SHIRLEY DUITSE SCHRIJVERS HOUDEN HUN LANDGENOTEN DE SPIEGEL VOOR? Kroon zonder rijk 1 WE GAAN WEER (VEILIG) KNUTSELEN PANDA EN DE MEESTER-LEERLING V Joor Charlotte Brontë Hebben wij dan helemaal niets geleerd sinds Wereldoorlog 2 Ons vervolgverhaal Haarlems matrassenhuis MAANDAG 9 NOVEMBER 1964 5 Politiek volksvermaak „Groeten aan de vrijheid" ,Nibelungentrouw" Ziekelijk perfectionisme Ferdinand Demi II Ii fifiiilK DE VAKANTIES zijn voorbij. De knutselaars, de hobby-mensen, de „doe-het-zelfers", likkebaarden al bij het idee dat ze nu op zaterdag en zondag al hun verdere vrije tijd kun nen besteden aan het verrichten van heerlijke karweitjes, die niet alleen een prettige tijdvulling zijn, maar ook praktisch nut hebben. Er zijn in huis en er om heen vaak zoveel kleine klusjes te doen, werkjes waarvoor moeilijk iemand te vinden is, dat je het wel zelf moet gaan doen, nog af gezien van het geld dat men op deze manier bespaart. Want ook de am- uw matras te dun of versleten laat het ons even weten prijsopgave aan huis 's morgens om 9 uur gehaald 's avonds 6 uur weer thuis grote houtstraat 103 haarlem, telefoon 11485 profiteer van onze inruilactie f 10.- of f 25.- voor uw oude spiraal of ledikant Theo de Vriei 53) wend sarcastische opmerkingen te maken, vooral niet over iemand die zwakker of in bescheidener omstandig heden was dan hijzelf; maar hij was toevallig een of tweemaal in de ka mer geweest toen juffrouw Mann zijn zuster een bezoek bracht en na enige tijd naar haar woorden te hebben ge- luisterd en naar haar gelaatstrekken te hebben gekeken, was hij de tuin ingelopen, waar zijn nichtje sommige van zijn geliefde planten verzorgde en terwijl hij naar haar stond te kij ken had hij zich vermaakt met de lieftallige jeugd zo teder en aan trekkelijk te vergelijken met de ge rimpelde ouderdom, die vaal en lief deloos was en schertsend het zure gesprek van een sjagrijnige oude jonge-juffrouw voor een glimlachend meisje te herhalen. Bij zo'n gelegen heid had Caroline eens tegen hem ge zegd, terwijl zij opkeek van de weel derige klimplant, die zij aan het vast binden was. „Je houdt niet van oude vrijsters. De gesel van je sarcasme zou mij ook treffen als ik een oude vrijster was." „Jij een oude vrijster!" had hij ge antwoord. „Dat is een pikant idee wanneer het door lippen van die kleur en vorm wordt uitgesproken. Toch kan ik me jou wel voorstellen op je veertigste jaar, eenvoudig gekleed, bleek en met ingevallen wangen, maar nog altijd met die rechte neus, dat blanke voorhoofd en die zachte ogen. Ik vermoed dat je je stem wel zult behouden, die een geheel andere klank heeft dan dat harde lage or gaan van mejuffrouw Mann. Houd moed, Carry! zelfs als je vijftig bent, zul je niet weerzinwekkend zijn." „Juffrouw Mann heeft zichzelf niet gemaakt en de toonhoogte van haar stem ook niet, Robert." „De natuur heeft haar gemaakt in dezelfde stemming, waarin zij haar wilde rozen en doornstruiken maakt; terwijl zij voor de schepping van som mige vrouwen de morgenuren van mei bewaart, wanneer zij met licht en dauw de primula uit het gras lokt en de lelie uit het mos in het woud". Toen zij in het zitkamertje van me juffrouw Mann werd binnengelaten zag Caroline haar, als altijd, in een omgeving van volmaakte orde, alles was keurig en geriefelijk (is het eigen lijk niet een deugd van ongetrouwde vrouwen dat de eenzaamheid haar haar humeur, maar zelden slordig of wanordelijk maakt?) er lag geen stof op haar ge wreven meubelen, evenmin op het karpet, er stonden pas-geplukte bloe men in een vaas op haar tafel, er vlamde een helder vuur in de haard. Zij zat zelf een beetje stijf en ietwat overdreven netjes in een met kussens belegde schommelstoel, haar handen hielden zich bezig met breien; dit was haar liefste bezigheid daar het de minste inspanning kostte. Zij stond nauwelijks op toen Caroline binnen kwam; het vermijden van opwinding was een van de doeleinden van juf frouw Mann in het leven. Sinds zij die morgen naar beneden was geko men, had zij zich rust gegund en zij had juist een zekere staat van slape rige kalmte bereikt toen de klop van de bezoekster haar opschrikte en het werk van die dag ongedaan maakte. Zij was dus niet bijzonder in haar schik toen zij juffrouw Helstone zag; zij ontving haar met een zekere te rughouding, verzocht haar op strenge toon te gaan zitten, en toen zij haar tegenover zich had, keek zij haar strak aan. Het was niet iets gewoons wat men onderging zo door juffrouw Mann aangestaard te worden. Robert Moore was er eens toe gedoemd geweest en hij had het nooit vergeten. Hij stelde het gelijk aan alles waar toe Medusa in staat was. Hij verklaar de te betwijfelen of zijn vlees na die kwelling nog wel net zo was als vroe ger, of er niet iets in 't weefsel was versteend. De blik had het effect ge had hem prompt de kamer en het huis uit te drijven, had hem zelfs re gelrecht naaf de pastorie doen gaan, waar hij voor Caroline was versche nen met een heel wonderlijk gezicht en haar verbaasde door zonder om haal een tedere begroeting van haar te vragen om de hem berokkende schade enigszins te herstellen. Onge twijfeld had juffrouw Mann verschrik kelijke ogen voor iemand van het zwakke geslacht; ze puilden uit, lie ten veel wit zien en keken zo strak, zo onbewegelijk naar iemand, alsof het stalen ballen waren, in haar hoofd vastgeklonken; en wanneer zij onder het staren op een onbeschrijflijk dro ge, gelijkmatige toon begon te spre ken een toon zonder enige trilling of buiging had ge het gevoel als of het gesneden beeld van een kwade geest tegen u sprak. Maar dat was allemaal inbeelding, iets dat alleen de oppervlakte raakte. Juffrouw Mans barsheid-als-van-een-boze-geest ging nauwelijks dieper dan de engel achtige liefheid van honderden mooie meisjes. Zij was een absoluut eer lijke, nauwgezette vrouw, die in haar leven plichten had vervuld, aan wel ker srtrenge pijniging menige men selijke engel met gazelle-ogen, zijden haarlokken en een zilveren stem zich vol afschuw onttrokken zou hebben. Zij had in eenzaamheid langdurige tonelen van lijden doorgemaakt, zij had zich een strenge zelfverlooche- ming opgelegd, had zich grote opof feringen aan tijd, geld en gezondheid getroost voor mensen, die haar dit slechts met ondankbaarheid hadden vergolden en nu was haar voor naamste bijna haar enige fout dat zij kritisch was. Kritisch was zij zeker. Caroline had nog geen vijf minuten bij haar ge zeten of haar gastvrouw, die haar nog altijd onder de ban van die vreselijke Medusa-blik hield begon sommige families uit de buurt levend te villen. Zij ging hierbij op een bijzonder koe le, vastbesloten manier te werk, zo als een chirurg, die zich met zijn ontleedmes op een levenloos lichaam oefent. Zij maakte weinig onder scheidt, zij liet aan bijna niemand iets heel; zij ontleedde haast al haar kennissen zeer onpartijdig. Wanneer haar toehoorster het waagde er zo nu en dan een verzoenend woord tussen te voegen, verwierp zij het met min achting. Maar als was zij meedogen loos in haar morele anatomie, zij was geen kwaadspreekster. Zij verspreidde nooit echt kwaadaardige of gevaar lijke verhalen. Er mankeerde niet zo zeer iets aan haar hart dan wel aan Deze ontdekking deed Caroline die dag voor het eerst, en zo kwam zij ertoe verscheidene onrechtvaardige oordeelvellingen te betreuren, die zij meer dan eens over de kribbige oude dame had geuit. Zij begon vriendelijk tegen haar te praten, niet met mee voelende woorden, maar met een meevoelende stem. Zij zag de een zaamheid van deze vrouw in een nieuw licht, evenals de aard van haar lelijkheid een bloedeloze bleekheid van de huid en diep doorgroefde trek ken. Het jonge meisje had medelijden met de eenzelvige en zwaar beproef de dame, en haar uiterlijk toonde haar gevoelens. Een lief gezicht is nooit liever dan wanneer een bewo gen hart het met medelijdende teder heid bezit. Juffrouw Mann, die zo'n gezicht naar zich zag opgeheven, werd op haar beurt ontroerd. Zij toon de waardering voor de belangstelling haar zo onverwachts bewezen haar, die gewoonlijk slechts koelheid en spot ondervond door er openhartig op te antwoorden. Gewoonlijk sprak zij niet over haar eigen aangelegen heden, omdat niemand graag naar haar luisterde, maar vandaag werd zij mededeelzaam en haar vertrouwe linge kon haar niet zonder tranen aanhoren, want zij sprak over een wreed, langzaam uitterend, hardnek kig lijden. Natuurlijk zag zij eruit als een dode, natuurlijk was haar gezicht grimmig en glimlachte zij nooit, na tuurlijk wilde zij alle opwinding ver mijden om haar kalmte te winnen en te bewaren! Toen Caroline alles wist, erkende zij dat juffrouw Mann eer bewonderd moest worden óm haar geestkracht, dan gelaakt om haar gemelijkheid. (Wordt vervolgd WVMWnWMlVMI WMMBMMKBMBMMMBBM VAN DE DUITSERS wordt beweerd, dat zij niet in staat zijn tot zelfkritiek De ontnuchtering na de tweede wereld oorlog heeft daarin wel enige ver andering teweeggebracht. De tussen verongelijkte verontwaardiging en pessi misme heen en weer schommelende stemming van na de eerste wereldoorlog kreeg na 1945 weinig kansen. DE LAATSTE TIJD zijn in Duitsland een paar boeken verschenen, waarin de schrijvers bepaald geen mals oordeel over een aantal karaktertrekken van hun landgenoten vellen. Zo zegt Hans-Georg von Studnitz publicist en wereldreizi ger in zijn zojuist verschenen boek Bismarck in Bonn" (verschenen bij het Seewald-Verlag in Stuttgart) dat „de poli tieke stemming van de Duitsers bij voor keur ontbrandt aan dramatische gebeurte nissen". Uit ongebreidelde overwinnaars veranderen de Duitsers plotsklaps in „overwonnenen van professie", die zich in ware orgiën van boetvaardigheid stor ten". Zij houden ervan politiek als weten schap te bedrijven en zij verzuimen, de les te trekken uit hun verleden, dat zij als „een museumstuk in de diepvries" hebben gestopt. „Het Duitse publiek voelt zich onweerstaanbaar aangetrokken tot doctrinaire figuren die star vasthouden aan hun wereldbeschouwing. Hoewel dit publiek tot elke prijs een conformische houding wenst in te nemen „dweept het desondanks met non-conformistische hou ding wenst in te nemen „dweept het desondanks met non-confermisten uit proffessie". Tegenover de these van de Duitse histo ricus Fritz Fischer, dat de Duitsers nage noeg alleen de schuld dragen van de eer ste wereldoorlog en de poging van Hog- gan om Hitier schoon te wassen, „menen de Duitsers, dat zij als democraten rea geren wanneer zij zich als masochisten ge dragen", aldus von Studnitz. Door Fischer lof toe te zwaaien en Hoggan te verdoemen „menen zij zich een alibi te scheppen voor de wijziging van hun poli tieke gezindheid". Het paradoxale van een dergelijke onzekere houding is, dat „in Duitsland de buitenlandse politiek een soort volksvermaak is geworden" en dat mensen wier relatie tot Oost-Europa ein digde met hun geboorte in de een of an dere negorij in Silezië thans als deskundi gen voor Oost-problemen optreden". NOG VEEL harder pakt de jonge publi cist Klaus Harpprecht zijn landgenoten aan in zijn bundel essays „Viele Grüsse an die Freiheit" (Steingruben-Verlag, Stuttgart). Harpprecht, die vele landen heeft bezocht, vertoeft o.m. als correspon dent van het tweede Duitse televisienet in de Verenigde Staten. Vanuit de verte ziet hij de nationale gebreken van de Duit sers Zeer duidelijk en hij neemt ze dan ook haarscherp op de korrel. Evenmin vrij van bezorgdheid over de ontwikkeling in Duitsland als Von Studnitz, verzucht hij: Een nieuwe periode van „wilhelminisme" (hiermede omschrijft men de toestanden ten tijde van keizer Wilhelm de Tweede) komt opdagen. Haar komst kondigt zij aan met troebele, wazige, lege taal. De burger wordt thans weer „Duitse mens". Een slordig pathos stijgt ten hemel. De mooie kamer wordt weer volgepakt met idealis me. De idealen borrelen litersgewijs uit de hoofden, zij ritselen in alle schrijftafel laden, onze hoofdkussens zijn weer volge stopt met goede wil wij hullen ons in een schemerig vertrouwen op een nooit af latende opwaartse ontwikkeling TERWIJL STUDNITZ het heeft over de Duitse begeerte om „everybody's darling" de lieveling van alleman te zijn, schrijft Harpprecht: „Wij storten ons met onze vriendschap op iedereen, omdat ons de moed ontbreekt één partner te kiezen, die op ons kan bouwen en waarop wij kunnen bouwen." (Bedoelt hij Amerika of Frankrijk?). Hij breekt ook een Duits ta boe, wanneer hij ironisch schrijft over de „Nibelungen-trouw", „waarvan de wereld toch niets gelooft". Toen na de eerste wereldoorlog de filosoof Theodor Lessing in een college bewees, dat het Nibelungen- lied „boordevol ontrouw en valsheid" zit, verloor hij door de verontwaardiging van nationalistische jongeren zijn zetel als hoogleraar in Hannover. Later werd hij, nadat hij naar het buitenland was gevlucht het slachtoffer van een nationaal-socialis- tische sluipmoord. DE JONGE PUBLICIST, die in eigen land groot aanzien geniet, schrijft voorts: „De vrees voor duidelijkheid in ieder op zicht is bezig onze oude reputatie te her nieuwen, dat wij wisselvallig, onbetrouw baar en onoprecht zijn." Het verschil met vroeger is, dat de hedendaagse Duitsers wel begrijpen, dat zij dergelijke ongezou ten kritiek althans ten dele verdienen. „DEZE KOMT in ietwat andere vorm tenslotte ook nog tot uiting in het boek, dat door baron Zu Guttenberg werd ge schreven. In zijn boek „Wenn der Westen wil" (Seewald-Verlag, Stuttgart) waar schuwt deze Bondsdagafgevaardigde van de C.S.U. tegen de gevolgen van een niet- nakomen van aan Duitsland gedane belof ten ten aanzien van de hereniging van het land. „Dan zou het begrip van de onbere kenbare en laverende Duitsers wel eens onder onze bondgenoten een wederopstan ding kunnen beleven." Volgens deze politicus loopt het Duitse volk echter „vandaag geen gevaar, ten prooi te vallen aan welk radicalisme van links dan ook, maar het is geenszins im muun tegen nationalistische dwaalleren- Het nationalisme als kwasi-religieuze overdrijving van nationale waarden kan echter zijns inziens in het verdeelde Duits land in het huidige kerntijdperk „alleen maar neutralistische, misschien zelfs paci fistische vormen aannemen, maar voor het overige blijven zijn kenmerken gelijk: enerzijds verafgoding van de natie in een in drieën gedeeld land de absolute voorrang van de nationale eenheid ten tweede, zoals altijd, een sentimenteel fa natisme dat blindelings het parool aan vaarden zou: „het Westen heeft ons om de tuin geleid, het Oosten wil ons de eenheid geven." En nog duidelijker: „Indien de Sovjet- Unie er ooit in zou slagen de tussen het vrije Duitsland en zijn geallieerden over eengekomen politiek met betrekking tot Duitsland ten val te brengen, dan zou de eerste schreden zijn gedaan naar het uiteenvallen van de Westelijke alliantie in Europa". Ook hier wordt een van de meest mar kante Duitse eigenschappen blootgelegd: het onvermogen om in ernstige politieke teleurstellingen te berusten. Men moet in dit verband nogmaals Klaus Harpprecht citeren. Hij spreekt van het Duitse ver langen „naar het volmaakte in een on volmaakte wereld, een hartstocht voor het perfecte, die ons door de laatste vijf eeuwen heen als een ziekte vervolgde". Deze zucht naar perfectionisme stelt altijd weer het alternatief: alles of niets. Alles vóór het Westen ofDaarin ligt het gevaar van een omtuimelen van de open bare mening in Duitsland. De vermoorde Theodor Lessing noemde dat „de zucht zich zelf te willen genezen". Deze wordt geboren uit de zich bijwijlen manifesterende „haat van de Duitsers jegens zichzelf, de neurotische zuster van het medelijden met zichzelf". VIJFENZEVENTIG JAAR is dezer dagen de Duitse „keizerskroon", hier afgebeeld, geworden. Hij heeft één keizer, een handvol Reichs- en Bundes- prasidenten, met daartussendoor nog een dictator overleefd: een zekere Hit- Ier. Maar anders dan dezen was hij dan ook onvergankelijk, want gemaakt van het edelste metaal: het goud een onsterfelijk symbool van de Duitse grootheidsdroom. Men mag nimmer vragen, hoe zwaar dit massief-gouden kleinood wel weegt en wat het gekost heeft: dat zijn laagbijdegrondse vra gen die niet bij dit hoogverheven rega- lium passen. Maar wel verschaft men u gaarne inlichtingen omtrent de deco raties; bestaande Uit 168 grote en tal loze kleine roósvormige diamanten, acht druppelvormige parels als duive- eieren zo groot, het geheel bekroond door een reusachtige saffier, uitgevoerd als rijksappel. Het was Duitslands laatste keizer, Wilhelm II („Es ist er- reicht") die in 1889 opdracht gaf tot de vervaardiging van de kroon. Hij heeft er niet lang plezier aan beleefd. In 1918 kwam er een einde aan zijn monarchie en Wilhelm moest, als balling, naar Nederland uitwijken waar hij tot het einde van zijn dagen een soort schutz- haft-asiel genoot in huize Doorn. Zijn trotse kroon verhuisde met enkele an dere regalia naar het stamslot Hohen- zollern bij Hechingen in Zuid-Duitsland waar het, goad beveiligd tegen inbraak en brand, nu jaarlijks aan zo'n 600.000 nieuwsgierigen uit aller Heren landen getoond wordt. Men zegt dat vele Duit se bezoekers tranen in de ogen krijgen P"uIiiiE- als zij met deze relikwie van het ver leden geconfronteerd worden. Hier be ziet prins Louis Ferdinand van Pruisen (foto), het tegenwoordige hoofd van het huis Hohenzollern, de kroon van zijn grootvader. Zonder diens „frisse, vrolijke oorlog" zou hij nu wellicht de drager ervan geweest zijn 71. De klanten verdrongen zich voor de spiegel, den kend dat het een nieuw soort televisie-toestel was. „Ga weg, domme reuzen!" Hep Wondril de Witte verwoed. HIk heb een belangrijke mededeling te doen!" „Weer een spreker", zei een klant geeuwend. „Wat heb je aan een nieuwe TV, als je er toch steeds dezelfde ver velende kletsprogramma's op krijgt?" En verveeld keer de hij de spiegel de rug toe. De anderen volgden zijn voorbeeld, zodat Panda en Joris eindelijk weer konden horen, wat de magiër hen te zeggen had. „Luistert gij beiden", sprak Wondril. „En vooral jij, oneerlijke reus, die zich Goedbloed noemt. Door jouw schuld is de mees- tersteen in handen van Dongadil geraakt. Hij bezit nu een te grote kracht voor een onontwikkelde leerling. Maar omdat hij slechts leerling is, zal hij niet verantwoorde lijk zijn voor de rampen, die hij kan veroorzaken. Ver antwoordelijk ben jij. Alles, wat hij doet komt op jouw hoofd neer. Joris begon het warm te krijgen. Maar hij zou zich nog veel meer zorgen gemaakt hebben, als hij had kunnen zien, wat Dongadil op dat ogenblik uit voerde. Met de onzichtbare krachten, waarover hij nu beschikte, liet hij bomen en rotsen door de lucht zwe ven. Hij stapelde ze opeen tot een vreeswekkende ge daante: een reusachtige blob. „Ziezo", zei hij bij zich zelf. „Daarmee ga ik die domme reuzen eens fijn laten schrikken!" bachtsman weet van prijzen tegen woordig Maar we moeten wel om een paar dingen denken, anders wordt de hobby-man een gevaar voor zichzelf én voor zijn omgeving! IK KENDE iemand die doodmoe en overwerkt werd, alleen omdat hij elke avond direct na zijn thuiskomst het avondmaal naar binnen schrokte, en meteen in zijn tuin verder ging met een garage bouwen. Hij had ergens gelezen dat het „zo eenvoudig en gemakkelijk" ging. Nu, dat viel tegen. 's Zaterdags en 's zondags zwoegde hij van 's morgens zes tot 's avonds negen. Als zijn baas hem gevraagd had, dagen van vijftien uur te maken, had hij geweigerd. En terecht. Afgezien van de technische kanten van het probleem, dat hem in de dub bele zin van het woord boven ziin krachten ging, werden ook zijn zenuwen te zwaar belast. Hij werd zieken zo Advertentie H. de graaft gaat het velen die bij hun hobby te veel hooi op hun vork nemen. ER ZIJN werkjes die een technische opleiding vergen. Een vakman moet enkele jaren een school bezoeken, en daarna vaak nog aparte cursussen vol gen om zijn stiel te leren en te blijven beheersen. Nu kunnen enkele kar weitjes geen kwaad als u de juiste werkwijze niet beheerst. Maar er zijn er ook waaraan u zich nooit moet wagen, als u in dat vak geen vakman bent. U moet wel heel zeker weten wat u doet als u aan gas, elektriciteit, water of kachelplaatsingen begint. Hier kun nen fouten mensenlevens eisen. Afge zien bovendien van de wettelijke aan sprakelijkheid jegens derden die op u rust bij eventuele ongevallen. „Alleen maar materiële schadekan ook héél wat kosten. En ook de verzekerings maatschappijen kunnen eventuele scha de-aanspraken makenof weigeren, als ongevallen in en om het huis ver oorzaakt zijn door grove schuld of na latigheid van de „dader". VERDER MOET u steeds voorzichtig zijn: geen scherp of gevaarlijk gereed schap laten slingeren. Goed opbergen achter slot en grendel als u er niet mee werkt. Kinderen zijn nieuwsgierig en kunnen zich lelijk bezeren als ouders niet verstandig zijn. Gebruik uw gereedschap alleen voor het doel waarvoor het is gemaakt. Een schroevedraaier is geen beitel. Een mes of schaar is geen schroevedraaier Er zullen onvermijdelijk kleine en grote ongevallen gebeuren als we maar wat improviseren. Al te vlug springt van zo'n mes of schaar een stukje af.en menig oog werd daardoor voor altijd blind! Gaat u groter gereedschap gebruiken, bijvoorbeeld boormachines of slijp stenen, vraag dan aan het Veiligheids instituut te Amsterdam welke veilig heidsvoorschriften er op dit gebied zijn gegeven. Ze hebben daar van die han dige kleine kaartjes, waarop in tele gramstijl een aantal wenken staat. ALS V DEZE winter gaat knutselen of hobby'en, laten dan uw gezond ver stand én deze wenken u helpen, zo vei- Hoe het beslist niet moet lig mogelijk te werken. Weest zuinig op u zelf, uw kinderen, uw huisgezin. U moet er immers uw hele leven mee doen! INCASSO WEEKABONNEMENTEN Do incasso van het abonnementsgeld iedere week kost veel tijd en moeite, aan u en aan onze bezorgers. Er zijn twee mogelijkheden om het ongemak in dit opzicht te vermijden a. Overgang op een kwartaalabonne ment b. Betaling aan de bezorger voor een periode van 4—5 weken. U krijgt dan ean door de bezorger onder tekend ontvangstbewijs. Misver stand over de betaling is daardoor uitgesloten. Het resultaat voor u Minder geloop naar en gebel aan de deur; in uw wijk daardoor een vlottere bezorging. Voor de bezorger minder last. Probeert u het eens. DE ADMINISTRATIE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 5