SHIRLEY Doen wij Grimbeert de das om! PANDA EN DE MEESTER-LEERLING De zieke paarden van Venetië Ons vervolgverhaal door Charlotte Brotitë Russische dierproeven met kankervirus m Wreed volksvermaak bedreigt laatste resten van dassenstand in Nederland Tol der jacht Dassenclubs Redding mogelijk? Reservaten Antieke kunstschatten bedreigd door gif gas der vooruitgang" WOENSDAG 14 OKTOBER 1964 Tegenoffensief Bronskanker „Slopende" ziekte.., 311 Vreselijke teleurstelling! scherpe smart! Eerst wilde het verlangende meisje niet aan de verandering gelo ven, al zag en voelde zij haar. Het was moeilijk haar hand uit de zijne terug te trekken voordat hij tenmin ste iets als een vriendelijke druk had gegeven; het was moeilijk haar ogen van hem af, te wenden voordat hij iets meer en hartelijkers in zijn uit drukking had gelegd dan dat koele welkom. Een minnaar, die op deze wijze te leurgesteld wordt, kan zijn mond opendoen en om een verklaring vra gen; een minnares kan niets zeggen; als zij dat deed zou dit schande en pijn betekenen, innerlijk berouw over het zelfverraad. De natuur zou zulk een vertoon als een opstand tegen haar instincten brandmerken en zou er later een wraakzuchtige straf op stellen door de banblikken van de zelfkritiek, die haar plotseling in het geheim zou treffen. Neem de zaak maar zoals je het ziet; stel geen vra gen; protesteer niet: dat is het ver standigste voor je. Je verwachtte brood, en je kreeg een steen; bijt er je tanden maar op stuk en schreeuw niet omdat je zenuwen gefolterd wor den: twijfel er niet aan dat je geeste lijke maag als je zoiets bezit zo sterk is als die van een struisvogel: de steen zal verteerd worden. Je hield je hand op voor een ei en het lot legde er een schorpioen in. Laat geen verbijstering blijken: klem je vingers stevig om het geschenk; laat hem door je handpalm heen steken. Het doet er niet toe; nadat je hand of je arm opgezwollen zijn en een tijdlang getrild hebben door deze marteling, zal ten slotte de fijngeknepen schor pioen dood zijn en dan zul je de grote les geleerd hebben hoe je zonder snikken pijn kunt verdragen. In de hele rest van je leven zul je als je de proef doorstaat men zegt dat sommigen er aan sterven sterker zijn, wijzer en minder weekhartig. Daar ben je je nu misschien nog niet van bewust en dus kun je geen moed putten uit deze hoop. Maar, zoals al gezegd is, de natuur is een goede vriendin in zulke gevallen; zij ver zegelt de lippen, verbiedt klachten, beveelt een onbewogen houding, een houding die vaak in het begin rustig en vrolijk lijkt, daarna in smart en een bleek gezicht overgaat, dan ver dwijnt en een gemakkelijk stoïcisme achterlaat, dat versterkend is juist omdat het voor een deel bitter is. Voor een deel bitter! Is dat ver keerd? Neen zo moet het zijn, bit terheid geeft kracht het is een op wekkend middel. Zoete, milde kracht ten gevolge van een hevig lijden, vindt men nergens; het praten erover is zelfbedrog. Misschien volgt een apathische uitputting op de pijniging; indien er energie over blijft, zal dat zijn een vreselijke energie, wan neer zij tegenover onrecht komt te staan. Wie heeft de ballade van Arme Mary Lee gelezen? die oude Schot se ballade van ik weet niet hoe lang geleden door een onbekende geschre ven. Mary was slecht behandeld waarschijnlijk omdat men haar een waarheid liet geloven, die een leugen was: zij beklaagt zich niet, maar zij zit alleen in een sneeuwstorm en men hoort wat zij denkt. Het zijn niet de gedachten van een romanheldin in haar omstandigheden, maar die van een warm-voelend, in haar eer ge kwetst boerenmeisje. Het verdriet heeft haar uit het hoekje van de haard naar de ijskoude, met sneeuw bedekte heuvels gedreven; hurkend onder een koude hoop sneeuw, denkt zij aan allerlei verschrikkingen, zij haat hen, maar „nog meer haat zij Robin-a-Ree." Oh' ance I liver happily, by yon bonnie bum The warld was in love wi' me; But now I maun sit 'neath the cauld drift and mourn, And curse black Robin-a-Ree! Then wudder awa', thou bitter biting blast, And sough through the scrunty tree, And smoor me up in the snaw fu'fast, And ne'er let the sun me see! Oh, never melt awa'thou wreath o'snaw That's sae kind in graving me; But hide me frae the scom and guffaw O' villians like Robin-a-Ree! Maar wat in de paar laatste blad zijden gezegd is staat niet in verband met de gevoelens van Caroline Hes- stone of met de stand van zaken tus sen haar en Robert Moore. Robert had niets verkeerds tegenover haar gedaan, hij had haar geen leugens verteld, indien er iemand schuld had, was zij het zelf. De verbittering die uit haar geest druppelde moest en zou op haar eigen hoofd terecht komen. Zij had bemind zonder dat het haar gevraagd was een natuurlijk, soms een onvermijdelijk toeval, maar gela den met verdriet. Soms scheen het inderdaad dat Robert op haar gesteld was maar waarom? Omdat zij zo haar best had gedaan hem te behagen kon hij, al deed hij nog zo zijn best, er niets aan doen dat hij gevoelens liet blijken die zijn verstand afkeurde en zijn wil niet aanvaardde. Hij stond op het punt zich beslist los te maken van de ver trouwelijke omgang met haar, omdat hij zijn genegenheid niet onherstel baar verwikkeld wenste en zich even min, tegen zijn gezond verstand in, in een huwelijk wilde laten trekken, dat volgens hem onbezonnen was. Wat moest zij nu doen? Toegegeven aan haar gevoelens of ze overwinnen? Hem nalopen of zich tegen zichzelf keren? Indien zij zwak is, zal zij de eerste uitweg kiezen, zij zal zijn achting verspelen en hij zal een af keer van haar krijgen; indien zij ver standig is, zal zij meesteres zijn over haar eigen leven en besluiten het ver stoorde rijk van haar emoties te be heersen en er leiding aan te geven. Zij zal besluiten het leven rustig te beschouwen, het te zien zoals het is; zijn strenge waarheden ernstig te overdenken en de ingewikkelde pro blemen ervan nauwgezet en oplettend te bestuderen. Zij bleek wel wat verstand te heb ben, want zij verliet Robert kalm, zon der klachten of vragen, zonder een spier te vertrekken of een traan te storten en ging als gewoonlijk naar Hortense voor haar lessen, en zonder te blijven treuzelen ging zij op etens tijd naar huis. Toen zij gegeten had én zich alleen in de zitkamer van de pastorie bevond, terwijl zij haar oom zijn matig glas port liet drinken, was de moeilijkheid die bij haar opkwam en die haar bleef hinderen, „hoe moet ik deze dag doorkomen?" De vorige avond had zij gehoopt, dat er een herhaling van gisteren zou zijn dat de avond weer met Geluk en met Robert doorgebracht zou wor den; vanmorgen had zij haar vergis sing ingezien en toch kon zij niet tot rust komen, al was zij overtuigd dat zij niet naar Hollow's Cottage terug geroepen zou worden en dat zij Moore niet weer zien zou. Hij was dikwijls na de thee aan ko men lopen om een uurtje met haar oom door te brengen: de deurbel had geklonken, zijn stem was te horen in de gang juist in de schemering wan neer zij zulk een genoegen niet ver wachtte; en dat was twee maal ge beurd nadat hij haar met een eigen aardige terughouding behandeld had; en ofschoon hij in de aanwezigheid van haar oom zelden met haar sprak, had hij haar onophoudelijk aangeke ken terwijl hij gedurende zijn bezoek tegenover haar werktafel zat: de wei nige woorden, die hij tegen haar ge zegd had, waren opbeurend; zijn ma nier van afscheid nemen was harte lijk. Hij zou nu kunnen komen van avond, zei-de Valse Hoop: zij was er bijna zeker van dat het een Valse Hoop was, die haar dit influisterde en toch luisterde zij ernaar. Zij deed haar best om te lezen haar gedachten dwaalden af; zij trachtte te naaien iedere steek die zij deed was een „ennuï", de bezig heid was onverdragelijk vervelend; zij maakte haar lessenaar open en probeerde een Frans opstel te schrij ven zij schreef niets dan fouten. (Wordt vervolgd) „GRIMBEERT" of „Grimbaart" de das de bijnaam van dit roofdier sinds het aloude epos „Van den Vos Reynaerde" is sedert 1948 in ons land wettelijk beschermd. Maar in die streken waar hij nog niet helemaal is uitgeroeid, wordt hij nog altijd hevig vervolgd. Op alle mogelijke manieren wordt daar geprobeerd, de das de das om te doen. „Het ruïneert onze akkers", zeggen vele boeren. Hij is schadelijk voor het wild", zeggen talloze jagers. En met het geweer, met klem men, strikken en vergiften zetten zij hun uitroeiingswerk voort. HET OORDEEL van deze dassenhatende boeren en jagers berust op zeer oude, diep ingekankerde, maar goeddeels onjuiste vooroordelen. Onderzoekers hebben namelijk aangetoond dat de das voor de landbouw eerder nuttig dan schadelijk is, en dat het dier enorm zou huishouden onder de konijnenstand (zoals de jagers menen te weten) mag ook zeer worden betwijfeld, afgezien dan van het feit dat hij wel eens jonge konijnen uit het nest opgraaft. DE BEWIJZEN tegen de mening der ja gers zijn verzameld in Zuid-Limburg, van ouds het belangrijkste dassen-revier van Nederland. In deze streek zijn konijnen bijzonder overvloedig. En nu heeft men ontdekt dat hier konijnen verblijven in nog door dassen gebruikte „burchten'. Eén keer heeft men met een fret niet minder dan vijftig konijnen verjaagd uit een nog door vele dassen bewoond ondergronds gangenkasteel. Zou de das dan werkelijk zo belust zijn op konijnevlees? Bovendien heeft men een andere won derlijke ervaring opgedaan. Toen de ko nijnenstand door mixomatose werd ge teisterd, leefden er in en bij de dassen- burchten nog talloze gezonde konijnen. Wel is het waarschijnlijk dat de das on der de, in zeer veel jachtvelden kunstmatig opgevoerde fazantenstand, slachtoffers maakt. En dat mag van veel jagers niet „HET IS niet overdreven te stellen, dat, een enkele uitzondering daargelaten, de jacht in Nederland aansprakelijk is voor 't verdwijnen van de das uit het grootste deel van zijn areaal en van zijn sterke te ruggang in het restant hiervan", zo meldt, ietwat langademig, een rapport van het Rivon het Rijksinstituut voor Veldbio- logisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud. Deze instantie stelde in 1958 en 1959 een uitgebreid onderzoek in naar de dassenstand in Nederland. Hoewel vroeger duizenden dassen het oosten en het zuiden van ons land bevolkten, schat ten de rapporteurs hun aantal in 1960 niet groter dan vier- tot zeshonderd. Maar dankzij hun alarmerend rapport is nu ge lukkig in breder kring belangstelling voor de das gewekt. Een goed deel van de boe ren en jagers heeft zijn standpunt herzien. Inplaats van de das ijverig te vervolgen, zorgen zij nu behoedzaam voor een af doende bescherming van de op hun ter reinen levende exemplaren. Het is waar schijnlijk dat nu op vele plaatsen de „ont- dassing" tot stilstand is gekomen en dat op sommige punten, zeker in en om de dassenreservaten, hun aantal zelfs toe neemt", aldus het rapport. TOCH WORDT de das, zijn wettelijke bescherming ten spijt, ook nog altijd door „liefhebbers" vervolgd. In Limburg ope reren in de herfstmaanden nog talloze „dassenclubs" die er op uit trekken om dassen levend te vangen: a. voor de vertoning van een bijzonder wreed volksspel het „dassenbijten", inrninnfüif¥¥if¥ifinf¥TnnrvYTnrrrn" MOSKOV (AP) Volgens het Rus sische persbureau Tass hebben Sovjet- russische geleerden dieren immuun ge maakt tegen het kankervirus. De voorzitter van de Sovjet-Akade- mie van medische wetenschappen, Niko lai Blockhin, zou evenwel hebben ver klaard, dat het nog te vroeg is om te stellen dat de ontdekking van enig praktisch belang is voor de behande ling van menselijke kankerpatiënten. De experimenten zijn door Gailna Deichman in een instituut te Moskou gedaan op pasgeboren hamsters en ratten. De dieren werden bij de geboorte met het virus ingeënt. Zes maanden later ontstond bij een op de drie een gezwel. De experimenten werden herhaald, maar ditmaal werden de dieren nog maals met het virus ingeënt voor zich tumoren begonnen te vormen. Alle die ren bleven volgens Tass ditmaal ge zond. Over de duur van de vermoede lijke immuniteit viel evenwel in dit stadium nog niets te zeggen. Wli ^2^- t lO» MA*TfN TOCN.Pt* 49 Ontdaan keerde Joris zich om en daar zag hij de geheimzinnige grijsaard, die hem vanuit de spiegel boos aanstaarde. „O.eh.hem", stamelde Joris. „Daar l* de heer Wondril de Witte, als ik mij niet vergis. „Demp uw stem een weinig, wat ik u bidden mag". „Neen!", bulderde het spiegelbeeld met een stem, die de glaasjes deed rinkelen. „Iedereen mag horen, wat «en laaghartige duisterling gij zijt! Ge hebt de mees- tersteen misbruikt voor zwarte doeleinden.' Ge hebt juwelen verduisterd! Hedennacht hebt geMet een sprong was Joris bij de spiegel en keerde deze om. „Dit is onduldbaar!", riep hij een kelner toe, die met knipperende ogen stond toe te kijken. „Ik wens niet langer door uw spiegels beschuldigd te worden. Geen minuut blijf ik hier langer. Foei! Hoe durft ge er meu bels op na te houden, die zo beledigend zijn voor uw klanten!" Maar ondanks deze ferme taal icon hij de indruk niet wegnemen, die de beschuldigingen van Wondril de Witte op de aanwezigen hadden gemaakt. Van alle kanten werden wantrouwende blikken op hem geworpen. „Ik kan thans beter schielijk verdwijnen", dacht Joris. „Men bekijkt mij, alsof men mij vragen wil stellen en daar ben ik nu echt niet voor in de stemming". Hij greep zijn hoed en stok en haastte zich naar de uitgang. waarbij twee honden op een das worden losgelaten om dat dier in een zo kort mo gelijk durende strijd te verscheuren; b. voor de consumptie c. voor de sport van het vangen alleen. DE AANTALLEN dassen die op deze manier sneuvelen, zijn bijzonder hoog. Een Limburgse dassenvanger doodde in het seizoen '57-'58 24 en in '58-'59 16 dassen. Ingewijden schatten het aantal in 1959 gevangen dassen in het Geuldal ten zuid oosten van Valkenburg op vijftig tot zes tig. Alleen in Zuid-Limburg kan de das senstand zo'n enorme klap te boven ko men. Elders in ons land zou zelfs het van gen van enkele exemplaren de totale uit roeiing van de soort aldaar betekenen. Hoewel de das in het gehele gebied ten noorden van de Rijn is verdwenen (een enkele enclave in Overijssel uitgezonderd) kan hij nog voor de Nederlandse fauna worden behouden. In Noord-Brabant bij voorbeeld leven nog restanten in het uiter ste westen, ten zuiden van Breda en Til burg, ten zuiden van Den Bosch en ten oosten van Oss. Bovendien bestaan er nog kleine populaties in de oostelijke streek van deze provincie, waar de Maas de Bra bants-Limburgse grens vormt. In Zuid- Limburg en in enkele kleine gebieden langs de Maas leven ook nog redelijke aan tallen. De mens is daar zijn grootste vijand. Ontginningen, bouw van zomerhuisjes, aanleg van wegen en militaire oefenter reinen, het verkeer, het gebruik van in secticiden en bosbouwkundige maatregelen zijn, naast de vervolging van een aantal kwaadwillige boeren en jagers èn de das senclubs, belangrijke oorzaken van de uit dunning van de dassenstand. HET MINISTERIE van O., K. en W. toont de laatste jaren grote belangstelling voor Grimbeert. In Limburg heeft het al een tiental reservaten gesticht. Het is zaak dat aantal, ook in andere delen van het land, snel uit te breiden. Wel moet er daarbij op worden gelet dat men de juiste bewaker aanstelt. Want ook in dit opzicht heeft men vreemde ervaringen opgedaan. Aan de zuidoostrand van de Veluwe bij voorbeeld leefden op een terrein van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonu menten de laatste dassen van deze streek. Er werden zelfs regelmatig dieren van el ders heengebracht. Toch liep het aantal terug. In 1957 telde men nog slechts één exemplaar. Bij een grondig onderzoek ont dekten de beheerders dat de bewaker, jachtopziener van beroep en daarom slachtoffer van het diepgewortelde mis verstand dat dassen zeer schadelijk zijn, ARTIS heeft onlangs twee die ren aan zijn collectie kunnen toe voegen: uit Boedapest kreeg het door ruiling een dassenpaartje in zijn bezit. Vroeger kwam dit watervlugge roofdier in Gelderland, Noord- Brabant en Limburg veelvuldig en in Groningen, Friesland, Drente, Overijssel en Utrecht schaarser voor. Maar boven de grote rivieren is de das nu vrijwel uitgeroeid en ook in de zuidelijke provincies is hij een zeldzame verschijning ge worden. „Als er in ons land nog vier- tot zeshonderd dassen leven, mogen we niet klagen" menen de deskun digen van Artis. Zij zijn daarom blij sinds kort een paartje onder hun veilige hoede te hebben. Want nog steeds is de dassenbe- volking in ons land, hoewel zij sinds 1948 wettelijk wordt be schermd, in groot gevaar. In het zuiden van ons land wordt de das nog altijd door velen belaagd: met illegale middelen. De biologen zijn daarom met zorg vervuld. Waarom wordt er zo'n verbeten jacht gemaakt op dit roofdier? U leest hierover in bijgaand artikel. óók in het reservaat korte metten maakte met de dieren Ja wie een hekel heeft aan de das, geneest er niet snel van. De onderzoe kers van het Rivon zijn ervan overtuigd dat de das in vele streken ten onrechte is uitgeroeid. Het bewijs: de meeste klachten over door dassen aangerichte schade hoorden zij in die gebieden waar de das bepaald zeldzaam is. In streken waar hij nog in flinke aantallen leeft, werd zelden schade gemeld. Voor de onderzoekers een reden nu na te gaan of de das in de ene streek soms wel, en in de andere geen kwaad doet. Dick J. Dijs (Van onze correspondent) ROME. Wie wel eens in de Dogenstad geweest is, zal zeggen: maar in Venetië zijn helemaal geen paarden, hoe kunnen ze dan ziek zijn? Het gaat ook niet om gewone paarden van vlees en bloed, maar om kunstwerken van unieke waarde: vier antiek-Griekse paarden uit brons. Bronzen beelden uit de Romeinse, en vooral uit de Griekse oudheid zijn bijzonder schaars. Een Grieks vierspan uit brons is er maar één en dat prijkt boven de hoofdingang van de San Marcokerk te Venetië. Het werd vervaardigd in de tijd van Alexander de Grote, sierde later in Rome de niet meer bestaande triomfbogen van Nero, daarna van Trajanus, en werd na de val van het Westromeinse rijk naar Byzantium (Constantinopel) overgebracht. Toen die stad bij de vierde kruistocht, al was het dan een christelijke stad, door de kruisvaarders in brand werd gestoken, hadden de bronzen paarden het aan hun zeer hoge standplaats te danken, dat ze intact bleven. De Venetianen hebben ze toen als krijgsbuit meegenomen. Napoleon liet ze naar Parijs overbrengen, maar in 1815 kwamen ze weer op hun oude plaats in Venetië terug. Wat is er nu met die paarden aan de hand? Het gaat om het probleem van de verontreiniging van de dampkring. Tij dens een wetenschappelijk congres te Cag- liari heeft prof. Condorelli verklaard, dat de toestand in de grote steden zo ernstig is geworden, dat wanneer iemand zich gedurende drie uren op een werkelijk druk verkeerspunt in een grote stad zou op houden, hij een vergiftiging oploopt die het weerstandsvermogen van het mense lijk organisme met 40 percent te boven gaat. Een verblijf van een volle week in de frisse lucht op het platteland zou nog niet voldoende zijn om de toegebrachte schade te herstellen. Maar mensen kunnen zich verplaatsen en zijn dus niet verplicht zich constant aan de giftige uitlaatgassen van auto's en dampen van chemische bedrijven bloot te stellen. Met kunstwerken is het heel an ders gesteld. In Italië, dat in feite een groot cultuurmuseum is, maakt men zich over het bewaren van de oude kunstschat ten de grootste zorgen. Wandschilderingen uit de dertiende en veertiende eeuw, die dertig, veertig jaar geleden nog volkomen gaaf waren, zijn plotseling „ziek' gewor den, ze verpulveren en vallen van de muren. Het marmer zowel als de bronzen reliëfs van de wereldberoemde toren van Giot.to, waren twintig jaar geleden nog in uitstekende staat. Thans zijn ze ernstig aangetast. In Padua heeft men kort na de oorlog de wandschilderijen van Giotto, zijn meest beroemde werken, zeer vak kundig doen restaureren. Zij lijken thans onherroepelijk verloren te zijn. De ruïnes der Romeinse oudheid in Pompei', Hercula- neum, maar vooral in Rome zelf brokke len af en verpulveren. Maar hetzelfde geldt voor barokke kerken, die nog slechts enkele eeuwen oud zijn. De schade die aan Italië wordt berokkend door de uit laatgassen is een heel, heel groot veel voud van de waarde van het gehele auto park der natie. En natuurlijk is er geen sprake van, dat men over de fondsen be schikt om dat alles in behoorlijke staat te houden. DAT WIL natuurlijk niet zeggen, dat men bij de pakken neerzit. Het is duide lijk, dat het eigenlijke werk van de restau rateur een vak, waarin Italianen uitmun ten hier plaats moet maken voor een zuiver technische, in de meeste gevallen waarschijnlijk chemische procedure om de kunstwerken in stand te houden. Al is Italië het land dat uit hoofde van zijn rijk kunstbezit bij deze zaak het meeste be lang heeft, alle andere landen zijn er na tuurlijk evenzeer bij gemoeid. Het gevolg van deze situatie is het besluit om een serie grote internationale congressen te houden, waarbij zal worden nagegaan wel ke hulpmiddelen de techniek heeft aan te bieden om het dreigende verlies van ons bezit aan oude cultuurmonumenten te ver hoeden. Het zal niemand verbazen, dat daar een gehele reeks van congressen voor nodig is. Men bedenke daarbij dat kunst werken uit allerlei materiaal kunnen be staan. Er moeten dus maatregelen ontwor pen worden voor gebouwen uit natuur steen, gebouwen uit baksteen, gebouwen of beelden uit marmer, bronzen beelden en voorwerpen, tapijten, wandschilderingen, schilderijen op doek of op hout, hout sculpturen enz. want helaas zijn in korte tijd praktisch alle kunstwerken, voorzover zij zich niet in afgelegen plaatsjes bevin den, in meer of mindere mate „ziek" ge worden. HET MEESTE zorg maakte men zich over voorwerpen van brons. Vandaar dat vorige week in het middeleeuwse stadje Spoleto een internationaal congres van technici op het gebied van „brons en niet- ijzerhoudende, in de oudheid verwerkte metalen" is gehouden: een bijzonder be langrijk en heel groot congres. De mate rie is zo omvattend dat niemand het ge heel kan overzien en dus zijn er verschil lende secties. Later zullen er, ook in an dere landen soortgelijke congressen worden gehouden over kunstwerken in marmer, in baksteen, wandschilderingen enz. Het congres van Spoleto werd ingeleid door vijftien personen, die in de verschillende secties verslag uitbrachten over hun be vindingen. Daarna ging men naar Venetië. Aldaar waren monsters genomen van het brons der paarden, zodat een microsco pisch en scheikundig onderzoek kon wor den ingesteld. De resultaten zijn bijzonder ernstig gebleken. De aanwezigheid, op en kele kilometers afstand van het San Mar- coplein, van een groot industriecentrum als Marghera (op het vasteland, maar vlak bij Venetië) heeft de dampkring der mate besmet dat de antieke bronzen ern stig zijn aangetast door wat men popu lair de bronskanker noemt. ZOALS ALLE antieke bronzen beelden waren de vier paarden nadat zij op het eiland Chios gegoten waren, overdekt met een dunne laag verguldsel (echt goud) waarbij echter enkele kleine stukjes onbe dekt waren gebleven. Daarna is nog een tweede laag verguldsel aangebracht, die het euvel niet verhielp. Het gouden laagje heeft door de eeuwen heen de beelden be schermd tegen de invloed van weer en wind, maar tegen de gifgassen was het niet bestand. Het schijnt dat de sporen van de ziekte in de beelden zijn doorgedrongen door de microscopisch kleine puntjes, waar het goud ontbreekt. Vandaar heeft de ziekte overal diep in het brons is in gevreten, ook daar waar de goudlaag schijnbaar intact is. Professor France-La- hord, die nog zeer onlangs de paarden had onderzocht was diep ontdaan: „Nooit heb ik de paarden in zulk een ernstige toestand gezien. Het kwaad vreet razend snel voort". Het schijnt dat de moleculen zich ontbinden, hetgeen op den duur ertoe zou leiden dat de beelden eenvoudig in wat waardeloos stof uiteen zouden vallen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 13