Kort verhaal door Lennaert Nijgh s LEVENSLANG PENSIOEN VOOR EEN VERVALSER J'-m ZATERDAG 10 OKTOBER 1964 Erbij PAGINA VIJF Vervalsingen in ere Explosieve postzegels knikten wijs, zeiden dat de wetenschap voor niets stond en dienden een hoge rekening in. Maar begrijpen deden ze het niet. Haar vader was opgetogen, gaf een groot feest en speurde ijveriger dan ooit naar een echtgenoot voor zijn dochter. Het vreemde was alleen, dat sinds Adèle begon te herstellen, steeds meer bizarre geruchten de ronde begonnen te doen in de stad. Aanvankelijk hield men ze voor dronkemanspraatjes, maar geruchten zijn taai.Zelfs „die van Heemstee" deden al de meest gruwelijke verhalen. Bij petroleum- en kaarslicht, in kroegen en taveernen gonsde het: „Pssst! Weet ge 't al?.'t is niet pluis in den Haarlemmer Hout!" Had Jan van de bakker niet galmende bronzen voetstappen gehoord langs de Dreef? Zelfs ging het gerucht, dat een late reizi ger, 's avonds zich haastende om nog voor het sluiten van de poort binnen te zijn, de sokkel van Lourens Coster leeg had gevonden.Zo gonsde en fluis terde het in de goede stad Haarlem. Ook in de villa van Adèle's vader begonnen vreemde praatjes de ronde te doen. Het personeel werd bang. men zei dat er op sommige ochtenden onmenselijk grote voetstappen in de tuin waren ge vonden. Enkelen namen zelfs haastig ontslag, want ,,'t Huis was niet in Gods genade", er schortte iets aan, en een oude knecht beweerde zelfs met stelligheid dat het de geest was van de Sparewouwer reus, die geen rust kon vinden. Zo ging het verder, en de verhalen werden steeds afgrijselijker, tot men er zelfs moord en doodslag mee in verband bracht en er op de hoeken van de straten lieden verschenen, die het einde van de wereld aankondigden. TOEN, OP ZEKERE HELDERE maannacht, kwam een verlate reiziger langs de villa waar Adèle woonde. Hij was afkomstig uit een ver zuidelijk land, droeg kleren van een vreemde snit en haastte zich, want hij wilde nog op tijd een herberg bereiken. Maar toen hij opkeek, zag hij in de tuin van de villa een schouwspel, dat hem de haren ten berge deed rijzen. Doch hij was een kordaat man, en wist wat hem te doen stond. Het toeval wilde namelijk, dat men in het land waar hij vandaan kwam, nog aan toverij deed. Hij prevelde een spreuk, tekende met zijn stok een grillige figuur in het zand, hulde zich in zijn mantel en ging zijns weegs. De volgende dag kwamen de tuinlieden tot de ontdekking, dat er iets vrese lijks had plaats gegrepen. Onder het raam van Adèle's kamer stond Lourens Jansz. Coster. Hij stond in een vreemde houding: de linkervoet iets naar voren, het boek met de ene hand tegen zijn vest aandrukkend, terwijl hij met de rechterhand, waarin de letter, net tegen Adèle's venster wilde tikken. In deze houding had de spreuk van de vreemdeling hem doen verstenen. Onnodig te zeggen, dat de opschudding geweldig was. Adèle's vader, ten zeerste geschokt, alarmeerde direct de burgemeester. Men wikkelde Lourens haastiglijk in zeildoek en reed hem naar elders. Tegen Adèle zei men niets, men vreesde dat het haar gezondheid nadelig zou beïnvloeden. Verder werd alle betrokkenen zwijgplicht opgelegd. Het was een rampl Lourens Jansz. Coster, uitvinder der boekdrukkunst, Haarlems meest beroemde burger, was een doodgewone ruitentikker geworden! Het volk rook natuurlijk lont en nog vreemdere vertelsels deden de ronde. Het gemeentebestuur besloot, dat hieraan een einde diende te komen, aangezien men volstrekt niet wenste, dat het verhaal buiten de stad ruchtbaarheid kreeg. Gesteld, de Amsterdam mers kwamen het te weten, wat dan? Zoals bekend is er geen spotlustiger volk dan de Amsterdammers, en als er nu juist iets is, waar Haarlemmers niet tegen kunnen, dan is het spot. Afgezien van het feit dat zoiets natuurlijk koren op de molen was van de lieden die Gutenberg aanhingen als uitvinder van de boek drukkunst. Daarom werd er een proclamatie opgesteld, waarin in luisterrijke bewoor dingen werd verklaard, dat men het beter achtte Lourens op de Grote Markt te zetten, temidden van de dankbare burgerij. Aldus geschiedde, en hij staat er nu nog, met zijn gezicht naar het stadhuis gekeerd, recht tegenover de nis met het beeld van de strenge vrouwe Justitia. Aan zijn gewijzigde houding was niets te doen. Men zei iets vaags over „restauratie". Gelukkig slikte de buiten wereld het verhaal, dat tot op de dag van heden voor waar is gehouden. MET ADèLE is het vreemd gegaan. Ze is nooit getrouwd. Op hoge leeftijd is ze te Haarlem overleden, na lange tijd in het buitenland te hebben door gebracht. Toen ze in haar geboortestad terugkeerde, kende niemand haar meer. Ze bewoonde nog enkele jaren een huis aan de Grote Markt, vanwaar ze uit kon kijken op het plein met zijn drukte, zijn bomen en het beeld, dat ze zo goed kende. Men wist weinig van haar: een wat excentrieke oude dame, die veel goed werk deed voor kunstenaars niemand zou in haar nog de Adèle van vroeger zien. Haar geheim heeft nooit iemand geweten. Haar geheim, dat ze meenam in het graf, samen met de sprookjes uit het bronzen boek van Lourens Jansz. Coster, die zij alleen kende, en die allen eindigden met „en ze leefden nog lang en gelukkig. 't Schandaal van DE DAMIAATJES, die sedert mensenheugenis hun vertrouwd lied hebben ezongen boven Haarlems daken, ter herinnering aan de roemrijke daden van raaf Willem, ze hebben hun hoge klokkestoel verlaten. Drie jaar lang zal het stil zijn in Haarlem. Heel stil, ondanks het voortrazende verkeer. Maar hoe we ze ook zullen missen, het moet nu eenmaalen bovendien, er is één goede kant aan de zaak: een verhaal, dat jaren lang in het stof heeft gesluimerd, kan nu eindelijk verteld worden. Want vóór honderd jaar riep een vertoornde Haarlemse burgemeester uit: „Niet eerder dan dat de Damiaatjes naar beneden komen, zal er ook maar één woord openbaar gemaakt worden over het Schan daal van Haarlem!" Voor de goede man was dat kennelijk het toppunt van onmogelijkheid. Maar nu het toch gebeurd is, kunnen we gerust een boekje open doen over de gebeurtenissen, die onze grootouders en overgrootouders zo buitengewoon pijnlijk vonden. Natuurlijk zijn de namen en omstandigheden een ietwat gewijzigd, want de familie waar het om draait is hier ter stede nog steeds goed bekendU moet er maar naar radenMaar de hoofdpersoon kent u allen: het is Lourens Jansz. Coster. Hij verhuisde destijds van zijn standplaats in de Hout naar de Grote Markt, waar hij nu nog staat. Op zichzelf was dat geen schokkende gebeurtenis, maar de redenen waarom en de om standigheden waaronder Lourens verplaatst werd, behoorden echter niet tot het soort van redenen en omstandigheden, waar men in de stad van Hildebrand op gesteld was. Vandaar dat alle verklaringen, die men voor Lourens' ver huizing bedacht heeft niet zonder reden op bedrog berusten. Dit hier is echter het enige ware verhaal, dat kan ik u verzekeren. Hoort mij aan! ER WOONDE in de goede stad Haarlem een rijk koopman, die het zeer voorspoedig ging in het leven. Hij was een algemeen geacht burger, ontving regelmatig de hoogsten des lands en bezat een prachtig buitenhuis aan de weg naar Leiden, waar hij recepties en soirées gaf om allerlei redenen en soms alleen maar omdat men behoefte voelde aan een feestje, kortom hij was een gelukkig man. Bovendien was hij in het bezit van een beeldschone dochter, die Adèle heette, vochtige donkere ogen had, prachtig golvend bruin haar en een stralen de glimlach. Geen wonder dat zij vele harten sneller deed kloppen en op de soirees en muziekavonden die haar vader voor de toenmalige Haarlemse society gaf was zij het middelpunt van de belangstelling. Toch, hoe vreemd het ook mag klinken, Adèle was niet gelukkig. Ze leed onder het verlies van haar moe der, die haar altijd in alles begrepen had, bij wie ze haar hart kon uitstorten en die ze van haar dromen en wensen kon vertellen. Daar kwam nog bij, dat haar vader twee strenge gouvernantes in dienst had genomen, die haar de hele dag chaperonneerden en haar het leven zuur maakten met talloze lessen in de etiquette. De reden hiervan was, dat haar vader wenste, dat zij een goed huwelijk zou doen met een man van stand, die hij dan wel voor haar zou uit kiezen. Want liefde was volgens hem geen basis voor een huwelijk, hoogstens een prettige bijkomstigheid. Eerst het geld en de stand, dan kwam de liefde vanzelf, redeneerde hij. En ongelukkigerwijze had Adèle nu juist zo'n voorkeur voor kunstenaars, zoals de muzikanten of de dichters die wel eens werden ge- inviteerd op feesten, als vermaak voor de gasten. Daarom diende haar op voeding met kracht te worden aangepakt. Zo was Adèle nooit eens alleen met haar dromen, altijd waren er de gouvernantes om haar te corrigeren, haar wijze lessen te geven en haar voor te houden, wat zij als meisje van goeden huize behoorde te doen en na te laten. Éénmaal per dag, als het mooi weer was, ging Adèle uit wandelen in de Hout. Dat was het enige moment waar ze van hield. Natuurlijk had ze veel liever alleen gewandeld, zonder gouvernantes, alleen gedwaald door de groene lanen en misschien droomde ze er van een knappe jonge dichter te ontmoeten op een bank onder een zondoorschenen bladerdak, die haar zijn verzen zou voorlezen en een boeket wilde bloemen voor haar plukken als bewijs van zijn liefder R. Gelukkig voor Adèle was er één moment waarop ze zo ongestoord kon dromen. Bij het beeld van Lourens Jansz. Coster bleven de gouvernantes altijd even met elkaar praten, terwijl Adèle om het beeld heenliep en er in gedachten verzonken naar keek. Het zag er toen anders uit dan nu. Lourens stond niet, maar zat op zijn boomstronk en hield de hand met de letter in zijn schoot terwijl hij er peinzend naar keek, als overdacht hij de gevolgen van zijn uitvinding. Adèle hield er van een beetje met het beeld te praten. Dan stortte ze haar hart uit bij haar bronzen vriend, vertelde hem van haar wensen en verlangens, en soms wenste ze dat hij zijn groot bronzen boek open zou doen en haar voor zou lezen. Want in dat boek stonden de mooiste sprookjes ter wereld, en ze eindigden allemaal met .en ze leefden nog lang en gelukkig". De gouvernantes hielden lange uiteenzettingen tegen haar over het beeld. Wie Lourens Jansz. Coster was geweest, en wanneer hij geleefd had, en dat sommige mensen zeiden dat hij de boekdrukkunst had uitgevonden. Zelfs zeiden ze dat dat niet waar was en dat een ander, een Duitser het gedaan had. Adèle luisterde met een half oor. Het interesseerde haar niet, voor haar was Lourens iemand anders; hij was haar persoonlijke vriend en de enige die haar begreep. Soms was het haar alsof hij wijs knikte, als had hij het allemaal wel gedacht. A *(«|rV|V| ZO GLEED ADèLE'S LEVEN rustig verder, terwijl haar vader naarstig naar een geschikte huwelijkspartner speurde. Tot, op zekere dag, Adèle ernstig ziek werd. De dokter kwam iedere dag en sprak Latijn; de gouvernantes zaten om beurten bij haar bed en lazen haar voor uit stichtelijke boeken. Maar Adèle werd niet beter, lag stil en bleek te dromen en kwijnde langzaam weg. Haar vader was wanhopig en ontbood de beste doktoren van het land, onder wie enigen die zo knap waren, dat ze behalve Latijn ook nog Grieks spraken. Ze stonden om Adèle's bed en confereerden lang en ernstig, maar er was niets aan te doen: Adèle werd steeds zieker, 's Nachts lag ze stil te huilen, want ze was er zeker van dat ze nooit meer beter zou worden, en ze wenste vurig dat Lourens Jansz. Coster zou komen om haar voor te lezen uit het grote boek. En toen, op een dag in de lente, gebeurde het wonder. Adèle herstelde plotse ling snel. De blos kwam terug op haar wangen, de diepe vijvers van haar ogen begonnen weer te glanzen en ze werd nog mooier dan tevoren. De doktoren imAMssAmxmmy i: fï „IK BEN een mensenvriend, mijne heren", zo verklaarde de vervalser Spe- rati. „Ik bezorg verzamelaars, die zonder mijn hulp nooit in het bezit van de fraaiste voortbrengselen der filatelie hadden kunnen geraken, postzegels van hun dromen. Het zijn geen vervalsingen, het zijn nagedrukte facsimilés. Is dat strafbaar?" De rechters hebben er lang over gediscussieerd of het strafbaar was. Dat Sperati er met een symbolische boete afkwam was bijzaak. Hoofdzaak was dat hij de wereld van de postzegelverzamelaars tot in zijn grondvesten had ge schokt. De vrees dat men deskundigen niet meer kon vertrouwen en dat ook de wetenschappelijke hulpmiddelen hadden gefaald, was er oorzaak van dat men zeer wantrouwend werd bij belangrijke aankopen. ■iisi |;F ilf ssiSiil is- ZOU SPERATI doorgaan met zijn werk? De bond van Britse filatelisten kwam met een verstandig voorstel: men bood Jean de Sperati een afkoop som en een hoog jaargeld als hij zijn gereedschappen, papier en andere ma terialen zou afgeven ter vernietiging. Daarnaast moest hij schriftelijk de ver plichting op zich nemen nooit meer facsimilés" te vervaardigen. Jean de Sperati kreeg tienduizend pond sterling ineens en een jaargeld van twaalfhon derd pond als eerste vervalser die wer kelijk van zijn kunst kon leven. NIET ALLE vervalsers waren zo ge lukkig. De Fransman Georges Fouré had zijn grote tijd omstreeks de eeuw wisseling in Berlijn. Hij maakte de sprong van een bescheiden huisonder wijzer en postzegelverzamelaar in de wereld van de grote deskundigen. Hij was overal waar men over postzegels sprak een geziene gast; hij werd hoofd redacteur van de Geïllustreerde Post zegelcourant in Berlijn. Hij had de naam van een geniale speurder te zijn naar oude Duitse zegels, naar omslagen met bijzondere stempels, een deskun dige op het gebied van miskleuren. Hij werd de hofleverancier van de groot ste postzegelverzamelaars van zijn tijd. Jarenlang speelde Fouré zijn ge vaarlijke spel: toen iedereen wist dat bijna alles wat hij verhandelde vals was, wilden vele van zijn grote cliënten niet weten, dat al die zeldzame stukken uit Fourés eigen werkplaats afkomstig waren. Toen het schandaal ten slotte losbrak vluchtte Fouré naar Parijs. Hij leefde in armoede op een zolderkamer tje in Parijs waar hij enkele jaren la ter overleed. DE ZWITSER Fran?ois Fournier werkte ook omstreeks de eeuwwisseling. Hij was kunstschilder, maar de stad Genève waardeerde zijn werk niet. Hij ging etsen maken en daarna.... post zegels. In korte tijd had hij een bloei end bedrijf. Niet alleen had hij altijd bijzondere aanbiedingen, maar men be schouwde hem ook als een deskundige en hij werd meermalen als scheidsrech ter in filatelistische geschillen aangewe zen. Tot zijn dood toe werd hij erkend als een van de grootste postzegeldeskun digen van zijn tijd. Ook al gingen er geruchten over vervalsingen, men hield hem in ere. Na zijn dood onthulde zijn medewerker Hirschberger het geheim en legde ettelijke dozijnen albums over met vervalste postzegels. Het merk waardige is dat deze albums al met een kopers vonden. Tegen de wil van Hirschberger overigens, die slechts zijn meester als vervalser had willen ont maskeren. Tegenwoordig brengt zo'n Fournier-album tien tot twaalfduizend Zwitserse franken op als het compleet is. In het Amsterdamse Huis van Bewa ring aan de Weteringschans heeft een zekere Robert Steinberg eens gastvrij heid genoten. Deze filatelist was geen geniale vervalser en geen kunstenaar. Hij verstond alleen de kunst om gewo ne postzegels door bijzondere opdruk ken waardevoller te maken. Bij bepaal de postzegels kan zo een „correctie" een bedrag van drieduizend gulden uit maken. Hij vervaardigde documenten van bekende deskundigen die de echt heid van de zegels moesten bewijzen. De eigenlijke verkoop geschiedde door zijn vriendin Hannelore Rosenberg. De ze Steinberg werkte tien jaar lang en ten slotte kende hij niet alleen gevan genissen in Amsterdam, maar ook in Duitsland, Frankrijk, Zwitserland en België van binnen. Er zijn talloos veel manieren om postzegels te vervalsen. Men kan de kleur met chemische middelen beïnvloe den om daardoor een gezochte miskleur te verkrijgen. Men kan de tanding voorzichtig wegsnijden om daardoor de indruk te wekken dat men met kostba re ongetande exemplaren te doen heeft. Data van de afstempeling worden gewij zigd om de indruk te wekken dat men met eerstedagsstempels te doen heeft, de waarde wordt veranderd om daar door het idee van een misdruk te wek ken, stempels worden verwijderd of op nieuw maar dan gewijzigd aan gebracht. ER ZIJN knappe vaklieden die be schadigde postzegels herstellen, maar dit handwerk biedt vele mogelijkheden tot vervalsingen. De reparatie kan zo goed geschieden, dat deze niet meer te zien is, of men kan uit twee postzegels één zeer waardevolle maken. Natuur lijk zijn er ook pogingen gedaan om postzegels te vervalsen in grote aan tallen en als echt te gebruiken of te verkopen. De posterijen proberen zich daartegen te beschermen: door water merk. ingedrukte merken of dunne zij den draadjes in het papier. De gra veurs brengen bijna onzichtbare foutjes aan in hun tekenwerk, maar scheppen daarmee een onwederlegbaar goed her kenningsteken. De Spanjaard Mariano Padre de Fi- guero kwam met de idee dubbele post zegels te maken met een beetje bus kruit ertussen. Zodra de zegel werd gestempeld ontplofte het kruit en was de postzegel volkomen waardeloos. Dat zou volgens de Spanjaard voorgoed een eind maken aan alle vervalsingen. Op dat gebied doet ook het verhaal de ronde van de oudste postzegel ter wereld. Een tiental jaren geleden vond een zekere mevrouw Gmeiner in een oud kerkboek een briefomslag. Haar man haalde de schouders op: het ding Een officiële vervalsing voor propa gandadoeleinden werd door Duits land gemaakt na de conferentie van Teheran. De Duitse minister van Propaganda Goebbels liet op een jubileumzegel van het Britse konink lijk paar Stalin de plaats innemen van koningin Elizabeth. Een symbool van de koninklijke waardigheid werd vervangen door een Davidsster met hamer en sikkel. Onder- en boven inschrift werden vervangen door Sovjet-Republiek Brittannië en de datum en plaats van de geallieerde conferentie van Churchill, Roosevelt en Stalin. zou wel waardeloos zijn. Kort daarop las hij dat de oudste postzegel uit 1840 zou dateren en op de brief in het kerkboek stond een stempel van 20 fe bruari 1839. Onmiddellijk roerde hij de grote trom. Deskundigen verklaarden dat de zegel ongetwijfeld echt moest zijn. De oudste postzegel ter wereld was ontdekt! De Londense filatelist Essberger bood tweeëntwintigduizend pond sterling voor de brief. Hij stelde alleen als voorwaarde dat een raad van zes Londense postzegelhandelaren de brief zou onderzoeken. Onder voorzit terschap van de bekende expert Robson Lowe verklaarde die commissie zegel en brief vals. Herr Gmeiner kon on- verrichterzake naar Klagenfurt terug keren. Het enige wat hij daar vond was een verzoek van de belastingautori teiten om een bedrag van tweehonderd tachtigduizend schilling te betalen. Bij de belasting had men ook de krant ge lezen en meteen maar een aanslag voor vermogensaanwas doen uitschrij ven (Volgende aflevering: De beroemde Guyana een cents zegel)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 17