SHIRLEY PRESIDENTEN IN PASTORALE In Berlijn - Steglitz verrijst Europa's modernste ziekenhuis PANDA EN DE MEESTEM-LEERLING Ons vervolgverhaal door Charlotte Brontë DINSDAG 15 SEPTEMBER 1964 13 gmWMIIMIWWIIWW Na een ogenblik stilte ging de stem beleefd maar ietwat formeel door: „Ik verzoek u binnen te komen, mijnheer Malone. Het spijt mij zeer dat de heer Helstone het nodig heeft gevonden u deze moeite te bezorgen; het was niet nodig dat heb ik hem gezegd en dan in zulk een duister nis; maar loopt u door." Door een donker vertrek, dat zich door niets bijzonders onderscheidde, volgde Malone de spreker naar een lichte en heldere kamer; inderdaad heel licht en helder leek het hier voor ogen, die zich het laatste uur inge spannen hadden om door de dubbele duisternis van nacht en mist heen te dringen; maar behalve het heerlijke haardvuur en een sierlijk gevormde lamp, die op de tafel stond te bran den en goed licht gaf, zag het er heel eenvoudig uit. Op de planken vloer lag een tapijt; de drie of vier groen ge verfde stoelen met harde ruggen le ken wel uit de keuken van een boer derij te zijn gekomen; een schrijfta fel van een sterk, stevig model, de bovengenoemde tafel en een paar in gelijste vellen papier op de steenkleu- rige muren, waarop ontwerpen voor gebouwen, tuinen, machines enz. vul den het meubilair van het vertrek aan. Hoe eenvoudig het ook was, het scheen Malone te bevallen. Toen hij zijn natte jas en zijn hoed had afge daan en opgehangen, trok hij een van de reumatisch lijkende stoelen naar de haard en zette zijn knieën binnen de staven van het roodgloeiende roos ter. „U hebt hier een prettige kamer, mijnheer Moore; en zo behagelijk voor u alleen „Ja, maar mijn zuster zou u graag ontvangen als u liever naar het huis gaat." „O nee! de dames kan men beter met rust laten. Ik ben nooit een gun steling van de dames geweest. U ziet mij toch niet voor mijn vriend Swee ting aan, is 't wel, mijnheer Moore?" „Sweeting? wie van de twee is dat de heer in de chocolade-bruine overjas of het kleine heertje?" „De kleine die van Nunnely; de ridder van de dames Sykes en op al le zes is hij verliefd, ha, ha!" „Ik denk dat je daar beter op alle maal tegelijk verliefd kunt zijn dan op één in het bijzonder." „Maar hij is wel op één in het bij zonder verliefd, want toen Donne en ik er bij hem op aandrongen, dat hij een keuze zou doen uit het schone kransje, noemde hij wie denkt u?" Met een eigenaardige kalme glim lach antwoordde de heer Moore: „Dora, natuurlijk, of Harriet." „Ha, ha! u hebt uitstekend geraden; maar waarom noemde u juist die twee?" „Omdat zij de grootsten, de knap- sten zijn, en Dora is bovendien de dikste; en daar uw vriend mijnheer Sweeting maar een klein mager man netje is, kwam ik tot de conclusie dat hij, zoals meestal in zulke gevallen, aan zijn contrast de voorkeur gaf." „U hebt gelijk; het is Dora. Maar hij heeft geen kans, is het wel, mijn heer Moore?" „Wat heeft de heer Sweeting nog meer behalve zijn hulppredikant schap?" Deze vraag scheen uitermate op de lachspieren van de heer Malone te werken; hij lachte drie volle minuten achter elkaar voordat hij hem beant woordde. „Wat Sweeting heeft? Wel, David heeft zijn harp, of fluit, wat op het zelfde neerkomt. Hij heeft een soort namaak-horloge; dito ring; dito mono cle dat is alles wat hij heeft." „Hoe zou hij dan alleen al de ja ponnen van Miss Sykes kunnen be talen?" „Ha, ha! Prachtig! Dat zal ik hem vragen zodra ik hem weer zie. Ik zal hem zijn onbeschaamdheid inpepe ren: maar hij verwacht zeker dat de oude Christopher Sykes wel over de brug zal komen. Hij is toch rijk, is 't niet? Ze wonen in èen groot huis." „Sykes staat aan het hoofd van een omvangrijke onderneming." „Dan moet hij wel veel geld heb ben, hè?" „Dan moet hij veel met zijn rijk dom doen; en in deze tijden zou het even waarschijnlijk zijn, dat hij geld uit zijn zaak haalde om bruidsschat ten aan zijn dochters té geven als ik erover zou denken om het huisje hier af te breken en op de puinhopen een huis te bouwen, dat zo groot was als Fieldhead." „Weet je wat ik een tijdje geleden gehoord heb, Moore?" „Nee; misschien dat ik werkelijk van plan was om zo'n verandering uit te voeren. Jullie kletskousen in Briar- field zijn in staat zulke dingen te zeg gen of nog gekkere." „Dat je van plan was Fieldhead te huren ik vond dat het er somber uitzag, tussen twee haakjes, toen ik er vanavond langs kwam en dat het je voornemen was om een Miss Sy kes daar als vrouw des huizes te in stalleren; in 't kort gezegd, dat je ging trouwen, ha ha! Kom nu, wie is het? Dora natuurlijk; je hebt gezegd dat zij de knapste was „Ik zou wel eens willen weten hoe dikwijls het nu al vastgesteld is dat ik zou gaan trouwen, sinds ik naar Briarfield ben gekomen. Ze hebben mij iedere huwbare ongetrouwde vrouw in het district om beurten toegedacht. Het begon met de beide dames Wyn ne eerst de donkere, toen de blon de. Toen de rood-harige juffrouw Ar- mitage, daarna de rijpe Ann Pearson; op het ogenblik werp je me de hele stam van de juffrouwen Sykes op mijn schouders. Waar dat gepraat op berust, weet God. Ik ga nooit op be zoek ik zoek het gezelschap van vrouwen ongeveer even ijverig op als u, mijnheer Malone. Als ik ooit naar Whinbury ga, is het om Sykes of Pearson even op hun kantoor te be zoeken; en daar lopen onze gesprek ken over andere onderwerpen dan het huwelijk en onze gedachten zijn met andere dingen bezig dan met hofma kerijen, huishoudingen en bruidsschat ten: het laken, dat wij niet kunnen verkopen, de arbeiders, die wij niet in dienst kunnen nemen, de weverijen die wij niet aan de gang kunnen hou den, de verkeerde gang van zaken in het algemeen, die wij niet kunnen ver anderen, met dat alles zijn onze har ten tegenwoordig erg vervuld, neem ik aan, met de bijna volkomen uitslui ting van zulke verzinsels als vrijen enzovoort." „Ik ben het helemaal met je eens, Moore. Er is niets waar ik meer het land aan heb dan aan een huwelijk; ik bedoel een huwelijk in de ordinai re, krachteloze betekenis van het woord, dat op niets anders dan op ge voel berust; twee armzalige dwazen die eikaars armoede willen delen, verbonden door een onwezenlijke band van genegenheid larie! Maar een voordelige verbintenis, gesloten in overeenstemming met de waardige opvattingen en duurzame degelijke belangen, dat is niet zo kwaad hè?" „Nee," gaf Moore ten antwoord op een afwezige manier; het onderwerp scheen hem niet te interesseren; hij ging er niet op door. Nadat hij een tijdlang met een bezorgde uitdruk king op zijn gezicht naar het vuur had zitten staren, keerde hij plotseling zijn hoofd om. „Luister!" zei hij, „heb je geen wielen gehoord?" Hij stond op, ging naar het raam, opende het en luisterde. Spoedig sloot hij het weer. „Het is alleen maar de wind die opsteekt," merkte hij op, „en het riviertje dat door het dal stroomt. Ik verwachtte die wagens om zes uur; het is nu bijna negen." „Geloof je in ernst dat het opstel len van deze nieuwe machines je in gevaar zal brengen?" vroeg Malone. „Helstone schijnt het te denken." „Ik wilde alleen dat de machines de ramen veilig hier, binnen de muren van de fabriek geborgen wa ren. Als ze eenmaal in elkaar gezet zijn trotseer ik de machine-vernie lers; laat hen dan maar bij mij op bezoek komen en er de gevolgen van dragen; mijn fabriek is mijn kas teel „Men kan zulke laaghartige schur ken alleen maar verachten," meende Malone in een stemming van diep na denken. „Ik zou bijna wensen dat er een troep vannacht hier op bezoek kwam; maar de weg leek buitenge woon rustig toen ik hierheen kwam; ik heb niets zien bewegen." (Wordt vervolgd) Zich op het gras bevinden doen deze heren onmiskenbaar, en nog wel op liet gras dat het roemruchte Hildebrand-monument in de Haarlemmer Hout omzoomd. Het is een merkwaardig groepje, dat zich op deze manier onledig houdt in een omgeving, die zich bij uitstek leent voor rustige en gezapige activiteiten als: het liggen op een tuinstoel, het leggen van de kaart en het zitten op een kruiwagen. Links ziet men de heer Godfried Bomans, die een zodanige bekendheid als auteur en spreker geniet dat men hem meestal niet eens meer „heer" noemt. Met de rechtse figuur, de heer Jac. Moolenijzer, is het nog niet zo ver. Hij is musicds, muziekpedagoog en hoboïst van het N.Ph.O., maar met ingang van morgen moet daarbij: president van de Sociëteit Teister- bant. Hij is in die functie de opvolger van de middelste figuur, de heer J. Landré, die door nijpende beroepsbezigheden als directeur van een filmmaatschappij zoveel remmingen bij zijn werk als Sociëteitspresident ondervond, dat hij, ofschoon node, moest aftreden. Godfried Bomans was de oprichter-initiatiefnemer-eerste-president-thans-erepresident van de sociëteit, die haar derde lustrum gaat vieren in 1965. De foto toont dus drie presidenten, illustratief voor de bewogen vijftien jaren van Teister - bants bestaan, broederlijk bijeen aan de voet van het kunstwerk dat de bron van Haarlems culturele bekommernissen zou kunnen worden ge noemd. Een korte uitleg bij de groepering, die de foto toont, lijkt ons niet over bodig. De eerste, thans ere-president, al vijftien jaar belast met een vermoeiend vaderschap van Teisterbant, rust uit op de comfortabelste zetel die in de Hout voorhanden was, maar verdiept zich daarbij toch nog in Teisterbants huishoudelijke reglement, dat hem nog steeds niet helemaal bevalt. De thans benoemde president is allerminst per kruiwagen in zijn functie binnengereden, maar is reeds bezig allerlei onkruid en vergeten vergroeisels uit de tuin van Teisterbant weg te wieden. De aftredende president voor spelt hem uit de kaarten, dat het geen eenvoudig karwei zal worden, maar profeteert tegelijk veel succes. Conclusie uit deze plaat: de Sociëteit Teisterbant beleeft een explosie van nieuwe actie en gaat morgen bij de presidentsoverdracht, een nieuwe periode van cultureel gemeenschapsleven in, waardoor Haarlem en om streken zich kunnen verheugen in een voortzetting en herstel van een hunner sporadische ontmoetingspunten voor kunstenaars, kunstminnenden en ongekunstelden. WEST-BERLIJNDezer dagen is bij de bouw van het „modernste zieken huis van Europa", de kliniek van de Vrije Universiteit in West-Berlijn het hoogste punt bereikt, hetgeen met enige feeste lijkheden gepaard ging. In 1966 zal dit unieke studie- en researchinstituut in dienst van de gemeenschap worden ge steld. Bouwheer is de Amerikaanse Ben jamin Franklin-stichting, die in 1955 in Berlijn werd opgerichtom aldaar de bouw van een congresgebouw mogelijk te maken. De architecten Curtis en Davis (New Orleans) en Franz Moeken (Ber lijn) zijn verantwoordelijk voor ontwerp en supervisie van dit nieuwe „zieken- stacT-project. DIT PROJECT belichaamt een samen smelting van de laatste Amerikaanse er varingen en technieken op het gebied van de ziekenhuisbouw en de beste Duitse me- Een maquette van het ziekenhuis- complex-in-aanbouw. De onderbouw die drie verdiepingen omvat en onge veer 250 x 100 meter grondoppervlak beslaan zal, omsluit zes binnen plaatsen. In deze onderbouw worden de poliklinieken, collegezalen, admi nistratie en enkele ziekenafdelingen gehuisvest. In de middenbouw komen de operatiezalen, laboratoria en twee ziekenafdelingen. De twee vijf-ver diepingen tellende bovenbouwvleugels zijn de beddenhuizen met 20 afde lingen, elk met 660 bedden. broeders zullen tezamen met nog duizend andere employés werkzaam zijn in het complex, dat in de stadswijk Steglitz ver rijst. GEPROJECTEERD zijn 22 operatiezalen en. 19 instituten, speciale klinieken en labo ratoria, waar onder meer drie kobalt-, res pectievelijk cesiumbestralingsinstallaties en 35 röntgendiagnose- en therapie-apparaten ter beschikking zullen staan. Voor studie doeleinden komen er elf college- en cursus zalen met 1.600 zitplaatsen voor de stu denten. Een eigen vakbibliotheek zal on geveer 100.000 werken bevatten. Een all round „verzorgingscentrale" met apo theek, diepvrieskeukens, magazijnen, ad ministratie, st'erilisatiekluizen, uitgifte van instrumenten en apparaten en verscheidene werkplaatsen als wasserijen en vaatwas- installaties alsmede comfortabele flatge bouwen voor het personeel, zal binnen het complex een stad op zichzelf vormen. ZO MODERN en vooruitstrevend als architectuur en inrichting van de kliniek zijn, zo ongebruikelijk en progressief zal straks ook het werk binnen dit ziekenhuis worden verricht. Hier zullen professoren en studenten arbeidsmogelijkheden aan treffen zoals die nergens anders op het continent te vinden zijn. In alle college zalen zal men bijvoorbeeld via kleuren televisie allerlei operaties kunnen volgen. De verpleegsters zullen door middel van een spreekinstallatie vanuit hun wacht posten met iedere patiënt contact kunnen opnemen. Iedere arts kan via een „vulpen"- radio-ontvanger in zijn witte jas overal in het gebouw bereikt worden. De maal tijden worden uit de enorme volautoma tische keuken in diepvriestoestand door middel van elektronische „afstandbestu ring" naar de beddenhuizen getranspor teerd, waar ze individueel samengesteld en verwarmd worden. Reeds thans worden enkele honderden verpleegsters in een eigen verpleegstersschool speciaal voor hun taak in het nieuwe ziekenhuis opgeleid. Binnen twee jaar moet het complex in vol bedrijf zijn. 24. Panda was nu echt boos op Joris en Dongadil. Hij keerde hen de rug toe en ging met driftige stappen heen. „Ik heb er nu genoeg van," dacht hij. „Dat rare gepraat over „wijze meester" zit me tot hier! Als ze me zo noemen, denk ik steeds, dat ze me voor de gek houden!" „Meester!" riep Dongadil hem klagend na. „Waarom bent U nu opeens boos?" „Ja waarom?!" viel Joris hem bij met droef geluid. „O wijze meester, heb meelij met Uw arme. onwetende leerlingetjes!" Panda versnelde zijn pas, want hij voelde zich nogal opgelaten door dat geroep, midden op straat. „Oo," jammerde Dongadil. „De meester is echt boos! Waar om dan toch?" „Meesters zijn vaak onbegrijpelijk," zei Joris. „Maar ditmaal kan ik zijn gedrag verklaren. Hij heeft dit wel meer. Het komt plotseling bij hem op: een behoefte aan afzondering. Dan wil hij niet langer meester zijn, die door domme leerlingen wordt lastig gevallen. En dan trekt hij zich terug, om in eenzaam heid over diepe dingen des levens na te denken." Kom, Dongadil, thans zijn wij op elkander aangewezen. Twee verlaten leerlingetjes. Laat ons het verdriet vergeten bij het fuppen van een pits..." dische kennis en technische methodes, die door de wetenschappelijke commissie en de medische faculteit van de Vrije Univer siteit ontwikkeld en uitgewerkt zijn. Het grootste deel van de enorme bouwkosten is voor rekening van de Amerikaanse stich ting, die op haar beurt een deel van de middelen als subsidies van de Duitse Bondsregering en van de deelstaat West- Berlijn ontvangt. IN DEZE unieke „stad der geneeskunde", welker gelijke volgens het oordeel van Amerikaanse experts zelfs in de Verenigde Staten niet bestaat, zullen alleen die instru menten en toestellen toepassing vinden, die aan de hoogste eisen van de medische wetenschap voldoen. Ongeveer 25.000 pa tiënten zullen jaarlijks in de beide bedden huizen, die een capaciteit van 1.400 bedden hebben, behandeld worden Bovendien zul len naar schatting meer dan 60.000 zieken jaarlijks de poliklinieken bezoeken. Drie honderd doktoren uit de gehele wereld, tweehonderden vijftig medische assistenten en achthonderd verpleegsters en zieken-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 13