I |A SINGULAR MAN ZEEUWSE DIALECTEN VOOR NAGESLACHT BEHOUDEN Albert van Dalsum voor het eerst sinds „Boefje" weer filmacteur GOED BOEK OVER MEXICO Nukkig nieuw boek van Donleavy Woordenboek van streek- en plaatstalen een werk van jarennu vrijwel gereed Opnamen voor Plantage Tamarinde filmversie in de studio voltooid Hulp van leken Kladjes brachten redding S. M. Film- en scenariowedstrijd voor de jeugd H. K. Albert van Dalsum en Elly van Steke lenburg (foto's) hierboven) worden ge schminkt voor hun filmrollen. Hier onder: omzichtig wordt „Sjon Jan" in zijn luie stoel geposteerd. J. P. Donleavy, A singular man, uitg. The Bodley Head Philip Larkin, Jill, uitg. Faber and Faber Thomas Hinde, The day the call came, uitg. Hodder Stoughton. HET IS AL ACHT JAAR ge- leden dat het eerste boek verscheen van J. P. Donleavy, een Amerikaan die in Engeland woont. Dat was „The Ginger Man", (in vertaling bij De Bezige Bij verschenen) dat dadelijk insloeg met zijn verhalen over een vrij liefdeleven in Dublin, en sindsdien met bewerkingen voor het toneel en de televisie in de aandacht is gehouden. Don leavy heeft in de volgende jaren alleen een toneelstuk gepubliceerd, „Fairy Tales of New York", maar nu is er eindelijk „A Singular Man", dat met reden als langver wacht kan worden aangeduid. Goed is het toch niet, al is het net als zijn voorganger wel grappig. De eigenaardige man is een rijke New Yorker genaamd George Smith, die gescheiden van zijn vrouw een eenzaam leven leidt met niet veel bijzonders omhanden, behalve de bouw van een groot mausoleum voor zichzelf. Hij heeft een paar wonderlijke gewoonten en enkele vreemde invallen waar wij over horen, maar zijn voor naamste bezigheid vindt verder ook hij weer in de vrije liefde, met een huishoudster en zijn twee se cretaressen. Meestal heeft hij in tussen zijn hoofd bij andere din gen, maar van een van de secreta ressen, Sally Tomson, raakt hij be zeten; zij is heel mooi en blond, en de tijd doorgebracht met haar of met zoeken naar haar, en aan het slot haar dood in een auto-ongeluk blijken op den duur de kern van het verhaal te zijn HET WAS MISSCHIEN genoeg geweest als er niet de Indruk bij kwam dat Donleavy eigenlijk naar iets anders op zoek is, naar een ander gegeven dan het gedrag in de liefde van zijn hoofdpersoon. Dat zou dan zijn eigenaardigheid moeten zijn, vertolkt niet alleen door in cidenten in het verhaal maar ook WMMMwmmwm BINNEN AFZIENBARE TIJD zal het derde en laatste deel van het Zeeuws woordenboek van de pers komen. Voor de voorbereiding van dit lexicon heeft de Nederlandse organi satie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek destijds subsidies verleend aan mej. dr. H. C. M. Ghijsen in Dom burg, die als eindredactrice van het Zeeuwse woordenboek is opgetreden. De uitgave werd onder meer bekos tigd door de Z.W.O. en door Provin ciale Staten van Zeeland. HET ZEEUWS Woordenboek, een lexicon van de Zeeuwse dialecten, om vat de resultaten van een enquête die ingesteld werd door de Zeeuwse vereni ging voor dialectonderzoek en waar mee in 1929 begonnen werd. Dit onder zoek berustte op een vrijwillige samen werking van Zeeuwen en oud-Zeeuwen, die ofschoon voor het overgrote deel niet speciaal taalkundig geschoold toch van hun jeugd af vertrouwd waren met hun streektaal, al bedienden zij zich op latere leeftijd niet allen meer daarvan. Verschillende van deze men sen hadden reeds uit persoonlijke in teresse opmerkelijke woorden en woord vormen opgetekend en hun notities ter beschikking gesteld. Aan het onderzoek werd van meet af aan een algemeen karakter gegeven en wel in die zin, dat het zich uitstrekte over het gehele Zeeuwse taalgebied met inbegrip van Goeree-Overflakkee teneinde te komen tot de samenstelling van een woordenboek van de streek taal, dat alle plaatselijke idiomen zou omvatten. Ter controle van de inzen dingen en haar verwerking werden door het bestuur van bovengenoemde vereni ging „dialectbijeenkomsten" gehouden, georganiseerd met correspondenten uit verschillende delen van Zeeland. Daar bij bleek, dat men niet kon volstaan met het ordenen van het binnengeko men materiaal, omdat niet alle plaat selijke idiomen op gelijke wijze verte genwoordigd waren. Vandaar dat aan vulling van de gegevens en onderzoek naar de verspreiding ervan over het gehele taalgebied een vereiste was. Voorts diende het onderzoek gericht te zijn op de lokale verschillen in vorm en op het gebruik van woorden en ter men, die, gezien het karakter van Zee land als eilandenrijk, belangrijk ge noemd moesten worden. MET HET OOG hierop werd aan het „verenigingsnieuws" een dialectlijst met invulbladen voor beantwoording toegevoegd en vijfmaal per jaar aan de medewerkenden toegezonden. Dit sys teem werkte niet alleen uitstekend bij het vaststellen van de verspreiding van het ontvangen materiaal, maar het bracht ook tal van plaatselijke vormen en termen aan het licht, die op hun beurt op hun verspreiding konden wor den getoetst. Een rubriek „voorberei ding woordenboek" diende voor 't vra gen van nadere bijzonderheden en een tweede „vragen en wensen", bood be langstellenden in en buiten de vereni ging gelegenheid zich op bepaalde pun ten te oriënteren. De beantwoording van de dialectlijst en van de rubriek „voorbereiding woordenboek" was over het algemeen zeer bevredigend. Het aantal invullers bleef door de jaren heen constant: ongeveer 60 tot 70. Bo vendien kon men beschikken over eni ge reeds in druk of handschrift be staande woordenlijsten van plaatselijke aard en meestal van oudere datum, be rustend in de provinciale bibliotheek van Zeeland. IN AFWACHTING van de uitgave werd het materiaal in artikelen ver werkt en op kaarten in systeem ge bracht. In 1939 omvatte de gereedge maakte kopij de letters a tot en met g. Helaas ging bij de brand van Mid delburg op 17 mei '40 het grootste ge deelte van dit materiaal, dat in de provinciale bibliotheek berustte, ver loren. Dankzij het nog aanwezige klad materiaal was dit geen onoverkome lijke ramp, maar wel een grote ver traging. Door andere oorlogsomstan digheden itoals de evacuatie en de inun datie van' Walcheren, moest het werk tenslotté in 1943 geheel worden stopge zet. Het kon pas in 1947 weer op gang wordên gebracht. TOEN DE UITGAVE van het Zeeuws Woordenboek in samenwerking met de provinciale besturen van Zeeland en Zuid-Holland eind 1956 haar beslag kreeg, was de enquête tot de letter s gevorderd. De afgewerkte kopij omvat te toen de letters a tot en met n. In '59 en '61 verschenen successievelijk de eerste en tweede aflevering. door de manier waarop het ge schreven is, in de stijl van aan tekeningen in een notitieboekje. „Rauw lachen van de kant van de bar. Het geluid van klappen op de schouder. Whiskyglazen die neerge zet worden. Een gordijn van rook. Man die zijn broekspijp optrekt om een litteken te laten zien. Ander die zijn jas opendoet om de gaatjes op zijn riem te tellen". Die stijl werkt slecht; er wordt voortdurend meer aandacht door opgeëist dan Donleavy kan bevredigen met wat hij te zien of te denken geeft. Het is telkens een opluchting als er een stukje dialoog komt, en soms is het ook een opluchting als wij bij Miss Tomson terug zijn en bij de theorie en praktijk van de liefde, de enige onderwerpen waar de auteur onge dwongen over schrijft. De langver wachte roman is een teleurstelling. EEN VAN DE REDENEN om eer der Jill te lezen is van historische orde: in 1946 verschenen en toen onopgemerkt gebleven, Is het later uitgeroepen tot voorloper van al de Engelse romans van de jaren '50 over jongens uit arbeidersgezinnen, en liefst uit het noorden, die in Londen of een universiteitsstad een nieuw soort leven leiden. Philip Larkin, die later vooral als dichter bekend is geworden, schreef het in 1940 in Oxford, toen hij negentien was: als men er dat bij in gedach ten houdt is het bijzonder goed, en anders is het nog altijd heel lees baar. De hoofdpersoon is John Kemp, die uit het noorden met een beurs naar Oxford komt om te stu deren en dadelijk gewonnen wordt voor de stijl van zijn kamergenoot, een zelfverzekerde Londenaar die zich niets aan hem gelegen laat liggen. Daarbij vat hij dan nog een liefde van een afstand op voor het nichtje van een vriendin van de kamergenoot, zonder te beseffen dat zij afgezien van andere overwegin gen veel te jong is. Met deze twee emoties overbrugt hij de afstand tussen zijn eigen kleine leven en de grote wereld die hij zich voorstelt. De schuwheid waarmee hen zich alles laat welgevallen overheerst een beetje te sterk in het beeld dat Larkin van hem geeft; het zou geen kwaad gekund hebben om hem iets meer opwellingen van protest te gunnen, of tenminste op de een of andere manier te laten zien dat hij niet helemaal weerloos is tegen zijn eigen illusies. Niettemin is de schuw heid op zichzelf zo goed waarge nomen, en na een aarzelend begin zo goed verteld, dat de lezer er zijn eigen herinneringen met pijn lijke nauwkeurigheid in zal zien herleven. In zijn voornaamste ge geven is deze roman onvatbaar voor kritiek. DAT KAN NIET GEZEGD wor den voor het nieuwe boek van Tho mas Hinde, die toch nogal wat be wonderaars heeft voor het haar scherpe proza waarmee hij geacht wordt ondervindingen aan de ran den van de werkelijkheid op te roepen. In The Day the Call Came vertelt hij van een man die van onbekende zijde een oproep verwacht om een onbekende hande ling te verrichten. Aan het begin van het boek meent hij juist een eerste aankondiging ontvangen te hebben; aan het eind vermoordt hij een buurman. Intussen zien wij hem leven met zijn fantasieën over ge heime berichten, en met zijn wan trouwen tegen brave buren en vrien den in het ongevaarlijke landschap van Zuid-Engeland. De kunst is voor Hinde om tegelijk te laten zien dat het allemaal onzin is en ons toch in een zekere vertrouwe lijkheid te laten leven met de hoofd persoon, die het zelf vertelt op een redelijke toon met maar een lichte inslag van agitatie. Het lukt niet goed. Wij zijn allen in staat om in dagelijkse gebeurtenissen en in het gedrag van onze omgeving geheime bedoelingen te lezen: daarmee is een begin van begrip gegeven, maar verder komt het niet in dit boek, dat op den duur erg vervelend wordt tenzij men een van Hinde's be wonderaars is. HET INSTITUUT „FILM EN JEUGD" organiseert met de Nederlandse orga nisatie van amateurfilmers en de Stich ting ter bevordering van de amateur fotografie een film- en scenariowed strijd voor Nederlandse jongeren tot 18 jaar, als onderdeel van een inter nationale jeugdfilmwedstrijd. De hier te lande bekroonde filmi zullen worden doorgezonden naar een internationaal jeugd-filmfestival, dat jaarlijks wordt gehouden te Venetië. (Concours de la Dixième Muze). Het voorgeschreven onderwerp luidt: „Een feestdag" De filmwedstrijd duurt van 1 september 1964 tot en met 30 april 1965, de scenario wedstrijd loopt van 1 september tot en met 31 decem ber 1964. De prijzen voor de wedstrijd zullen worden uitgereikt in de „Week van de Fotografie" 1965, te Amsterdam. Van het begin af heeft de Zeeuwse Vereniging voor dialectonderzoek in contact gestaan met de Centrale com missie voor onderzoek van het Neder landse volkseigen (afd. dialectologie) in Amsterdam. Deze contacten leidden in 1961 tot het vastleggen op de ge luidsband van een aantal plaatselijke idiomen in het Zeeuwse taalgebied, die nog met opnamen op Schouwen- Duiveland zullen worden vermeerderd. De opnamen voor de nieuwe Nederlandse speelfilm „Plantage Tamarinde" zijn vorige week voltooid. Men is thans bezig met de technische afwerking van de film, die op woensdag 28 oktober op een galapremière in het City Theater te Amsterdam zal worden ge presenteerd. De dag daarop komt de film in vijftien theaters in de grote steden in vertoning. Aan de film, die de verdringing verbeeldt van de oude door de nieuwe tijd op Curasao, werkten onder meer mede Albert van Dalsum, Elly van Stekelenburg, Paul Storm, Lo van Hensbergen en zijn 18-jarige dochter Bronwyn, voorts de dochter van de schrijver van het filmscena rio, Hans Keuls, Mariene, en de zoon van de waar nemend gouverneur van Curasao, Chris Sceets. In het hierbij gepubliceerde verhaal geeft onze verslaggever indrukken van de laatste opnamen voor de film. kussens, met een glanzend-blauwe ochtendjas aan in een kamer, waar van de wanden zijn opgetrokken uit bordkarton en waarvan de vensters uitkeken op een landschap dat zijn tropisch karakter kreeg van penselen van decorschilders. Hij wacht, terwijl andere beraadslagen, metingen ver richten, lichtsterkten veranderen, dia logen wijzigen, meubels verzetten, bijzonderheden noteren. Een halve minuut slotscène uit „Plan tage Tamarinde" kost een middag. Dat betekent, dat hij Albert van Dalsum, 75 jaar er rekening mee zal moeten houden, dat gebaren, gelaatsuitdruk kingen tien tot vijftien maal opnieuw kunnen worden gedraaid Dat hij een ongeteld aantal keren van de deur naar de stoel zal moeten lopen, dat hij het ene been over het andere moet slaan, het ene been naast het andere op het voetenbankje moet zetten, beide benen opzij van het bankje, iets hoger, een klein beetje naar links, wat meer naar voren, niet te veel opgetrokken, maar wel met die jas er overheen. HEEL LANGZAAM GAAT zijn hand naar de doos sigaren op de platte leu ning van de stoel. Met trage trekken rookt hij. Elly van Stekelenburg donkerbruin geschminkt als de Cura- Caose huishoudster Jaja van een blanke plantagebezitter buigt zich over hem heen en trekt een kussen wat verder naar boven, zodat cameraman Prosper de Keukeleire goedkeurend knikt. Een eerste shot kan worden gemaakt. Het moment dat Albert „Sjon Jan" van Dalsum tot inkeer komt, dat de in oude gebruiken vastgeroeste groot grondbezitter begrijpt, dat de liefde van zijn dochter Maria (Bronwyn van Hensbergen) voor de jonge halfbloed Philip oprecht is, kan worden opge nomen. Eén van de talrijke proef- shotsEr zijn er talloze geweest, op namen die het uiterste hebben gevergd van de Brit Forlong, van dialoogretgds- seur Luc van Gent, van cameralieden, belichtingsmensen, kleedster en script girl, van alle medewerkenden, maar bovenal van Van Dalsum, die slechts éénmaal hiervoor als filmacteur, in „Boefje" optrad. MAAR HIJ WEET precies wat het is om een film te maken. En daarom volgt hij alle, overigens bijzonder beleefd gegeven, bevelen rustig op. Daarom ook laat hij zonder tegenwerpingen toe, dat op een bepaald ogenblik zes men sen naar hem toelopen, die zijn rieten stoel enkele centimeters verzetten. Van Dalsum vindt het om dezelfde reden ook vanzelfsprekend, dat hij vele scènes moet overdoen, omdat zijn ge baren te weids zijn, te duidelijk afge stemd op het toneel. Maar een even normale zaak vinden de anderen het, die daar maandenlang dik-geschminkt hebben getranspireerd onder de felle lampen van de Cinetone- studio's in Duivendrecht, dat de groot meester op zijn wenken wordt bediend. Zij hebben immers ondervonden dat Van Dalsum een reusachtige collega is, die beschikt over een eindeloos geduld en, hoewel hij snel vermoeid is, keer op keer duidelijk laat blijken, dat het prettig is een film te mogen meemaken. MEXICO IS DE laatste jaren „en vogue": zowel bij (goodwill)reizigers als reisbeschrijvers. En terecht, want in Latijns-Amerika is het een van de fas cinerendste landen. Het heeft een gigan tisch Indiaans verleden, waarvan veel is herontdekt maar misschien het mees te nog in nevelen is gehuld. Het onder vond omdat het als model moest die nen bij de verovering van de Nieuwe Wereld de bruutste Spaanse verove ring en de meest voorbeeldige dus straf fe kolonisatie. Het werd als enig Latijns Amerikaans land speelbal van interna tionale verwikkelingen waarbij het door een Oostenrijks vorst werd geregeerd en door Noord-Amerika onder de voet gelopen. Het beleefde de heftigste revo luties en bloedigste diktaturen na zijn onafhankelijkheid maar kwam als eer ste natie in Latijns-Amerika tot politiek evenwicht en economische stabiliteit. En niet in de laatste plaats werd het ook een der modernste en meest effi ciënte landen, meegezogen door de gro te buurman, de Ver. Staten. Gezegend met een heerlijk klimaat en onvergelij kelijk landschapsschoon, móest het rei ziger en schrijver aantrekken. EEN DER LAATSTE „verslaggevers" over dit magische Mexico is de Zwitser Hans Leuenberger, die met zijn vrouw bijna twee jaar lang in een klein bus je door het land trok en vooral de schier ontoegankelijke Indiaanse enclaves be- ■ocht. Zijn boek: „Mexico, land links van de Zon"* is een machtige beschrij ving van antiek Indiaans Mexico ge worden. De auteur heeft zich, dat blijkt duidelijk uit zijn tekst, bijzonder goed op zijn zwerftochten voorbereid en hij legt een bijna wetenschappelijke verant woording af van zijn confrontaties met oude culturen en hedendaagse nazaten. Onvermijdelijk echter was daarbij het noemen van veel voor ons vaa.'1 on uitsprekelijke namen, die de opper vlakkige kenner van Mexico eerder ver warren dan verhelderen. Bovendien kom het niet-Indiaanse en moderne Mexico er nauwelijks aan te pas. Wanneer men niet (eerst) een ander boek over he dendaags Mexico heeft gelezen, dan loopt men het gevaar door Leuenber- gers boek te eenzijdig (Indiaans) te wor den voorgelicht. ER ZIJN TWEE BEZWAREN aan dit boek: hier en daar valt het accent iets te zwaar op gifslangen, giftige in secten en planten, waaruit men zou kunnen concluderen dat Mexico „un heimisch" zou zijn. En het tweede be zwaar is de vertaling van Anemaet die wemelt van germanismen die als men erop gaat letten bepaald irri teren. Alles bijeen, zeker ook dank zij het prachtige fotomateriaal, echter tóch een fijn boek dat waard is vooral in zijn oorspronkelijke taal gelezen en herlezen te worden. Uitgeverij Holiandia te Baarn. werkfoto van een scène uit de film Plantage Tamarinde met Van Dalsum als de planter Sjon Jan in zijn „heerserszetel". Van Dalsum zit in een lange, lage rieten stoel, bijna zonder een be weging te maken, schijnbaar zonder aandacht te schenken aan de zenuw achtige bedrijvigheid in deze benauw de, met fel schijnwerperlicht over goten ruimte. Zijn ogen hij wendt ze nu en dan naar regisseur Michael Forlong of naar tegenspeelster Elly van Stekelenburg richten zich steeds weer op de immense camera, die naar aanwijzingen van vele des kundigen op even zovele standen wordt ingesteld. Stil zit hij daar in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 16