levende belangstelling
voor Christus zelf, die zich niet laat
opsluiten in formuleringen van christo-
monistische of christocentrische aard.
Daarentegen zag prof. Barth ook hoop
volle ontwikkelingen aan evangelische
kant. Zo noemde hij een werk van Mar
tin Storch (Exegesen und Meditatiomen
zu Karl Barth's Kirchliche Dogmatik).
Op een vraag over minder gunsti
ge ontwikkelingen in de theologie ant
woordde prof. Barth, dat hij zich zor
gen maakt over het formalisme in het
de nadruk leggen op de „Entmytho-
logisierung" en de hermeneutiek, op
het meer zien naar het „hoe" dan
naar het „wat".
Verder is er een zekere terugval op de
theologie van de vorige eeuw. Bultmann
is eigenlijk altijd al een leerling van
Wilhelm Herrmann, de grote liberale
theoloog, gebleven, zo meent Barth, die
vindt dat in deze terugval op de theolo
gie van de negentiende eeuw maar wei
nig meer te vinden is van de diepte der
romantiek en de hoogte van de specula
tie van Schleiermacher en Biedermann.
Al wordt er op het ogenblik ook hoog
opgegeven van de geschiedenis en van
historiciteit, toch meent prof. Barth in
feite een tekort aan liefde voor de ge
schiedenis te moeten constateren. Het
formalistische theologische denken van
thans wordt gekenmerkt door een nood
lottig ontbreken van begrip voor ruimte
en tijd. Veel wordt er gesproken over
orthodoxie, maar men kent en bestu
deert de orthodoxie van de zeventiende
eeuw weinig of niet.
„Hoe verhoudt het christelijk geloof
zich principieel en praktisch tot het pa
cifisme inzoverre daarvoor de toekomst
en hoop der mensheid betrokken is op
het beginsel van geweldloosheid?
Barth meent, dat principieel in het
pacifisme innerlijke tegenspraak te vin
den is. Een feitelijk pacifisme met de
slagzin „Nooit meer oorlog" moet zich
thans echter wel aan de kerk opdrin
gen, en wel met het gezicht op de ont
wikkeling der kernwapens en de drei
gende vernietiging van alle leven daar
door.
„Zijn er veelbelovende lijnen te zien
in de ontwikkeling der theologie sinds
de tweede wereldoorlog?" luidde de vol
gende vraag.
Prof. Barth antwoordde hierop, dat
hij inderdaad hoopvolle tekenen zag in
een onderstroom in de rooms-katholieke
theologie. Hij voelde zich verbonden
met Dominicanen en Jezuieten uit het
Romaanse en het Duitse taalgebied
door de gemeenschappelijke interesse
in de theologie als zodanig.
Daar is een zich losmaken uit het
De laatste vraag handelde over de
doop als voorwaarde van het lidmaat
schap der kerk, juist in verband met
het waarderen van de kinderdoop.
Barth meende, dat zoals de zaken nu
staan, namelijk waar door een derge
lijke voorwaarde feitelijk slechts hei
dense geboorteriten in christelijk ge
waad bevorderd worden, het aanbe
veling zou verdienen deze voorwaarde
voor het lidmaatschap der kerk uit de
kerkorde te schrappen.
Naar zijn mening moet daarbij ge
pleit worden vóór een „verantwoorde
lijke" doop en tegen de „onverantwoor-
'mawmMMMMWMMMWWmMMMMMMM,
De Nederlandse organisatie voor zui
ver wetenschappelijk onderzoek heeft
aan dr. J. Smit Sibinga, wetenschappe
lijk hoofdambtenaar aan de rijksuniver
siteit in Leiden, een subsidie verleend
om aan de universiteit van Oxford
in Engeland een onderzoek in te stel
len naar de invloed van het atticisme
In de tekstgeschiedenis van het Griek
se Nieuwe Testament.
(Het attiscisme is in de Griekse let
terkunde de naam van de beweging,
die beoogde de zuivere taal en de klas
sieke stijl der grote attische schrijvers
uit de vijfde en vierde eeuw voor
Christus te herstellen en na te vol
gen).
De heer Smit Sibinga, die thans in
de theologische faculteit is aangesteld
voor de tekstkritiek van het nieuwe
testament, heeft in Oxford gewerkt
bij prof G. D. Kilpatrick, één van de
grote kenners van dit vak en van het
genoemde onderwerp in het bijzonder.
Sinds lang is de studie van de klassieke
letteren onder de Engelse nieuwe-tes-
tamentici een waardevolle traditie.
De tekstktitiek is voor de bestudering
van elke in veelvoud overgeleverde
tekst van belang. Zij heeft ten doel
de oudste bereikbare, zo mogelijk oor
spronkelijke tekst van een geschrift
vast te stellen, door oude en jonge va
rianten van elkaar te onderscheiden en
door fouten zowel verminkingen als
zo bedoelde verbeteringen op te spo
ren en te elimineren.
De noodzaak van tekstkritisch onder
zoek is evenredig met de mate van
variatie, die in verloop van tijd in de
overlevering van een geschift is opge
treden. Deze is in het Griekse nieuwe
testament uitzonderlijk hoog.
Tot in het vroegst bereikbare sta
dium van de tekst, wellicht de tweede
eeuw van onze jaartelling, worden „def
tige" en minder „deftige" of correcte
woorden en uitdrukkingen naast el
kaar en op eikaars plaats aangetrof
fen.
Een bekend voorbeeld is dat 'van Spy-
ridon. Iemand citeerde op een in de
vierde eeuw op Cyprus gehouden bij
eenkomst van bisschoppen de bekende
tekst „neem uw beddeke op en wan
del" (Joh. 5:8), verving daarbij het
woord voor beddeke krabatos
door het attische woord skimpoes. Spy-
ridon kapittelde de spreker en vroeg
hem, of hij zich met dit woord boven
Jezus, die destijds krabatos gezegd had,
wilde stellen.
Diezelfde correctie treft men aan bij
Clemens Alexandrinus, die van onge
veer 160 tot 215 leefde en leraar was
aan de catechetenschool in Alexandrië.
Hij, of zijn bijbeltekst, verving ook me
nige andere volksuitdrukking door
woorden van beter allooi. Nu is deze
tijd, de 2de eeuw, tevens de bloeitijd
van het „atticisme" geweest. Leraren
in de welsprekendheid en in de gram
matica verbreidden het streven naar
het juiste, dat wil zeggen naar het
oude woord en ook bij hen wordt dit
woord voor bed genoemd en afgekeurd.
Bij zijn onderzoek heeft dr. Smit Si
binga onder andere getracht vast te
stellen, hoe groot de invloed van deze
stroming op de bijbeltekst is ge
weest. Van veel belang is uiteraard de
vraag, zo zegt hij, welk van twee over
geleverde woorden oorspronkelijk zal
zijn. In het algemeen kan worden aan
genomen, dat in volksverhalen het min
der deftige woord echt is, terwijl bij een
auteur met meer ontwikkeling de selec
te uitdrukking authentiek moet heten.
"**0*0:900000000000000^00000000000000000.
Uit de statistiek over het jaar 1962,
die in het jaarboek van de Gerefor
meerde kerken is opgenomen, blijkt
dat in dat jaar 3.041 personen vanuit
andere kerken toetraden tot de Gere
formeerde kerken. Bovendien werden
792 mensen, die tot geen enkele kerk
behoorden, gereformeerd.
Uit de rooms-katholieke kerk gingen
187 personen over tot de gereformeerde
kerken, terwijl 65 gereformeerden toe
traden tot de rooms-katholieke kerk.
Naar de hervormde kerk gingen 1.380
personen over, terwijl er 1.563 uit deze
kerk werden toegelaten tot de gerefor
meerde kerken.
De invloed van nieuwe religieuze be
wegingen, zoals van de pinksterge
meenten bleek vrij gering.
delijke" doop. De onverantwoordelijke
doop (een betere formulering dan „zui-
gelingendoop; prof. Barth wil verder
ook de „kinderdoop" niet afwijzen, om
dat het mogelijk is, dat aan kinderen
op hun eigen verzoek en verantwoor
ding de doop bediend wordt) geeft de
mens een christelijke verpakking. De
vraag naar de doop is stellig geen
kwestie van het heil, maar heeft wel
belang voor de orde in de kerk.
Het afschaffen van de „onverant
woordelijke" doop zou volgens prof.
Barth orde en duidelijkheid geven. De
op verantwoorde wijze gevraagde en
gegeven doop heeft niets te maken met
een wettelijke of piëtistisch begrepen
bekering; zij is het teken dat een mens
het evangelie mag horen.
Met de bi.i aagcCaat verleende genade
(gratia praev\__.,ens) kan de huidige
„onverantwoordelijke" dooppraktijk niet
gerechtvaardigd worden. De reformato
ren hebben voor het begrijpen van de
doop geen toevlucht genomen tot de
gratia praeveniens. Daar is men pas la
ter zijn betoog op gaan bouwen, aldus
prof. Karl. Barth.
0000000000000000
De crematie is sedert 1886 voor de
katholieken streng verboden op straf
fe van uitsluiting der sacramenten, zo
meldt het r.k. parochieblad „Omhoog".
Het kerkelijk verbod is een reactie op
de propaganda» voor de crematie van
de zijde der vrijmetselaars, niet zozeer
vanwege het feit dat de crematie on
verenigbaar zou zijn met het christe
lijk geloof, alswel vanwege het feit, dat
die propaganda steunde op de opvat
ting, dat er na dit leven geen ander
leven staat te wachten.
Niet overal is de crematie verboden.
In India is enkele maanden geleden de
bisschop in een kerkelijke plechtigheid
gecremeerd. Daar is trouwens de lijk
verbranding vrij gewoon.
Het blad meent dat, nu de propagan
da van de vrijmetselaars is afgezwakt
en niet veel meer om het lijf heeft, de
houding van het kerkelijk gezag wat
soepeler kan worden. Dit is inmiddels
dan ook gebleken in een geheime in
structie van de paus aan de bisschop
pen, waarin onder meer wordt gezegd,
dat de wens tot crematie niet meer per
se de uitsluiting van de laatste sacra
menten behoeft te betekenen, ofschoon
het kerkelijk gebod wordt gehandhaafd.
Onder de bisschoppen zijn stemmen
opgegaan om dit verbod ongedaan te
maken. Talrijke bisschoppen schijnen
er om gevraagd te hebben. De reden
is bijzonder praktisch: in de grote ste
den is nauwelijks meer plaats voor de
uitgestrekte kerkhoven.
In de Evangelische Akademie te
Tutzing in Duitsland heeft het Uit
voerend Comité van de Wereldraad
van Kerken vergaderd, dat tweemaal
Eer jaar bijeen komt voor beraad over
et beleid van de Wereldraad, dat
dagelijks gevoerd wordt door het
hoofdkwartier in Genève. Het veel
frotere Centrale Comité bepaalt het
eleid tijdens zijn zittingen eens in
de twee jaar, maar natuurlijk kan dit
Centrale Comité bepaalde zaken dele
geren aan het Uitvoerend Comité.
Deze keer kwam er een belangrijke
zaak aan de orde, die beslist moest
worden volgens machtiging van het
Centrale Comité, namelijk de benoe
ming van een opvolger voor de wegens
het bereiken van de 65-jarige leeftijd
aftredende secretaris-generaal dr. W.
A. Visser 't Hooft, die van de vorming
van de Wereldraad af (nog vóór zijn
officiële instituering in 1948) reeds die
functie heeft bekleed.
Dit was een moeilijke beslissing, om
dat het niet zal meevallen iemand te
vinden, die in staat en bereid is om
een man als Visser 't Hooft op te vol
gen. Na bespreking kondigde het Uit
voerend Comité nu aan, dat het een
stemmig aan het Centrale Comité heeft
aanbevolen om dr. Visser 't Hooft te
verzoeken zijn werk nog voort te zet
ten gedurende het hele jaar 1965.
Daarnaast droeg het de predikant
Patrick C. Rodger voor ter benoeming
als zijn opvolger als secretaris-gene
raal. Rev. Rodger werd 43 jaar gele
den geboren in Schotland, studeerde in
Parijs, Oxford en Cambridge. In 1949
werd hij tot „deacon" en in 1950 tot
priester gewijd in de Schotse Episco
paalse Kerk, die hij als rector op twee
plaatsen diende. Van 1951-1954 was Rev.
Rodger studentenpredikant voor de
anglicaanse studenten aan de univer
siteit van Edinburgh. Ook is hij studie
secretaris geweest van de Christen
Studenten Beweging.
In 1961 werd hij vast in het werk
van de Wereldraad betrokken als uit
voerend secretaris voor de afdeling voor
Geloof en Kerkorde. Waardevol voor de
contacten van de Wereldraad met de
Orthodoxe kerken is zijn kennis van
het Russisch. Hij bezocht de Sovjet-
Unie in 1955 en in dit jaar. Enige tijd
maakte hij ook deel uit van de Fellow
ship van St. Alban en St. Sergius, die
de goede verstandhouding tussen de Or
thodoxe en de Engelssprekende kerken
wil bevorderen. Diverse publicaties
staan reeds op zijn naam in Engelse en
Franse theologische tijdschriften.
Dr. Visser 't Hooft zelf heeft verslag
Er is in Engeland een
vicaris, die ook brandweer
man is, een ander doet vaak
dienst als politieman. An
dere voorgangers verrich
ten taken als het vegen van
schoorstenen en het maken
van foto's. De vraag rijst
of al deze dingen werkelijk
helpen bij het scheppen
van het juiste beeld van
de religie, die zij vertegen
woordigen. In Engeland
bestaat er momenteel een
levendige controverse over
deze vraag. Veel tegenstan
ders zeggen dat al deze
activiteiten onwaardig zijn
en de status van Gods ver
tegenwoordigers omlaag
halen. Maar daar staan
vele voorstanders tegen
over, die zeggen dat alles
helpt wat de kerk meer
in contact kan brengen met
het leven van alle dag.
Een ongebruikelijke pries
ter is de rev. Albert Maber
van Purbrook, Hampshire
(links). Hij heeft honder
den meters film verschoten
op bruidsparen, die voor
hem poseren na de huwe
lijksinzegening. „Iedere
bruid is op haar mooist
op de trouwdag", zegt hij,
„en ik bewaar zorgvuldig
alle films om ze te kunnen
tonen als er later huise
lijke ruzies komen. Ik ben
er diep van overtuigd dat
de liefde die mensen voor
elkaar voelen op hun hu
welijksdag nooit meer ver
dwijnt. Maar soms moet ze
wel weer een beetje wor
den opgewekt en dat doen
mijn films". Zijn gemeen
teleden zijn hem zeer dank
baar. Alhoewel men hem
hier en daar de „camera
man van Cupido" noemt, is
hij voor zijn gemeenteleden
toch de „beste dominee die
er bestaat".
Hierboven staat een an
dere voorganger afgebeeld,
die controverses heeft ont
ketend. Het is dominee T.
J. Budge, baptistendominee
van Measham, Leicester
shire (Engeland) die goo
cheltrucs gebruikt om zijn
preken te illustreren. Hij
zegt dit er zelf van: „Als
het helpt om de goede
boodschap door te geven
is het een absoluut zuiver
middel" Hij geeft ook vaak
weldadigheidsshows.
Voorgangers als de twee
bovengenoemden ondervin
den veel kritiek van col
lega's, die afkerig zijn van
dergelijke nieuwigheden.
Maar zijn dergelijke dingen
eigenlijk niet altijd aan de
orde geweest?
uitgebracht aan de vergadering van het
Uitvoerend Comité over de gebeurte
nissen van de afgelopen maanden.
Daarbij legde hij er de nadruk op, dat
de contacten van de Wereldraad in
Oost-Europa steeds ruimer worden. Zo
noemde hij de aanvraag voor het lid
maatschap van de Wereldraad door de
Servisch Orthodoxe Kerk als laatste
van de grote Orthodoxe Kerken, die
wenst toe te treden. Deze aanvraag
kwam kort na de vergadering van het
Uitvoerend Comité in Odessa (februari
1964) tijdens een bezoek van een dele
gatie aan Joegoslavië. Voor november
is er nu een bezoek aan de Orthodoxe
Kerk in Bulgarije beraamd. De We
reldraad telt op dit ogenblik 213 leden-
kerken in 80 landen en vertegenwoor
digt ruim 350 miljoen christenen.
In zijn overzicht over de vele zaken
in de wereld van heden, waarop de
kerken een antwoord dienen te geven,
wees de secretaris-generaal op de si-
tutie van de 25 miljoen Afrikanen die
nog in koloniale verhoudingen leven.
Daarnaast is Zuid-Afrika een mogelijke
haard voor gevaarlijke ontwikkelingen,
waar volgens sommige waarnemers
een revolutie niet meer af te wenden
zal zijn, als de sociale verhoudingen niet
verbeteren. In de kerken van dit we
relddeel bestaat een gapende kloof tus
sen de jongeren en de oude generatie.
Het is daar de hoogste tijd, dat de ker
ken hun verantwoordelijkheid beseffen
om de eenheid niet te verliezen.
Ten aanzien van de bevordering
van de rechtvaardigheid in de ver
houding tussen de rassen heeft het
Uitvoerend Comité een tweetal reso
luties aangenomen, waarin er voor
gepleit wordt dat christenen hun in
spanning zouden verdubbelen voor
deze zaak.
In de eerste resolutie, die in het bijzon
der handelde over de moeilijkheden in
de Verenigde Staten, wordt gezegd, dat
„de uitbarstingen van grote geweldda
digheid de christenen niet mogen doen
aarzelen in hun toewijding aan de zaak
tegen discriminatie en vooroordeel. In
tegendeel, dergelijke verstoringen van
de orde dienen temeer hun aandacht te
vestigen op de dringende noodzaak van
verzoening van de sociale standpunten
en van reconstructie van het systeem
en hen te leiden tot vergroting van hun
inspanningen".
De tweede resolutie handelde over de
moeilijkheden in Zuid-Afrika en vroeg
aandacht voor de groeiende bedreiging
van de vrijheid van eredienst enzo
voorts, die ontstaat door de willekeuri
ge behandeling (arrest of uitwijzing)
van kerkelijke leiders, die niet meer
doen dan hun plicht.
De commissie van de Wereldraad
voor internationale zaken bracht ver
slag uit in het Uitvoerend Comité bij
monde van zijn directeur dr. O. Frede
rick Nolde, die de suggestie deed een
bijeenkomst te arrangeren van de
„ideologische leiders" uit de Verenigde
Staten en de Sovjet-Unie, opdat die de
gevaarlijke tegenstellingen met betrek
king tot hun benadering van de vrede
tot elkaar zouden kunnen brengen.
Hij stelde dit als een der wegen om
de verschillen tussen recente verklarin
gen van de regeringsleiders der beide
landen uit de weg te ruimen. Daar
naast stelde dr. Nolde nog een compro
misvoorstel inzake de internationale or
ganisatie ter handhaving van de vrede.
De Skandinavische landen wilden de be
schikking over een politiemacht voor de
Verenigde Naties geven aan de Veilig
heidsraad of de Algemene Vergadering.
De Sovjet-Unie wenste dit alleen voor
behouden te zien aan de Veiligheids
raad, waar zo nodig gebruik gemaakt
kan worden van het recht van veto.
Dr. Nolde wilde naast de Veiligheids
raad zo nodig de regeling in handen
van een buitengewone zitting van de
Algemene Vergadering leggen.
In zijn rapport deelde dr. Nolde mee,
dat er aanzienlijke vooruitgang was te
melden bij het opstellen van een aan
vaardbare verklaring inzake de uitban
ning van alle vormen van onverdraag
zaamheid op godsdienstig gebied. Het
huidige ontwerp handelt voornamelijk
over het recht tot uitoefening van de
godsdienstplichten. Een vroeger ontwerp
had alleen aandacht gegeven aan het
recht tot 't houden van godsdienstoefe
ningen en het geven van onderwijs. Het
Uitvoerend Comité sprak zich in het
natie van godsdienstige of levensbe-
sa nadrukkelijk uit tegen alle discrimi
natie van godsdienstige of levens be
schouwelijke minderheden. Alle mensen
hebben het recht hun geloof te belij
den, ook openlijk zonder beperking.
Iedereen mag uitkomen voor zijn op
vattingen met woord en daad en mag
daardoor geen nadelige gevolgen onder
vinden van politieke, sociale of econo
mische aard. Verder moet het mogelijk
zijn godsdienstige mening ook door cha
ritatieve of pedagogische instellingen
te manifesteren.
Grote bezorgdheid gaf het Uitvoerend
Comité te kennen inzake de positie van
het oecumenisch patriarchaat in Con-
stantinopel. Zienderogen worden de
moeilijkheden van het patriarchaat en
van de gemeenten in Turkije groter.
Daarom heeft de vergadering er ern
stig op aangedrongen, dat de bemoeie
nissen van de organen van de Verenig
de Naties ten aanzien van Cyprus door
gang vinden, omdat die van het hoog
ste belang zijn voor de betrokken par
tijen. Als de crisis in Cyprus tot een
goed einde gebracht kan worden, zal
dat op de positie van het patriarchaat
van grote invloed zijn.
In de Evangelische Akademie te
Tutzing kwam ook de commissie voor
Interkerkelijke hulp van de Wereld
raad van Kerken samen en wees gel
den toe voor hulp in noodsituaties in
Afrika tot een totaalbedrag van ruim
300.000 dollar.
Het gaat hierbij om projecten als de
steun voor vluchtelingen uit Ruanda in
Uganda en Kongo, uit Mozambique in
Tanganyika, uit Soedan in vele omlig
gende landen, voor de „operatie Dok
ter" in Kongo en voor vluchtelingen uit
Angola. Ook werd 60.000 dollar bestemd
voor juridische hulp aan politieke ge
vangenen in Zuid-Afrika en voor hun
gezinnen. Dit bedrag maakt deel uit
van een plan, waarvoor de Wereldraad
eerder dit jaar een beroep deed op zijn
leden om een fonds van een miljoen
dollar te vormen voor noodsituaties in
Afrika.
In september zullen Sir Hugh Foot,
een bekende Engelse autoriteit in dienst
van de Verenigde Naties en prof. dr.
Z. K. Mathews, de secretaris van de
Wereldraad voor Afrika, een rondreis
door Afrika gaan maken om met kerk
leiders en staatslieden te overleggen
over de beste manier, waarop de ker
ken kunnen bijdragen in voorkomende
moeilijkheden. Daarna zal een team
van drie man de voorstellen nader uit
werken.
Het Uitvoerend Comité besloot dat de
volgende vergadering van het Centrale
Comité van de Wereldraad van Kerken
zal zijn van 12-21 januari 1965 in Enu-
gu (Oost-Nigeria). Enugu is de zetel
van gouverneur Sir Francis Ibiam, een
van de voorzitters van de Wereldraad.
Dit zal de eerste vergadering van oecu
menisch belang in Afrika zijn.
"******0*000000000000000000000000000000*
Onder leiding van prof. dr. A. S. van
der Woude, kerkelijk hoogleraar te Gro
ningen, zullen 5 september dertig stu
denten aan de theologische faculteiten
van Groningen, Utrecht, Amsterdam en
en Leiden een studiereis van vijf weken
maken door Egypte, Jordanië en Israel.