Verwrongen spuibuis
sleutel tot mysterie
Atoomduikboot „Thresher" vergaan
PANDA EN DE MEESTER-LEERLING
SHIRLEY
als gevolg van een ordinair lek?
door Charlotte Brontë
13
Ons vervolgverhaal
DINSDAG 20 OKTOBER 1964
„Wij zinken!"
Kwestie van sekonden
Vragen, vragen...
Stille getuige
De marine was uitermate trots op dit
schip en men hoopte, als de proefvaarten
goed zouden verlopen, ermee te pronken
en andere zeevarende naties te intimi
deren.
De bemanning was streng geselecteerd
en had een harde opleiding gehad. Het
varen met een atoom-onderzeeër vergt nu
eenmaal een speciale opleiding. Zo moes
ten de mannen die de machinekamer met
de kernreactor betreden, steeds bepaalde
kleding dragen, zoals bijvoorbeeld plastic
schoenen; een tragisch detail, zoals later
blijken zal!
Begin vorig jaar waren de proefnemin
gen zover gevorderd, dat deze nieuwe
duikboot bedrijfsklaar geacht kon worden.
Nog slechts een serie duikproeven om
de zeewaardigheid en de zekerheid bij het
duiken van de boot te bewijzen, moesten
worden genomen.
Begin april 1963 zou de Thresher", ver
gezeld door een begeleidingsvaartuig in
de Atlantische Oceaan, op een paar hon
derd kilometer uit de Amerikaanse kust,
deze duikproeven beginnen.
In de vroege morgen van de tiende
april dook de „Thresher" onder. Even nog,
voor men zover was, wuifden de beman
ningsleden naar de matrozen van het
andere vaartuig. Deze zagen toen de
enorme duikboot als een ontzagwekkende
stalen walvis onder water verdwijnen.
Op twee na waren dit de laatste rpensen
ter wereld die het vaartuig zagen.
De eerste meldingen kwamen goed door.
Men hield voeling met elkaar, men sprak
over proeven die goed verliepen, totdat
om 9 uur 13 de melding kwam, rustig
en zonder paniekstemming: „Enkele kleine
moeilijkheden. Wij komen naar boven.
Houden u verder op de hoogte!"
De laatste verstaanbare melding! Dan
plotseling vreemde geluiden door de
onderwatertelefoon. Men hoort stemmen,
kan niet verstaan wat er wordt gezegd.
Iemand aan boord van het begeleidings
vaartuig meent te horen dat er geroepen
wordt: „We zinken beneden de veilig
heidszone!" Dan stilte.tergende, adem
benemende stilte. Een zwijgen voor altijd.
Aan boord van het begeleidingsvaartuig
zendt men meteen 'n noodsignaal uit. Aan
land neemt men direct maatregelen. En
kele minuten later reeds stomen oorlogs
bodems en reddingsvaartuigen op volle
kracht verschillende havens uit. Maar de
mannen aan boord weten dat het voor
99,9 percent kansloos is. Waar geoefend
werd, is de oceaan 2500 meter diep. Als
de „Thresher" daar gezonken is, kan geen
mens meer helpen. Dan moet de duik
boot in elkaar gedrukt zijn als een luci
fersdoosje onder de poot van een olifant.
Op die diepte heerst immers op elke
vierkante centimeter een waterdruk van
250 kilogram
Daar is geen enkele constructie tegen
bestand, uitgezonderd de diepzeeduikboot
„Trieste".
Maar deze diepzeeduikboot ligt nog
steeds in San Diego in Californië. Wel
wordt de boot direct in een speciaal
vaartuig geladen en met de meeste spoed
door het Panamakanaal naar de plek van
het onheil vervoerd. Doch wanneer de
„Trieste" daar aankomt is het al veel
te laat.
Waar de „Thresher" verging, wordt
koortsachtig gezocht door een vloot van
men niet stilgezeten. Men moet eerst pre
cies de plek vinden waar het wrak van
de atoomduikboot op de zeebodem ligt.
Want de diepzeeduikboot heeft een be
perkte actie-radius, het schip kan maar
een klein aantal uren onder water blijven.
Het kan bovendien ook niet al te ver
en te lang rondvaren, want de voort
stuwing geschiedt door elektro-motoren
die door accu's worden gevoed. Na enkele
uren varen zijn die accu's leeg en dan
moet er weer opgedoken worden. Duiken
en opstijgen nemen vanwege de „decom
pressie" ook enkele uren in beslag.
Op de zeebodem kan men vanuit de
„Trieste", ondanks het felle licht van de
schijnwerpers, slechts enkele meters ver
zien. Zo zou men op tien meter voorbij
het wrak van de „Thresher" kunnen varen
zonder het op te merken.
DAAROM WORDT met de allermodern
ste middelen eerst de zeebodem verkend.
Elke oneffenheid op de bodem, hoger dan
enkele meters, wordt aangetekend. Onder
watercamera's laat men zakken, overigens
tevergeefs. Slechts één luchtcilinder wordt
gefotografeerd. Deze moet door de
„Thresher" verloren zijn toen het schip
verging. Zeer teleurstellend voor het on
derzoek is hét* fêff dat men van radio
activiteit geen spoor merkt. En toch had
de „Thresher" radio-actieve stoffen aan
boord en deze zijn, toen de duikboot ver
pletterd werd, zeker vrijgekomen.
Tenslotte houdt men een twintigtal
plaatsen over waar de „Trieste" een on
derzoek moet gaan instellen.
De diepzeeduikboot daalt het is in
middels augustus geworden voor de
zoveelste maal naar de diepten waar tot
dusver geen levend wezen is geweest.
De twee mannen in de stalen kogel, die
wél bestand is tegen de enorme druk op
rmnnnnnnnnnnnnnrnnnrn
De „Thresher" op weg naar zijn
noodlot, kort voor de fatale duikproef.
deze diepte, zoeken in de felle lichtbun
dels die hen in staat stellen ongeveer
zeven meter ver te zien.
Situatietekening van het moment dat
de Trieste de spuibuis van de
„Thresher" oppikt van de zeebodem,
op 2500 meter diepte. Achter de grij
per de kogelvormige cabine van waar
uit de beide duikers het onderzoek
leidden.
blijven zou betekenen: zichzelf in moei
lijkheden brengen.
Dan begint, dagen achtereen, een ver
schrikkelijke zoekpartij op de oceaan
bodem. Stromingen brengen de „Trieste"
soms uit de koers. Maar eindelijk, op 28
augustus, wordt het zoeken beloond. De
mannen in de kogel zien op de bodem
van de zee vóór zich opeens een ver
splinterde massa verwrongen staal, een
deur, onherkenbaar in elkaar gedeukte
apparaten. Er is geen twijfel mogelijk....
DE KANS om aanwijzingen omtrent de
oorzaak van de ramp te vinden is kleiner
dan ooit, nu de wrakstukken van de
„Thresher" kennelijk, door zeestromingen
e.d., her en der gedreven zijn. Maar men
blijft zoeken, verwoed en grondig.
En dan, opnieuw vele weken later, ein
delijk succes! Eén der duikers in de
„Trieste" ontdekt op de zeebodem een
herkenbaar voorwerp: een verwrongen
koperen buis. Het wordt door de grijper
opgepikt en naar boven gebracht Experts
herkennen het als een spuibuis, die ter
zijde van de duikboot gemonteerd was.
Daaruit reconstrueerd men het vermoede
lijke verloop van de tragedie: de buis is
by het duiken beschadigd (hoe begrijpt
niemand) en door het lek moet water
binnengesiepeld zijn. Daarna is de pijp
geheel losgeraakt, waarna het zeewater
met enorme onstuitbare kracht de Thre
sher kan binnenstromen, vitale instrumen
ten, misschien zelfs de reactor, binnen
enkele ogenblikken onklaar maakt. Dan
is geen redding meer mogelijk: het schip
zinkt langzaam weg, de opvarenden stik
ken of verdrinken, 129 in getal een
kwestie misschien van enkele sekonden.
Het schip zelf wordt tenslotte in elkaar
gedrukt of het valt uiteen. Een hypothese,
maar een aanvaardbare, die dan thans,
na vele maanden stilzwijgen, stukje bij
beetje door de autoriteiten is vrijgegeven.
Ferdinand van Leeuwen
Advertentie
het fijne aan'
i shagroken:
I je geniet
hij voorbaat Ij
36)
Ten slotte was zij uitgeput van ver
moeidheid, greep zij de gelegenheid aan
dat de heer Sweeting met mevrouw
Sykes een praatje kwam maken om
onopgemerkt uit de kamer te sluipen
en een ogenblik rust te zoeken in de
eenzaamheid. Zij trok zich terug in
de eetkamer waar een helder maar
laatste overblijfsel van een vuurtje
nog in de haard brandde. De kamer
was leeg en stil, glazen en karaffen
waren afgeruimd, de stoelen stonden
weer op hun plaats, alles was keurig
in orde. Caroline liet zich in de leun
stoel van haar oom zakken, deed haar
ogen half dicht en ontspande zich zij
ontspande tenminste haar ledematen,
haar zintuigen, haar gehoor, haar ge
zicht moe van het luisteren naar
niets-betekenende woorden en van het
staren in een leegte. Wat haar geest
betrof, die vloog onmiddellijk naar
de Hollw; stond daar op de drempel
van de zitkamer, ging verder naar
het kantoor en wilde weten welke
plaats met de aanwezigheid van Ro
bert gezegend was. Toevallig had
geen van tweeën die eer; want Ro
bert was al een halve mijl van beide
verwijderd en veel dichter bij Caro
line dan haar verdoofde geest ver
moedde: hij liep op dit ogenblik door
het kerkhof en naderde het hek van
de pastorie: echter niet om zijn nicht
je op te zoeken maar uitsluitend om
de predikant een korte mededeling
te doen.
Ja Caroline; je hoort de draad van
de bel trillen; hij gaat weer over
voor de vijfde keer op deze middag:
je schrikt ervan en je weet nu zeker
dat het deze keer degeen moet zijn
van wie je droomt. Waarom je daar
zo zeker van bent kun je voor jezelf
niet verklaren, maar je weet het.
Je buigt voorover, luistert verlan
gend terwijl Fanny de deur opent:
juist! dat is de stem diep met
even een buitenlands accent, maar
zo lief als je het je voorstelde: je
staat half op: „Fanny zal tegen hem
zeggen dat de heer Helstone bezoek
heeft en dan gaat hij weg". O, ze
kan hem niet laten gaan ondanks
zelf, tegen beter weten in loopt zij de
halve kamer door; zij staat gereed
om naar buiten te snellen indien zij
zijn stap terug hoort gaan: maar hij
komt de gang in. „Als uw meester
bezoek heeft," zegt hij, „laat mij dan
maar in de eetkamer; breng me pen
en inkt: ik zal een briefje schrijven
en voor hem achterlaten."
Toen zij deze woorden opving en
hem aan hoorde komen, zou Caroli
ne, indien er een andere deur in de
eetkamer was geweest, erdoor ge
glipt en verdwenen zijn. Zij voelt
zich gevangen, ingesloten; zij is bang
dat haar onverwachte aanwezigheid
hem hinderen zal. Een seconde gele
den zou zij naar hem toe gevlogen zijn
nu die seconde voorbij is, zou zij
willen vluchten. Maar dat kan niet;
er is geen mogelijkheid om te ont
snappen: de eetkamer heeft maar
één deur en daardoor komt haar
neef nu binnen. De uitdrukking van
verbazing en verwarring die zij op
zijn gezicht had verwacht, verscheen
daar inderdaad, schokte haar en was
verdwenen. Zij stamelde een soort
verontschuldiging.
„Ik heb de zitkamer even verlaten
om wat rust te hebben". Er klonk
zo iets schroomvalligs en zwaarmoe
digs in de toon waarop zij dit zei,
dat het voor iedereen duidelijk moest
zijn, dat er een bedroevende veran
dering in haar verwachtingen had
plaats gehad en dat haar vermogen
tot opgewekte zelfbeheersing haar ver
laten had. Waarschijnlijk herinnerde
de heer Moore zich wel hoe zij vroe
ger gewoon was hem met hartelijke
warmte en hoopvol vertrouwen te be
groeten; hij moest gezien hebben wel
ke uitwerking de tegenslag van deze
morgen had gehad, hier was een ge
legenheid om zijn nieuwe systeem
met succes toe te passen, indien hij
er nog iets aan wilde toevoegen. Mis
schien vond hij het gemakkelijker om
het overdag te doen, op zijn eigen erf,
onder drukke werkzaamheden, dan in
een stille zitkamer, terwijl hij niets
anders te doen had en het avond werd.
Fanny stak de kaarsen aan, die uit
gedoofd op de tafel stonden, bracht
schrijfmateriaal en verliet de kamer:
Caroline was op het punt haar te vol
gen. Indien Moore standvastig was
geweest, zou hij haar hebben laten
gaan; maar hij stond in de deurope
ning en hield haar met een vriende
lijke handbeweging tegen: hij vroeg
haar niet om te blijven, maar hij
liet haar niet gaan.
„Zal ik aan mijn oom gaan zeggen
dat je hier bent?" vroeg zij, nog al
tijd op die zachte toon.
„Neen; ik kan alles wat ik hem te
zeggen had ook tegen hou zeggen. Wil
je mijn boodschap overbrengen?"
„Ja, Robert."
„Dan behoef je hem alleen maar
mede te delen, dat ik een aanwijzing
heb van de identiteit van althans één
van de mannen, die mijn machines
vernield hebben; dat hij tot dezelfde
bende behoort die de afwerk-loods van
Sykes en Pearson heeft aangevallen:
en ik hoop dat ik hem morgen opge
sloten krijg. Kun je dat onthouden?"
„O, ja". Deze twee lettergrepen
werden op een nog droeviger toon ge
zegd en terwijl zij ze uitsprak schud
de zij even met haar hoofd en zuchtte.
„Ga je hem vervolgen?"
„Ongetwijfeld."
„Neen, Robert."
„Waarom neen, Caroline?"
„Omdat het de hele buurt weer
meer dan ooit tegen je op zal zetten."
„Dat is geen reden voor mij om
niet mijn plicht te doen en mijn
eigendom niet te beschermen. Die
vent is een schoft en men moet hem
verhinderen om nog meer kwaad te
doen."
„Maar zijn handlangers zullen zich
op jou wreken. Jij weet niet hoe haat
dragend de mensen van dit land zijn;
sommigen pochen er op dat zij zeven
jaar lang een steen in hun zak zullen
dragen, hem omkeren aan het eind
van die tijd, hem nog zeven jaar be
waren en er dan mee gooien en ein
delijk het doel treffen."
Moore lachte.
„Een zeer kernachtige grootspraak,
zei hij: „die je lieve vrienden uit
Yorkshire tot eer strekt. Maar wees
niet bezorgd over mij, Lina; ik ben
op mijn hoede tegenover je zachte
lammetjes van landgenoten; maak
je niet ongerust over mij."
„Wat kan ik er aan doen? Je bent
mijn neef, als er iets gebeurde-", zij
hield op.
„Er gebeurt niets, Lina. Om in je
eigen taal te spreken, er is boven alles
een Voorzienigheid is 't niet?"
„Ja, beste Robert. Moge Hij je be
schermen!"
„En indien gebeden iets uitwer
ken, zullen de jouwe mij goed doen;
je bidt toch wel eens vöor mij?"
„Niet wel eens, Robert. Ik gedenk
jou en Louis en Hortense altijd."
„Dat heb ik mij al zo vaak verbeeld,
het kwam bij mij op als ik vermoeid
en geërgerd, zelf als een heiden naar
bed ging, dat een ander vergeving
had gevraagd voor mijn dag en vei
ligheid voor mijn nacht. Ik vermoed
niet, dat een dergelijke plaatsvervan
gende vroomheid veel zal helpen,maar
de smeekbeden komen uit een oprecht
gemoed en van onschuldige lippen;
dus zouden ze aanvaardbaar moeten
zijn als het offer van Abel en dat zou
zonder twijfel zo zijn; indien het voor
werp ervan ze verdiende."
„Laat die twijfel maar varen, die
is ongegrond."
„Wanneer iemand opgeleid is om
alleen maar geld te verdienen en
leeft voor dat doel en voor niets an
ders en nauwelijks enige andere lucht
inademt dan die van weverijen en
markten, lijkt het zonderling zijn
naam in een gebed te noemen of zijn
beeld aan iets goddelijks te verbin
den; en het lijkt heel vreemd dat
een goed, rein hart hem binnenlaat
en een veilige schuiplaats geeft, alsof
hij enig recht had op een dergelijk
nest. Indien ik dat goede hart leiding
kon geven, geloof ik dat ik het zou
aanraden, iemand, die geen hoger
doel in het leven beweert te hebben
dan zijn geruïneerde bezittingen weer
op te lappen en van zijn bourgeois-
wapenschild de vuile smetten van het
bankroet af te wissen buiten te slui
ten."
(Wordt vervolgd)
54. Verbitterd trok Joris zich terug in zijn verblijf
en herstelde zijn gehavende jas. „Wat is de wereld toch
wreed," mompelde hij. „Een Mondo cane, zoals de klas
sieken dat zo treffend uitdrukten. Kortgeleden nog was
ik de bezitter van een lief fortuintje en nu zit ik hier
met kleerscheuren. Over het verlies van de juwelen
zou ik me nog heen kunnen zetten, maar ach, dat ik nu
ook mijn meestersteen moet missen. Die kostbare steen
moet ik tot elke prijs zien terug te krijgen!" „Hier
zijn uw kostbaarheden terug," sprak op dat moment
rechercheur Buldog Muller tot de juwelier. „Kijk even
na of u nog iets mist." „Uitstekend werk.'", prees de
winkelier oplevend. „Ach, er is nog recht op deze we
reld„Kijk even na," herhaalde de rechercheur onge
duldig. „Heel gaarne", sprak de juwelier. „Zo te zien
is alles compleet: hier is het snoer met de heerlijke
roze parels, hier het kostelijke diadeem met briljan
ten en safieren, hier mijn dierbaar negenoog in goud
gevat en... Maar wat is dit? Wat doet deze stuiter ertus
sen?" En hij haalde de meestersteen uit het flonkerende
hoopje. „Die zat er gewoon bij," verklaarde Buldog
Mulder. „Ik dacht, dat het de kostbaarste van de troep
was. Hij glanst zo mooi." „Hahal", lachte de juwelier.
„Deze knikker een edelsteen, waardevoller dan mijn
kostelijke stenen? Nee hoor, ieder zijn vak, zeg ik maar
en als vakman kan ik U verzekeren, dat het zelfs geen
halfedelsteen is. Waardeloos, meneer, volkomen waar
deloos."
schepen. Waar precies ligt het wrak? Kan
het zich nog op een bepaalde diepte op
houden? Is het geheel gezonken? Zal aan
de oppervlakte van de oceaan misschien
iets drijven? Duizenden ogen op schepen,
kustvaartuigen en vliegtuigen zoeken
koortsachtig de oppervlakte af. Dagen
lang.. wekenlang.... Maar men vindt
niets. Alleen een zwemvest zonder naam;
is dit van de duikboot?
NATUURLIJK moet alle hoop worden
opgegeven. De 129 leden van de beman
ning moeten als verloren beschouwd wor
den, evenals het vaartuig zelf.
Men wil evenwel een antwoord op de
martelende vraag: „Waaróm zonk de
Thresher?" Dit schip, dat zo veilig moge
lijk moest worden, kon toch niet „zomaar"
vergaan? Het is een blamage voor de
Amerikaanse marine. Enhoe zal men
herhaling van een dergelijke ramp kun
nen voorkomen? Waar heeft de techniek
gefaald?
Vragen zonder talen voorlopig
zonder antwoord.
De „Trieste" komt op de plek waar
de ramp heeft plaatsgevonden. Daar heeft
WEER EEN VERGEEFSE DUIK, zeggen
ze tegen elkaar en vragen aan het bege
leidingsvaartuig of ze weer mogen op
duiken. De toestemming komt. Nog één
maal draait de diepzeeduikboot om haar
as. De instrumenten wijzen niets aan, ook
niet de meters die sporen radio-activiteit
moeten aangeven. Maar dan ziet een van
de mannen plotseling aan de rand van
de lichtkogel iets vreemds liggen.
Wat kan dat zijn? Ze manoeuvreren de
„Trieste" naar die bepaalde plek. Het is
een vreemd, klein, in elkaar gedraaid
voorwerp. Een plastic schoen, zoals die
welke gedragen worden in ruimten waar
radio-activiteit kan heersen. Er staan let
ters op. Ze draaien de diepzeeduikboot zo,
dat het kijkglas zó dicht mogelijk bij de
schoen komt. Ze spannen hun ogen en
lezen dan: „SSN5
Verder is niets te zien, maar voor de
twee is het genoeg. Het herkennings
nummer van de „Thresher" was immers
SSN-593!
Ze hebben ongeveer de plek
gevonden waar de duikboot ten onder is
gegaan. Dan moeten ze weer stijgen, de
elektriciteit en de lucht raken op. Langer
ANDERHALF JAAR geleden voltrok zich voor
de oostkust van Noord-Amerika een ramp, die meer
dan honderd gezinnen in diepe rouw dompelde en
het prestige van de Verenigde Staten een zware klap
toebracht. De splinternieuwe atoomduikboot
„Thresher", de trots van de U.S. Navy, verdween
tijdens haar eerste officiële proefduik, in de diepte
van de oceaan. Nog even was er contact met het
begeleidende oorlogsschip, toen werd de verbinding
plotseling verbroken. De Thresher zweeg en bleef
zwijgen totdat men tenslotte het onvoorstelbare wel
onder ogen moest zien: het schip was met man en
muis vergaan, zonder dat iemand in de verste verte
kon bevroeden, wat de oorzaak van deze rampspoed
geweest kon zijn. Had de techniek gefaald? Was er
sabotage in het spel? De wildste geruchten deden
de ronde, maar het bleef een mysterie; ook toen de
diepzeeduikboot Trieste dagen later enkele wrak
stukken opviste, die misschien van de ongelukkige
Thresher afkomstig zouden zijn. De regering en de
Amerikaanse marineleiding hulden zich in het
diepste stilzwijgen. Journalisten die informeerden
naar de stand van het onderzoek kregen nul op het
request en zo heeft er lange tijd een rookgordijn
van geheimzinnigheid rond de tragedie van de
Thresher gehangen; een rookgordijn dat nu pas
achttien maanden later langzaam begint op te
trekken. De lezer herinnert zich waarschijnlijk nog
wel de details omtrent dit „vlaggeschip" van de
Amerikaanse duikbootvloot. Het was uitgerust met
de allernieuwste vindingen: een prachtig schip dat
werd voortbewogen door atoomkracht.