SHIRLEY
DUITSE SCHRIJVERS HOUDEN HUN
LANDGENOTEN DE SPIEGEL VOOR?
Kroon
zonder
rijk
1
WE GAAN WEER (VEILIG) KNUTSELEN
PANDA EN DE MEESTER-LEERLING
V
Joor Charlotte Brontë
Hebben wij dan helemaal niets
geleerd sinds Wereldoorlog 2
Ons vervolgverhaal
Haarlems matrassenhuis
MAANDAG 9 NOVEMBER 1964
5
Politiek volksvermaak
„Groeten aan
de vrijheid"
,Nibelungentrouw"
Ziekelijk perfectionisme
Ferdinand Demi
II Ii
fifiiilK
DE VAKANTIES zijn voorbij. De
knutselaars, de hobby-mensen, de
„doe-het-zelfers", likkebaarden al bij
het idee dat ze nu op zaterdag en
zondag al hun verdere vrije tijd kun
nen besteden aan het verrichten van
heerlijke karweitjes, die niet alleen
een prettige tijdvulling zijn, maar ook
praktisch nut hebben. Er zijn in huis
en er om heen vaak zoveel kleine
klusjes te doen, werkjes waarvoor
moeilijk iemand te vinden is, dat je
het wel zelf moet gaan doen, nog af
gezien van het geld dat men op deze
manier bespaart. Want ook de am-
uw matras te dun of versleten
laat het ons even weten
prijsopgave aan huis
's morgens om 9 uur gehaald
's avonds 6 uur weer thuis
grote houtstraat 103
haarlem, telefoon 11485
profiteer van onze inruilactie
f 10.- of f 25.- voor uw oude
spiraal of ledikant
Theo de Vriei
53)
wend sarcastische opmerkingen te
maken, vooral niet over iemand die
zwakker of in bescheidener omstandig
heden was dan hijzelf; maar hij was
toevallig een of tweemaal in de ka
mer geweest toen juffrouw Mann zijn
zuster een bezoek bracht en na enige
tijd naar haar woorden te hebben ge-
luisterd en naar haar gelaatstrekken
te hebben gekeken, was hij de tuin
ingelopen, waar zijn nichtje sommige
van zijn geliefde planten verzorgde
en terwijl hij naar haar stond te kij
ken had hij zich vermaakt met de
lieftallige jeugd zo teder en aan
trekkelijk te vergelijken met de ge
rimpelde ouderdom, die vaal en lief
deloos was en schertsend het zure
gesprek van een sjagrijnige oude
jonge-juffrouw voor een glimlachend
meisje te herhalen. Bij zo'n gelegen
heid had Caroline eens tegen hem ge
zegd, terwijl zij opkeek van de weel
derige klimplant, die zij aan het vast
binden was. „Je houdt niet van oude
vrijsters. De gesel van je sarcasme
zou mij ook treffen als ik een oude
vrijster was."
„Jij een oude vrijster!" had hij ge
antwoord. „Dat is een pikant idee
wanneer het door lippen van die kleur
en vorm wordt uitgesproken. Toch
kan ik me jou wel voorstellen op je
veertigste jaar, eenvoudig gekleed,
bleek en met ingevallen wangen,
maar nog altijd met die rechte neus,
dat blanke voorhoofd en die zachte
ogen. Ik vermoed dat je je stem wel
zult behouden, die een geheel andere
klank heeft dan dat harde lage or
gaan van mejuffrouw Mann. Houd
moed, Carry! zelfs als je vijftig
bent, zul je niet weerzinwekkend
zijn."
„Juffrouw Mann heeft zichzelf niet
gemaakt en de toonhoogte van haar
stem ook niet, Robert."
„De natuur heeft haar gemaakt in
dezelfde stemming, waarin zij haar
wilde rozen en doornstruiken maakt;
terwijl zij voor de schepping van som
mige vrouwen de morgenuren van
mei bewaart, wanneer zij met licht
en dauw de primula uit het gras
lokt en de lelie uit het mos in het
woud".
Toen zij in het zitkamertje van me
juffrouw Mann werd binnengelaten
zag Caroline haar, als altijd, in een
omgeving van volmaakte orde, alles
was keurig en geriefelijk (is het eigen
lijk niet een deugd van ongetrouwde
vrouwen dat de eenzaamheid haar haar humeur,
maar zelden slordig of wanordelijk
maakt?) er lag geen stof op haar ge
wreven meubelen, evenmin op het
karpet, er stonden pas-geplukte bloe
men in een vaas op haar tafel, er
vlamde een helder vuur in de haard.
Zij zat zelf een beetje stijf en ietwat
overdreven netjes in een met kussens
belegde schommelstoel, haar handen
hielden zich bezig met breien; dit was
haar liefste bezigheid daar het de
minste inspanning kostte. Zij stond
nauwelijks op toen Caroline binnen
kwam; het vermijden van opwinding
was een van de doeleinden van juf
frouw Mann in het leven. Sinds zij
die morgen naar beneden was geko
men, had zij zich rust gegund en zij
had juist een zekere staat van slape
rige kalmte bereikt toen de klop van
de bezoekster haar opschrikte en het
werk van die dag ongedaan maakte.
Zij was dus niet bijzonder in haar
schik toen zij juffrouw Helstone zag;
zij ontving haar met een zekere te
rughouding, verzocht haar op strenge
toon te gaan zitten, en toen zij haar
tegenover zich had, keek zij haar
strak aan.
Het was niet iets gewoons wat men
onderging zo door juffrouw Mann
aangestaard te worden. Robert Moore
was er eens toe gedoemd geweest en
hij had het nooit vergeten.
Hij stelde het gelijk aan alles waar
toe Medusa in staat was. Hij verklaar
de te betwijfelen of zijn vlees na die
kwelling nog wel net zo was als vroe
ger, of er niet iets in 't weefsel was
versteend. De blik had het effect ge
had hem prompt de kamer en het
huis uit te drijven, had hem zelfs re
gelrecht naaf de pastorie doen gaan,
waar hij voor Caroline was versche
nen met een heel wonderlijk gezicht
en haar verbaasde door zonder om
haal een tedere begroeting van haar
te vragen om de hem berokkende
schade enigszins te herstellen. Onge
twijfeld had juffrouw Mann verschrik
kelijke ogen voor iemand van het
zwakke geslacht; ze puilden uit, lie
ten veel wit zien en keken zo strak,
zo onbewegelijk naar iemand, alsof
het stalen ballen waren, in haar hoofd
vastgeklonken; en wanneer zij onder
het staren op een onbeschrijflijk dro
ge, gelijkmatige toon begon te spre
ken een toon zonder enige trilling
of buiging had ge het gevoel als
of het gesneden beeld van een kwade
geest tegen u sprak. Maar dat was
allemaal inbeelding, iets dat alleen
de oppervlakte raakte. Juffrouw
Mans barsheid-als-van-een-boze-geest
ging nauwelijks dieper dan de engel
achtige liefheid van honderden mooie
meisjes. Zij was een absoluut eer
lijke, nauwgezette vrouw, die in haar
leven plichten had vervuld, aan wel
ker srtrenge pijniging menige men
selijke engel met gazelle-ogen, zijden
haarlokken en een zilveren stem zich
vol afschuw onttrokken zou hebben.
Zij had in eenzaamheid langdurige
tonelen van lijden doorgemaakt, zij
had zich een strenge zelfverlooche-
ming opgelegd, had zich grote opof
feringen aan tijd, geld en gezondheid
getroost voor mensen, die haar dit
slechts met ondankbaarheid hadden
vergolden en nu was haar voor
naamste bijna haar enige fout
dat zij kritisch was.
Kritisch was zij zeker. Caroline had
nog geen vijf minuten bij haar ge
zeten of haar gastvrouw, die haar nog
altijd onder de ban van die vreselijke
Medusa-blik hield begon sommige
families uit de buurt levend te villen.
Zij ging hierbij op een bijzonder koe
le, vastbesloten manier te werk, zo
als een chirurg, die zich met zijn
ontleedmes op een levenloos lichaam
oefent. Zij maakte weinig onder
scheidt, zij liet aan bijna niemand
iets heel; zij ontleedde haast al haar
kennissen zeer onpartijdig. Wanneer
haar toehoorster het waagde er zo nu
en dan een verzoenend woord tussen
te voegen, verwierp zij het met min
achting. Maar als was zij meedogen
loos in haar morele anatomie, zij was
geen kwaadspreekster. Zij verspreidde
nooit echt kwaadaardige of gevaar
lijke verhalen. Er mankeerde niet zo
zeer iets aan haar hart dan wel aan
Deze ontdekking deed Caroline die
dag voor het eerst, en zo kwam zij
ertoe verscheidene onrechtvaardige
oordeelvellingen te betreuren, die zij
meer dan eens over de kribbige oude
dame had geuit. Zij begon vriendelijk
tegen haar te praten, niet met mee
voelende woorden, maar met een
meevoelende stem. Zij zag de een
zaamheid van deze vrouw in een
nieuw licht, evenals de aard van haar
lelijkheid een bloedeloze bleekheid
van de huid en diep doorgroefde trek
ken. Het jonge meisje had medelijden
met de eenzelvige en zwaar beproef
de dame, en haar uiterlijk toonde
haar gevoelens. Een lief gezicht is
nooit liever dan wanneer een bewo
gen hart het met medelijdende teder
heid bezit. Juffrouw Mann, die zo'n
gezicht naar zich zag opgeheven,
werd op haar beurt ontroerd. Zij toon
de waardering voor de belangstelling
haar zo onverwachts bewezen haar,
die gewoonlijk slechts koelheid en
spot ondervond door er openhartig
op te antwoorden. Gewoonlijk sprak
zij niet over haar eigen aangelegen
heden, omdat niemand graag naar
haar luisterde, maar vandaag werd
zij mededeelzaam en haar vertrouwe
linge kon haar niet zonder tranen
aanhoren, want zij sprak over een
wreed, langzaam uitterend, hardnek
kig lijden. Natuurlijk zag zij eruit als
een dode, natuurlijk was haar gezicht
grimmig en glimlachte zij nooit, na
tuurlijk wilde zij alle opwinding ver
mijden om haar kalmte te winnen en
te bewaren! Toen Caroline alles wist,
erkende zij dat juffrouw Mann eer
bewonderd moest worden óm haar
geestkracht, dan gelaakt om haar
gemelijkheid.
(Wordt vervolgd
WVMWnWMlVMI
WMMBMMKBMBMMMBBM
VAN DE DUITSERS wordt beweerd,
dat zij niet in staat zijn tot zelfkritiek
De ontnuchtering na de tweede wereld
oorlog heeft daarin wel enige ver
andering teweeggebracht. De tussen
verongelijkte verontwaardiging en pessi
misme heen en weer schommelende
stemming van na de eerste wereldoorlog
kreeg na 1945 weinig kansen.
DE LAATSTE TIJD zijn in Duitsland
een paar boeken verschenen, waarin de
schrijvers bepaald geen mals oordeel
over een aantal karaktertrekken van hun
landgenoten vellen. Zo zegt Hans-Georg
von Studnitz publicist en wereldreizi
ger in zijn zojuist verschenen boek
Bismarck in Bonn" (verschenen bij het
Seewald-Verlag in Stuttgart) dat „de poli
tieke stemming van de Duitsers bij voor
keur ontbrandt aan dramatische gebeurte
nissen". Uit ongebreidelde overwinnaars
veranderen de Duitsers plotsklaps in
„overwonnenen van professie", die zich
in ware orgiën van boetvaardigheid stor
ten". Zij houden ervan politiek als weten
schap te bedrijven en zij verzuimen, de
les te trekken uit hun verleden, dat zij
als „een museumstuk in de diepvries"
hebben gestopt. „Het Duitse publiek voelt
zich onweerstaanbaar aangetrokken tot
doctrinaire figuren die star vasthouden
aan hun wereldbeschouwing. Hoewel dit
publiek tot elke prijs een conformische
houding wenst in te nemen „dweept het
desondanks met non-conformistische hou
ding wenst in te nemen „dweept het
desondanks met non-confermisten uit
proffessie".
Tegenover de these van de Duitse histo
ricus Fritz Fischer, dat de Duitsers nage
noeg alleen de schuld dragen van de eer
ste wereldoorlog en de poging van Hog-
gan om Hitier schoon te wassen, „menen
de Duitsers, dat zij als democraten rea
geren wanneer zij zich als masochisten ge
dragen", aldus von Studnitz. Door
Fischer lof toe te zwaaien en Hoggan te
verdoemen „menen zij zich een alibi te
scheppen voor de wijziging van hun poli
tieke gezindheid". Het paradoxale van een
dergelijke onzekere houding is, dat „in
Duitsland de buitenlandse politiek een
soort volksvermaak is geworden" en dat
mensen wier relatie tot Oost-Europa ein
digde met hun geboorte in de een of an
dere negorij in Silezië thans als deskundi
gen voor Oost-problemen optreden".
NOG VEEL harder pakt de jonge publi
cist Klaus Harpprecht zijn landgenoten
aan in zijn bundel essays „Viele Grüsse
an die Freiheit" (Steingruben-Verlag,
Stuttgart). Harpprecht, die vele landen
heeft bezocht, vertoeft o.m. als correspon
dent van het tweede Duitse televisienet
in de Verenigde Staten. Vanuit de verte
ziet hij de nationale gebreken van de Duit
sers Zeer duidelijk en hij neemt ze dan
ook haarscherp op de korrel. Evenmin vrij
van bezorgdheid over de ontwikkeling in
Duitsland als Von Studnitz, verzucht hij:
Een nieuwe periode van „wilhelminisme"
(hiermede omschrijft men de toestanden
ten tijde van keizer Wilhelm de Tweede)
komt opdagen. Haar komst kondigt zij aan
met troebele, wazige, lege taal. De burger
wordt thans weer „Duitse mens". Een
slordig pathos stijgt ten hemel. De mooie
kamer wordt weer volgepakt met idealis
me. De idealen borrelen litersgewijs uit de
hoofden, zij ritselen in alle schrijftafel
laden, onze hoofdkussens zijn weer volge
stopt met goede wil wij hullen ons in
een schemerig vertrouwen op een nooit af
latende opwaartse ontwikkeling
TERWIJL STUDNITZ het heeft over de
Duitse begeerte om „everybody's darling"
de lieveling van alleman te zijn,
schrijft Harpprecht: „Wij storten ons met
onze vriendschap op iedereen, omdat ons
de moed ontbreekt één partner te kiezen,
die op ons kan bouwen en waarop wij
kunnen bouwen." (Bedoelt hij Amerika of
Frankrijk?). Hij breekt ook een Duits ta
boe, wanneer hij ironisch schrijft over de
„Nibelungen-trouw", „waarvan de wereld
toch niets gelooft". Toen na de eerste
wereldoorlog de filosoof Theodor Lessing
in een college bewees, dat het Nibelungen-
lied „boordevol ontrouw en valsheid" zit,
verloor hij door de verontwaardiging van
nationalistische jongeren zijn zetel als
hoogleraar in Hannover. Later werd hij,
nadat hij naar het buitenland was gevlucht
het slachtoffer van een nationaal-socialis-
tische sluipmoord.
DE JONGE PUBLICIST, die in eigen
land groot aanzien geniet, schrijft voorts:
„De vrees voor duidelijkheid in ieder op
zicht is bezig onze oude reputatie te her
nieuwen, dat wij wisselvallig, onbetrouw
baar en onoprecht zijn." Het verschil met
vroeger is, dat de hedendaagse Duitsers
wel begrijpen, dat zij dergelijke ongezou
ten kritiek althans ten dele verdienen.
„DEZE KOMT in ietwat andere vorm
tenslotte ook nog tot uiting in het boek,
dat door baron Zu Guttenberg werd ge
schreven. In zijn boek „Wenn der Westen
wil" (Seewald-Verlag, Stuttgart) waar
schuwt deze Bondsdagafgevaardigde van
de C.S.U. tegen de gevolgen van een niet-
nakomen van aan Duitsland gedane belof
ten ten aanzien van de hereniging van het
land. „Dan zou het begrip van de onbere
kenbare en laverende Duitsers wel eens
onder onze bondgenoten een wederopstan
ding kunnen beleven."
Volgens deze politicus loopt het Duitse
volk echter „vandaag geen gevaar, ten
prooi te vallen aan welk radicalisme van
links dan ook, maar het is geenszins im
muun tegen nationalistische dwaalleren-
Het nationalisme als kwasi-religieuze
overdrijving van nationale waarden kan
echter zijns inziens in het verdeelde Duits
land in het huidige kerntijdperk „alleen
maar neutralistische, misschien zelfs paci
fistische vormen aannemen, maar voor het
overige blijven zijn kenmerken gelijk:
enerzijds verafgoding van de natie in
een in drieën gedeeld land de absolute
voorrang van de nationale eenheid ten
tweede, zoals altijd, een sentimenteel fa
natisme dat blindelings het parool aan
vaarden zou: „het Westen heeft ons om de
tuin geleid, het Oosten wil ons de eenheid
geven."
En nog duidelijker: „Indien de Sovjet-
Unie er ooit in zou slagen de tussen het
vrije Duitsland en zijn geallieerden over
eengekomen politiek met betrekking tot
Duitsland ten val te brengen, dan zou
de eerste schreden zijn gedaan naar het
uiteenvallen van de Westelijke alliantie in
Europa".
Ook hier wordt een van de meest mar
kante Duitse eigenschappen blootgelegd:
het onvermogen om in ernstige politieke
teleurstellingen te berusten. Men moet in
dit verband nogmaals Klaus Harpprecht
citeren. Hij spreekt van het Duitse ver
langen „naar het volmaakte in een on
volmaakte wereld, een hartstocht voor
het perfecte, die ons door de laatste vijf
eeuwen heen als een ziekte vervolgde".
Deze zucht naar perfectionisme stelt altijd
weer het alternatief: alles of niets. Alles
vóór het Westen ofDaarin ligt het
gevaar van een omtuimelen van de open
bare mening in Duitsland.
De vermoorde Theodor Lessing noemde
dat „de zucht zich zelf te willen genezen".
Deze wordt geboren uit de zich bijwijlen
manifesterende „haat van de Duitsers
jegens zichzelf, de neurotische zuster van
het medelijden met zichzelf".
VIJFENZEVENTIG JAAR is dezer
dagen de Duitse „keizerskroon", hier
afgebeeld, geworden. Hij heeft één
keizer, een handvol Reichs- en Bundes-
prasidenten, met daartussendoor nog
een dictator overleefd: een zekere Hit-
Ier. Maar anders dan dezen was hij
dan ook onvergankelijk, want gemaakt
van het edelste metaal: het goud
een onsterfelijk symbool van de Duitse
grootheidsdroom. Men mag nimmer
vragen, hoe zwaar dit massief-gouden
kleinood wel weegt en wat het gekost
heeft: dat zijn laagbijdegrondse vra
gen die niet bij dit hoogverheven rega-
lium passen. Maar wel verschaft men
u gaarne inlichtingen omtrent de deco
raties; bestaande Uit 168 grote en tal
loze kleine roósvormige diamanten,
acht druppelvormige parels als duive-
eieren zo groot, het geheel bekroond
door een reusachtige saffier, uitgevoerd
als rijksappel. Het was Duitslands
laatste keizer, Wilhelm II („Es ist er-
reicht") die in 1889 opdracht gaf tot de
vervaardiging van de kroon. Hij heeft
er niet lang plezier aan beleefd. In 1918
kwam er een einde aan zijn monarchie
en Wilhelm moest, als balling, naar
Nederland uitwijken waar hij tot het
einde van zijn dagen een soort schutz-
haft-asiel genoot in huize Doorn. Zijn
trotse kroon verhuisde met enkele an
dere regalia naar het stamslot Hohen-
zollern bij Hechingen in Zuid-Duitsland
waar het, goad beveiligd tegen inbraak
en brand, nu jaarlijks aan zo'n 600.000
nieuwsgierigen uit aller Heren landen
getoond wordt. Men zegt dat vele Duit
se bezoekers tranen in de ogen krijgen
P"uIiiiE-
als zij met deze relikwie van het ver
leden geconfronteerd worden. Hier be
ziet prins Louis Ferdinand van Pruisen
(foto), het tegenwoordige hoofd van
het huis Hohenzollern, de kroon van
zijn grootvader. Zonder diens „frisse,
vrolijke oorlog" zou hij nu wellicht de
drager ervan geweest zijn
71. De klanten verdrongen zich voor de spiegel, den
kend dat het een nieuw soort televisie-toestel was. „Ga
weg, domme reuzen!" Hep Wondril de Witte verwoed.
HIk heb een belangrijke mededeling te doen!" „Weer
een spreker", zei een klant geeuwend. „Wat heb je
aan een nieuwe TV, als je er toch steeds dezelfde ver
velende kletsprogramma's op krijgt?" En verveeld keer
de hij de spiegel de rug toe. De anderen volgden zijn
voorbeeld, zodat Panda en Joris eindelijk weer konden
horen, wat de magiër hen te zeggen had. „Luistert gij
beiden", sprak Wondril. „En vooral jij, oneerlijke reus,
die zich Goedbloed noemt. Door jouw schuld is de mees-
tersteen in handen van Dongadil geraakt. Hij bezit nu
een te grote kracht voor een onontwikkelde leerling. Maar
omdat hij slechts leerling is, zal hij niet verantwoorde
lijk zijn voor de rampen, die hij kan veroorzaken. Ver
antwoordelijk ben jij. Alles, wat hij doet komt op
jouw hoofd neer. Joris begon het warm te krijgen. Maar
hij zou zich nog veel meer zorgen gemaakt hebben, als
hij had kunnen zien, wat Dongadil op dat ogenblik uit
voerde. Met de onzichtbare krachten, waarover hij nu
beschikte, liet hij bomen en rotsen door de lucht zwe
ven. Hij stapelde ze opeen tot een vreeswekkende ge
daante: een reusachtige blob. „Ziezo", zei hij bij zich
zelf. „Daarmee ga ik die domme reuzen eens fijn laten
schrikken!"
bachtsman weet van prijzen tegen
woordig
Maar we moeten wel om een paar
dingen denken, anders wordt de
hobby-man een gevaar voor zichzelf
én voor zijn omgeving!
IK KENDE iemand die doodmoe en
overwerkt werd, alleen omdat hij elke
avond direct na zijn thuiskomst het
avondmaal naar binnen schrokte, en
meteen in zijn tuin verder ging met een
garage bouwen. Hij had ergens gelezen
dat het „zo eenvoudig en gemakkelijk"
ging. Nu, dat viel tegen.
's Zaterdags en 's zondags zwoegde
hij van 's morgens zes tot 's avonds
negen. Als zijn baas hem gevraagd had,
dagen van vijftien uur te maken, had
hij geweigerd. En terecht.
Afgezien van de technische kanten
van het probleem, dat hem in de dub
bele zin van het woord boven ziin
krachten ging, werden ook zijn zenuwen
te zwaar belast. Hij werd zieken zo
Advertentie
H. de graaft
gaat het velen die bij hun hobby te veel
hooi op hun vork nemen.
ER ZIJN werkjes die een technische
opleiding vergen. Een vakman moet
enkele jaren een school bezoeken, en
daarna vaak nog aparte cursussen vol
gen om zijn stiel te leren en te blijven
beheersen. Nu kunnen enkele kar
weitjes geen kwaad als u de juiste
werkwijze niet beheerst. Maar er zijn er
ook waaraan u zich nooit moet wagen,
als u in dat vak geen vakman bent.
U moet wel heel zeker weten wat u
doet als u aan gas, elektriciteit, water
of kachelplaatsingen begint. Hier kun
nen fouten mensenlevens eisen. Afge
zien bovendien van de wettelijke aan
sprakelijkheid jegens derden die op u
rust bij eventuele ongevallen. „Alleen
maar materiële schadekan ook héél
wat kosten. En ook de verzekerings
maatschappijen kunnen eventuele scha
de-aanspraken makenof weigeren,
als ongevallen in en om het huis ver
oorzaakt zijn door grove schuld of na
latigheid van de „dader".
VERDER MOET u steeds voorzichtig
zijn: geen scherp of gevaarlijk gereed
schap laten slingeren. Goed opbergen
achter slot en grendel als u er niet mee
werkt. Kinderen zijn nieuwsgierig en
kunnen zich lelijk bezeren als ouders
niet verstandig zijn.
Gebruik uw gereedschap alleen voor
het doel waarvoor het is gemaakt. Een
schroevedraaier is geen beitel. Een
mes of schaar is geen schroevedraaier
Er zullen onvermijdelijk kleine en grote
ongevallen gebeuren als we maar wat
improviseren. Al te vlug springt van zo'n
mes of schaar een stukje af.en menig
oog werd daardoor voor altijd blind!
Gaat u groter gereedschap gebruiken,
bijvoorbeeld boormachines of slijp
stenen, vraag dan aan het Veiligheids
instituut te Amsterdam welke veilig
heidsvoorschriften er op dit gebied zijn
gegeven. Ze hebben daar van die han
dige kleine kaartjes, waarop in tele
gramstijl een aantal wenken staat.
ALS V DEZE winter gaat knutselen
of hobby'en, laten dan uw gezond ver
stand én deze wenken u helpen, zo vei-
Hoe het beslist niet moet
lig mogelijk te werken. Weest zuinig
op u zelf, uw kinderen, uw huisgezin.
U moet er immers uw hele leven mee
doen!
INCASSO WEEKABONNEMENTEN
Do incasso van het abonnementsgeld
iedere week kost veel tijd en moeite,
aan u en aan onze bezorgers.
Er zijn twee mogelijkheden om het
ongemak in dit opzicht te vermijden
a. Overgang op een kwartaalabonne
ment
b. Betaling aan de bezorger voor een
periode van 4—5 weken. U krijgt
dan ean door de bezorger onder
tekend ontvangstbewijs. Misver
stand over de betaling is daardoor
uitgesloten.
Het resultaat voor u Minder geloop
naar en gebel aan de deur; in uw wijk
daardoor een vlottere bezorging. Voor
de bezorger minder last. Probeert u
het eens.
DE ADMINISTRATIE