De kloof tussen de kunstenaar en zijn publiek
I
Conferentie in Amsterdam van de Kloekmanslighting
21
Kunst ais spiegel der tc ehomst
Kunst als spiegel
van het heden
Opvoeding tot kunstbegrip
Gewenst: concreet
onderzoek!
VRIJDAG 13 NOVEMBER 1964
W'M
T.V.-nabeschouwingen
Biedermann
De radio geeft zaterdag
T elevisieprogramma
EEN AANTAL MENSEN MAAKT zich zorgen om de kunst. Niet alle mensen
doen dat, maar diè het doen zullen het prettig vinden te vernemen dat er een
stichting bestaat, genaamd de Boekmanstichting, die zich kunstsociologisch
onderzoek ten doel stelt en zich bijvoorbeeld afvraagd hoe het komt dat niet
èlle mensen zich zorgen maken om de kunst. Het is vooral déze vraag, die onder
werp was van de eerste conferentie die door de Boekmanstichting werd belegd
en die gewijd was aan „De communicatie tussen de hedendaagse kunstenaar en
zijn publiek De openingsbijeenkomst in het Amsterdamse Minervapaviljoen
werd ingeleid door prof. Pen, die zei dat iedereen welkom was en 's avonds voor
eigen rekening kon eten in het Hilton-hotel. De inleidende rede werd uitge
sproken door dr. De Valk, socioloog van de Rotterdamse Hogeschool. Vervolgens
werden drie sectievergaderingen gehouden, elk ook weer ingeleid, door respec
tievelijk prof. Van Leent, sociaal-psycholoog uit Wageningen, prof. v. d. Waal,
kunstgeschiedkundige en dr. Thoenes, socioloog, beiden van de Universiteit van
Leiden. Degenen wie het besproken onderwerp vooral betrof, namelijk de kunste
naars, waren behalve in den lijve, voornamelijk vertegenwoordigd op papier: er
werden verslagen ingediend van interviews met Kouwenaar, Polet, Morriën,
Volten, Lataster, Brusse, Schat, De Leeuw, Flothuis, Schuyt en Schierbeek. In
dit overzicht zal ik mij voornamelijk richten naar de rede van De Valk. Uit de
drie inleidingen van de secties licht ik een enkel hoogtepunt; van de interview
verslagen bedien ik me alleen als een daar vermelde uitspraak door één der
inleiders genoemde punten treffend illustreert. Als er te zijner tijd een rapport
verschijnt over de hele conferentie is er misschien aanleiding voor een samen
vattende beschouwing der discussies. De Valk dan, zag in onze samenleving
een kloof tussen de kunstenaar en zijn publiek. Zijn diagnose luidde: commu
nicatiestoring. De kunst, meende hij, bestaat toch eigenlijk in de communicatie;
er is zelfs sprake van een intensieve, geladen vorm van communicatie, maar
nochtans wordt de kunstenaar door velen niet verstaan. Hij tracht zich uit te
drukken, doet zelfs vertwijfelde pogingen zich aan zijn publiek mee te delen,
maar tot werkelijke mede-deling geraakt hij niet: de partij met wie gedeeld zou
moeten worden ontbreekt. Zijn publiek luistert niet. Dat is niet alleen jammer
voor het publiek, het is ook bijzonder bezwaarlijk voor de kunstenaar, die ant
woord wil op wat hij te zeggen heeft.
De componist Nico Schuyt zei hierover: „Het is van groot belang dat er com
municatie plaats vindt: dat geeft je het idee dat je verder leeft dan je kamer,
dat je ergens deel aan hebt".
Het gevolg van deze communicatiestoring is, dat de kunstenaar zich alleen
voelt. „Het onbegrip dat hij ontmoet werpt hem op zichzelf terug. Bijna alle ge-
interviewde kunstenaars hebben daar iets over gezegd, maar de opmerking van
Lataster vond ik het meest roerend: „Als ik alleen voor mezelf schilder ben ik
een eenling en dat kan ik niet".
De beeldhouwer Volten zei: „Als het werk af is zet ik het graag tussen de
mensen; daardoor presenteer ik mezelf aan hen en als er een contact tot stand
komt heb ik het idee dat ik ergens een bijdrage lever".
En Brusse, de graficus, niet de filmer: „Ik zou het geweldig vinden als ik er
een grote schare mensen mee zou kunnen bereiken. Maar het wordt door niemand
gezien".
Het gebrek aan communicatie en de eenzaamheid die daaruit volgt, kenmerken
niet alleen de kunstenaar. Het is een verschijnsel dat overal in de moderne,
industriële samenleving wordt gezien. Het vloeit ook uit dezelfde oorzaken
voort, alleen: de kunstenaar ervaart het in verhevigde vorm. Het niet-communi-
ceren is voor hem ongeveer de normale toestand; hij vindt het zelfs al zo gewoon
dat een kunstenaar die zich bij uitzondering wèl in een levendig contact met
zijn publiek verheugt, daardoor iets verdachts krijgt.... Waardering en begrip
hóren niet bij kunst!
DE VERSCHILLENDE sociale groeperingen van onze samen
leving verstaan elkander niet ten volle. Jeugd en ouderdom ont
moeten elkander in tenminste gedeeltelijk onbegrip. Dit schept
het zogenoemde generatieprobleem. Ambtenaren en handels
lieden spreken niet dezelfde taal. Zelfs tussen arbeiders en vak
bondsbestuurders ontstaat soms misverstand. De oorzaak van
al die communicatiestoring is, naar ons van sociologische zijde
voortdurend wordt gemeld, de arbeidsverdeling. In de oude,
traditionele, bijvoorbeeld middeleeuwse samenleving deed ieder
een ongeveer hetzelfde werk. Men was boer onder de boeren, be
werkte het land op de wijze der vaderen en zag al zijn ge
dragingen tot aan zijn (nabije) einder in die van zijn medemens
weerspiegeld. (Bij deze diagnose laat men de toenmalige sociale
afstand tussen de klassen veelal onvermeld, waardoor het ideaal
typische beeld tezelfdertijd geïdealiseerd wordt tot slechts de
nauwe betrekkingen der gelijkgerechtigden overblijven).
De samenlevingsvormen van weleer worden in deze theorie
gekenmerkt door wederzijds begrip, geborgenheid, beslotenheid.
Prachtige beschrijvingen hebben ons hieromtrent bereikt van
de socioloog Tönnies, die meende dat dóór pas sprake is geweest
van werkelijke gemeenschap. Het is niet onmogelijk dat er ook
toen onbegrepen kunstenaars waren, maar de indruk bestaat
dat het contactverlies althans meer incidenteel was.
Een mens is voor een groot deel wat hij dóet. Het is niet toe
vallig dat het beroep van sommige mensen van hun gezicht kan
worden afgelezen: een circusartiest ziet er anders uit dan een
onderwijzer. De industrie, die ons welvaart heeft gebracht, kan
alleen maar zoveel verschillende produkten maken doordat zij
arbeidsverdeling toepast. Arbeidsverdeling, dat wil zeggen dat
verschillende mensen verschillende beroepen krijgen. Vroeger
deden we allemaal ongeveer hetzelfde: ploegen, een paard men
nen, koeien melken. Nu doen we allemaal iets anders: treinen
besturen, omroepen voor de televisie, drop verkopen. En een
mens is wat hij doet. Zijn leefwereld wordt voor een groot deel
bepaald door zijn beroep. Een belastingambtenaar ziet de wereld
anders dan een clown.
Maar al die mensen, werkend in al die verschillende beroepen,
zijn in zekere zin van elkaar afhankelijk: ze gebruiken de
dingen die ze voor elkaar hebben gemaakt. Een arbeider ont
vangt het werkstuk van een voorganger; hij gebruikt elektrici
teit die door weer anderen is opgewekt. Zijn afgewerkte produkt
wordt door nóg anderen vervoerd, opgeslagen, verkocht. De
arbeidsdelige samenleving schept wederzijdse afhankelijkheid.
En tegelijkertijd bepaalt het "beroep onze plaats in het geheel
van de samenleving. Een mens, die is wat hij doet, wil ook weten
wat een ónder is. Diens plaats wordt óók bepaald door wat hij
doet. Daarom informeren we bij een ontmoeting altijd direct
naar iemands beroep. Als we dat kennen, weten we al ongeveer
hoe we hem plaatsen moeten.
MAAR ALS JE EEN KUNSTENAAR vraagt wat hij doet, is
het antwoord: kunst maken, niet bevredigend. Kunst is immers
een produkt waarnaar geen vraag bestaat. Ten opzichte van de
kunstenaar voelt men zich niet afhankelijk, niet in dezelfde
mate als ten opzichte van de arts of de kleermaker. In de ver
houding kunstenaarniet-kunstenaar ontbreekt het cement van
de wederzijdse afhankelijkheid.
De beeldhouwer Volten ziet dit alles wel en zegt: „In onze
gespecialiseerde samenleving vertegenwoordig ik een stuk spe
cialisme, voortkomend uit mijn aard en aanleg; dat is dan mijn
functie in de totale maatschappelijke structuur". Maar de moei
lijkheid is dat de anderen die functie niet als functie zien omdat,
bij gebrek aan waardering, ook het nut ervan hun ontgaat.
Volten voelt dit ook wel, want hij voegt er vlug aan toe: „En
het is niet zo belangrijk of andere structuurdelen dit al of niet
accepteren". Maar het is wèl belangrijk! Even tevoren heeft hij
het zelf gezegd: „Alles, dus ook de kunst, bestaat slechts bij de
gratie van de menselijke interesse".
Het simpele feit dat de P.T.T. een beroepengids uitgeeft, dat we allemaal een be-
roepenlijst in ons hoofd hebben waarop de minister hoog, de landloper laag en de
kunstenaar helemaal niet voorkomt, maakt dus een flink deel van de moeilijkheden
van de hedendaagse kunstenaar begrijpelijk. Maar er is meer: de geschetste ver
deling van groepen in onze samenleving gaat bijzonder diep. Aan de oppervlakte is er
weliswaar verdraagzaamheid, een soms wat onpersoonlijk glimlachende omgang,
maar in de diepere lagen van de persoonlijkheid stoot men pas goed op het volstrekt
afsluitende onbegrip. Zozeer voltrekt zich de eerste menswording van het jonge kind
op verschillende plaatsen van de samenleving naar een verschillend stramien, dat
zelfs grondtrekken van de persoonlijkheid verschillen. Maar het zijn juist die diepere
lagen die, volgens sommigen, door de kunstenaar worden ontsloten. En, als zijn diepste
wezen van het uwe verschilt, zult u hem dan ooit begrijpen?
IN DE OUDE, traditionele samenleving, was er een grotere gelijkheid van persoon
lijkheid. Wat de kunstenaar toonde kon door de ander worden meegevoeld. Beschou
wing van zijn kunst gaf zo de middeleeuwse mens een gevoel van veiligheid: hij zag
daarin zijn levensgevoel bevestigd. De dichter Adriaan Morriën drukte dit als volgt
uit: „Het publiek verwacht van de kunstenaar het bekende". En Peter Schat, compo
nist van het omstreden Labyrinth, zei: „Het gaat niet om het uitdrukken van ge
voelens, maar om het ontdekken van je eigen bestaan met behulp van het materiaal;
het stuk is goed als je er direct contact met jezelf door hebt, als je jezelf verwerkelijkt
En dan heb je ook contact met anderen". Maar je eigen bestaan is niet (meer) dat
van de ander. Zelfkennis is nog niet kennis van en dus contact met anderen. Want
die hebben hun eigen bestaan en buiten je eigen maatschappelijke kring, is het be
staan ook anders. Verschillende kunstenaars leggen in de interviewverslagen dan ook
de nadruk op de betekenis van een eigen, intieme kring van goede verstaanders. Prof.
Van Leent meende zelfs in zijn preadvies dat een kunstenaar zich gelukkig mag
prijzen alleen door vrienden begrepen te worden.
Peter Schat
EEN DERDE OORZAAK van de kloof
tussen de kunstenaar en zijn publiek zit
ln de grote dynamiek van de industriële
samenleving, die zo snel verandert dat elk
sociaal begrip, zodra het gewonnen is en
gemeengoed geworden, ook al weer ver
ouderd is. We weten allemaal dat alles
steeds verandert. Bij de aanschaf van een
nieuwe auto houden we rekening met de
aanstaande verandering van model. De
vormgeving van ons meubilair, de kleur
stelling van de kamer, wijzigen zich per
decennium. En dat betreft alleen nog maar
de stoffelijke dingen om ons heen. Maar
ook de levensvormen als het huwelijk en
de godsdienst zijn in beweging. Dertig jaar
geleden was de gehuwde student een uit
zondering. Nu is een groot deel van de
studenten getrouwd. De scheiding van
echtgenoten gold vroeger als uiterst onge
past Ze kwam alleen bij uitzondering voor.
Nu eindigt een flink deel van de huwelij
ken in scheiding en op de voormalige echt
genoten rust nauwelijks een odium.
In deze snelle opeenvolging van levens
vormen ontvalt de mens zijn zekerheid.
Bewust of onbewust haakt hij naar vastig
heid, naar een onveranderlijk schema
waarnaar hij zich kan richten. En, verre
van houvast te bieden aan wie een steun
punt zoekt, neigt de kunstenaar juist tot
vooruitzien naar de toekomst, waarin al
les wéér anders zal zijn. „Daarbij heb ik
er dan een typisch persoonlijke voorkeur
voor de dingen te zien in een breder toe
komstperspectief," zegt Sybren Polet.
En prof. v. d. Waal kent in zijn pre
advies de kunstenaar een postduivenge-
voel toe, waarmee hij de richting waarin
zich de maatschappij ontwikkelt aftast.
Maar zijn publiek, die zich door die ver
anderingen zijn weinige zekerheden ontno
men ziet, doet hij daarmee geen plezier.
De kunstenaar geeft volgens v. d. Waal
de formule van de volgende generatie.
Maar daarmee vervreemdt hij zich van
zijn eigen generatie.
De factoren die in het bovenstaande wer
den opgesomd (de arbeidsverdeling, de
verschillen tussen de groepen en de snelle
verandering) werken in elke geïndustria
liseerde samenleving en beïnvloeden de
verhouding tussen alle mensen, dus ook
tussen de kunstenaar en zijn publiek.
MAAR ER ZIJN nog andere krachten
werkzaam, Waarvan de invloed vooral door
de kunstenaar ervaren wordt. Daar is bij
Gerrit Kouwenaar
Ton de Leeuw
Sybren Polet
voorbeeld de democratisering, de verveel
voudiging van het potentiële publiek tot
wie de kunstenaar zich richten kan. Want
kunstgenot is niet langer voorbehouden aan
een kleine elite; het Hof, de gezeten bur
ger. De toegenomen welvaart, de stijging
van het levenspeil van de massa maakt
dat de kunstenaar zich richten kan tot
velen, de naamlozen. Tot wie richt hij zich
eigenlijk? Hij weet het zelf niet. Zo ziet
hij zijn publiek soms als volslagen ano
niem, hij praat over massificatie, massa
liteit en neigt ertoe zijn potentiële afne
mers te minachten. Het interview-verslag
van de componist Ton de Leeuw zit vol
misprijzen van diens eventuele gehoor:
„Mijn kunst is niet begrijpelijk voor het
grote publiek en er is dan ook vrijwel
geen contact. Als ik beter contact zou wil
len, zou dat alleen zijn omdat dit zou im
pliceren dat de maatschappij dan wat
meer geestelijk niveau zou hebben. Het
grote publiek is überhaupt niet in staat om
kunst te begrijpen en dat komt doordat
de verregaande democratisering van onze
maatschappij bijna uitsluitend een sociale
verbetering heeft gebracht maar geen en
kele geestelijke vooruitgang. Er is sprake
van een enorme geestelijke luiheid, een
ontstellend gebrek aan geestelijke vitali
teit."
De kunstenaar die zo redeneert gaat zich
zien als aan dit grauw ontheven, uitstij
gend ver boven de met aardslijk bezoe
delde gewone man. De Leeuw heeft het
dan ook over „een volstrekte harmonie met
de kosmos, waarvan het persoonlijke on
derdeel is," en over „het zien van de kos
mos door het filter van een persoonlijk
heid". Allemaal nogal moeilijk. Maar niet
elke kunstenaar waant zich op eenzame
hoogten. Ger Lataster zegt: „Allereerst
onderschat men het publiek in zijn be
gripsvermogen voor bepaalde dingen. Er
is veel meer artistieke potentie dan men
meestal aanneemt: mensen die zich nooit
bezighielden met kunst konden vaak op
eens het contact met mijn werk leggen."
En Bert Schierbeek waarschuwt: „Men
moet het publiek niet onderschatten, want
iederéén zou het kunnen. Het publiek is,
evenals ikzelf, het slachtoffer van bepaal
de cultuurvormen. Maar de wijze, waar
op ik daaraan kan ontsnappen heeft het
publiek in principe ook."
Op 6 en 7 november werd in Am
sterdam door de Boekman-stichting
een kunstsociologische conferentie be
legd, die gewijd was aan de ver
houding van de kunstenaar tot zijn
publiek. Onze medewerker voor so
ciale wetenschappen, drs. Hans Dul
ler, woonde deze .conferentie bij en
geeft zijn indrukken weer in de hier
bij gepubliceerde beschouwing.
EEN TWEEDE in de samenleving werk
zame factor die vooral de kunst beïnvloedt
is de gewijzigde functie, die haar in het
maatschappelijk kader toevalt. Verre van
uitdrukking te kunnen geven aan een be
staand, gemeenzaam levensgevoel, is haar
taak geworden tot het zoeken naar een mo
gelijke zingeving. Tenminste, de sociolo
gen zien dat zo. En ook Volten zegt hier
over: „Het is de taak van de kunstenaar
op te vangen -was er in onze tijd en ruimte
aan de orde is, zich bezig te houden met
de essentie van het bestaan, dat geken
merkt wordt door desintegratie."
De kunstenaar, die min of meer naast
de samenleving leeft, slaat die samenle
ving gade, houdt haar een spiegel voor en
wat daarin te zien valt, bevalt zijn publiek
niet. Daar waar hij zijn veronderstelde
functie van doorlichting van de samenle
ving vervult en zin, of eventueel zinledig
heid, schouwt, kan hij niet op instemming
der velen rekenen.
DIT ALLES WAS nog maar diagnose.
Maar hoe moet de kwaal genezen worden?
Hoe kan de kloof worden gedicht? De Valk
ziet weinig heil in de geijkte middelen die
de socioloog hanteert om communicatie
storingen op te heffen. In het bedrijf bij
voorbeeld kent men deze storing ook, maar
de situatie is daar wezenlijk verschillend:
partijen verstaan elkaar wel niet, maar zij
zijn althans aanwezig. In de verhouding
kunstenaar-publiek is de ene partij, het
publiek, geheel afwezig. Hier is geen spra
ke van herstel van communicatie: de ont
brekende partij moet er helemaal worden
bijgehaald! Het meeste ziet De Valk nog
in een aankweken van ontvankelijkheid
door opvoeding Opvoeding tot begrip voor
allerlei dingen voltrekt zich overal dage
lijks. Dus is ook opvoeding tot kunstbegrip
mogelijk. Teveel, zegt Nico Schuyt, is de
scholing gericht op kennis waarvan het nut
in het dagelijks leven direct aantoonbaar
is. Maar de jeugd heeft aan rekenen niet
genoeg. „Ze moeten ook leren leven!"
Waar De Valk bevreesd bleek voor een
sterk vereenvoudigde voorstelling van za
ken bij het bijbrengen van kunstbesef
zo vindt hij dat de kunstrubrieken van de
televisie te weinig een oordeel geven over
het vertoonde, zich teveel beijveren om toe
te lichten, aan te prijzen meent een
andere inleider. Van Leent, dat er teveel
wordt uitgelegd. „Ik stond laatst in het
Stedelijk, waar een kennelijk kunstkenner
De Stijl verklaarde. Het ging over het ab
solute. het eeuwige, de rijdruimte en over
de relativiteitstheorie natuurlijk. Het leek
sprekend op theosofie. Ik kreeg de indruk
dat die scholieren het best hadden willen
bekijken, als ze het maar niet hoefden te
begrijpen." De vragen naar wezen en
waarheid van de kunst, die in het kunst
onderwijs soms worden opgeworpen, ver
eisen volgens Van Leent een „psychofilo
semantische drilboor, die niemand kan til
len, laat staan meenemen." Dat vindt La
taster blijkbaar ook: „De middelen waar
mee men 't publiek kunst-minded wil ma
ken zijn teveel gericht op kunsttheorieën
en in een te onbegrijpelijke vorm gego
ten". En evenmin ziet Kouwenaar in de
vereenvoudiging een gevaar: „Door de TV
wordt het grotere publiek nu voor het eerst
geconfronteerd, al is het maar in de al
lersimpelste vorm, met een kant van het
leven waarvan het vaak niet vermoedde
dat die (ook voor hen) bestond."
DE MEEST POSITIEVE uitspraken op
het stuk van de therapie staan nog wel in
het pre-advies van Thoenes: „Het is no
dig, noch gewenst, de historie rustig zijn
loop te laten en te wachten tot onze klein
kinderen een communicatievere periode
zullen beleven, waarin kunstenaar en pu
bliek elkander nader staan." En deze:
..Kunstopvoeding, dè uitgesproken wens
die uit vrijwel alle interviews naar voren
komt, is zonder meer een belangrijk punt
voor communicatieverbetering." En ten
slotte: „Onderzoek naar de werkelijke en
mogelijke behoefte aan kunst bij diverse
soorten publiek is essentieel voor een goed
communicatiebeleid in de kunstwereld."
DIE LAATSTE OPMERKING raakt een
gedachte die mij bij het lezen van de
pre-adviezen herhaaldelijk inviel. Want
hier wordt wel erg veel veronderstellen-
derwijze uitgesproken. Verondersteld
wordt verder dat alle sociologisch getheo
retiseer over eenzaamheid en contactver
lies van Ferdinand Tönnies tot en met
Hannah Arendt waar is, volstrekte wer-
keijkheidswaarde bezit en met enkele klei
ne wijzigingen op de kunst kan worden
toegepast. Ten slotte wordt aangenomen
dat er een kloof is van een bepaalde
breedte, gróter dan voorheen, maar over
brugbaar door een doeltreffend kunstbe
leid.
Het zijn wel een beetje veel hypothesen
om één analyse op te funderen. Voor het
humanistische mensbeeld van de gewens
te zelfontplooiing voel ik best. Maar dat
het past op alle mensen, of liever, dat al
le mensen aan dat beeld moeten worden
aangepast, is dat niet een wat straffe in
terpretatie? Over de eenzaamheid van ón
ze, als tegengesteld aan de geborgenheid
van vroegere samenlevingen wordt nu
wel heel veel geschreven, maar wat is
daarvan nu precies aangetoond? (Een an
dere hypothese om te toetsen zou bij voor
beeld zijn dat we ons het contactgebrek
nu pas bewust geworden zijn; dat we ons
nu pas gaan bezinnen op de verhouding
tot de ander).
Het ideaalbeeld van Fromm c.s. is: on
ze eigen middeleeuwen. Het ideaalbeeld
van de ontwikkelingslanden, die, met al
le geborgenheid van dien, nog ongeveer in
ónze middeleeuwen zitten, is de welvaarts
straat zoals wij die nu kennenCul-
tuurcritische geluiden hoor ik graag,
maar als grondslag voor een kunstpolitiek
is een beetje meer vastigheid gewenst.
Maar als ik goed begrijp is de Boek
manstichting nu juist opgericht om door
empirisch onderzoek die vaste bodem te
verschaffen. Aan onderzoek-technisch ta
lent is zo te zien in de gelederen geen
gebrek. Alle vertrouwen dus in de toe
komst van deze instelling.
Drs. Hans Duller
In „Biedermann en de brandstichters",
een knap geschreven stuk, dat symbolisch
maar duidelijk het ontstaan van een fas
cistische dictatuur, geleid door gangsters,
laat zien ,werd „Biedermann", de burger
die zijn eigen niet zo heel onschuldig le
ventje leidt, overtuigend gepersonifieerd
door Jan Teulings. Met gevoel voor de
nuances zette hij de „brave" man neer,
die op allerlei wijzen tracht buiten de
moorddadige plannen van de brandstich
ters, de nationaal-socialisten, te blijven,
maar tenslotte vervuld van dierlijke angst
toch een collarobateur wordt, die hun het
middel, de lucifers, in handen speelt. Mi
mi Boesnach gaf hem daarbij goed partij.
De brandstichters, immorele, cynische
mislukkelingen, vervuld van haat tegen de
bestaande maatschappij, werden dankzij
Coen Flink en Cor van Rijn figuren, zoals
de recente geschiedenis er velen liet zien,
zij het dan gelukkig maar tijdelijk. Het
vreemde koor van de waakzame brand
weerlieden (de oude Reichswehr) die niets
tegen de brandstichters vermocht uit te
richten, versterkte deze weerzinwekkende,
maar boeiende tekening van het ontstaan
van een Nazi-dictatuur. Met de door Theun
Lammertse geregisseerde opvoering van
dit nog niet zo oude spel bracht de VARA
ons beslist geen ontspanning, maar wel
een t.v.-uur, dat tot bezinning aanzette.
J. Damshuizer
HILVERSUM I. 402 m. 7.00 KRO. 14.45-
24.00 NCRV.
KRO: 7.00 Nieuws. 7.10 Het levenda
Woord. 7.15 Oude muziek (gr.) 7.45 Ge
wijde muziek (gr.) 7.55 Overweging. 8.00
Nieuws. 8.15 Voor de jeugd. 8.20 Djinn,
gevarieerd programma. 12.00 Angelus.
12.04 Religieus nieuws. 12.10 Country and
Western Express. 12.30 Mededelingen t.b.
v, land- en tuinbouw. 12.33 Licht ensem
ble met zangsolisten. 13.00 Nieuws. 13.15
Marktberichten. 13.18 Voor de jeugd. 14.10
Musicerende dilettanten: harmonie-orkest.
14.30 Voor de kleuters. 14.40 Lichte gram-
mofoonmuziek. NCRV: 14.45 Feest: geva
rieerd jubileumprogramma. 17.00 Amuse
mentsmuziek (gr) 17.45 Were'ldradioweek:
filmmuziek. 18.15 Ensemble Parade (opn).
19.00 Nieuws. 19.10 Radiokrant feestedi-
tie. 19.30 De Messias, oratorium (opn.). In
de pauze (plm. 20.20): Inleiding over de
oorspronkelijke uitvoeringspraktijk van
Handels Messias. 22.00 Een week vol
vreugde: hoogtepunten uit de feestelijke
viering van het 40-jarig jubileum van de
N.C.R.V. 22.30 Nieuws. 22.40 Avondover
denking. 22.55 Beroemde weense walsen
(gr.) 23.55-24.00 Nieuws.
HILVERSUM n. 298 m. 7.00 VARA. 9.40
VPRO. 10.00-24.00 VARA.
VARA. 7.00 Nieuws. 7.10 Ochtendgymnas
tiek. 7.20 Socialistisch strijdlied. 7.23 Lich
te grammofoonmuziek. (7.30 Van de voor
pagina, praatje) 8.00 Nieuws en socialis
tisch strijdlied. 8.18 Amusementsmuziek
(gramm.) 8.40 Elektronisch orgelspel. 9.00
Loon naar werken, praatje. 9.10 Stereofo-
nische uitzending: Klassieke grammofoon
muziek. VPRO: 9.40 Richtlijnen over de
tien geboden in onze tijd, lezing. 9.55
Kunstzinnige vorming van de jeugd (II),
lezing. VARA: 10.00 Buitenlands weekover
zicht. 10.15 Z.O. 135: gevarieerd program
ma. 12.30 Mededelingen t.b.v. land- en
tuinbouw. 12.33 Actueel sportnieuws. 12.55
VARA-Varia. 13.00 Nieuws. 13.15 Stereo-
fonische uitzending: Lichte orkestmuz. en
zang. 13.40 Uitlaat, programma voor de
twintigers. 14.15 Radio Jazzclub. 14.45
Voor nu en later, lezing. 15.00 Weens Fil
harmonisch orkest: moderne muziek. 15.40
Veertig jaar N.I.V.Ö.N., reportage. 16.00
Nieuws. 16.02 Stereofonische uitzending:
Licht instrumentaal septet. 16.20 Boekbe
spreking. 16.40 Amateurs, de microfoon is
voor U. 17.05 Stereofonische uitzending:
Tango-rumba orkest en zangsolisten. 17.30
Radioweekjournaal. 18.00 Nieuws en com
mentaar. 18.20 Tijd voor teenagers. 19.20
Nieuwe grammofoonplaten. 20.00 Nieuws.
22.05 Trammelant in Loeren a.d. Hor, licht
programma. 21.00 Socialistisch commen
taar. 21.15 Wereldradioweek 1964: Euro
pese jazzmuziek. 21.45 Als de klok dertien
slaat: Blauw bloed, hoorspel. 22.15 Fran
se chansons. 22.30 Nieuws. 22.40 Instru
mentaal septet en zangsolisten. 23.10 Even
naplaten: licht muzikaal programma.
23.55-24.00 Nieuws.
VOOR VRIJDAG
NEDERLAND I
NOT-NTS: 14.05-14.30 Schooltelevisie
herhaling van dinsdag 10 okt. jl.). KRO-
NCRV19.30 Barend de Beer. KRO: 19.35
De Flintstones, tekenfilm (aflevering 35).
NTS: 20.00 Journaal KRO: 20.20 Brand
punt. 20.50 Stadhuis op stelten, TV-spel.
(deel 13). 21.20 Duel, wedstrijdprogramma.
22.00 Dante, documentaire. 22.25 Concilie
journaal. NTS: 22.30 Journaal. 22.35-22.50
Socutera.
NEDERLAND II
NTS: 20.00 Nieuws in het kort. 20.02 Zon
der formules: populair wetenschappelijk
programma. AVRO: 20.30 De Danny Kays
show. 21.20 Parlementaire spiegel. 21.40-
22.10 Reportage bezoek aan het Hoofdbu
reau van Politie te Amsterdam.
NOORDZEE
18.30 Mijn drie zonen; 19.00 Popey;
1908 Podium (over de opleiding van.
beiaardiers); 19.23 Hollywood Star Play
house; 22 00 „Sangaree" (film).
VOOR ZATERDAG
NEDERLAND I
NTS: 13.00-14.00 Feestelijke intocht van
St. Nicolaas in de haven van Hoorn. 14.30
Weekjournaal. NCRV: 15.00 Feest, geva
rieerd jubileumprogr. 17.00-17.45 Voor
de kinderen. NTS: 19.00 WeekjournaaL
NCRV: 19.30 Barend de Beer. 19.35 Las
sie, TV-feuilleton. NTS: 20.00 JournaaL
NCRV: 20.20 Pa Pinkelman en Tant*
Pollewop, beeldverhaal. 20.25 Attentie.
20.50 Vadertje Langbeen, muzikale TV-co-
medie. 22.30 Is God er om in te grijpen?
lezing. NTS: 22.40-22.45 Journaal.
NEDERLAND II
NTS: 20.00 Nieuws in het kort. VPRO:
20.01 Wat zegt zo'n naam u nog, docu
mentaire. 20.20 Komt vrienden in den ron
de, muzikaal programma. 20.36-22. Slacht
vee, TV-spel.
NOORDZEE
18.30 Rin Tin Tin; 19.00 Mr. Magoo;
19.08 Lastige gevallen; 19.22 De onzichtbare
man; 22.00 Argwaan (Hitchcock-film).