SHIRLEY
Doen wij Grimbeert de das om!
PANDA EN DE MEESTER-LEERLING
De zieke paarden van Venetië
Ons vervolgverhaal
door Charlotte Brotitë
Russische dierproeven
met kankervirus
m
Wreed volksvermaak bedreigt laatste
resten van dassenstand in Nederland
Tol der jacht
Dassenclubs
Redding mogelijk?
Reservaten
Antieke kunstschatten bedreigd door
gif gas der vooruitgang"
WOENSDAG 14 OKTOBER 1964
Tegenoffensief
Bronskanker
„Slopende" ziekte..,
311
Vreselijke teleurstelling! scherpe
smart! Eerst wilde het verlangende
meisje niet aan de verandering gelo
ven, al zag en voelde zij haar. Het
was moeilijk haar hand uit de zijne
terug te trekken voordat hij tenmin
ste iets als een vriendelijke druk had
gegeven; het was moeilijk haar ogen
van hem af, te wenden voordat hij
iets meer en hartelijkers in zijn uit
drukking had gelegd dan dat koele
welkom.
Een minnaar, die op deze wijze te
leurgesteld wordt, kan zijn mond
opendoen en om een verklaring vra
gen; een minnares kan niets zeggen;
als zij dat deed zou dit schande en
pijn betekenen, innerlijk berouw over
het zelfverraad. De natuur zou zulk
een vertoon als een opstand tegen
haar instincten brandmerken en zou
er later een wraakzuchtige straf op
stellen door de banblikken van de
zelfkritiek, die haar plotseling in het
geheim zou treffen. Neem de zaak
maar zoals je het ziet; stel geen vra
gen; protesteer niet: dat is het ver
standigste voor je. Je verwachtte
brood, en je kreeg een steen; bijt er
je tanden maar op stuk en schreeuw
niet omdat je zenuwen gefolterd wor
den: twijfel er niet aan dat je geeste
lijke maag als je zoiets bezit zo
sterk is als die van een struisvogel:
de steen zal verteerd worden. Je hield
je hand op voor een ei en het lot
legde er een schorpioen in. Laat geen
verbijstering blijken: klem je vingers
stevig om het geschenk; laat hem
door je handpalm heen steken. Het
doet er niet toe; nadat je hand of je
arm opgezwollen zijn en een tijdlang
getrild hebben door deze marteling,
zal ten slotte de fijngeknepen schor
pioen dood zijn en dan zul je de grote
les geleerd hebben hoe je zonder
snikken pijn kunt verdragen. In de
hele rest van je leven zul je als je
de proef doorstaat men zegt dat
sommigen er aan sterven sterker
zijn, wijzer en minder weekhartig.
Daar ben je je nu misschien nog niet
van bewust en dus kun je geen moed
putten uit deze hoop. Maar, zoals al
gezegd is, de natuur is een goede
vriendin in zulke gevallen; zij ver
zegelt de lippen, verbiedt klachten,
beveelt een onbewogen houding, een
houding die vaak in het begin rustig
en vrolijk lijkt, daarna in smart en
een bleek gezicht overgaat, dan ver
dwijnt en een gemakkelijk stoïcisme
achterlaat, dat versterkend is juist
omdat het voor een deel bitter is.
Voor een deel bitter! Is dat ver
keerd? Neen zo moet het zijn, bit
terheid geeft kracht het is een op
wekkend middel. Zoete, milde kracht
ten gevolge van een hevig lijden,
vindt men nergens; het praten erover
is zelfbedrog. Misschien volgt een
apathische uitputting op de pijniging;
indien er energie over blijft, zal dat
zijn een vreselijke energie, wan
neer zij tegenover onrecht komt te
staan.
Wie heeft de ballade van Arme
Mary Lee gelezen? die oude Schot
se ballade van ik weet niet hoe lang
geleden door een onbekende geschre
ven. Mary was slecht behandeld
waarschijnlijk omdat men haar een
waarheid liet geloven, die een leugen
was: zij beklaagt zich niet, maar zij
zit alleen in een sneeuwstorm en men
hoort wat zij denkt. Het zijn niet de
gedachten van een romanheldin in
haar omstandigheden, maar die van
een warm-voelend, in haar eer ge
kwetst boerenmeisje. Het verdriet
heeft haar uit het hoekje van de
haard naar de ijskoude, met sneeuw
bedekte heuvels gedreven; hurkend
onder een koude hoop sneeuw, denkt
zij aan allerlei verschrikkingen, zij
haat hen, maar „nog meer haat zij
Robin-a-Ree."
Oh' ance I liver happily, by yon
bonnie bum
The warld was in love wi' me;
But now I maun sit 'neath the
cauld drift and mourn,
And curse black Robin-a-Ree!
Then wudder awa', thou bitter
biting blast,
And sough through the scrunty
tree,
And smoor me up in the snaw
fu'fast,
And ne'er let the sun me see!
Oh, never melt awa'thou wreath
o'snaw
That's sae kind in graving me;
But hide me frae the scom and
guffaw
O' villians like Robin-a-Ree!
Maar wat in de paar laatste blad
zijden gezegd is staat niet in verband
met de gevoelens van Caroline Hes-
stone of met de stand van zaken tus
sen haar en Robert Moore. Robert
had niets verkeerds tegenover haar
gedaan, hij had haar geen leugens
verteld, indien er iemand schuld had,
was zij het zelf. De verbittering die
uit haar geest druppelde moest en zou
op haar eigen hoofd terecht komen.
Zij had bemind zonder dat het haar
gevraagd was een natuurlijk, soms
een onvermijdelijk toeval, maar gela
den met verdriet.
Soms scheen het inderdaad dat
Robert op haar gesteld was maar
waarom? Omdat zij zo haar best had
gedaan hem te behagen kon hij, al
deed hij nog zo zijn best, er niets aan
doen dat hij gevoelens liet blijken die
zijn verstand afkeurde en zijn wil niet
aanvaardde. Hij stond op het punt
zich beslist los te maken van de ver
trouwelijke omgang met haar, omdat
hij zijn genegenheid niet onherstel
baar verwikkeld wenste en zich even
min, tegen zijn gezond verstand in,
in een huwelijk wilde laten trekken,
dat volgens hem onbezonnen was. Wat
moest zij nu doen? Toegegeven aan
haar gevoelens of ze overwinnen?
Hem nalopen of zich tegen zichzelf
keren? Indien zij zwak is, zal zij de
eerste uitweg kiezen, zij zal zijn
achting verspelen en hij zal een af
keer van haar krijgen; indien zij ver
standig is, zal zij meesteres zijn over
haar eigen leven en besluiten het ver
stoorde rijk van haar emoties te be
heersen en er leiding aan te geven.
Zij zal besluiten het leven rustig te
beschouwen, het te zien zoals het is;
zijn strenge waarheden ernstig te
overdenken en de ingewikkelde pro
blemen ervan nauwgezet en oplettend
te bestuderen.
Zij bleek wel wat verstand te heb
ben, want zij verliet Robert kalm, zon
der klachten of vragen, zonder een
spier te vertrekken of een traan te
storten en ging als gewoonlijk naar
Hortense voor haar lessen, en zonder
te blijven treuzelen ging zij op etens
tijd naar huis. Toen zij gegeten had
én zich alleen in de zitkamer van de
pastorie bevond, terwijl zij haar oom
zijn matig glas port liet drinken, was
de moeilijkheid die bij haar opkwam
en die haar bleef hinderen, „hoe moet
ik deze dag doorkomen?"
De vorige avond had zij gehoopt,
dat er een herhaling van gisteren zou
zijn dat de avond weer met Geluk
en met Robert doorgebracht zou wor
den; vanmorgen had zij haar vergis
sing ingezien en toch kon zij niet tot
rust komen, al was zij overtuigd dat
zij niet naar Hollow's Cottage terug
geroepen zou worden en dat zij
Moore niet weer zien zou.
Hij was dikwijls na de thee aan ko
men lopen om een uurtje met haar
oom door te brengen: de deurbel had
geklonken, zijn stem was te horen in
de gang juist in de schemering wan
neer zij zulk een genoegen niet ver
wachtte; en dat was twee maal ge
beurd nadat hij haar met een eigen
aardige terughouding behandeld had;
en ofschoon hij in de aanwezigheid
van haar oom zelden met haar sprak,
had hij haar onophoudelijk aangeke
ken terwijl hij gedurende zijn bezoek
tegenover haar werktafel zat: de wei
nige woorden, die hij tegen haar ge
zegd had, waren opbeurend; zijn ma
nier van afscheid nemen was harte
lijk. Hij zou nu kunnen komen van
avond, zei-de Valse Hoop: zij was er
bijna zeker van dat het een Valse
Hoop was, die haar dit influisterde en
toch luisterde zij ernaar.
Zij deed haar best om te lezen
haar gedachten dwaalden af; zij
trachtte te naaien iedere steek die
zij deed was een „ennuï", de bezig
heid was onverdragelijk vervelend;
zij maakte haar lessenaar open en
probeerde een Frans opstel te schrij
ven zij schreef niets dan fouten.
(Wordt vervolgd)
„GRIMBEERT" of „Grimbaart" de das de bijnaam van dit roofdier sinds
het aloude epos „Van den Vos Reynaerde" is sedert 1948 in ons land wettelijk
beschermd. Maar in die streken waar hij nog niet helemaal is uitgeroeid, wordt
hij nog altijd hevig vervolgd. Op alle mogelijke manieren wordt daar geprobeerd,
de das de das om te doen. „Het ruïneert onze akkers", zeggen vele boeren. Hij
is schadelijk voor het wild", zeggen talloze jagers. En met het geweer, met klem
men, strikken en vergiften zetten zij hun uitroeiingswerk voort.
HET OORDEEL van deze dassenhatende boeren en jagers berust op zeer
oude, diep ingekankerde, maar goeddeels onjuiste vooroordelen. Onderzoekers
hebben namelijk aangetoond dat de das voor de landbouw eerder nuttig dan
schadelijk is, en dat het dier enorm zou huishouden onder de konijnenstand (zoals
de jagers menen te weten) mag ook zeer worden betwijfeld, afgezien dan van
het feit dat hij wel eens jonge konijnen uit het nest opgraaft.
DE BEWIJZEN tegen de mening der ja
gers zijn verzameld in Zuid-Limburg, van
ouds het belangrijkste dassen-revier van
Nederland. In deze streek zijn konijnen
bijzonder overvloedig. En nu heeft men
ontdekt dat hier konijnen verblijven in
nog door dassen gebruikte „burchten'. Eén
keer heeft men met een fret niet minder
dan vijftig konijnen verjaagd uit een nog
door vele dassen bewoond ondergronds
gangenkasteel.
Zou de das dan werkelijk zo belust zijn
op konijnevlees?
Bovendien heeft men een andere won
derlijke ervaring opgedaan. Toen de ko
nijnenstand door mixomatose werd ge
teisterd, leefden er in en bij de dassen-
burchten nog talloze gezonde konijnen.
Wel is het waarschijnlijk dat de das on
der de, in zeer veel jachtvelden kunstmatig
opgevoerde fazantenstand, slachtoffers
maakt. En dat mag van veel jagers niet
„HET IS niet overdreven te stellen, dat,
een enkele uitzondering daargelaten, de
jacht in Nederland aansprakelijk is voor 't
verdwijnen van de das uit het grootste
deel van zijn areaal en van zijn sterke te
ruggang in het restant hiervan", zo meldt,
ietwat langademig, een rapport van het
Rivon het Rijksinstituut voor Veldbio-
logisch Onderzoek ten behoeve van het
Natuurbehoud. Deze instantie stelde in
1958 en 1959 een uitgebreid onderzoek in
naar de dassenstand in Nederland. Hoewel
vroeger duizenden dassen het oosten en
het zuiden van ons land bevolkten, schat
ten de rapporteurs hun aantal in 1960 niet
groter dan vier- tot zeshonderd. Maar
dankzij hun alarmerend rapport is nu ge
lukkig in breder kring belangstelling voor
de das gewekt. Een goed deel van de boe
ren en jagers heeft zijn standpunt herzien.
Inplaats van de das ijverig te vervolgen,
zorgen zij nu behoedzaam voor een af
doende bescherming van de op hun ter
reinen levende exemplaren. Het is waar
schijnlijk dat nu op vele plaatsen de „ont-
dassing" tot stilstand is gekomen en dat
op sommige punten, zeker in en om de
dassenreservaten, hun aantal zelfs toe
neemt", aldus het rapport.
TOCH WORDT de das, zijn wettelijke
bescherming ten spijt, ook nog altijd door
„liefhebbers" vervolgd. In Limburg ope
reren in de herfstmaanden nog talloze
„dassenclubs" die er op uit trekken om
dassen levend te vangen:
a. voor de vertoning van een bijzonder
wreed volksspel het „dassenbijten",
inrninnfüif¥¥if¥ifinf¥TnnrvYTnrrrn"
MOSKOV (AP) Volgens het Rus
sische persbureau Tass hebben Sovjet-
russische geleerden dieren immuun ge
maakt tegen het kankervirus.
De voorzitter van de Sovjet-Akade-
mie van medische wetenschappen, Niko
lai Blockhin, zou evenwel hebben ver
klaard, dat het nog te vroeg is om te
stellen dat de ontdekking van enig
praktisch belang is voor de behande
ling van menselijke kankerpatiënten.
De experimenten zijn door Gailna
Deichman in een instituut te Moskou
gedaan op pasgeboren hamsters en
ratten.
De dieren werden bij de geboorte met
het virus ingeënt. Zes maanden later
ontstond bij een op de drie een gezwel.
De experimenten werden herhaald,
maar ditmaal werden de dieren nog
maals met het virus ingeënt voor zich
tumoren begonnen te vormen. Alle die
ren bleven volgens Tass ditmaal ge
zond. Over de duur van de vermoede
lijke immuniteit viel evenwel in dit
stadium nog niets te zeggen.
Wli ^2^- t
lO» MA*TfN TOCN.Pt*
49 Ontdaan keerde Joris zich om en daar zag hij de
geheimzinnige grijsaard, die hem vanuit de spiegel boos
aanstaarde. „O.eh.hem", stamelde Joris. „Daar
l* de heer Wondril de Witte, als ik mij niet vergis.
„Demp uw stem een weinig, wat ik u bidden mag".
„Neen!", bulderde het spiegelbeeld met een stem, die
de glaasjes deed rinkelen. „Iedereen mag horen, wat
«en laaghartige duisterling gij zijt! Ge hebt de mees-
tersteen misbruikt voor zwarte doeleinden.' Ge hebt
juwelen verduisterd! Hedennacht hebt geMet een
sprong was Joris bij de spiegel en keerde deze om.
„Dit is onduldbaar!", riep hij een kelner toe, die met
knipperende ogen stond toe te kijken. „Ik wens niet
langer door uw spiegels beschuldigd te worden. Geen
minuut blijf ik hier langer. Foei! Hoe durft ge er meu
bels op na te houden, die zo beledigend zijn voor uw
klanten!" Maar ondanks deze ferme taal icon hij de
indruk niet wegnemen, die de beschuldigingen van
Wondril de Witte op de aanwezigen hadden gemaakt.
Van alle kanten werden wantrouwende blikken op hem
geworpen. „Ik kan thans beter schielijk verdwijnen",
dacht Joris. „Men bekijkt mij, alsof men mij vragen
wil stellen en daar ben ik nu echt niet voor in de
stemming". Hij greep zijn hoed en stok en haastte
zich naar de uitgang.
waarbij twee honden op een das worden
losgelaten om dat dier in een zo kort mo
gelijk durende strijd te verscheuren;
b. voor de consumptie
c. voor de sport van het vangen alleen.
DE AANTALLEN dassen die op deze
manier sneuvelen, zijn bijzonder hoog. Een
Limburgse dassenvanger doodde in het
seizoen '57-'58 24 en in '58-'59 16 dassen.
Ingewijden schatten het aantal in 1959
gevangen dassen in het Geuldal ten zuid
oosten van Valkenburg op vijftig tot zes
tig. Alleen in Zuid-Limburg kan de das
senstand zo'n enorme klap te boven ko
men. Elders in ons land zou zelfs het van
gen van enkele exemplaren de totale uit
roeiing van de soort aldaar betekenen.
Hoewel de das in het gehele gebied ten
noorden van de Rijn is verdwenen (een
enkele enclave in Overijssel uitgezonderd)
kan hij nog voor de Nederlandse fauna
worden behouden. In Noord-Brabant bij
voorbeeld leven nog restanten in het uiter
ste westen, ten zuiden van Breda en Til
burg, ten zuiden van Den Bosch en ten
oosten van Oss. Bovendien bestaan er nog
kleine populaties in de oostelijke streek
van deze provincie, waar de Maas de Bra
bants-Limburgse grens vormt. In Zuid-
Limburg en in enkele kleine gebieden
langs de Maas leven ook nog redelijke aan
tallen.
De mens is daar zijn grootste vijand.
Ontginningen, bouw van zomerhuisjes,
aanleg van wegen en militaire oefenter
reinen, het verkeer, het gebruik van in
secticiden en bosbouwkundige maatregelen
zijn, naast de vervolging van een aantal
kwaadwillige boeren en jagers èn de das
senclubs, belangrijke oorzaken van de uit
dunning van de dassenstand.
HET MINISTERIE van O., K. en W.
toont de laatste jaren grote belangstelling
voor Grimbeert. In Limburg heeft het al
een tiental reservaten gesticht. Het is zaak
dat aantal, ook in andere delen van het
land, snel uit te breiden. Wel moet er
daarbij op worden gelet dat men de juiste
bewaker aanstelt. Want ook in dit opzicht
heeft men vreemde ervaringen opgedaan.
Aan de zuidoostrand van de Veluwe bij
voorbeeld leefden op een terrein van de
Vereniging tot Behoud van Natuurmonu
menten de laatste dassen van deze streek.
Er werden zelfs regelmatig dieren van el
ders heengebracht. Toch liep het aantal
terug. In 1957 telde men nog slechts één
exemplaar. Bij een grondig onderzoek ont
dekten de beheerders dat de bewaker,
jachtopziener van beroep en daarom
slachtoffer van het diepgewortelde mis
verstand dat dassen zeer schadelijk zijn,
ARTIS heeft onlangs twee die
ren aan zijn collectie kunnen toe
voegen: uit Boedapest kreeg het
door ruiling een dassenpaartje in
zijn bezit.
Vroeger kwam dit watervlugge
roofdier in Gelderland, Noord-
Brabant en Limburg veelvuldig en
in Groningen, Friesland, Drente,
Overijssel en Utrecht schaarser
voor. Maar boven de grote rivieren
is de das nu vrijwel uitgeroeid en
ook in de zuidelijke provincies is
hij een zeldzame verschijning ge
worden.
„Als er in ons land nog vier- tot
zeshonderd dassen leven, mogen
we niet klagen" menen de deskun
digen van Artis. Zij zijn daarom
blij sinds kort een paartje onder
hun veilige hoede te hebben.
Want nog steeds is de dassenbe-
volking in ons land, hoewel zij
sinds 1948 wettelijk wordt be
schermd, in groot gevaar. In het
zuiden van ons land wordt de das
nog altijd door velen belaagd: met
illegale middelen. De biologen zijn
daarom met zorg vervuld.
Waarom wordt er zo'n verbeten
jacht gemaakt op dit roofdier?
U leest hierover in bijgaand
artikel.
óók in het reservaat korte metten maakte
met de dieren
Ja wie een hekel heeft aan de das,
geneest er niet snel van. De onderzoe
kers van het Rivon zijn ervan overtuigd
dat de das in vele streken ten onrechte
is uitgeroeid. Het bewijs: de meeste
klachten over door dassen aangerichte
schade hoorden zij in die gebieden waar
de das bepaald zeldzaam is. In streken
waar hij nog in flinke aantallen leeft,
werd zelden schade gemeld.
Voor de onderzoekers een reden nu
na te gaan of de das in de ene streek
soms wel, en in de andere geen kwaad
doet. Dick J. Dijs
(Van onze correspondent)
ROME. Wie wel eens in de Dogenstad geweest is, zal
zeggen: maar in Venetië zijn helemaal geen paarden, hoe
kunnen ze dan ziek zijn? Het gaat ook niet om gewone
paarden van vlees en bloed, maar om kunstwerken van
unieke waarde: vier antiek-Griekse paarden uit brons.
Bronzen beelden uit de Romeinse, en vooral uit de Griekse
oudheid zijn bijzonder schaars. Een Grieks vierspan uit brons
is er maar één en dat prijkt boven de hoofdingang van de
San Marcokerk te Venetië. Het werd vervaardigd in de tijd
van Alexander de Grote, sierde later in Rome de niet meer
bestaande triomfbogen van Nero, daarna van Trajanus, en
werd na de val van het Westromeinse rijk naar Byzantium
(Constantinopel) overgebracht. Toen die stad bij de vierde
kruistocht, al was het dan een christelijke stad, door de
kruisvaarders in brand werd gestoken, hadden de bronzen
paarden het aan hun zeer hoge standplaats te danken, dat
ze intact bleven. De Venetianen hebben ze toen als krijgsbuit
meegenomen. Napoleon liet ze naar Parijs overbrengen, maar
in 1815 kwamen ze weer op hun oude plaats in Venetië terug.
Wat is er nu met die paarden aan de
hand? Het gaat om het probleem van de
verontreiniging van de dampkring. Tij
dens een wetenschappelijk congres te Cag-
liari heeft prof. Condorelli verklaard, dat
de toestand in de grote steden zo ernstig
is geworden, dat wanneer iemand zich
gedurende drie uren op een werkelijk druk
verkeerspunt in een grote stad zou op
houden, hij een vergiftiging oploopt die
het weerstandsvermogen van het mense
lijk organisme met 40 percent te boven
gaat. Een verblijf van een volle week in
de frisse lucht op het platteland zou nog
niet voldoende zijn om de toegebrachte
schade te herstellen.
Maar mensen kunnen zich verplaatsen
en zijn dus niet verplicht zich constant
aan de giftige uitlaatgassen van auto's en
dampen van chemische bedrijven bloot te
stellen. Met kunstwerken is het heel an
ders gesteld. In Italië, dat in feite een
groot cultuurmuseum is, maakt men zich
over het bewaren van de oude kunstschat
ten de grootste zorgen. Wandschilderingen
uit de dertiende en veertiende eeuw, die
dertig, veertig jaar geleden nog volkomen
gaaf waren, zijn plotseling „ziek' gewor
den, ze verpulveren en vallen van de
muren. Het marmer zowel als de bronzen
reliëfs van de wereldberoemde toren van
Giot.to, waren twintig jaar geleden nog in
uitstekende staat. Thans zijn ze ernstig
aangetast. In Padua heeft men kort na de
oorlog de wandschilderijen van Giotto,
zijn meest beroemde werken, zeer vak
kundig doen restaureren. Zij lijken thans
onherroepelijk verloren te zijn. De ruïnes
der Romeinse oudheid in Pompei', Hercula-
neum, maar vooral in Rome zelf brokke
len af en verpulveren. Maar hetzelfde
geldt voor barokke kerken, die nog slechts
enkele eeuwen oud zijn. De schade die
aan Italië wordt berokkend door de uit
laatgassen is een heel, heel groot veel
voud van de waarde van het gehele auto
park der natie. En natuurlijk is er geen
sprake van, dat men over de fondsen be
schikt om dat alles in behoorlijke staat
te houden.
DAT WIL natuurlijk niet zeggen, dat
men bij de pakken neerzit. Het is duide
lijk, dat het eigenlijke werk van de restau
rateur een vak, waarin Italianen uitmun
ten hier plaats moet maken voor een
zuiver technische, in de meeste gevallen
waarschijnlijk chemische procedure om
de kunstwerken in stand te houden. Al is
Italië het land dat uit hoofde van zijn rijk
kunstbezit bij deze zaak het meeste be
lang heeft, alle andere landen zijn er na
tuurlijk evenzeer bij gemoeid. Het gevolg
van deze situatie is het besluit om een
serie grote internationale congressen te
houden, waarbij zal worden nagegaan wel
ke hulpmiddelen de techniek heeft aan te
bieden om het dreigende verlies van ons
bezit aan oude cultuurmonumenten te ver
hoeden. Het zal niemand verbazen, dat
daar een gehele reeks van congressen voor
nodig is. Men bedenke daarbij dat kunst
werken uit allerlei materiaal kunnen be
staan. Er moeten dus maatregelen ontwor
pen worden voor gebouwen uit natuur
steen, gebouwen uit baksteen, gebouwen of
beelden uit marmer, bronzen beelden en
voorwerpen, tapijten, wandschilderingen,
schilderijen op doek of op hout, hout
sculpturen enz. want helaas zijn in korte
tijd praktisch alle kunstwerken, voorzover
zij zich niet in afgelegen plaatsjes bevin
den, in meer of mindere mate „ziek" ge
worden.
HET MEESTE zorg maakte men zich
over voorwerpen van brons. Vandaar dat
vorige week in het middeleeuwse stadje
Spoleto een internationaal congres van
technici op het gebied van „brons en niet-
ijzerhoudende, in de oudheid verwerkte
metalen" is gehouden: een bijzonder be
langrijk en heel groot congres. De mate
rie is zo omvattend dat niemand het ge
heel kan overzien en dus zijn er verschil
lende secties. Later zullen er, ook in an
dere landen soortgelijke congressen worden
gehouden over kunstwerken in marmer,
in baksteen, wandschilderingen enz. Het
congres van Spoleto werd ingeleid door
vijftien personen, die in de verschillende
secties verslag uitbrachten over hun be
vindingen. Daarna ging men naar Venetië.
Aldaar waren monsters genomen van het
brons der paarden, zodat een microsco
pisch en scheikundig onderzoek kon wor
den ingesteld. De resultaten zijn bijzonder
ernstig gebleken. De aanwezigheid, op en
kele kilometers afstand van het San Mar-
coplein, van een groot industriecentrum
als Marghera (op het vasteland, maar
vlak bij Venetië) heeft de dampkring der
mate besmet dat de antieke bronzen ern
stig zijn aangetast door wat men popu
lair de bronskanker noemt.
ZOALS ALLE antieke bronzen beelden
waren de vier paarden nadat zij op het
eiland Chios gegoten waren, overdekt met
een dunne laag verguldsel (echt goud)
waarbij echter enkele kleine stukjes onbe
dekt waren gebleven. Daarna is nog een
tweede laag verguldsel aangebracht, die
het euvel niet verhielp. Het gouden laagje
heeft door de eeuwen heen de beelden be
schermd tegen de invloed van weer en
wind, maar tegen de gifgassen was het niet
bestand. Het schijnt dat de sporen van de
ziekte in de beelden zijn doorgedrongen
door de microscopisch kleine puntjes,
waar het goud ontbreekt. Vandaar heeft
de ziekte overal diep in het brons is in
gevreten, ook daar waar de goudlaag
schijnbaar intact is. Professor France-La-
hord, die nog zeer onlangs de paarden had
onderzocht was diep ontdaan: „Nooit heb
ik de paarden in zulk een ernstige toestand
gezien. Het kwaad vreet razend snel
voort". Het schijnt dat de moleculen zich
ontbinden, hetgeen op den duur ertoe zou
leiden dat de beelden eenvoudig in wat
waardeloos stof uiteen zouden vallen.