EEN HOOGGELEERDE ZWERVER OP ZOEK NAAR „EL DORADO" Hoe prof. Stolk in Brazilië's „Groene Hel" per ongeluk de resten ontdekte van een verdwenen Indio-beschaving Wekelijks toegevoegd aan alle edities van arletm Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant en IJ mui der Courant Wij zijn matige drinkers - u Maagdenbloed Terug Uitgekeken Orgie van schoonheid „Neus achterna" v'4, Erb: Links: Prof. Stolk in het gebergte van Zuid-Columbia, aan de rand van de Amazone-oerwouden. Rechts: zwarte aasgieren op de uitkijk, een proeve van prof. Stolk's dieren- fotografie. HET PRODUKTSCHAP voor ge distilleerde dranken te Schiedam heeft niet zonder spijt) vastgesteld dat wij Nederlanders als volk bijna Sé m.atigste alcoholverbruikers ter wereld zijn. Alleen de Noren en de Finnen drinken, gemiddeld per hoofd der bevolking, nog minder dan wij. Om dit aan de weet te komen zijn er in de afgelopen maanden in 28 landen statistische gegevens en cijfers verzameld over de alcohol consumptie. Daar diverse dranken zeer verschillende percentages alco hol bevatte, werd de totale con sumptie omgerekend in zuivere hon derd percents) alcohol. Nederland kwam dan, per hoofd, op een jaar lijks gebruik van 3,39 liter zuivere alcohol, waarmee het de zesentwin tigste plaats op de „ranglijst van de dorst bezet." VERUIT aan de kop ging Frank rijk (1962) met 20,39 liter. Italië was een goede tweede met 12,96 liter, terwijl Spanje en West-Duitsland als runners-up met respectievelijk 10,63 en 10,12 liter de vierde en vijf de plaatsen deelden. Het kleine Luxemburg volgde met 9,8 liter, waarmee het gelijkstond met Argen tinië. Portugezen en Zwitsers con sumeerden 9,5 liter, de Oostenrijkers bijna 9 liter. Australië werd elfde met 6,6 liter, Engeland 15de (5,55), de V.S. zestiende (5,51 1.) en Canada achttiende (5.26 1). Na enkele gordijn- landen, waar de dorst waarschijnlijk groter is dan het aanbod, volgt dan ons land met 3,39 liter, terwijl Noor wegen met 2,74 en Finland met 2,1 liter de rij sluiten. BIJ DIT alles moet men wel be denken dat per hoofd der bevolking betekent, dat ook de kinderen, de zuigelingen en zelfs de geheelont houders meegerekend zijn, zodat de werkelijke consumptie-per-liefheb ber zeker het dubbele van de lande lijke „score" is. Wat de verdeling van het drinkgenot over de diverse soor ten alcoholica betreft, staan de Bel gen en Luxemburgers voorop als bierdrinkers: zij verzwelgen er per hoofd resp. 140 en 122,2 liter per jaar van; West-Duitsland „slechts" 113,5 liter, Australië en Nieuw-Zeeland beide circa 104 liter. In Nederland is dit slechts 31,16 liter. Frankrijk en Italië leiden de wijncompetitie met 157, resp. 112 liter, Nederland drinkt slechts 3,26 liter wijn per inwoner en per jaar. Ook ons verbruik van gedistilleerd is gering: 1,44 liter ver geleken bij landen als de V.S., Span je, Polen, West-Duitsland en Zweden die alle goed zijn voor een consump tie van 2V\ tot ruim 2,5 liter 's jaars. Wat de „omrekeningskoersen" be treft werd het bier gemakshalve ge taxeerd op gemiddeld 5 percent al cohol, de wijn op 12 percent, het ge distilleerd op zijn ware gehalte. De gegevens waren van de jaren 1962 en 1963. Al met al mogen wij ons dus wel op de borst slaan, nu statistisch bewezen is, dat wij een bijzonder ma tig volk zijn. Misschien is dat alles een stimulans om 'm straks, in de decemberse feestdagen, eens even extra te „raken"? Voor het Schie- damse produktschap zou dat wel prettig zijn. maar laten we toch maar oppassen. Beter onderaan op de wereldranglijst dan zat in de auto, als u begrijpt wat wij bedoelen. er onder de schuilnaam dr. Carol Bru- baker een hele serie verschenen zijn bij Servire: Verboden paradijs, Gees ten van het woud, Tamtams van leven en dood" en andere, die grif gekocht worden: een bewijs dat er behoefte is aan dit soort woudlopers-romantiek. Ietwat spijtig voegt hij daaraan toe: jammer dat ons taalgebied zo klein is: in het buitenland zouden mijn boeken het nog veel beter doen! DE „BLACKNECK SCREAMER" bleek een gunstig voorteken. Een hon derd kilometer verder stroomafwaarts werd een volgende landing gemaakt. En terwijl de professor zelf met het kapmes de lianen weghakte, ontdekte hij een terreinverhoging van een afwij kende rode kleur. Hij dacht eerst dat het een termietenhoop was, maar bi.j nader onderzoek bleek het een stuk muur van leem en keien, onmiskenbaar het werk van mensenhanden. Voor zichtig rondpeuterend in de omringende bodem groef hij achtereenvolgens een aantal potscherven, enkele halfvergane gebruiksvoorwerpen een offersteen en 'n fraai bewerkte koperen schoen met 'n gat in de bodem op. Dat schoentje wellicht een stijgbeugel is inmiddels met de andere vondsten door experts van de universiteit van Bogota geïden tificeerd als typische voortbrengselen der Chibcha's die eens, in precolumbi- aanse tijden in het Noordwesten van dit werelddeel twee machtige rijken met een zeer hoogstaande cultuur ge vestigd hadden. Zij waren, net als Inca's en Maya's, zonaanbidders en werden waarschijnlijk geregeerd door een priesterkaste die een grote geeste lijke verfijning paarde aan wrede ri ten. Het symbool van de oppergod was ook hier 'n „goddelijk aangezicht"..van zuiver goud, omgeven door een idem stralenkrans. En op gezette tijden wer den er mensenoffers gebracht, juist als bij de Inca's. Wie weet hoeveel „maag denbloed" er over de door prof. Stolk gevonden offersteen gevloeid heeft, hoe veel harten zjjn uitgerukt.... CORTES en zijn Spaanse trawanten hebben in hun onstilbare gouddorst ook de Chibcharijken uitgemoord en plat gebrand. Maar volgens de legende zou een aantal priesters de slachting ont komen en gevlucht zijn, met medene ming van een groot deel van het sacrale goud. Naar het oerwoud, zegt men, waar zij betrekkelijk veilig waren voor de wraak der conquistadores. DIE LEGENDE van „El Dorado (het goudland) klinkt aannemelijk, maar niemand heeft ooit de juiste plaats van dit laatste Chibcha-toe- vluchtsoord gevonden, noch ook de goudschat. Ook prof. Stolk, hoe hij ook hoopte en groef, vond geen grein tje van het edele metaal. Zijn anderen hem wellicht vóór geweest, of is dit alles alleen maar een romantisch sprookje, een illusie De tijd zal het leren. Maar één ding is zeker. Volgend jaar gaat prof. Stolk terug naar zijn Groene Hel, zijn gifslangen en zijn bloedzuigers. Niet om dat goud, maar om nieuwe avon turen te beleven, nieuwe schoonheid te ontdekken, nieuwe cultuurschatten op te graven misschien. Want hij kan het nu eenmaal niet laten: „Ik ben een ongeneeslijke zwerversnatuur....". Herman Croesen IN IEDER MENS steekt een vrijbuiter. Ook de hooggeleerde Anthony Stolk droomde als prille jongen van avonturen en ontdekkingsreizen. Maar terwijl wij met het klimmen der jaren die dromen vergaten en gezeten burgers werden, bleef hij zijn jeugdideaal trouw. Hij werd een zwerver, een zoeker van verre horizonten, van „witte plekken" op de wereldkaart. Die zijn er helaas niet veel meer maar prof. dr. A. Stolk vond ze. In Afrika, waar hij met tussen pozen tien jaar heeft rondgedoold en gefotografeerd en dat hij thans kent zoals u en ik onze broekzak. En nu, de afgelopen zomer, in Brazilië's oer wouden, die hem altijd gebiologeerd hebben. Daar, in de stomende „Groene Hel" aan de bovenloop van de Amazone, waarin nog slechts sporadisch een blanke is doorgedrongen, deed bij c ?n verrassende vondst. Hij ontdekte er, min of meer per ongeluk, de resten van een Chibcha-nederzetting: een ver dwenen beschaving die bijna even rijk en hoogontwikkeld was als de Inca cultuur in Peril en de Mava's van Yucatan, en die hetzelfde droeve lot deelde, IVant ook de Chibcha-Indianen zijn halverwege de zestiende eeuw genadeloos uitgemoord door de Spaanse conquistadores. Maar terwijl er van Inca's en Maya's nog vele imposante cultuurresten bestaan (onder andere de ruïnes van de stad Chichén Itza), bleef er van de Chibcha's weinig meer behouden dan een handvol legenden en overleveringen. Welk een glorie dus voor een Neder landse amateur-ontdekkingsreiziger, dat juist hij in de „Verloren Wereld" van de Amazonas een tastbaar bewijs voor deze legenden vond! ook het hoogleraarschap niets aan veranderen." EENMAAL ECHTER raak je een beetje uitgekeken op het Zwarte Conti nent, vindt hij. Echte jungle, waar je je met het kapmes een pad moet banen, is er haast niet meer. Afrika wordt steeds geciviliseerder, er komen overal vliegvelden en wegen. Slechte wegen meestal, vol gaten en kuilen, maar je kunt er met auto's en bussen rijden. Het gevolg daarvan is, dat je middenin de bush soms opeens op een groep wel gedane Duitse of Amerikaanse toeris ten stuit, gehuld in kleurige sportshirts en voorafgegaan door 'n geüniformeer de reisbureau-gids. Nu is dat wel de laatste soort mensen die prof. Stolk op zijn escapades hoopt te ontmoeten en dus besloot hij dit jaar om voorlo pig een streep onder Afrika te zetten en naar andere jachtgronden te ver huizen. HET WERD Zuid-Amerika. Hij vloog naar Bogota in Columbia, vandaar naar het Braziliaanse grensgebied. In een grensstad huurde ik een gids, twee Indianen en een bootje "en zo trokken we „De verloren wereld" in, de onaf zienbare oerwouden langs de boven loop van de Amazonas, waar nog maar enkele onderzoekers laat staan toe risten! een voet gezet hebben. De rivieren zijn de enige toegangswegen: het woud zelf is zo'n ondoordringbare wirwar van bomen, lianen en luchtwor tels dat je er zonder kapmes geen me ter in kan doordringen. Vaak voeren wij dagenlang tussen huizenhoge muren van groen zonder legae-zwervers als het echtpaar Denis van Luipaard op schoot en de pygmee- ënvorser dr. Paul Julien die ook hij is chemicus uit het nest der exacte wetenschap stamt. Met hen heb ik aan menig „kampvuur" ervaringen uitge wisseld en hun geestdrift sterkte mij in mijn voornemen om met dit zwer versleven door te gaan Hij ging door, ook nadat de Vrije Uni versiteit hem benoemd had tot hoog leraar in de biologie, in welke kwaliteit hij aan vele buitenlandse congressen deelneemt. „Na zo'n bespreking plak ik er vaak nog een paar weken of maan den aan vast om wat op eigen gelegen heid in die landen rond te neuzen". Prof. dr. A. Stolk doceert nu, als hij thuis is, microscopische anatomie aan de V.U. Maar meestal is hij „op drift", „zijn neus achterna". Zes of zevenmaal trok hij door het Zwarte Werelddeel, filmend, fotograferend en tekenend. Niet alleen de dieren, die zijn vak zijn, maar ook mensen, inheemse typen, stamfolklore, huwelijks- en doodsrtten. „Er zijn col- legae-biologen van mij, die naar Afrika gaan om er b.v. spinnen te bestuderen. Maar dan zien zij ook niets anders dan spinnen; voor al het andere dat Afrika te bieden heeft, blijven zij doof -en blind. Mij boeit alles wat mooi, bijzon der of bizar is, ik wil het kennen en on derzoeken." Dat de zuivere wetenschap bij dat alles wel eens even in de ver drukking raakt, ontkent prof. Stolk niet. „Maar wat wilt u ik ben nu eenmaal een ongeneeslijke zwerver daar kan Maar tegenover dat alles stond ook een orgie van wilde schoonheid. De zeldzaamste tropische vissen, felle ro- een strandje of open plek te ontdekken waar we konden aanleggen. Trouwens, ook dat was niet zonder risico. Vele oerwoud-indianen zijn iedere „indrin- dringer" vijandig gezind en sommige stammen staan bekend als geestdriftige koppensnellers. Maar zelf hebben we geen last gehad: mijn gids kende zijn pappenheimers en vermeed riskante Avond in het gebergte van Zuid- Columbia, de poort tot de „Groene Hel" waar de Amsterdamse hoog leraar zijn verrassende ontdekking deed. vers zoals de kleine piranhas, enorme grillige orchideeën in ontelbare soorten, monsterlijke libellen en nog kolossaler vlinders in de prachtigste kleuren. Van die laatsten moest ik echter ver blijven, want vlinders gelden hier algemeen als onheilsbrengers en als ik op vlin- derjacht gegaan was, had mijn gids mij ongetwijfeld prompt in de steek gelaten. ER WAREN ook problemen. In deze oerwouden heerst zelfs midden op de dag een groenige schemering die fil men en fotograferen, vooral met kleu- renmateriaal, tot een zeer hachelijke onderneming maakt. Toch heb ik hon derden prima dia's kunnen maken; ze zijn nu juist ontwikkeld. Maar al die maanden daarginds heb ik daarover in martelende onzekerheid verkeerd. An der ongerief was bijvoorbeeld de schim mel; alles rotte zienderogen weg als het niet in blik bewaard werd. En persoon lijk had ik ook geen hoge pet op van het dag en nacht voortdurende concert van de reuzensprinkhanen, een oorverdo vend geluid dat op den duur op je zenuwen gaat werken. Op een van onze spaarzame pleister plaatsen had ik een buitenkansje. Ik ontdekte een black neck screamer, een bijzonder zeldzame vogel van wie men dacht dat hij uitgestorven was. Ik kon een paar goede opnamen maken die ik voor veel geld zou kunnen verkopen. Misschien doe ik dat nog wel, want mijn reizen kosten veel geld; ik be kostig alles zelf. Toch zou ik niet anders willen; de vrijheid wordt nu eenmaal duur betaald. Maar ik hoef tenminste geen universiteit of wetenschappelijk fonds naar de ogen te kijken, zoals zo vele van mijn collega's. En om althans een beetje uit mijn kosten te komen, houd ik lezingen-met-lichtbeelden en schrijf boeken. Populair-wetenschappe- lijke pockets met eigen foto's, waarvan HOE DAT allemaal gekomen is? „Ik wilde zeeman worden", vertelt professor Stolk, „maar mijn vader stond erop dat ik rechten zou doen. Eenmaal in Utrecht ging ik, bij wijze van wraakoefening, biologie studeren en daarnaast medicijnen. In 1949 promoveerde ik op een dag in beide vakken, dat was wel grappig. Maar voor een praktijk als medicus of als leraar voelde ik niet. Ik wou erop uit, de wereld zien, de onbedorven natuur, de primitieve volken. Het werd Afrika. Mijn eerste reis, naar Roeanda-Urundi, waar ik zeldzame vogels en dieren fotografeerde, onder andere een visarend in de vlucht tijdens de „prooibehandeling": een opname die ik mag wel zeggen orni thologische historie maakte. „Aan het Lac Edouard, in Urundi, was concurrentie. Ex-koning Leopold, ook een fervent dierenfotograaf, was mij één dag vooruit. In een logement sliep ik in het bed dat hem de nacht tevoren als legerstee gediend had. Maar ontmoet heb ik hem niet. Wel, op latere foto-safari's, befaamde col ontmoetingen. Ook overigens vielen de „gevaren" mee, al moest je natuurlijk oppassen voor de vele giftige spinnen en slangen óók waterslangen! de bloedzuigers, de myriaden muggen en talloze andere belagers, om van de slo pende, dampende hitte dan maar te zwijgen. Bij de opgravingen in de door prof. Stolk ontdekte ruïnes van een Chib cha-nederzetting werd o.a. een koperen schoen blootgelegd. Een deel daarvan is hier juist zichtbaar geworden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 13