SHIRLEY
DE KLEINE PILOOT
r
PANDA EN DE MEESTER-LEERLING
S
ZOEK DE DIERENAMEN
KH
H
door Charlotte Brontë
1
waar/
Ons vervolgverhaal
OSRAM
ZATERDAG 31 OKTOBER 1964
23
::Y -
Hf jtÊ tjB SWf i' -
f i-t -
Twee hele grote, grijze beren,
wilden erg graag breien leren.
Ze hadden pennen opgezocht,
ook wol en een patroon gekocht.
Maar breien konden ze nog niet,
en dat deed ze 'n beetje verdriet.
Twee hele grote, grijze beren,
wilden erg graag breien leren.
Het stekelvarken, aardig hoor,
deed het op twintig pennen voor.
Maar hoe hij breide, wat 'n verdriet,
De beren leerden het maar niet!!
Nu zitten die twee grijze beren,
's winters zonder gebreide kleren.
Met pennen, wol en een patroon,
ach, eigenlijk is het héél gewoon.
Last van de kou hebben ze niet,
dus waarom nog verdriet?
Elka
lampen
Elka
tMWUwwwiiiinmm»
46)
„Knap!" riep de heer Yorke, „dat
is de oorzaak en meteen het bewijs
ervan dat hij een schurk is."
„Maar hij ziet er te verdrietig uit
om oneerlijk te zijn," viel hier een
zachte stem in achter de stoel van
de vader. „Als hij altijd lachte zou
ik denken dat hij zijn beloften gauw
vergat, maar mijnheer Moore lacht
nooit."
„Een sentimentele jonge kerel is de
ergste bedrieger van allemaal, Rose,"
merkte de heer Yorke op.
„Hij is niet sentimenteel," zei Rose.
De heer Moore keerde zich enigs
zins verbaasd en met een glimlach
naar haar om.
„Hoe weet je dat ik niet sentimen
teel ben, Rose?"
„Omdat ik een dame heb horen
zeggen, dat u dat niet was."
„Voilé, qui devient intéressant!"
riep de heer Yorke uit, terwijl hij
zijn stoel dichter naar de haard
schoof. „Een dame! Dat klinkt heel
romantisch: we moeten maar raden
wie het is. Rose, fluister je vader
zachtjes de naam in, zodat hij het
niet hoort."
„Rose, wees niet zo bijdehand met
je praatjes," onderbrak mevrouw
Yorke het gesprek op haar gewone,
pret-dodende manier, „en Jessy ook
niet: kinderen moeten zwijgen in het
bijzijn van oudere mensen, en vooral
meisjes."
„Waarom hebben we dan een
tong?" vroeg Jessy vrijpostig; terwijl
Rose alleen maar naar haar moeder
keek met een uitdrukking, die scheen
te zeggen dat zij die woorden in zich
moest opnemen en er op haar gemak
over moest nadenken. Na twee minu
ten ernstig overleg vroeg zij: „En
waarom juist meisjes, moeder?"
„Ten eerste omdat ik het zeg, en
ten tweede omdat bescheidenheid en
terughoudendheid de hoogste wijsheid
is voor een meisje."
„Mijn lieve mevrouw," merkte
Moore op, „wat u zegt is uitstekend:
het herinnert me inderdaad aan een
opmerking van mijn zuster, maar het
is toch heus niet toepasselijk op deze
kleintjes. Laat Rose en Jessy maar
vrijuit tegen mij praten, anders is
mijn grootste genoegen om hier te
komen verdwenen. Ik luister graag
naar hun gebabbel, het doet mij
goed."
„Ja, hè?" zei Jessy. „Meer goed
dan wanneer die ruwe jongens bij u
kwamen staan. U zegt zelf dat ze
ruw zijn, moeder."
„Ja liefje, duizendmaal meer. Ruwe
jongens heb ik de hele dag al om mij
heen, poulet."
„Er zijn een heleboel mensen," ging
Jessy voort, „die notitie nemen van
de jongens. Al mijn ooms en tantes
schijnen te vinden dat hun neven
beter zijn dan hun nichten, en als er
heren komen eten zijn het altijd
Matthew en Mark en Martin met wie
zij praten en nooit met Rose en mij.
Meneer Moore is onze vriend en wij
staan hem niet af. Maar denk eraan,
Rose, hij is niet zo erg jouw vriend
als de mijne. Hij is mijn speciale
kennis, daar moet je goed aan den
ken!" en zij stak haar handje op met
een vermanend gebaar.
Rose was er volkomen aan gewend
door dat kleine handje te worden ver
maand. Haar wil boog zich dagelijks
voor die van de onstuimige kleine
Jessy. Zij werd door Jessy in duizen
den dingen geleid en overheerst. Bij
alle gelegenheden van spel en pret
had Jessy de overhand en Rose hield
zich rustig op de achtergrond, terwijl
wanneer het om het minder prettige
van het leven ging werk en ontbe
ringen Rose instinctief, behalve
haar eigen deel, zoveel mogelijk ook
dat van Jessy op zich nam. Jessy had
het al zo bij zichzelf geregeld dat zij,
wanneer zij oud genoeg was, zou trou
wen; Rose moest een oude vrijster
zijn, had zij besloten, die bij haar
woonde, op haar kinderen paste en het
huishouden deed. Een dergelijke stand
van zaken is heel gewoon tussen twee
zuster van wie de een lelijk is en de
ander mooi, maar in dit geval was
Rose in het voordeel, indien er een
verschil was in uiterlijk: haar ge-
zich had regelmatiger trekken dan dat
van de kleine pikante Jessy. Maar
Jessy was bestemd om naast haar op
gewekte geest en levendige gevoelens
ook de gave van de bekoring te be
zitten, de macht te betoveren, wan
neer, waar en wie dan ook. Rose zou
later een mooie, edelmoedige ziel heb
ben, een helder, degelijk ontwikkeld
verstand, een hart van goud, maar ze
zou niet weten hoe te bekoren.
„Nu Rose, vertel mij de naam van
die dame die ontkende dat ik senti
menteel was," drong de heer Moore
aan.
Rose wist niets van een Tantalus
kwelling, anders had zij hem mis
schien wel een poosje in spanning ge
houden. Zij antwoordde kortaf: „Dat
kan ik niet. Ik weet niet hoe zij heet".
Beschrijf haar dan. Hoe zag zij er
uit? Waar heb je haar gezien?"
„Toen Jessy en ik naar Whinbury
gingen om een dagje bij Kate en Su
san Pearson door te brengen, die juist
met vakantie thuis waren, was er be
zoek bij mevrouw Pearson en een
paar dames zaten in een hoek van de
salon over u te praten."
„Kende je niemand van hen?"
„Hannah, en Harriet, en Dora, en
Mary Sykes."
„Goed zo, Zeiden ze lelijke dingen
over mij, Rose?"
„Sommigen wel. Ze zeiden, dat u
een misantroop was; ik herinner me
het woord ik heb het in het woor
denboek opgezocht toen ik thuis kwam
Het betekent een mensenhater."
„Wat nog meer?"
„Hannah Sykes zei, dat u een
plechtstatige kwast was."
„Dat is beter!" riep de heer Yorke
lachend. „O, uitstekend! Hannah
dat is die met het rode haar een
mooi meisje, maar niet goed wijs."
„Ze is wijs genoeg wat mij betreft,
schijnt het", zei Moore. „Een plecht
statige kwast, toe maar! Ga verder
Rose."
„Juffrouw Pearson zei, dat u zich
erg aanstelde en dat u op haar de
indruk maakte van een sentimentele
sul, met uw zwarte haar en bleke
gezicht."
Weer begon de heer Yorke te la
chen; zelfs mevrouw Yorke deed mee
deze keer. „Zo ziet u welk een ach
ting de mensen voor u hebben achter
uw rug," zei hij: „toch geloof ik dat
juffrouw Pearson u graag in haar
netten zou vangen, zo oud als zij is
heeft zij er al pogingen voor gedaan
zodra u in het land bent gekomen."
„En wie sprak haar tegen, Rose?"
vroeg Moore.
„Een dame, die ik nietken omdat
ze nooit op bezoek komt, maar ik zie
haar elke zondag in de kerk; zij zat
in de bank bij de kansel. Ik kijk meest
al naar haar in plaats van in mijn
gebedenboek; want zij is precies als
een plaat in onze eetkamer, die vrouw
met de duif in haar hand; tenminste
zij heeft net zulke ogen en haar neus
ook, een rechte neus, die maakt dat
haar hele gezicht er op de een of an
dere manier open uitziet, zoals ik het
noem."
„En je kent haar niet!" riep Jes
sy uit op een toon van een opperste
verbazing. „Dat is echt iets voor Ro
se, meneer Moore, ik zou wel eens
willen weten in wat voor wereld mijn
zusje leeft; ik weet zeker dat ze niet
aldoor in deze tijd leeft. Je merkt
voortdurend dat zij niets weet van
kleinigheden die iedereen wel weet.
Stel je voor dat zij elke zondag plech
tig naar de kerk gaat en gedurende
de hele dienst naar een bepaald per
soon kijkt en nooit op het idee komt
te vragen wie dat is. Zij bedoelt Caro
line Helstone, de nicht van de domi
nee; ik herinner mij er alles van.
Juffrouw Helstone was heel boos op
Anne Pearson; zij zei: „Robert Moo
re is niet aanstellerig en ook niet sen
timenteel, u begrijpt zijn karakter he
lemaal verkeerd of liever, niemand
van u weet er iets van". Zal ik u nu
eens vertellen hoe zij er uitziet? Ik
kan beter dan Rose vertellen hoe de
mensen er uitzien en wat ze aan
hebben."
„Laat maar eens horen."
(Wordt vervolgd
MS
MET GROTE OGEN ligt Tommy om
zich heen te kijken. De maan pinkelt
net tussen de slaapkamergordijnen. Zo
is het niet helemaél donker in Tommy's
kamer.
De lamp boven zijn hoofd lijkt wel
een vliegtuig. Net zoals vanmiddag op
het strand. „Dat zijn reklame-vlieg-
tuigen", had pappa verteld. „Als je
groot bent kun je lezen wat er op
staat".
Tommy had steeds maar omhoog ge
keken. Sommige vliegtuigen hadden
een flesje op hun reklame-doek. En
één vliegtuig trok een fietsend me
neertje achter zich aan.
„Als ik groot ben", fluistert Tommy,
word ik piloot enenne
BbbrrrrrrrroonkHè, wat is
dat? Het lijkt wel een vliegtuig. Ver
baasd kijkt Tommy omhoog. Ja, warem
pel. Daar, hoog in de lucht. Het is
een echt reklame-vliegtuig.
„Mag ik ook meevliegen", roept
Tommy heel hard.
BrrrrroooonkMet een sierlijke
boog daalt het vliegtuig. Het stopt vlak
voor Tommy's voeten.
Tjonge, jonge, wat gróót is zo'n vlieg
tuig. Maar Tommy is helemaal niet
bang. Hij klimt brutaal in het huisje
van het vliegtuig. Dat huisje heet
cockpit. Kijk, een leren pet en een
echte vliegersbril liggen al klaar.
Parmantig zet Tommy de bril op zijn
neus en de pet op z'n krullen. Dat
hij nog in pyjama is, daar let hij niet
op. Ho, ho, ho. Nu is Tommy toch
nog wat vergeten. Hij moet toch nog
een reklame-doek hebben?
Tommy stapt weer uit en loopt naar
de staart van het vliegtuig. Aan de
staart zit een lange lap geknoopt. Er
staat op: „Eet meer ijs".
Tommy knikt tevreden, want hij is
dol op ijs.
Advertentie
O O
COP. MAITfN TOOK*»
64. Dongadil moest hartelijk lachen om de voorbij
gangers, die zo van de blob schrokken. „Wat zijn reuzen
toch dom.'", proestte hij. „Ze schrikken al van een
paar gefupte stenen en stokjes!" Heel dom", beaamde
Joris. „Laat ons nu naar de bank gaan en de domme
reuzen daar wegjagen. Dan kunnen we rustig de papier
tjes wegnemen, die daar worden bewaard". „Wat wil je
toch steeds met die saaie papiertjes?", vroeg het ventje.
„Ik vind daar niets aan, hoor. Ik wil reuzen plagen!"
Dat gebeurt ook", beloojde Joris. „Je kunt reuzen niet
beter plagen dan door ze hun geld eh die papier
tjes af te nemen. Dus Hela! Wat doet ge nu?! Waar
om laat ge die kunstige blob uiteenvallen?!" „Kijk
daar", antwoordde Dongadil. „Daar zit meester Pan
da!" „Welaan, wat zou dat?", vroeg Joris ontevreden.
„We waren het er toch over eens, dat hij geen meester
is? Dus kan hij u ook niet verbieden om met een blob
te wandelen". „Dat wil ik nu juist eens onderzoeken",
antwoordde Dongadil grimmig. „Ik ga mijn krachten
met hem meten!"
Hupladaar zit Tommy weer in
de cockpit. Even een druk op een paar
knopjes enrrrrrbbbrrrr
rrrrooooonkdaar vliegt hij al. Zie
je wel? Het is helemaal niet moeilijk.
Kijk daar is de zee en het strand. Nu
moet Tommy een beetje lager vliegen.
Anders kunnen de mensen niet lezen
wat op het doek staat.
Rrrrrroooonk.wat een kleine
huisjes, auto's en fietsen. En wat zijn
er veel mensen op het strand. Het
lijkt wel een mierenhoop. Rrrrroooonk
,Eet meer ijs", lacht Tommy.
„Zien jullie het goed, mensen?"
Na een half uurtje heen en weer
vliegen vindt Tommy het genoeg. Zo,
de mensen weten nu wel dat je meer
ijs kunt eten.
Met een grote schaar knipt Tommy
het touwtje door van de reklame. Wacht,
nu zal hij een andere reklame maken.
Tommy houdt het stuur even vast met
zijn voeten (dat kan hoor, als je zo
een knappe piloot bent als Tommy).
En met een grote witkwast schildert
Tommy op een ander reklame-doek:
„Wie wil, mag meevliegen".
Wat vreemd! Plotseling zitten ei
wieken aan het vliegtuig.
„Nu is het een helikopter", juicht
Tommy. „Kijk maar".-
Stil hangt de helikopter boven het
strand. Nou ja, stil! wat een lawaai
maakt dat dingKijk, daar komt
het eerste jongetje al naar boven ge
klommen en dan een meisje.... en
nog een meisje. Totdat de helikopter
helemaal vol is. En de ladder die onder
aan bengelt hangt ook vol met jongens
en meisjes.
„Stop, stop!", roept Tommy ver
schrikt. „Niet zo veel tegelijk!"
Maar het is al te laat. O, o, o, ver
schrikkelijk. De helikopter is veel te
zwaar geworden. Hoe Tommy ook
probeert, de machine wil niet meer
omhoog. Langzaam zakt iedereen en
alles naar beneden. „Help!", gillen de
kinderen, „help, help!" Boms
Daar liggen ze allemaal. In het vang
zeil van de brandweer, die nog net op
tijd kon komen. En alle boze vaders
en moeders zoeken naar Tommy die
zo brutaal was om te vliegen met
„Eet meer ijs". „Dat is geen goeie re
klame", roepen de mamma's en pap
pa's boos, „je had beter iets anders
kunnen neerschrijven. Nu hebben al
Vul van boven naar beneden dierennamen in, waarvan de laatste letter
van de ene, de eerste letter van de volgende naam is.
1. Viervoetig dier, 2. vogel, 3. vogel, 4. insekt, 5. muisachtig dier,
6. roofdier, 7. watervogel, 8. zrwarte vogel, 9. vis.
•19J0J 'jbbj MaSiaj 'jaSfij 'jsj 'joj 'juvzcj 'jtnp 'pjsaj sSuissojdo
onze kindertjes buikpijn, stoute Tom
my".
„Ik wil naar m'n mamma", snikt
Tommy. „Mamma!"
„Stil, stil maar". Verward doet Tom
my z'n ogen open. Kijk nou eens! Daar
ligt hij met lakens en dekens op de
grond. Naast z'n bed. En mamma staat
ook naast z'n bed en strijkt over z'n
haar. f
Je hebt gedroomd, malle jongen",
lacht mamma. „Was het zo naar?"
En dan-vertelt Tommy alles
„Totdat je op de grond viel", lacht
mamma. „Kom, dan krijg je een glaasje
warme melk en dan ga je weer fijn
slapen".
„Als ik groot ben word ik toch pi
loot", zegt Tommy even later heel
slaperig. „Maar dan zet ik op mijn
reklame-doek: „Drink meer melk".
„Dat is goed m'n jongen", lacht mam
ma. „Welterusten kleine piloot".
IK DEED HST OOK
I6T, TOTDAT... MAAR...
JULLIE WETEN NIET
EENS WIE IK BEN!
WT MOET IK TOCH
BESJST VERTELLEN
OH...OH, IK
DUCHT DUT IK
ALLEEN WAS.
MUUR DAAR ZUN
MENSEN. WAT
ZULLEN ZE WEL
DENKEN. ZE <5E
LOVEN NIET DUT
IK DROMEN
KUN MflKEN_-^
...WORDEN
DROMEN
ALS AAN EEN M00I6
BLAUW» HEMEL
PLOTSELING EEN MOOIE
ZILVEREN STER NUUK
BENEDEN
SCHIET
(DAOTfSNS-Vt
HET WAS t?EN HEEL MOOIE NACHT.' IKLIEP
KREKEL IS M'JN NAAM
....OAPtE KREKSLI WAT
IK 3ULLIE WIL VERTELLEN
bbson in eeN nacht,
HEEL LAN<3 «SLE
DEN.
HET fcWSE TEKEN VAN LEVEN WAS EEN VER
LICHT VENSTER VAM DE WERKPLAATS VAN
OUDE HOUTSNIJDER SEPPETTO
DOOR DE DONKERE STRATEN VAM EEN LIE*
DOKPOE OPZOEK NAAR ESlJ
•slaapplaats
DAAR WAREN
MOOIE OUDS
KLOKKEN
SPEELOOOS.
DES EN
SPEELPOPPEN
ALLEMAAL
PRACHTIG
U17SESNE- I,
DEN. DIE
SEPPETTO
KON DAT
TOCH.
GOED
ONDER OE DBURZAS IK EEN
«SAATOEWAAR IK DOOR KROOP
EN VOOR He HET WIST, WAS IK
AL BINNEN
TOEN IK HEERL'JK 011 HET VUUR ZAT
OM ME TE WfRMEHIKEEK IK EENS
ROND." NOS NOOIT HAD IK ZOVEEL
MOOIS ELKBAR«EZI»N
ZODAT IK BESLOOT
ME VOOR BEN POOSDE
-WAT SNOE
ZIG...MAAR
VER.
°PPEN.V>1. J J-: n
PlOTSEUN<5
HCOI?De IK
IEMAND
3INNEKJK0-
MEN. IN
6CN VCTEMD
HUIS MOiT
sen Kiee.
kcl VOOR
ZICHTIG
Z'JH"
HOUTO4
AAOOl
Mier AFHouosN
VBrVOtÖT.