Het Vale Paard
OORLOG NOOPTE BERN TOT
STICHTING EIGEN VLOOT
PANDA EN DE MEESTER-LEERLING
Tm
Schoolmeisje van vijftien
ontsnapte uit Oost-I
Ons vervolgverhaal
IFS?
DINSDAG 1 SEPTEMBER 1964
5
- -
Een detectiveroman
door Agatha Christie
„Eigen volk"
v
I M <Tiy J
S. s/ L
Ook de jeugd heeft er genoeg van
Elfde in successie
Geen beperking
Lijndiensten
Weggejaagd
Onverdraaglijk
a
55)
„Je grootje beet ik terug.
„Weet je waaraan zij op het ogenblik
lijdt en waaraan alle vorige slacht
offers hebben geleden? Thallium-ver-
giftiging! God geve dat we er nog
tijdig bij zijn
HOOFDSTUK XXII
Mark Easterbrook vertelt
„Zijn we nog op tijd? Blijft ze in
leven?"
Ik liep alsmaar heen en weer. Ik
kon geen ogenblik stilzitten.
Lejeune zat mij aan te kijken. Hij
was een en al geduld en vriendelijk
heid.
„U kunt ervan verzekerd zijn dat al
het mogelijke eraan wordt gedaan."
Altijd hetzelfde, oude antwoord. Ik
kon er geen enkele troost uit putten.
„Weten ze hoe ze thalliumvergifti-
ging moeten behandelen?"
„Het komt in de praktijk niet dik
wijls voor. Maar ze proberen al het
mogelijke ertegen te doen. Als u het
mij vraagt, dan halen ze haar erdoor
heen!"
Ik keek hem aan. Hoe kon ik weten
of hij werkelijk geloofde wat hij zei?
Of trachtte hij me alleen maar gerust
te stellen?
„Hebben zij in ieder geval kunnen
vaststellen dat het werkelijk thallium
is geweest?"
„Ja, dat staat vast!"
„Dus dat is de doodeenvoudige
waarheid die achter „Het Vale
Paard" schuilgaat. Vergif. Geen hek
serij. geen hypnotisme, geen dodelij
ke stralen. Eenvoudig vergif! En het
vervloekte mens heeft het me met zo
veel woorden te verstaan gegeven!
Het verdomme in mijn gezicht ge
slingerd En mij' onderhand stie-
kum uitgelachen, neem ik aan!"
„Over wie hebt u het, als ik vragen
mag?"
„Over Thyrza Grey. Die eerste
middag al, toen ik bij haar op de
thee ben geweest. Toen heeft ze het
over de Borgia's gehad en alle fanta
sietjes van „onnaspeurlijke vergif
ten" vergiftigde handschoenen en
de hele rest. „Eenvoudig witte arse
nicum was dat en niets anders!" heeft
ze me toen staan vertellen. En dit is
precies even simpel geweest. Al die
heksenkunsten! In trance geraken
die witte haantjes dat komfoor, alle
pentagrammen, Voedoe, omgekeerde
crucifixen dat was alleen maar
voor het grofste bijgeloof bestemd.
Maar dat geheimzinnige toestel was
de voor moderne geesten bestemde
poppenkast Wij geloven niet meer
in geesten en heksen en bezwerin
gen maar wij vormen net zo'n stel
onnozele halzen, zodra het gaat over
psychische verschijnselen".
Dat toestel, wed ik, zal wel niets
anders zijn dan een fraai aggregaat
van elektrisch gedoe, gekleurde lamp
jes en gonzende radiolampen. Doordat
we tegenwoordig in voortdurende
angst leven voor radioactieve neer
slag, het element strontium 90 en de
hele rest, raken we zo gemakkelijk
onder de suggestie van quasi-weten-
schappelijk gepraat. Dat hele opzetje
in „Het Vale Paard" is alleen maar
poppenkast. Met de bedoeling de aan
dacht daarop te fixeren, zodat we nooit
verdenking in andere richting zouden
opvatten.
Het was ook zo prachtig voor ze,
omdat het volkomen veilig was. Thyr
za Grey kon zo hard als ze maar wou
opscheppen over occulte krachten,
die haar zogenaamd ten dienste ston
den Daarvoor zou ze voor geen
enkele rechter kunnen worden ge
bracht of een veroordeling wegens
moord behoeven te vrezen. Haar elek
trisch toestel zou volkomen onschul
dig blijken te zijn. Iedere rechtbank
zou hebben beslist dat het hele geval
baarlijke nonsens was! En dat is het
dan ook inderdaad geweest."
„Denkt u dat ze alle drie mede
plichtig zijn?" vroeg Lejeune.
„Dat zou ik niet denken. Bella ge
looft volgens mij heilig in heksenkun
sten. Zij gelooft in haar eigen tover
macht en zwelgt erin. Datzelfde geldt
voor Sybil. Die bezit werkelijk media
mieke gaven. Zij gaat in trance en
weet dan werkelijk niet wat er ver
der gebeurt. Zij gelooft van a tot z
wat Thyrza haar wijsmaakt."
„Dus zou Thyrza de drijvende
kracht zijn?"
Langzaam antwoordde ik: „Voor
zover „Het Vale Paard" betreft ..ja!
Maar zij is niet de leidende geest van
het misdadige gedoe. Die werkt vol
strekt achter de schermen. Die orga
niseert en heeft het plan bedacht. Het
haakt allemaal prachtig in elkaar,
weet u. Ieder vervult een eigen taak
in het geheel zonder met zijn of haar
medewerkers in contact te staan.
Bradley zorgt voor de rechtsvorm en
de financiering. Maar hij is niet op
de hoogte van hetgeen elders ge
schiedt. Hij verdient er dik aan, na
tuurlijk, maar dat is ook het geval
met Thyrza Grey."
„Het lijkt wal of u het, naar eigen
overtuiging, al helemaal in kannen en
kruiken hebt," merkte Lejeune nuch
ter op.
„Dat heb ik niet. Nóg niet, tenmin
ste. Maar we kennen nu de nodige
fundamentele feiten. En dan zien we
het eeuwenoude recept: grof-eenvou-
dig. Vergif! De oude, geliefde drank
des doods."
„Hoe bent u op het idee van thal
lium gekomen?"
„Allerlei feiten schoven plotseling in
elkaar. Het begin van alles is dat ge
vecht geweest, dat ik op een avond in
Chelsea heb bijgewoond. Toen wer
den een meisje de haren met wortel
en al, bij handenvol, uit het hoofd
gerukt. En toen zei ze daarvan: „Het
deed helemaal geen zeer!" Dat was
een heldhaftigheid, zoals ik toen
dacht, maar simpele waarheid. Het
hééft haar geen pijn gedaan.
Ik heb een artikel over thallium-
vergiftiging gelezen, toen ik in de
Verenigde Staten was. Er was toen
een aantal arbeiders in een fabriek
aan gestorven. Hun dood werd eerst
aan de meest uiteenlopende oorzaken
toegeschreven. Ik herinner me dat
daaronder ook hersentumor, paraty-
feuze bloedingen, encefalitis en long
ontsteking voorkwamen. Ik heb be
grepen dat de symptomen ook sterk
uiteen kunnen lopen. Dat het met on
passelijkheid en buikloop kan begin
nen, pijn in alle ledematen, algehele
zenuwontsteking dat aan reumati
sche koortsen of wel polio wordt ge
dacht. Er doen zich soms pigmenta-
ties van de huid bij voor."
„U spreekt als een medisch hand
boek!"
„Dat klopt. Ik heb er ook alles eerst
over nagelezen. Maar er is vroeg of
laat altijd één en hetzelfde verschijn
sel: het haar valt uit!
Thallium wordt ook wel gebruikt als
ontharingsmiddel in 't bijzonder bij
kinderen met ringworm. Maar toen
heeft men het gevaar ervan ontdekt.
Een enkele maal wordt het wel voor
geschreven voor inwendig gebruik
maar dan in zeer kleine doses, al
naar gelang van omvang en gewicht
van de patiënt. Men gebruikt het
tegenwoordig, geloof ik, hoofdzakelijk
voor rattenverdelging. Het bezit geen
smaak, lost gemakkelijk op en is ge
makkelijk te krijgen. Maar één ding:
er mag geen verdenking van vergifti
ging rijzen."
Lejeune knikte. „Juist, precies,'
sprak hij. „Vandaar dat ze van „Het
Vale Paard" er ook op aandrongen
dat de moordenaar uit de buurt van
zijn toekomstig slachtoffer diende te
blijven. Dan rijst er geen verdenking
of vermoeden van oneerlijk spel. Er
is dan geen belanghebbende partij die
de gelegenheid kan hebben gehad iets
in het eten of drinken te hebben ge
daan. Er is door hem of haar ook
nimmer thallium of enig ander vergif
gekocht. Dat werkt allemaal schitte
rend. Het eigenlijke werk is verricht
door iemand die in geen enkele rela
tie tot het slachtoffer heeft gestaan.
Iemand, die slechts eens, maar dan
ten tonele verschijnt."
Hij zweeg even. „Hebt u hierom
trent ook enig idee?"
„Slechts één. Er blijkt een gemeen
schappelijke factor te zijn geweest bij
alle voorkomende gevallen. Een of
andere vriendelijke, onschuldige da
me heeft zich met een vragenlijstje
aangemeld, ten behoeve van een of
andere enquête op huishoudelijk ter
rein."
(Wordt vervolgd)
Zwitserland® evolutie
tot zeevareede natie
Natuurlijk is alles aan boord van de
Zwitserse handelsschepen ship
shapebrandschoon en in topcon
ditie. Hier liggen twee Helveten, de
„Christallina" (2351 brt.) en de iets
kleinere „Carona" (die inmiddels is
afgevoerd) in de haven. De Cristal-
lina, van de Schweizerische Reederei
A.G. te Basel, onderhoudt een ge
regelde dienst tussen Noord-Europa
en Midden-Amerika. Het schip werd
in 1948 afgebouwd.
OP SCHOOL hebben we geleerd, dat Zwitserland
nergens aan zee grenst. Dat betekende voor ons,
dat het „dus" geen zeehavens bezat en ook geen
vloot. Als telgen van een zeevarend volk zagen we
derhalve op dat berglandje een beetje neer. Bij
velen zal deze mening zijn blijven bestaan. Toch is
dat een misvatting, want Zwitserland is tegen
woordig wel degelijk een zeevarend land. Om pre
cies te zijn: sedert 1941, toen het neutraal gebleven
land zich voor zijn in- en uitvoerbehoeften te sterk
afhankelijk wist van de scheepvaart van andere
landen en zich min of meer zelfstandig wilde maken
op transportgebied. In dat jaar werden door de
regering in Bern schepen gecharterd in Griekenland.
Al spoedig kocht Zwitserland vier eigen koopvaar
ders, terwijl particuliere ondernemingen in het land
er zeven aankochten, zodat de Zwitserse vloot eind
1941 elf schepen sterk was. Gedurende de oorlog
heeft ook deze jonge neutrale vloot haar tol aan
de oorlog moeten betalen. Vier schepen gingen ver
loren in de strijd. Natuurlijk was voor de Zwitsers
dit alles erg nieuw, want geen enkele onderneming
had zich tot dan toe met de zeevaart ingelaten. Van
daar dat de staat het kapitaal fourneerde en wel op
lange termijn. Aanvankelijk dienden er maar enkele
Zwitsers op de schepen, welke onder de witte-kruis-
vlag voeren. De bemanningen bestonden over
wegend uit buitenlanders, hetgeen trouwens wel te
verwachten was aangezien de Helveten zelf niets
van de zeevaart afwisten. Anders was het gesteld
met de riviervaart, maar die is betrekkelijk beperkt.
In de oorlog stond men bovendien nog
voor de moeilijkheid, dat voor officieren
en dekpersoneel alleen maar onderdanen
van neutrale, althans niet-oorlogvoerende
landen, in aanmerking kwamen. Men moest
dus wel eens rijp en groen aanmonsteren
en dat gaf op de duur steeds weer moei
lijkheden. Het was een hele toer om de
tucht te bewaren onder zulke heterogene
bemanningen. Na de oorlog heeft men
daarom ook zo veel mogelijk personeel uit
eigen land aangetrokken. Daartoe beschikt
men over een schoolschip „Leventina", dat
op de Rijn gemeerd ligt en waarop lager
en hoger personeel opgeleid wordt voor
de rivierscheepvaart. De meest geschikten
worden uitgezocht voor de zeevaart.
Wanneer een ma
troos na een voorge
schreven aantal
dienstjaren zich voor
de zeevaart wil be
kwamen, kan hij zich
melden bij het Zwit
serse Zeescheepvaart-
bureau te Bazel dat
hem dan eventueel
op een buitenlandse
zeevaartschool kan
plaatsen. Meestal
zijn dat scholen in
Duitsland of Enge
land, al komen ande
re landen er ook voor
in aanmerking (waar
onder Nederland).
Toch heeft men, niet
tegenstaande de op
leidingsmoeilijkhe
den, het totaal der
opvarenden aardig
weten te ver-zwitse-
ren. Reeds 8 van de
32 gezagvoerders zijn
Zwitsers of hebben
in elk geval de Zwit
serse nationaliteit,
voorts 20 van de 88
dek-officieren, 61 van
de 119 machinisten
en 16 van de 27 ra
dio-telegrafisten.
Meer dan de helft van het dek- en machi
nekamer-personeel is eveneens van Zwit
serse nationaliteit.
Thans staan bij het genoemde „Amt für
Hochseeschiffahrt" reeds 32 moderne zee
schepen geregistreerd. Schepen dus, die
onder de Zwitserse vlag de wereldzeeën
bevaren. Het oudste schip van deze 32
werd in 1947 gebouwd, zodat men over een
betrekkelijk moderne vloot beschikt. De
totale waterverplaatsing van de Zwitserse
vloot is ruim 167.000 bruto-registerton. Al
le schepen zijn thans Zwitsers eigendom.
Niet meer van de Bondsregering, doch van
ondernemingen, welke alle hun zetel in
Zwitserland hebben.
Van de 32 schepen varen er 12 als z.g.
trampschepen in de wilde vaart, de rest
vaart in geregelde lijndiensten.
Toen de oorlog ten einde was, heeft de
regering de in haar dienst varende sche
pen verkocht aan particuliere onderne
mingen. Maar omdat zij het toch wel ver
standig vond om gezien de opgedane
ervaringen in de oorlogsjaren er een
eigen tonnage op na te houden, steunde zij
de particuliere reders met een krediet van
50 miljoen franks. Daaruit moest niet al
leen het verouderde materiaal vernieuwd
worden, doch tevens de totale tonnage
worden uitgebreid. In 1952 had men reeds
36 eenheden in de vaart, waarvan de oud
ste inmiddels zijn verkocht.
De Maloja (2922 b.r.t.) van de Alpina
Reederei A.G. te Basel, werd in 1952
voltooid en vaart tussen Scandinavië
en West-Afrika. Twee andere sche
pen van dezelfde reder onderhouden
diensten op het Verre Oosten.
jDHtr-
't.
12. Met knipperende ogen keek Jolliepop naar de
pratende hark. „Pafberg!" schimpte het instrument. „Van
alle oliedomme reuzen ben jij de botste. Huhna! Huh-
na! Flapperkop! Ongeschubde drilsalamander!" Deze
krenkende woorden misten hun uitwerking niet. „D-dit
gaat te ver! stamelde de beledigde bediende. „Ik
weet niet, wat hier aan de hand is, maar ik laat me
niet kwetsen door mijn eigen tuingereedschap! Onbe
leefde hark!" En vol woede smeet hij het instrument
tegen de grond. Maar ook dit hielp niet. „Deed lekker
toch geen pijn!" hoonde de hark. „Huhna! Huhna!
Pofkikker!" „Genoeg!" kreet Jolliepop buiten zichzel-
ve. En in wilde drift stampte hij op het gereedschap.
Dit had hij niet moeten doen, want harken plegen in
dergelijke gevallen op te wippen. Er klonk een doffe
slag van hout op hoofd en daar zat de arme Jollie
pop met een snel groeiende buil. „Net goed!" hoonde
de hark nog en verviel vervolgens weer tot zijn ge
bruikelijke stilzwijgen. „Net goed," herhaalde Donga-
dïl, die het tafreeltje op een afstand had gadege
slagen. „Dat zal hem leren om voortaan niet meer bru
taal tegen de meester te zijn. Domme reuzenWat
kun je ze toch makkelijk voor de mal houden. Ze
hebben zelfs niet in de gaten, dat een eenvoudige plaud
gefupt wordt."
BERLIJN (AP). Christel John is pas
15 jaar oud. Zij is een leuk, lacherig
meisje, met kort, kastanjebruin haar. Zij
draagt een lange broek en blouse.
Zij lag in het hoge gras aan de noorde
lijke zoom van Berlijn. Tien uur lang lag
zij daar, verborgen, alleen. Alleen moest
zij beslissen of zij de kans wilde lopen
gedood te worden. Zij was bezig te pro
beren, uit Oost-Berlijn te ontsnappen.
Toen de duisternis was ingevallen had
zij haar besluit genomen. Zij kroop lang
zaam voorwaarts en werkte zich door de
eerste hindernis, een prikkeldraadver
sperring heen. De venijnige punten gre
pen haar kleuren, maar zij werkte zich
los. Zij viel in een loopgraaf in de van
alles wat dekking kon geven gezuiverde
„strook des doods". Hadden de wacht
posten haar gehoordHet bleef stil en
er gingen geen zoeklichten aan. Zij ijlde
naar de laatste hinderpaal, klom erover
heen en rende voor haar leven door het
niemandsland.
ZIJ WAS de elfde leerling van de Oost-
berlijnse Max Planckschool, die veilig
naar 't Westen ontkwam. Andere, die wa
ren gegrepen, zitten in de gevangenis.
De overige tien ontsnapten zijn allen
jongens. Zij ontkwamen, rijdend op de buf
fers van nachtelijke treinen, naar het wes
ten. Later werd deze ontsnappingsweg aan
de geheime politie verraden.
Het was de tweede ontvluchtingspoging
die Christel had gewaagd. De eerste keer
had zij geprobeerd, in een Oostzeehaven
als verstekelinge op een schip uit het wes
ten weg te komen. Een agent van de vei
ligheidsdienst vond haar, maar met een
begrijpend knipoogje liet hij haar gaan.
Het wederzien met een paar van de
jongens, die haar waren voorgegaan, was
een vreugde.
„Zij heeft meer moed gehad dan wij
allemaal", zei een 17-jarige jongen, die
in november van de school was gestuurd
nadat hij was gegrepen bij een poging
om via een begraafplaats aan de kant
van de muur te ontsnappen.
Twee maanden later slaagde hij erin
weg te komen door op een trein te sprin
gen, die door de muur naar het Westber-
lijnse station „Zoo" reed.
„Christel is door het prikkeldraad en
de wachtposten van de volkpolitie geko
men", vervolgde de jongen. „Dat was een
verduiveld groot risico. Maar wij zijn
blij, dat er weer een van ons is geslaagd.
Zij heeft ons heel wat verteld over het
geen na onze ontsnapping is gebeurd
hoe de communistische autoriteiten over
ons te keer gingen op vergaderingen van
jeugdgroepen en tijdens politieke cursus
sen".
Christel vertelde haar vrienden, dat
sinds de ontsnappingen weerspannigheid
en gedachteloze opmerkingen van de leer
lingen over het communistische regime
of de muur zwaarder werden gestraft dan
tevoren.
In vredestijd is er geen beperking voor
de reders en mogen zij hun schepen geheel
naar eigen goeddunken exploiteren. Tussen
1947 en 1954 voeren er ook een aantal tan
kers onder Zwitserse vlag, thans heeft men
alleen vrachtschepen met beperkte passa
giersaccommodatie (voor maximaal 12 per
sonen) in de vaart. Van d§ totale tonnage
is een klein deel (2 percent) kustvaarders,
kleiner dan 3000 ton.
De enige registerhaven is Bazel, waar
natuurlijk nooit een zeeschip meert. Ver
der zijn er een aantal „uitrustingshavens"
die de functie van thuishaven vervullen.
Dat zijn in hoofdzaak Antwerpen, Rotter
dam, Genua en Marseille, waar de Zwit
serse vloot regelmatig proviandeert, bun
kert of dokt.
Er zijn momenteel 13 zeevaartrederijen,
waarvan de Oceana Shipping A.G. te Chur
met vijf motorschepen de grootste is. Deze
maatschappij exploiteert ook het grootste
en nieuwste schip van Zwitserlands han
delsvloot, de uit 1962 daterende „Bregag-
lia" (14.112 b.r.t.). Er zijn geregelde dien
sten op West-Indië, Zuid-Amerika, West-
Afrika en het Verre Oosten (vanuit Noord-
europese havens), en voorts op Spanje,
Portugal, Marokko en West-Afrika (vanuit
Genua en Marseille), alsmede een lijn
dienst van Canada naar West-Indië. Ook
de Helveten hebben het begrepen: navigare
necesse est (varen is een levensnoodzaak
voor een natie).
Maar sinds drie jaar geleden de muur
werd gebouwd, is het er voor de meeste
leerlingen onverdraaglijk geworden.
In gesprekken met journalisten zetten
Christel en haar vrienden uiteen waarom.
In de eerste plaats is daar de muur
van de school. De 250 leerlingen tussen
14 en 18 jaar herinneren zich de tijd, dat
zij zo vaak zij wilden ongehinderd naar
West-Berlijn konden gaan. Het dagelijk
se uitzicht van beton, prikkeldraad en
wachtposten deprimeerde hen. Het vorm
de een permanente tegenstelling met de
communistische propaganda, waarnaar zij
op school moesten luisteren.
De meeste leraren zijn 100 percent com
munisten en dragers van het partij-insig-
ne- Vier van de 36 wekelijkse lesuren
zijn gewijd aan politiek onderwijs en het
onderricht in bijna elk leervak wordt
doorspekt met propaganda.
,En dan is er die eeuwige spionage,
dat altijd moeten oppassen wat je zegt.
Twee of drie leerlingen in elke klas
meestal kinderen van partijfunctionaris
sen spioneren voor de communistische
partij. Ze staan onder voortdurende druk
om uit de school te klappen, om politiek
afvalligen of degenen die vluchtplannen
beramen „aan te brengen".
WAAROM ZIJN deze jongelui naar het
Westen gevlucht? De Max Planckschool,
die naar een nobelprijswinnaar is genoemd,
geldt als een van de beste middelbare
scholen in Oost-Duitsland. De afgestudeer
den zijn zeker van een goede baan als
ze tenminste in het rode gareel lopen.
Van tijd tot tijd werden alle leerlingen
bijeengeroepen om te luisteren naar don
derredevoeringen tegen leerlingen, die
iets kwaads van het regime hadden ge
zegd, critiek hadden uitgeoefend op de
muur of plannen tot ontsnapping hadden
gesmeed. De gebruikelijke straf was dat
men werd weggejaagd en in het open
baar werd gebrandmerkt als een onbe
trouwbaar element. Dat betekende, dat do
slachtoffers nog slechts werk als onge
schoolde arbeiders kunnen krijgen.
Christel moest als serveerster werken
en dat vond zij onprettig. Zij wilde tolk
worden en een van de redenen voor haar
vlucht was, dat zij in Oost-Berlijn geen
toekomstmogelijkheden zag. Een der ont
snapte jongens werkt nu in West-Berlijn
als verwarmingstechnicus.
„Ik ben in deze stad geboren en ik ben
van plan er te blijven ook al ben ik nu
door de muur van mijn ouders geschei
den", ezi hij. Vier andere jongens volgen
een beroepsopleiding en de overige vijf le
ren door, maar de overgang is niet ge
makkelijk.
De technicus zei: „hier kunnen wij le
ren wat wij willen en wij hebben een toe
komst. Maar het is niet gemakkelijk, con
tact te maken met de jeugd hier. Zij heb
ben heel andere dingen in hun hoofd. Daar
zijn ze misschien aan gewend. In het oos
ten zijn de jongens en meisjes van onze
leeftijdsgroep veel ernstiger. Zij concen
treren zich meer op hun werk en hun stu
dies. Maar we hebben de tijd om aan de
dingen te wennen".