Honderdvierendertig stenen kruisen getuigen van Heusden's rampnacht S PROEFSCHRIFT OVER JOHN SMYTH Winschoter bariton won concoursen in Frankrijk en Spanje LAFFE WRAAKOEFENING VAN VLUCHTENDE NAZI'S AAN DE VOORAVOND DER BEVRIJDING ZATERDAG 31 OKTOBER 1964 3r Erbif PAGINA VfJF Stille nacht „Alles 1st richtig" 1 Met blote handen Jan A. Niemeijer Angstdromen Dick Dij» TWINTIG JAAR GELEDEN, op 5 november 1944, werd het Brabantse stadje Heusden bevrijd. Vroeg in die zondagmiddag stonden de Tommies in het centrum van de stad. Scheepswerfbaas Van Beijnen was de eerste die hen begroette. Door het even geopende kelderluik had hij twee vreemde uniformen gezien. Enkele seconden later stond hij op straat, vloog een van de bevrijders om de hals, kuste hem op beide wangen. Heusden was in handen van de Geallieerden. Maar het bevrijdingsleger werd er niet met een wilde feestroes verwelkomd. Het vond er ook geen vlaggentooi. Heusden rouwde. Want nog geen twaalf uur tevoren werd de stad door een ramp getroffen: om tien voor half drie in de nacht van zaterdag op zondag had een vernietigingscommando van het terugtrekkende Duitse leger het stadhuis opgeblazen. In de zwaar gewelfde ruim ten hadden een tweehonderd mannen, vrouwen en kin deren bescherming gezocht tegen het oorlogsgeweld. De Duitsers moeten van hun verblijf daar hebben geweten. Maar zonder enige waarschuwing ontstaken zij de lont, joegen nog vier mensen die een luchtje stonden te schep pen, de kelders in en maakten zich snel uit de voeten. Dertig seconden later werd het oude stadhuis enkele centi meters van de grond gelicht. De schuilenden hoorden een donderende slag, zagen een lichtflits als van een bliksem schicht. De toren knakte om, de dikke muren werden uiteengereten. In enkele seconden tijd werden tweehonderd onschuldige burgers, angstig bijeenhokkend in een veel te kleine ruimte waar zij dachten veilig te zijn, onder het puin bedolven. Honderdvierendertig van hen vonden de dood enkele uren voor hun dorp zou worden bevrijd werden zij het slachtoffer van een wanhoopsdaad van een snel terugtrekkend, door de Geallieerden op de hielen ge zeten Duits leger. TOT AAN DE BEVRIJDINGSWEEK had Heusden weinig van de bezetting gemerkt. Er waren bijna geen Duitsers binnen de wallen en eten was er vol doende. „Wij hebben de oorlog gevierd en niet geleden", zeiden de bewoners. Op 28 oktober echter begon het kel derleven. In de omgeving werd hevig gevochten. De kelders van de heren huizen zaten vol mensen. De parterre van het laat-gotische, uit 1588 dateren de stadhuis leek een ideale schuilplaats: de muren waren vele decimeters dik, de zoldering was zwaar gewelfd. De Duitse telefoonpost, het Duitse Rode Kruis en de luchtbescherming hadden er onderdak gekozen. In de grote mid denruimte zaten honderdvijftig mensen opeengepakt, in de kleinere ruimte er naast drongen ruim veertig mensen dicht opeen. De grond was met stro bedekt. Langs de muren stonden banken van planken op biervaten. De atmosfeer was beklemmend. ZATERDAG 4 NOVEMBER begon nen de geallieerden een zwaar offensief in de richting van de Heusdense Maas brug. „Vanavond zijn we bevrijd", zeiden de Heusdenaren. Angstig maar hoopvol luisterden zij naar de over- gierende granaten. Duitsers vluchtten in allerijl door de verlaten straten in de richting van de brug. Intussen deed het vernietigingscom mando van de Duitsers zijn luguber werk. De protestantse kerk werd in alle geheimzinnigheid met munitie vol gepropt. De rooms-katholieke kerk onderging hetzelfde lot. Maar niemand vermoedde het ware doel van deze handelingen. Kapelaan P. Manders en theologant J. Brouwers hoorden dat er Duitsers in hun kerk in de weer waren. Na ampele overweging besloten zij pools hoogte te gaan nemen. „Mag het gebouw morgenochtend worden gebruikt?" vroeg de kapelaan argeloos. „Wij zijn hier klaar, doet u maar met de kerk wat u wilt". „Is er gevaar hier?" „O nee, helemaal niet!" Na dit gesprek nam een van de Duitsers plaats achter het orgel op het koor. Terwijl buiten de granaten over de huizen floten en de aanwezigen in de kerk verbouwereerd omkeken, speel de hij de eerste tonen van „Stille nacht, heilige nacht" door de verlaten kerk ruimte In het stadhuis hadden de Duitsers zich ook laten zien. De laatste dagen hadden zij manden en kisten met zand de toren ingedragen. De Heusdenaren vonden het vreemd, angstwekkend bijna. Enkelen van hen gingen met een bang voorgevoel op onderzoek. De dappersten woelden met een schop in enkele van de kisten, maar zij ontdek ten niets verdachts. Om acht uur die zaterdagavond in formeerde de drogist en hoofd van de luchtbeschermingsdienst A. Verschuur bij de Oberstabartz Schroder, leider van het Duitse Rode Kruis, of hem Iets bekend is van de springstof in de stadhuistoren. De man schrok zichtbaar, beloofde op informatie en onderzoek uit te gaan. Na ruim een uur was hij terug. Hij kon de heer Verschuur ge ruststellen: er is niets aan de hand. OM EVEN TWEE UUR worden de mensen in de kelders door een hevige explosie opgeschrikt. „Er slaat vlakbij een bom in", vermoedt men. Maar in werkelijkheid werd de r.k. kerk op geblazen. Klokslag twee uur volgt de protes tantse kerk dit noodlot. Enkele van de burgers wagen zich op straat. Het is er stikdonker. De ge allieerde granaten fluiten over de hui zen, in de richting van de brug. „En het stadhuis is dat het vol gende gebouw?" De woorden ketsen tegen het brein van de kijkers naar de kerkbrand. Niemand durft dit denkbeeld te aan vaardend De Duitsers weten toch van die tweehonderd mensen? En er is immers geen munitie in al die kisten met zand Het hoofd van de luchtbescherming draaft zo snel hij kan terug naar zijn hoofdkwartier in het stadhuis. Moet hij de mensen nog vlug elders onder brengen? Maar de granaten vliegen onophoudelijk door de straten. Het risico is te groot. En Oberstabartz Schroder heeft hem toch verzekerd dat allen veilig zijn in het stadhuis? „Denk er om, laat niemand er uit, want het is op straat veel te gevaar lijk", zegt hij tegen de wacht bij de stadhuisingang- Via de grote ruimte waar de meeste vluchtelingen wat rondhangen en waar de kinderen op het stro liggen te slapen, haast hij zich naar zijn hoofdkwartier, achter in de kelder. De timmerman P. F. Sehmiehauzen, ambtenaar van de distributie en deze nacht bewaker van de voorraad kaas die als noodrantsoen in de secretarie is verborgen, heeft onderdak gezocht in de kleine toren op de binnenplaats. Ineens hoort hij voetstappen boven zich. Duitsers? Hij tijgt op onderzoek. Bij de secre tarie wacht hij de onbekenden op. Duitsers, inderdaad drie in, getal Of ze aan de wandel zijn? wil hij weten. Wat hij daarmee te maken heeft? is het weerwoord. Hij moet de wacht houden en mag niemand in de toren laten. Is er mis schien een granaat ingeslagen, want alle ruiten zijn stuk. Nee. er is niets aan de hand. „Alles ist richtig hier!" De slager H. P. J. Leyten, EHBO'er en brandweerman, vele nachten niet in bed geweest en nu met de kleer maker Van Alphen op ronde langs de kelders, schrikt op van de beide kerk- explosies. Hij haast zich naar het stad huis en treft bij de ingang drie jonge mannen. Terwijl hij zijn vermoeden meedeelt, stormen drie Duitsers de binnenplaats af. „Wat moeten jullie hier, Donnerwetter, im Keiler!" brul len zij. Drie van de vier mannen ge hoorzamen. Slager Leyten negeert het bevel. Hij besluit een kijkje te gaan nemen in de stadhuisgalerij op de binnenplaats. Terwjjl de drogist Verschuur in zijn commandopost het nieuws van de kerk aan de aanwezigen verteltterwijl Sehmiehauzen met een onrustig gevoel op de onderste trede van de wenteltrap gaat zittenterwijl slager Leyten de binnenplaats oversteektklinkt door de nacht een donderende explosie. De grond siddert. Een baaierd van vuur slaat door de voorkant van het stadhuis. Het trotse gebouw, een zware steen- kolos uit eind 1500, vermeend-veilige schuilplaats voor tweehonderd angstige mannen, vrouwen en kinderen, slaat tegen de grond. Tweehonderd mensen liggen onder een puinhoop begraven. „IK SCHROK NIET EENS ERG", vertelt slager Leyten. „Je leefde in die dagen zo vreemd, wel in een hevige spanning, maar het was toch net of je er zelf niet bij was. Ik besefte on middellijk: wij moeten redden, helpen!" Terwijl hij zich weghaastte, kwam een man met een kind op de arm van de binnenplaats gestrompeld. De tranen stroomden langs zijn wangen. „Mijn vrouw is dood, maar één kindje leeft nog", hijgde hij. De heer Verschuur IN BETREKKELIJK korte tijd kunnen meisjes met aardige snoetjes en min of meer „lieve" stemmetjes worden klaar gestoomd tot zangeres in het lichte genre. Ze hoeven niet lang in het vak te zitten om- al in aanmerking te komen voor grammofoonplaat-opnamen en wanneer nieuwbakken zange resjes hoge ogen weten te gooien in songfestivals, kunnen ze in luttele dagen meer publiciteit oogsten dan beroemde ge leerden in hun hele leven. Hoe is het toch te verklaren, dat zulke meisjes zonder al te veel scholing op deze manier bliksemcarrières maken? Zullen we misschien een beter in zicht in deze materie hebben, wanneer dr. Herman J. de Groot uit Utrecht klaar is met zijn sociologisch onderzoek naar het verschijnsel tophit? Dit onderzoek, dat in september van het vorig jaar begon en in de loop van 1965 wordt afgesloten, om vat analyse? van 1000 binnen- en buitenlandse tophits en de ondervraging van tientallen binnen- en buitenlandse zangers, zangeressen en tekstschrijvers. Het boek dat dr. De Groot en zijn medewerkers schrijven zal zonder twijfel de belangstel ling hebben van de 28-jarige, in Amsterdam wonende bariton Meinard Kraak, die uit ervaring weet, dat de zangers van de serieuze liedkunst heel wat moeilijker slagen dan hun collegae van de lichte muze. Deze talentvolle concertzanger heeft noch tans dit jaar op zijn terrein prestaties geleverd, die in omvang te vergelijken zijn met die van de veelbejubelde Trea, Ilonka, Willeke, Rita en Shirley op het songfestival in Knokke. MAAR WIE kent Meinard Kraak? De kranten hebben geen speciale verslag gevers gestuurd om hem te interviewen, de televisie heeft geen aandacht aan hem geschonken en er is zelfs geen slimme grammofoonplatenmaatschappij naar de Trompenburgstraat 143 in Am sterdam gekomen om hem te contrac teren. Winschoten MEINARD KRAAK, die als jongste van vier kinderen werd geboren in een door zijn ouders gedreven pension te Winschoten, heeft de muziek sinds zijn jeugd een warm hart toegedragen. Hij zong als jongen heel wat jaren in het koor van de plaatselijke Gemengde Zangvereniging en hij kreeg verder drie jaar pianoles van de heer M. Cerfon- taine en zes jaar van mevrouw R. Pro- verbio-Zuidema. Ondanks deze muzi kale activiteiten vatte hij tijdens zijn gymnasiumtijd het plan op, bij het to neel te gaan. Maar zijn ouders advi seerden hem een baan bij het onderwijs te nemen, omdat hij daar op een be hoorlijk inkomen en een goed pensioen zou kunnen rekenen. Meinard ging niet naar het onderwijs en ook niet naar het toneel, maar hij belandde in 1955 met een rijksbeurs op het Amsterdamse conservatorium, waar hij onder leiding van Jan Keizer zang ging studeren. In 1960 haalde hij het C-l-diploma met een onderscheiding voor artistieke eigenschappen, te vergelijken met de kwalificatie cum laude aan de universi teit. Doordat hij een zo opvallend goed examen deed, mocht hij ook nog voor het solistendiploma C-2 studeren, dat hij twee jaar later weer met de zelden verleende onderscheiding voor artis tieke eigenschappen verwierf. Parijs „IK WAS met deze uitspraak van de deskundigen natuurlijk heel blij", ver telt hij. „Vooral omdat je weet, dat je er niet al te veel waarde aan moet hech ten, wanneer vrienden en familieleden zeggen, dat je een mooie stem hebt. Daar ik meende, in de operarichting mijn liefde voor toneel en muziek te kunnen verenigen, ben ik in november 1962 naar de operaklas van het conser vatorium gegaan en in januari 1962 met een beurs van de Franse regering naar Parijs. Ik wilde daar mijn Franse reper toire uitbreiden, omdat het Franse lied en de Franse opera volgens kenners goed voor mijn stem „liggen". Verder wilde ik de rol van Pelléas uit de opera „Pelléas et Mélisande" van Claude De bussy instuderen. Ik kreeg onderdak in het Institut Néerlandais, 't Nederlandse culturele centrum in Parijs, en ik gang twee drie maal per week naar de be kende zangpedagoog Pierre Bernac, die mij een half jaar onder zijn hoede nam". Geen wedstrijdmens ENKELE WEKEN nadat de jonge Nederlandse zanger in Parijs arriveerde, zei Bernac tegen hem: „Ik heb hier wat formulieren voor een Ravel-concours. Vul ze maar even in. Ik heb de indruk, dat je wel in de prijzen valt". Maar Meinard Kraak sputterde tegen. Hij zei: „Ik ben helemaal geen wed strijdmens. En met zoveel deelnemers heb ik weinig kans". Bernac echter zette door en op 25 april van dit jaar ging zijn pupil naar de Parijse „Ecole Nor male de la Musique" om zich te voegen bij de 45 andere kandidaten, die uit alle delen van Europa, zelfs uit Amerika, afkomstig waren. Tijdens een eerste schifting vielen twintig concurrenten af en de overblij venden moesten 's avonds in een zaal met publiek ieder acht mi nuten Ravel zingen. Meinard Kraak was op een na de laatste van de lange rij deelnemers, hetgeen niet zo gunstig was omdat publiek en jury aan het einde van een lang concours meestal vermoeid beginnen te raken. Hij had echter het geluk dat hij twee liederen had gekozen, die nog niet eerder aan bod waren geweest. „Tijdens het hele concours zat ik niet erg in spanning", vertelde Meinard Kraak. „Ik had im mers niets te verliezen. Wie kende mij in Frankrijk? Voor mijn gevoel zong ik wel goed, maar ik had geen idee hoe de uitslag zou zijn. Toen de jury nog aan het beraden was, kwamen er men sen uit de zaal naar me toe en ze zei den: „Je krijgt vast een prijs. Maar ik kon het niet geloven. Tot mijn grote verbazing deelde de jury even later mee, dat ik als eerste was geëindigd. Ik werd van alle kanten gefeliciteerd en ik kreeg behalve de 375 van de prijs, het aanbod om in Parijs drie concerten te geven". Spanje MEINARD KRAAK belde verheugd zijn Amsterdamse leraar op en die stel de het ANP op de hoogte. Een kort zakelijk bericht circuleerde in de Nederlandse dagbladpers, maar daar hield de publiciteit dan ook mee op. Meinard kwam niet, zoals de Knokke- zangeresjes, op de voorpagina's terecht, maar hij heeft zich daar geen moment over opgewonden. „In de lichte muziek bereikt men veel sneller een top dan in ons genre, maar dat succes duurt meest al niet lang. In mijn richting ontwikkel je je veel geleidelijker", vindt de Win schoter bariton. Hij kwam pas dezer dagen voor de tweede maal in het nieuws, door het winnen van de eerste prijs op een internationaal zangconcours in de Spaanse stad Orense. Zijn prijs omvatte 25.000 peseta's (ruim 1500) in baar en een contract voor een tour nee door Spanje. Op mijn vraag of hij na deze bijzon dere successen al door grammofoon platenmaatschappijen is benaderd, ant woordt hij: „Daar ben ik nog lang niet aan toe. Wie zal er een plaat kopen van Meinard Kraak behalve mijn ouders, mijn zusjes, mijn vrienden of familie?" Meinard Kraak is helemaal niet af gunstig op de honoraria en de sport auto's van al die tienersterren. Hij blijft nuchter en werkt hard verder. Hij geeft school- en radioconcerten, hij treedt op in Passionen en verzorgt lie- derenavonden. Alleen door heel hard werken, weet hij, kan er iets bewaar heid worden van Pierre Bernacs voor spelling, dat hij een grote carrière zal maken. Links: „Donnerwetter, im Keiler!" schreeuwden de drie Duitsers tegen slager H. J. P. Leyten nadat, zij de lont hadden aangestoken. Maar de heer Leyten negeerde het bevel. Hij liep de binnenplaats op en redde daarmee zijn leven. Rechts: Drogist A. Verschuur, hoofd van de luchtbescherming, was juist de grote kelderruimte doorgelopen toen het stadhuis explodeerde. „Wij hadden 's middags de toren nog ge ïnspecteerd, maar konden er niets ver dachts ontdekken," zegt hij. toog onmiddellijk op onderzoek. Het eerste wat hij in de puinhoop zag, was het kindje maar het was dood Met blote handen, met schoppen en mandjes trachtte men te redden wie er nog te redden was. Men trok en rukte aan de enorme brokstukken puin. Soms moest men dekking zoeken tegen het Engelse granaatvuur. Kapelaan Manders ging plat op het puin liggen en riep zo hard hij kon: „Hebben jullie verbinding met de buitenlucht?" Van heel ver, en heel dof, kregen de ge spannen toeluisterende redders een ont kennend antwoord. TEGEN DE OCHTEND konden de eersten worden bevrijd. Acht uur na de explosie redde men een negentien jarige jongen van de verstikkingsdood. Een slip van zijn jas stak boven het puin uit. Men trok er met alle geweld aan. Na enig geworstel kon men hem op het puin neerleggen. Hij bleek nog in leven te zijn. Nadat zijn hoofdwond was verbonden en hij een uurtje had gerust, haastte hij zich naar het stad huis terug om deel te nemen aan het reddingswerk. „IK WAS EEN VAN DE LAATSTEN die er levend werd uitgehaald", ver telt mevrouw Nefkens uit de Breestraat mij. „Wij zaten in een hoek met onze beide kinderen, de vierjarige Marijke en Johan van zeventien maanden. We waren juist voor de veiligheid van de kinderen naar het stadhuis gegaan. Mijn zoontje moet gauw weg geweest zijn. Mijn man wilde hem nog uitgraven, maar ik zei tegen hem: het hoeft niet meer, hij is toch dood, ik weet het zeker! Van buiten af heeft men een gat gehakt door de zestig centimeter dikke muur. Toen heeft mijn man steen voor steen door het gat naar buiten getrok ken. Marijke kon worden gered. Dertig uur na de ontploffing heeft men mij naar buiten gedragen. Ik had een shock en een arm was verlamd. Pas maanden later kwam de reactie. Ik had geen ogenblik rust. Ik moest altijd rennen, ik was net de Wandelende Jood. Echt goed ben ik pas weer de laatst» drie jaar". EEN OP DEZE PLAATS graag naam loos blijvende vrouw, die de laatst» oorlogsnacht van Heusden als meisje meemaakte, is de schrik nog niet te boven. In die rampnacht verloor zjj 21 van haar naaste familieleden; haar vader en moeder, broers, zusters, ooms en tantes. Negen van hen moeten op slag zijn gedood, de anderen zijn In stof en kalk gestikt. Zijzelf kon door een spleet ademhalen. Haar vader ea moeder leefden nog. Zjj konden ge drieën met elkaar spreken. Na een uur ongeveer kreeg de vader het benauwd. Zijn stem werd steeds zwakker. Toen hoorde het meisje hem fluisteren: „Zus, ik sterf". „U zult begrijpen dat ik er niet graag over spreek", zegt zjj nu, in haar wo ning niet ver van de rampplaats. „Hoef ik er nu ook niet over te praten? En wat moet Ik ervan vertellen? Ik kan toch niet zeggen hoe het geweest is. Wie van de mensen kan dat onder woorden brengen? Ik kan u wel zeggen dat je zoiets nooit meer kwjjt raakt, ik heb er nog vaak angstdromen over". IN DE BEVRIJDINGSNACHT van Heusden, om tien minuten voor half drie, vonden in dit stadhuis 134 mensen de dood: 69 van hen waren nog geen twintig jaar, de oudste was 86, de jongste vier maanden. Zij stonden op de drempel van de bevrijding. Nog geen twaalf uur later arriveerden de Britten in de stad. Een wanhoopsdaad van het in allerijl terugtrekkende Duitse leger maakte van hun schuilplaats een mas sagraf. De drie leden van het vernieti gingscommando hebben geweten wat zij deden. „Alles ist richtig hier!", zeiden zij de heer Sehmiehauzen. „Donnerwetter, im Keiler!" schreeuwden zij tegen slager Leyten en drie van zijn lotgenoten. Zij hadden toen juist him duivels werk gedaan. De lont brandde al. Zouden zij hun laffe misdaad ooit vergeten hebben? De heer J. Bakker uit Middelburg is aan de rijksuniversiteit in Utrecht ge promoveerd tot doctor in de godgeleerd heid op het proefschrift: „John Smyth, de stichter van het baptisme". Over het vroege baptisme en de per soon van John Smyth, die leefde van circa 1575 tot 1612, werd tot dusver in Nederland weinig gepubliceerd. Het doel van de studie van dr. Bakker was, de betrekkingen tussen Smyth en de doopsgezinden te Amsterdam te onder zoeken teneinde de eventuele dopers invloed op het vroege baptisme te kun nen voorstellen. Direkte verbindingen tussen dit vroege in Amsterdam ont stane baptisme en de huidige beweging van die naam ten onzent zijn er niet. Het huidige baptisme in Nederland da teert pas uit 1845, toen dr. J. F. Feisser en een zestal gelijksgezinden te Gassel- ternijveen (Drente) door Duitse baptis ten bij onderdompeling werden gedoopt. John Smvth was een gewezen puri teins predikant, die in Cambridge theo logie en medicijnen studeerde, en die reeds in zijn eerste gemeente na een jaar zijn ambt in de Anglicaanse kerk uit gewetensbezwaren meenden te moe ten neerleggen. Na korte tijd de stad Lincoln als stadsprediker te hebben ge diend met steun van een puriteinsgezin- de fractie, werd hij wegens notoir puri tanisme ontslagen. Na nogmaals een reeks conflicten met de kerkelijke hoog waardigheidsbekleders verzamelde hij tenslotte in Gainsborough een groep dissenters en stichtte hier een zoge noemde verbondsgemeente, gefundeerd op het beginsel van innerlijke verlich ting. Toen de Engelse overheid een verder verblijf in het land onmogelijk maakte, vluchtten begin 1608 gemeente en voor gangers naar Amsterdam, waar ook andere groepen dissenters, onder ande re uit Londen, toevlucht hadden ge zocht. In Amsterdam kwam Smyth tot het inzicht, dat de kinderdoop vals was. Hij stichtte een nieuwe gemeente door eerst zichzelf en daarna de andere leden te herdopen. Kritiek van landgenoten op zijn handelswijze deed Smyth het verkeerde van zijn wijze van dopen in zien, hoewel hij de kinderdoop bleef af wijzen. Uit behoefte aan correctie zocht hij contact met de doopsgezinde Water landers in de hoofdstad en vroeg om aansluiting bij hun gemeente. Dit ver oorzaakte scheuring in zijn groep. Enkele ontevredenen over deze gang van zaken besloten onder leiding van Thomas Helwys de oude gemeente van Smyth in stand te houden en keerden terug naar Engeland, waar zij in Lon den het baptisme voortzetten. De door Smyth ondernomen pogingen tot aansluiting bij de Waterlanders mis lukten echter door weigering van da Friese doopsgezinden de Engelsen in hun broederschap toe te laten. Smyth stierf kort hierop en enige jaren na zijn dood kwam de begeerde fusie tot stand, waardoor deze Engelsen op de duur ge heel vernederlandsten. Uit het onderzoek van de leer van Smyth, neergelegd in een aantal dog matische gezichtspunten, concludeert dr. Bakker, dat Smyth behalve op enke le punten van ondergeschikt belang geen invloed van de Waterlandse doops gezinden heeft ondergaan. Zijn belang rijkste leer was die van de kerk als zelfstandige gemeente, waarover het gezag niet berust bij enkele ambtsdra gers, maar bij alle leden gezamenlijk. Deze opvatting vertoonde weliswaar sterke overeenkomst met die der doops gezinden, doch kan bij Smyth volgens de promovendus beter worden ver klaard uit het Engelse puritanisme. De gedachten van Smyth over de kerk en het profeteren hebben invloed uitgeoefend op het vroege Anglo-Amert kaanse congregationalisme en baptis me. Smyth kan een van de vroegste voorvechters in Engeland van geloofs- en gewetensvrijheid worden genoemd. Afgevaardigden van de hervormde en gereformeerde kerken te Deventer hebben zitting genomen in een commis sie, die plannen gaat uitwerken voor de bouw van een kerkgebouw met ne venaccommodaties in de Keizerslanden. Het is de bedoeling dat deze ruimte door beide kerken zal worden gebruikt. De kerk zal 450 zitplaatsen krijgen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 17