Noorwegen: een paradijs voor sportvissers
Zalmen van 25 kilo - aan de hengel
gevangen - zijn geen uitzondering
Alleen in Amsterdam
nemen
elk
jaar 1500 kinderen de benen
PANDA EN DE MEESTER* LEER LING
ARACHNE
Het Vale Paard
Rechercheurwerk vaak
uitermate kostbaar
Groenen gaan verven
Zaak Rietje Afink één uit vele
Overgrote meerderheid keert echter
uit eigen beweging naar huis terug
DONDERDAG 3 SEPTEMBER 1964
15
Een Jpteofirernman
door Agatha Christie
Kieskeurig heer
Britse ontdekking
Nog 170 vermisten
Niet in 7 sloten
Gruwel-legenden
gouden ring met parel
Koud kunstje
57)
Ook heeft ze me toen gevraagd of
ik ook een dame kende die ergens
een herberg exploiteerde, die „Het
Vaw Paard" heette. Ik vroeg haar
toen wat dat „Vale Paard" ermee te
maken had."
„En wat zei ze daarop?"
„Ze zei lachend: „Lees maar eens
in je Bijbel"!"
Mevrouw Brandon liet erop vol
gen: „Ik weet niet wat zij daarmee
heeft bedoeld. Dat was de laatste
maal dat ik haar ontmoet heb. Ik
weet niet waar ze op 't ogenblik is,
of ze nog altijd voor de O.O.C. werkt
of dat ze daar weg is gegaan."
„Mevrouw Davis is overleden," ver
telde Lejeune.
Eileen Brandon keek verschrikt op.
„Overleden? Maar waaraan?"
„Longontsteking twee maanden
geleden."
„O, jee Dat spijt mij."
„Weet u ons nog meer te vertellen,
mevrouw Brandon?"
„Ik geloof van niet. Ik heb ook an
dere mensen weieens „Het Vale
Paard" horen noemen maar wan
neer ik er dan naar vroeg, hielden ze
dadelijk hun mond. Zij kijken dan
allemaal verschrikt op. Net als ik, nu
ik hoor van de dood van mevrouw
Davis Ik wens niet verwikkeld te
raken in iets gevaarlijks, inspecteur.
Ik heb twee kleine kinderen, voor wie
ik moet zorgen. Eerlijk waar, ik weet
nu verder niets meer te vertellen."
Zijn scherpe ogen zagen haar enke
le ogenblikken doordringend aan. Toen
knikte hij haar toe en zij kon gaan.
„We zijn wel wat wijzer gewor
den," zei inspecteur Lejeune toen
Eileen Brandon weg was. „Mevrouw
Davis wist blijkbaar te veel. Toen is
zij plotseling ziek geworden en heeft,
toen zij voelde dat zij sterven zou,
aan een priester alles verteld wat zij
wist en meende te weten. Dat lijstje
met namen zal wel allen vermelden
die zij in de loop van haar werk
zaamheid had bezocht en die kort
daarna zijn overleden. Vandaar haar
opmerking over het „bacillen-draag
ster" zijn!
Maar alles draait erom, wie degene
geweest is, die zij herkend heeft en
die uit een huis kwam waar hij niets
te maken had, onder voorwendsel dat
hij daar een of ander karweitje had
uitgevoerd. Dat zal het wel geweest
zijn waardoor ze gevaarlijk werd. Als
zij hem heeft herkend, zal dat omge
keerd ook wel het geval zijn geweest.
En als zij ook dit aan pastoor Gor
man heeft kunnen vertellen, was het
natuurlijk een levenskwestie dat pas
toor Gorman voorgoed het zwijgen zou
worden opgelegd, voor hij kon door
geven wat hij had vernomen."
Lejeune keek mij aan. „U bent het
daar toch mee eens? Dat zal de gang
van zaken wel zijn geweest."
„O, stellig," luidde mijn antwoord,
„ik ben het volkomen met u eens."
„En u hebt wellicht een vermoeden
wie die man is geweest?"
„Dat heb ik, alleen
„Ik weet het. Wij hebben alleen
geen schimmetje van bewijs."
Hij bleef even zwijgen. Toen stond
hij op.
„Maar wij krijgen hem wel," zei
hij. „Vergist u zich niet. Wanneer wij
eenmaal weten wie wij moeten heb
ben, bestaan er altijd middelen om
hem te pakken te krijgen. We zullen
ze, verdomme, allemaal stuk voor
stuk proberen!"
HOOFDSTUK XXIII
Mark Easterbrook vertelt
Ongeveer drie weken later reed een
auto tot vlak voor de voordeur van
Priors Hof. Er stapten vier mannen
uit. Ik was één van hen. Dan waren
er inspecteur van de recherche Le
jeune en brigadier Lee. De vierde
man was de heer Osborne, die zijn
vreugde en opwinding bijna niet be
dwingen kon, vanwege het feit dat hij
deel uitmaakte van ons gezelschap.
„U moet uw mond stijf dicht hou
den, weet u!" vermaande Lejeune
hem nog.
„Ja, natuurlijk, inspecteur. U kunt
volkomen op mij rekenen. Er komt
geen woord over mijn lippen."
„Denk daar wél aan
„Ik acht het een voorrecht. Een
groot voorrecht, ofschoon ik niet he
lemaal begrijp.
Maar geen mens dacht erover hém
op dit ogenblik tekst en uitleg te ge
ven. Lejeune trok aan de bel en vroeg
de heer Venables te spreken. We za
gen er precies uit als een of andere
deputatie, toen wij met z'n vieren bin
nen werden gelaten.
Zo de heer Venable al verrast
mocht zijn door ons bezoek, dan liet
hij daarvan toch hoegenaamd niets
blijken. Zijn wijze van doen was een
en al hoffelijkheid. Andermaal viel
het mij op, toen hij zijn rolstoel wat
achteruit rolde, teneinde de kring om
hem heen te vergroten, welk een ge
distingeerd voorkomen deze man had.
Zijn adamsappel danste op en neer
tussen de punten van zijn ouderwetse
omgeslagen boord. Zijn mager profiel
met gebogen neus deed sterk aan een
roofvogel denken.
„Prettig u weer te ontmoeten, Easter
brook. U lijkt me tegenwoordig heel
wat tijd zoek te brengen in dit hoek
je van de wereld."
Er klonk iets boosaardigs in zijn wij
ze van spreken, verbeeldde ik mij.
Hij vervolgde: „En inspecteur Lejeu
ne, niet waar? Dit prikkelt in hoge
mate mijn nieuwsgierigheid, dat geef
ik eerlijk toe. Het is in deze streek
zo vredig, zo vrij van misdaad. Maar
toch krijg ik een inspecteur van de
recherche op bezoek! Waarmee kan ik
u van dienst zijn, inspecteur?"
Lejeune deed uiterst bedaard, ui
terst minzaam. „Het betreft een zaak,
meneer Venables, waarbij u ons, ge
loof ik, behulpzaam zou kunnen zijn."
„Die woorden klinken mij niet on
bekend in mijn oren. In welk opzicht
gelooft u dat ik u behulpzaam kan
zijn?"
„Op 7 oktober jl. is een parochie
priester, pastoor Gorman gebeten, in
de West Street, in Paddington, ver
moord. Men heeft mij verteld dat u
zich in de buurt hebt bevonden op dat
uur tussen 7.45 uur en 8.15 uur
's avonds. Hebt u misschien iets ge
zien dat met dit geval in verband kan
staan?"
„Ben ik daar toen werkelijk in de
buurt geweest? Weet u, ik betwijfel
dit, ik betwijfel dit ten sterkste. Voor
zover ik mij kan herinneren ben ik
nooit van mijn leven in dat gedeelte
van Londen geweest. Wanneer ik op
mijn geheugen afga, geloof ik zelfs
dat ik niet eens op die datum in Lon
den geweest ben. Ik ga alleen naar
de stad, wanneer er eens een belang
rijke veiling plaatsvindt, en zo nu en
dan voor medische controle."
„Bij Sir William Dagdak in Harley
Street, als ik het wel heb".
De heer Venables zag hem koeltjes
aan. „U bent bijzonder goed op" de
hoogte, inspecteur."
„Toch niet zo goed als ik wel zou
willen zijn. Ik ben werkelijk teleur
gesteld dat u mij niet van diens kunt
zijn op de wijze zoals ik had ge7
hoopt. Niettemin voel ik mij verplicht
u enkele feiten te verklaren die met
de dood van pastoor Gorman verband
houden."
„Natuurlijk, wanneer u dat wenst.
Ik heb zijn naam nog nooit eerder
gehoord."
„Pastoor Gorman werd op die bij
zonder mistige avond weggeroepen
naar het sterfbed van een vrouw,
dicht in de buurt. Deze vrouw was
verwikkeld geraakt in een misdadige
organisatie, eerst vrijwel in onwe
tendheid, maar naderhand met ver
moedens omtrent het ernstige karak
ter daarvan. Het was namelijk een
organisatie die zich erop toelegde
minder gewenste personen uit de weg
te ruimen.tegen aanzienlijke ver
goeding, natuurlijk."
„Dat kan men bezwaarlijk een nieuw
denkbeeld noemen," merkte Venables
op. „In de Verenigde Staten.
„O, maar er waren toch wel ver
scheidene nieuwe trekjes aan de be
doelde organisatie. Om te beginnen
werden de slachtoffers uit de weg ge
ruimd met behulp van wat men psy
chologische middelen zou kunnen noe
men. De z.g. „doodsdrift", die in elk
individu aanwezig zou zijn, werd ge
stimuleerd.
(Wordt vervolgd)
ZALM EN FOREL zijn de aristocraten onder de sport
vissen. Forellen, hele kleintjes althans, kan men tamelijk
dicht bij huis verschalken; in de Ardennen bijvoorbeeld en
voorts in vele Zuidduitse en Oostenrijkse bergbeekjes.
Grotere exemplaren vangt men met de complimenten van
de V.V.V. bijvoorbeeld in het befaamde Misurinameer,
hoog in de Dolomieten in Italiaans Zuid-Tirool. Maar voor
de echte „zware jongens" moet men toch naar het hoge noor
den, met name Noorwegen, waar bepaalde jorellensoorten
een gewicht van 10 tot 12 pond bereiken. In de meren vangt
men deze vis veelal met zwevend aas, bijvoorbeeld „rode
kaviaar' (zalmkuit), maar in de woeste bergstromen zal de
forelvisser meestal zijn toevlucht nemen tot de kunstvlieg,
welks lancering een heel speciale werptechniek vereist. Het
is zoiets als lassowerpen met de werphengel. De visser viert,
al draaiend met zijn hengeltop, een bepaalde hoeveelheid lijn
uit en werpt die vervolgens in een sierlijke boog dusdanig
uit dat het kunstvliegje een haak met kleurige veertjes
precies als een echt insect op het water „neerstrijkt"
B
DIT „ACTIEVE" VISSEN is
een vermoeiend bedrijf, maar
in Noorwegen loont het de
moeite. Het bevederde haakje
is voor de forel een ge
duchte rover een onweer
staanbare verlokking en zo
kan het gebeuren, dat bijna
elke worp raak is. Dat be
tekent dan dat men, vrijwel
op hetzelfde moment dat de
vlieg het water raakt, een zil
veren glinstering in het water
ziet: een gapende forellemuil
opent zich en klapt dicht om
het kunstvliegje, waarna de
vis er met een sneltreinvaart
vandoor gaat. De lijn vliegt
strak en de hengelaar moet
razendsnel zijn spoel op vrij-
loop zetten, anders wordt de
hengel hem uit de hand ge
rukt. Dan begint het boeien
de spel tussen man en dier:
de vis moet „gedrild" (afge
mat) worden totdat hij zo uit-
gepu' is dat hij zonder gevaar
voor lijnbreuk kan worden
binnengedraaid: een opwin
dend gevecht, want de forel
vecht tot het laatste restje van
zijn krachten verspeeld is.
DAT ALLES is echter nog
maar kinderwerk in verge
lijking met de zalmvisserij die
in principe op dezelfde manier
gaat. Alleen is de zalm veel
groter en sterker dan de forel
en krijgt men werkelijk een
fors exemplaar aan de haak,
dan moet men wel van zeer
goede huize komen om de
buit niet te verspelen. Ge
middeld haalt de Noorse zalm
wel zo'n kilo of zes, maar elke
zomer worden er talloze zal
men gehaakt van 20 tot 25
kilo, terwijl ook knapen van
35 kilo geen hoge uitzonde
ring zijn.
GEEN WONDER DAN OOK,
dat de Noorse binnenwateren
enorm populair zijn bij de
sportvissers, ja men komt er
zelfs helemaal voor uit Ame
rika, waar toch ook nog wel
menig rijk viswatertje te vin
den is. In Europa komt de
zalm vrijwel alleen nog voor
in Noorwegen en in diverse
bergrivieren in Zuid-Spanje,
hoewel deze vis vroeger vrij
algemeen was. Er bestaat een
oude gravure waarop men de
zeventiende-eeuws hengelaar,
gewapend met een boomtak,
zalm ziet optakelen uit een
onzer eigen Nederlandse ri
vieren. Maar dat was dan ook
in onze Gouden Eeuw, toen
de binnenwateren nog niet
vervuild waren door industrie
afval.
De zalm is namelijk een
bijzonder kieskeurige vis
en als hij een rivier optrekt
om er in zoet water kuit te
schieten, dan moet dat water
volkomen zuiver zijn. Vandaar
dan ook dat er in het zwaar-
geïndustrialiseerde W.-Europa
nog slechts een heel enkele
keer een verdwaald zalmpje
gesignaleerd wordt.
NOORWEGEN is wat dat
betref) een witte raaf. Het
land telt niet minder dan
20.000 meren, rivieren en an
dere viswateren, waarbij
honderd vijf tig rivieren met
zalm. Aan deze rivieren vissen
miljonairs, staatshoofden uit
alle delen van de wereld en
doodgewone mensen, allen be
zeten door dezelfde passie. Nu
is de hengelsport niet goed
koop in dit land. Voor een
der beste zalmrivieren, de
Alta, bedraagt het visrecht
125.000 gulden per seizoen.
Het wordt meestal door een
groep liefhebbers gepacht en
de vangsten kan men tegen
goed geld aan de handel kwijt.
Echte rode zalm (niet de
„pink"-namaak waarvan wij
onze zalmsalades bereiden) is
namelijk een peperdure con-
sumptievis, die zo ongeveer
zijn gewicht in zilver waard
is. Maar in de meeste Noorse
rivieren kan men ook voor
minder geld terecht: een dag
vergunning kost daar van 10
tot 500. Wie dat ook nog
te gortig is, die kan zijn ge
luk op de forel proberen; voor
12.50 per seizoen of voor
2.50 tot 5 per dag kan
men naar hartelust vissen in
de beste forelbeken, meestal
zonder vangstbeperking, maar
soms met een limiet van 10
tot 20 vissen per man en per
dag.
DE BRITSE LIEFHEBBERS
waren de eersten die dit hen-
De Alta: een der beste
zalmrivieren.
gelaarsparadijs ontdekten. Zij
vissen er nu al sinds honderd
jaar. Naderhand zijn ook
sportvissers uit andere landen
hun geluk hier komen be
proeven en tegenwoordig heeft
men op vele plaatsèn al hen
gelaarshotels en -motels, die
in het visseizoen overvol zijn.
Men kan er natuurlijk
de zelfgevangen zalm of forel
nuttigen, door ervaren koks
volgens de regels der haute
cuisine toebereid.
Wil men zijn geluk elders
proberen, dan zijn daar de
zee en de fjorden langs de
grillige, langgerekte kust
de kustlijn is 20.000 kilometer
lang! die met haar rots
achtige ondergrond een ideaal
jachtterrein is voor grof wild
als kabeljauw, tarbot, heilbot
en andere zware platvis. Ge
garandeerd grote vangsten
maakt men in Salstraumen bij
Bodö, waar onder andere di
verse haaiesoorten, van 15
tot 50 kilo zwaar, gevangen
worden: een favoriete sport
vis voor de fine fleur uit het
hengelaars wereld je. Dat kost
al met al nog wel een veel
voud van de binnenvisserij,
maar de resultaten zijn er
dan cok naar. Hier moet men
werkelijk „geluk" hebben om
niets te vangen....
./www^nnnnnnnnrmjuu-innnnnnnnnjuuuuu
llüllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllJIIIIIIIIII
llllllllllllllllllllllllillllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllillllll!
(Van een onzer redacteuren)
AMSTERDAM. De affaire-Rietje Afink is afgesloten. Hoe groot de vreugde
van vader en moeder Afink ook is, de mannen van de Amsterdamse kinderpolitie
kunnen even hartgrondig herademen. Vier maanden lang zijn zij dag-in, dag-uit
met de zaak-Afink bezig geweest, tot augustus dagelijks met zes man, de laatste
maand met twee. Inspecteur J. F. Heideman, die het onderzoek leidde, ging uit
van de meest voor de hand liggende mogelijkheden: Rietje is ondergedoken bij
een Nederlands gezin en is vermomd of komt nooit buiten; Rietje heeft een
baantje in Vlaanderen want zij spreekt geen andere taal dan Nederlands; Rietje
is ontvoerd door een organisatie die vrouwen en meisjes ronselt; Rietje is het
slachtoffer geworden van een zedendelict en vermoord of Rietje heeft zelfmoord
gepleegd. De inspecteur achtte de eerste mogelijkheid de meest aannemelijke.
Gelukkig is Rietje blijkbaar in blakende welstand teruggekeerd en dat betekent
dus het happy ending van een onderzoek, zoals er jaarlijks alleen in Amsterdam
1.500 worden ingesteld naar verdwenen minderjarigen. Maar in bijna alle ge
vallen keren de vermiste jongens of meisjes na enige tijd uit eigen beweging
naar het ouderlijk huis terug.
14. „Een plaud!" hijgde Dongadil. „F up te u die plaudit"
Voor Panda kon antwoorden, donderde het geluid van
ten machtig koor door het vertrek. Dit werd zelfs Don
gadil teveel en met een ijle kreet klom hij in de gordij
nen. „W-wat een plaud!" stotterde hij. W-wel honderd
voudig! Zo k-kan zelfs Wondril de Witte het niet
fuppen!",, Ach, domme Dongadil" zei Panda lachend.,
„Heb je nog nooit een radio gehoord?" Hij zette het toe
stel af en wenkte het ventje om uit de gordijnen te
komen. Het gehoorzaamde met neergeslagen ogen. „Ik
begrijp uw wijze les, meester," mompelde hij. „Ik lachte
uw reuzeslaaf uit omdat hij van mijn plaud schrok, maar
ik schrik op mijn beurt weer van de macht, waarmee
u kunt fuppen. Ja, het is dom, om iemand om zijn dom
heid uit te lachen, zelfs al is hij reuzedom. Ik zal uw
slaaf zeggen, dat het me spijt". „Jolliepop is mijn slaaf
niet", zei Panda. „Enne. Maar de Dongadil was de
kamer al uit. Hij trof Jolliepop in de keuken. „Dag
reuzeslaaf" zei hij. „Ik kom even zeggen, dat ik voortaan
niet meer om je domheid zal lachen".
AVONTUURLIJKE minderjarigen be
zorgen dus ook de politie veel last. Het
geval-Rietje Afink is wel wat exceptioneel
en kostte de gemeenschap veel geld. Die
duizenden man-uren werk van recher
cheurs moeten worden betaald, er zijn meer
dan duizend mensen ondervraagd, er is ge
reisd, getelefoneerd en getelegrafeerd.
Iedere dag lopen er kinderen weg; iedere
dag komen er weer terug, maar de politie
kan zich niet permitteren, de aangiften
lichtvaardig te behandelen.
Over het geval-Afink zegt inspecteur
Heideman: „Wij hebben bij de verschillen
de mogelijkheden niet direct verondersteld
dat het kind ergens verblijft waar het zich
best naar zijn zin voelt. Ook al is dat in de
meeste gevallen wel zo, toch moet je als
feit, dat in de meeste landen een 18-jarige
als meerderjarig wordt beschouwd en dat
in zo'n geval dus weinig medewerking van
buitenlandse politie-instanties te ver
wachten is.
„RIETJE loopt heus niet in zeven sloten
tegelijk. Ze zal wel weer komen opdagen",
was een voor vele ouders onbegrijpelijke
uitspraak van vader Afink, toen zijn der
tienjarige dochter al twee maanden vermist
was. Hij had gelijk en bij de Amsterdamse
kinderpolitië zegt brigadieur IJntema van
de afdeling opsporing: „In bijna alle ge
vallen is dat zo. Kinderen die van huis
weglopen zijn vaak nozemachtige types, die
weinig binding met hun ouders hebben en
ook veelal meisjes-met-verkering. Gemid
deld duurt zo'n verdwijning twee drie
dagen, dan hebben wij ze wel opgepikt in
een hotel of café of zijn ze op hangende
pootjes zelf al teruggekomen".
WAT IS ER WAAR van de soms sensa
tionele verhalen over de internationale
Advertentie
Hans en Anneke van der Heijden
edelsmid - naaidkunstenares Spekstf.3
(achter de Vleeshal) tel. 15745
politieman rekening houden met de mo
gelijkheid dat er een misdrijf kan zijn ge
pleegd of dreigt te gebeuren".
In Nederland worden op het ogenblik
plus minus 170 minderjarigen vermist, van
wie de helft meisjes. Van ruim 80 is het
signalement via Interpol naar het buiten
land doorgegeven. De helft van het totaal
aantal vermisten is langer dan twee weken
spoorloos.
ALS MEN de geschiedenis van Rietje
Afinks „vlucht" critisch beziet, krijgt men
de indruk dat het vrij gemakkelijk moet
zijn voor de jongen of meisje met enige
fantasie om te verdwijnen. In zekere zin is
dat zo. Iedereen die veel reist, weet dat de
controle aan boord van schepen en op de
luchthavens buitengewoon streng is. Op
Schiphol bijvoorbeeld zal niemand het land
verlaten of binnenkomen zonder dat de
Koninklijke Marechaussee zijn of haar pas
poort grondig heeft bekeken. Bij de grens
posten gaat het meestal gemakkelijker.
Weliswaar wordt bijzondere aandacht be
steed aan alleenreizende minderjarigen,
maar velen zien toch kans aan deze zeef
te ontsnappen, vooral in de drukke zomer
maanden.
Het grote aantal van 170 vermiste jon
gens en meises klinkt verontrustend, maar
slechts een zeer klein deel van dezen is
jonger dan achttien jaar. De ouderen kun
nen zich meestal best redden en dat de
politie misschien wat minder aandacht be
steedt aan de verdwenen jongelui van die
leeftijdsgroep houdt mede verband met het
vrouwenhandel? De politie gelooft er niet
in. In Amsterdam zegt men: „Zeker de
helft van onze opsporingen betreft minder
jarigen die uit tehuizen zijn weggelopen.
Als het meisjes zijn vinden wij ze vaak
terug in de wereld van de prostitutie". En
bij Interpol in Den Haag is het antwoord:
„Het komt zelden voor dat een Nederlands
meisje hier of in het buitenland tegen
haar wil in de prostitutie terecht komt".
Het avontuur van Rietje Afink is ten
einde. Haar dossier kan toorden afgelegd
en moeder Afink zal de laatste kranten
commentaren in haar inmiddels lijvige
plakboek plakken. En in Utrecht denkt
paragnost Gerard Croiset na over een
uitvlucht als hem ooit nog eens wordt
gevraagd, hoe hij zo positief kon be
weren: „Rietje verkoopt ijs op het strand
iets ten zuiden van Oostende. Zij is niet
van plan uit eigen beweging terug te
keren
j De adspirantleden van de christelijke
studenten vereniging Societas Studiosorum
Reformatorum te Delft zullen een nuttige
besteding van de groentijd krijgen. In drie
groepen van veertig man aangevuld met
tien ouderejaars zullen zij in de omgeving
van Nunspeet en Otterlo de zomerhuisjes
van de stichting Jeugdhaven te Rotterdam
netjes in de verf zetten.