1 Claire Gallois: begaafd schrijfster, Robert Escarpit: briljant spotter DE HARDE GRAPPEN VAN GROSSMAN Carlos Fuentes, typiseh^Mexieaans intellectueel als scherprechter in „De dood van Artemio Cruz" Roelof Stalknecht toont zich een lichtvoetig improvisator THE SONG IS YOU FRANSE ROMANS ZATERDAG 14 NOVEMBER 1964 Erbij PAGINA VIER S. Elte S. M. Berry Zand Scholten rnin-trtnnnrinnn'"Tinnm MEXICO. Europeanen, die een oogje houden op 's werelds litteratuur, zullen de laatste roman „De Dood van Artemio Cruz" van de Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes niet over mogen slaan. De 35-jarige Fuentes, di- plomatenzoon, die Europa goed kent door een lang verblijf in Engeland en Frankrijk en nu weer in Mexico woont, is een van 's lands meest briljante schrijvers. Wie zich een voorstelling wil vormen van de jonge Mexicaanse intellec tueel, van zijn manier van denken, van zijn problemen en die van zijn land, van zijn gecompliceerde verhouding ook tot dat historierijke land van oude culturen en langdurige revoluties, die moet beslist dit boek met zorg lezen, zo niet in het Spaans dan in het Engels, want in New York is bij Farrar, Strauss and Co, een vertaling verschenen onder de titel van „The Death of Artemio Cruz". Wie echter niet vertrouwd is met Mexico's geschiedenis, zou er goed aan doen een korte samenvatting daarvan door te lezen vóór hij aan deze roman begint. Want anders begrijpt men mo gelijk niet de gepreoccupeerdheid van Fuentes als vele v an zijn Mexicaanse kunstbroeders met de historie van zijn land en vooral met de Mexicaanse revolutie van 1910. Het is de teleurstelling over de uiteindelijke resultaten van die revolutie, die de basis van Fuentes' werken vormt. IN „DE DOOD VAN AR TEMIO CRUZ" ligt een Mexicaanse miljonair op zijn sterfbed, omringd door de zijnen zijn dochter Terese en zijn vrouw Catalina die hij veracht. Fuentes be schrijft nu het leven van deze man, die eens heeft ge vochten in de revolutie te gen het regime van Porfirio Diaz (Mexico's president van 1876 tot 1910). Hij vertelt dit leven niet chronologisch, maar in flitsen, zoals ze cha otisch in het hoofd van de stervende opkomen. Soms herinnert Artemio zich de minnaar en wilde vechter die hij is geweest, dan weer de cynicus uit een latere tijd; de gewetenloze, machtige zakenman of de vermoeide oude man die in al zijn grandeur en eenzaamheid een door hem jaarlijks gege ven bal gadeslaat. Deze flit sen. die in de derde persoon geschreven zijn, worden af gewisseld met stukken die in de' tweede persoon staan en in de toekomst geprojec teerd zijn; in de eerste per soon staan alleen die scènes, die zich met de tegenwoor dige tijd bezighouden en waarin Fuentes het lijden beschrijft van de stervende Cruz, zoals deze dit zelf van uit een dieper bewustzijn gadeslaat. Het werk van Fuentes tot nu toe drie romans is van warmte en kleur doorgloeid. Telkens weer herinneren scènes aan oude schilderijen. Hij zet met zijn pen, als een penseel zo zeker, in enkele woorden Mexicaanse landschappen zo neer dat, ook al heeft men ze nooit in de werkelijkheid gezien, men ze toch voor al tijd onthoudt. WAT NU DE INHOUD van „De Dood van Arte mio Cruz" betreft: Carlos Fuentes bedoelt zijn landge noten deze roman als een spiegel voor te houden en met name de machtigen en leiders van zijn land te con fronteren met wat hij min of meer als hun evenbeeld ziet: Artemio Cruz, maar dan een stervende Cruz, een die zich ervan bewust wordt, dat hij alleen maar „stof is en tot stof zal wederkeren" en in die zin de in het volle leven staande Artemios waar schuwt door in zijn eigen en daarmee hün feilen en falen te herinneren. Dit fa len begint volgens Fuentes op het ogenblik dat de voor- Ww: De 35-jarige Mexicaanse schrijver Carlos Fuentes. malige revolutionairen, als ook de huidige Mexicanen die de idealen der revolutie voorstaan, in heb- of machts zucht verstrikt raken, zodat ze idealen en zin der revo lutie verraden. Voor Fuentes is het menselijke machts streven dat hij in zijn ro mans meer tot een Mexi caans of voor Mexicanen ty perend streven maakt een van de kernpunten in zijn werk. Het is dit streven naar „macht omwille van de macht" en „zonder verant woordelijkheid" dat hij gis een der voornaamste rede nen ziet voor de niet of half vervuld gebleven idealen der revolutie, welke zijns in ziens ook niet tot een ver hoopte „nieuwe sociale struc- .tuur en filosofie" heeft ge leid. Het tweede punt dat Fuentes altijd en ook bij Artemio Cruz weer bezig houdt, is: op welk precies moment begint dat verraad aan idealen en aan zichzelf bij idealist of voormalige re volutionair? WAT EEN N IET-MEXI CAAN intussen opvalt aan Fuentes' stellingname ten opzichte van Cruz' falen, is dat hü vooral dat als een Mexicaans falen ziet wat voor de niet-Mexicaan in eerste instantie een mense lijk falen is. Maar wanneer men jong is als de auteur stelt men zijn eisen hoog, beoordeelt men streng en heeft de neiging in iets te absolute vormen te denken. Dat in Mexico „iedere gene ratie zijn eigen meesters moet vernietigen, om ze dan weer te vervangen door nieu we meesters die even heers en hebzuchtig zijn" is Fuen tes' klacht die hij tot zijn verantwoordelijke landgeno ten richt. TOCH, WAT ZIJN speci fieke verwijt aan Cruz be treft: sociaal gevoel is niet noodzakelijk de eigenschap van een man die daarvoor heeft gevochten, omdat hij leed onder de afwezigheid ervan in eigen omgeving. Een mens tracht datgene waaronder hij heeft geleden, te vergeten in het nieuw verworvene moge dit uit macht of goederen bestaan en het voor zichzelf uit te buiten, juist omdat hij zo onder het gemis ervan ge leden heeft. Ook heeft elk soort tirannie gewoonlijk een andere vorm van tiran nie tot gevolg, totdat in dit ontwikkelingsproces de re acties ertegen van lieverlee de overhand krijgen en ma tiging ontstaat. Ongelukki gerwijze is het probleem echter van elke ontwikke ling, dat het nu eenmaal tijd kost. En Artemio Cruz leeft in een eeuw van te snel toe nemende volksmassa's, zodat de tijd voor zo'n ontwikke ling nauwelijks kan worden toegestaan door „angry young men". Afgezien ervan hoe men tegenover de opinies van Fu entes staat, 't is zeker dat hij als kunstenaar heel veel heeft te geven. Het doet er niet toe, dat deze roman wat ongelijk is: soms met magnifiek ge schreven stukken, dan weer snel en slordig; soms ook met zo'n liefde voor subtili teiten en detail, dat er een fraai litterair filigrainwerk ontstaat. Maar het voor naamste is, dat de hoogst vaardige en gepassioneerde artiest in Carlos Fuentes al tijd de overhand houdt op de gepassioneerde denker in hem. I Marion Laudy --^--^^nrL-TnnnrmnrTTnnniniTjTii DE EERSTE ROMAN van de jonge schrijfster Claire Gallois: „A mon seul désir(Edit. Buchet-Chas- tel) bewijst dat, zo men al niet van een „littérature feminine" kan spre ken, er althans onderwerpen zijn die uitsluitend door een vrouw behandeld kunnen worden. Daartoe behoort de gevoelsrelatie van de moeder tot het kind dat zij verwacht. Zij maakt wel niet het gehele onderwerp van de roman uit, maar verleent deze in hoofdzaak zijn belang. Laurence, de hoofdpersoon uit het boek, heeft een zorgeloze jeugd doorgebracht temid den van een vader die haar bewon dert, een broer die haar speelkame raad en vertrouweling is, en een moe der wier morele principes bepaald worden door haar zucht de schijn van burgerlijke onberispelijkheid op te houden. Laurence heeft minder con tact met mensen en hun wereld dan met dingen, bomen, bloemen, dieren en zij schept zich een vaag geluk in een door haar gepoëtiseerde om geving, waarvan „la Maison" het cen trum is. ZIJ IS EEN KIND-VROUWTJE dat zich nauwelijks rekenschap geeft van de stap die zij doet als zij op haar achttiende jaar trouwt met Philippe. Na korte tijd vervreemding en desillusie; dan ontmoet zij Pierre, een Parijze- naar, in wier armen zij evenmin haar heimwee naar La Maison, dit is haar jeugd kan vergeten. Dit heimwee komt voort uit het feit dat zij door haar op voeding psychisch onvolwassen is ge bleven en te ver van het praktische leven is gelaten om haar eigen leven daarin te kunnen inpassen. Laurence komt pas los van haar jeügd en tot innerlijke wasdom als zij van Pierre een kind verwacht en zij moet strijden voor het behoud van dat kind welks geboorte Pierre wil voorkomen. DE ROMANCIèRE verhaalt het leven van Laurence niet volgens deze chrono logische opeenvolging van gebeurtenis sen. Zij heeft haar roman gecompo neerd volgens een bekend procédé, dat zij echter bijzonder knap en evocerend toepast: het verleden wisselt voortdu rend af met het heden, feiten uit haar huidige leven roepen herinneringen op aan haar jeugd en zó dat beide elkaar wederkerig belichten. De auteur bezit een suggestieve en sfeerscheppende stijl die echter, waar zij mediteert over haar jeugd, nogal eens ontsierd wordt door te precieuze fraaiigheden en wankele beelden. Haar schrijverstalent komt ten volle tot uiting in de passages waar in Laurence haar bijna animale angst uit haar kind, na een mislukte door anderen opgedrongen poging tot abor tus, te verliezen. De fysiologische en sentimentele band tussen de moeder en het te verwachten kind wordt daarin treffend beschreven met ingetogen openhartigheid en gevoelige soberheid. Het is onjuist te beweren dat „A mon seul désir" de vragen betreffende leven en dood aan de orde stelt, zoals de „flap" vermeldt, of dat de roman een protest is tegen de bourgeois-moraal, zoals een Franse criticus schrijft. De ervaringen van Laurence hebben alles behalve een exemplaire waarde. Het is al belangrijk dat in de weergave ervan zich een begaafde romancière heeft ge openbaard. EXEMPLAIR ZOU MEN WEL „Le Littératron" (Edit. Flammarion) van Robert Escarpit kunnen noemen. Deze hoogleraar aan de Universiteit van Bor deaux is onder andere schrijver van de puntige „billets" in het dagblad Le Monde. De kenmerken van het billet, n.l. voortreffelijke vorm, verrassende vondst en zuivere stijl vindt men ook in Le Littératron. En het „fijne, humo ristische trekje aan het slot", onmis baar in het billet, is overal in het boek aanwezig, al is de humor soms ver scherpt tot cynisme. ESCARPIT'S BOEK is een vermake lijke satire van de macht der techno craten en de toepassingen der electroni- ca. Maar hij wendt deze vooral aan om de draak te steken met bepaalde toe standen in hoge administratieve en an dere kringen in een niet met name ge noemde republiek. Littératron is de naam van een elektronische machine, die gepropageerd wordt door een han dige charlatan en die onder meer best sellers kan fabriceren met de stylisti- sche, verhalende, beschrijvende, ideolo gische en gevoelselementen die specia listen ontleend hebben aan de 100 boe ken die het iheeste succes hebben ge had. Best-sellers op elk gebied: popu- lair-medisch, pseudo-wetenschappelijk, sentimenteel, avontuurlijk, „objectivo- phénoménologique", enz. enz. Ook een bepaalde litteraire kritiek wordt bespot. Na enkele seconden „tekstbewerking" verklaart de machine: dit is een Shakespeare 1603, met 0.08 percent Marlowe en een spoortje Bacon. NATUURLIJK ONTKOMT ook de po litiek niet aan de spotlust van Escarpit. De machine kan verkiezingsredevoerin gen maken, samengesteld uit de woor den en uitdrukkingen, die het meest ge bruikt worden in de door 312 enquê teurs geregistreerde politieke gesprek ken in een kleine stad. Wat uit de ma chine komt is onvoorstelbaar hol en zin loos, maar de test-kandidaat die de computer-zinnen uitspreekt, wordt in die stad met overweldigende meerder heid gekozen. In deze vermakelijke schelmenroman moeten niet alleen regeringsinstanties het ontgelden, doch ook de schijngeleer den, politici, arrivisten en universitaire kringen. Maar dank zij de volkomen onzinnige intrige is het duidelijk dat de eerlijke wetenschapsbeoefening buiten het schootsveld van de persiflage ligt. VAN ONZE eigen oer-Nederlandse Roelof Stalknecht is onlangs een lang speelplaat verschenen onder de titel „The Song is you". De term „oer-Ne- derlands" is niet zonder opzet gebruikt, omdat de Nederlandse lichte muze er trots op kan zijn een musicus als deze Groninger in haar gelederen te hebben. Toen ik namelijk kortelings de nieuwe langspeler van Stalknecht aan enkele buitenlandse muziekvrienden vocrr- draaide spitsten zij de oren en bedol ven mij als gold het een blindfoldtest in hun gissingen met klinkende na men van buitenlandse musici. Niet zon der chauvinisme heb ik hen verteld dat deze grootmeester van het toetsenbord nu eens geen Amerikaan was, maar een Nederlander. Het album „The song is you", waar bij Roelof Stalknecht wordt begeleid en ondersteund door zijn trio, bestaande uit gitaar, bas en slagwerk en het koor en orkest van Bert Paige is een prach tig bezit in elke lichte muziekdisco- theek. De nummers als „Cherokee", „All the things you are," „Frenesi", I'll walk alone" en „The song is you" vor men weliswaar geen collectie pure jazz, maar zij worden zo soepel-swingend ge speeld, dat zij zowel de jazzliefhebber als ieder ander minnaar van de lichte muziek weldadig in de oren zullen klinken. De begeleiding van Roelofs trio is voorbeeldig. Nergens dringt het zich op, het vangt de solist goed op en ondersteunt waardevol. Ook het koor van Bert Paige is in dit geheel uitste kend op zijn plaats. Het zorgt af en toe voor een harmonieuze achtergrond, en rondt op de juiste wijze af. Daaromheen en daardoor weeft Roe lof Stalknecht zijn parelende spel, zijn lichtvoetige improvisaties of korte ac centen met brillante harmonieën. The song is you" is het bewijs dat Roelof Stalknecht tijdens het voorlaat ste Grand Gala du Disque zijn Edison niet voor niets gekregen heeft. Label: Philips P. 12918 L Uitgave: Phonogram Waardering: Zeer goed. OSCAR PETTIFORD, een zeer be langrijke schakelfiguur is de rij Ame rikaanse jazz-bassisten overleed op 18 september 1960 in een ziekenhuis van Kopenhagen. Het was een verlies voor de jazzwereld, vooral voor de Europe se, die met het spel van deze eminente bassist al enkele jaren had kunnen ken nismaken. Want Oscar Pettiford ver bleef, zoals meer Amerikaanse jazzmu sici doen en hebben gedaan we noe men slechts Chet Baker, Kenny Clar ke, Coleman Hawkins, Don Byas en Kenny Clarke al enige tijd in Euro- pa. Hij voelde zich er thuis. Dat blijkt uit de geweldige concertopnamen die Pettiford met Bud Powell, Kenny Clar ke en Coleman Hawkins maakte tijdens het roemruchte Essense jazzfestival in 1960. Pettiford is een telg uit de Jimmy Blantonschool. Hij is evenals Hawkins min of meer een overgangsfiguur van de swing naar modern. Deze Pettiford dus speelde in Kopenhagen met Deense vrienden in het bekende Café Montmar- tre, nadat hij al enige tijd in Frankrijk, Oostenrijk en Duitsland gezworven had. Met Deense jazzmusici maakte de gro te bassist schitterende opnamen, die nu op een Fontanalangspeler onder de ti tel „Remember Oscar Pettiford" ver schenen is. Op deze plaat de prachtige „Mont- martre blues out" een compositie van Pettiford met een unisono gespeelde IN MARIE BEGINNING is Alfred Grossman aan zijn derde roman toe: een kritiek punt, nadat wij versteld gestaan hebben van zijn eerste boek Acrobat Admits, en iets minder van zijn tweede. Als het nu opnieuw iets minder interessant was dan de vorige keer zou hij misschien uit het gezicht raken; maar Marie is in zijn beste trant met zijn hardste grappen voor ons afgebeeld, en alleen lezers die toch niets te zoeken hebben bij Gross man zullen haar willen negeren. Hij is niet een auteur die makkelijk hele maal au sérieux genomen wordt, want behalve dat zijn trant er een is van intellectuele satire, hij specialiseert zich ook in wat men slechte smaak of ongevoeligheid kan noemen. Mis schien is hij maar een sensatiezoeker, of een sensatiemaker? Zulke beschul digingen zijn altijd moeilijk te weer leggen, maar hij schrijft in ieder geval te goed om ermee afgedaan te wor den, en de grondslag van zijn satire is onwrikbaar: een overweldigend wantrouwen tegen al de mooie woor den van politici en moralisten. MARIE BETTY SVOBODNA, de hoofdpersoon van het nieuwe boek, ver tolkt dat wantrouwen met minder theo retische rechtvaardiging dan haar schepper zou kunnen bedenken, maar met des te meer daadkracht. Het eerste begin aan haar carrière maakt zij met een bedreiging van chantage in de loop van haar sollicitatiebezoek op het kan toor waar zij vervolgens sprongsgewijs promotie maakt, en trouwt met de di recteur die zij het graf in jaagt zonder hem het geringste genoegen te hebben toegestaan. Zij heeft tamelijk goede redenen om de oude man zo te behan delen; hij heeft een schuldig en zondig leven geleid, maar het is toch nog mogelijk voor een lezer om gechoqueerd te raken als Marie het hem betaald zet, net als bij sommige van de andere Alfred Grossman, Marie Beginning uitg. Heinemann Bernard Malamud, Idiots First uitg. Eyre Spottiswoode Edward Lewis Wallant, The Tenants of Moonbloom - uitg. Gollancz dingen die zij doet. Wie van mening is dat de beschaving en de openbare orde altijd het best gediend zijn als de dingen niet te scherp gesteld worden, zal Marie Beginning met tegenzin lezen en kan er beter niet aan beginnen. Voor zijn in zicht in het karakter van het menselijk individu zal het niet veel verschil ma ken, want Grossman's personen zijn al tijd onbeschaamd kunstmatig; maar het is jammer van allerlei ideeën en invallen, en in 't bijzonder van de be schrijving hoe een reactionaire politieke bond kan worden gevormd en voor de gek gehouden. BERNARD MALAMUD heeft het makkelijker dan Grossman met serieus genomen worden, want hoewel zijn hu mor ook soms .potig is geeft hij meestal duidelijker tekenen van gevoeligheid, en afgezien daarvan kan het ook de meest achteloze lezer moeilijk ontgaan dat het allemaal heel knap geconstru eerd en goed geschreven is. In zijn kor te verhalen, waarvan Idiots First een tweede verzameling is, overheerst de vorm soms de inhoud; hoewel altijd op een heel discrete manier, houdt het ver haal zich dan zo herkenbaar aan een voorafgaand model dat de personen er van makkelijk vergeten worden, en dat de emotie waar het om ging ook al gauw vervliegt. Een van de beste din gen in deze bundel is het verhaal over de oude joodse kruidenier die het ergste vreest van het filiaal van veen groot kruideniersbedrijf dat zich naast hem komt vestigen, en die helemaal gelijk krijgt; voor een verhaal dat volgens zo'n egale lijn verloopt zou een kleinere techniek dan van Malamud niet vol doende zijn, en de laatste regels over de kruidenier die dan zijn winkel op gegeven heeft, zijn van een voorbeeldi ge soberheid: „Zo lang hij leefde zou hij niet meer teruggaan naar zijn oude buurt, want hij was bang dat zijn win kel leeg zou staan en moest er niet aan denken dat hij door het raam naar binnen zou kijken". Sommige van de andere verhalen zijn in hun geheel het lezen even sterk waard, andere zijn het ten dele. Dat iets helemaal niet lukt komt bij Malamud niet voor; er is al tijd een goede toon in, een droge muzi kale toon, en een stemming van mede leven. OP HET PUNT VAN medeleven is Malamud overigens nog de mindere van Edward Wallant, een jonggestorven Amerikaan die voor zijn dood één ro man gepubliceerd had en er twee heeft nagelaten, waarvan dit de eerste is. Zijn hoofdpersoon Norman Moonbloom is belast met het toezicht en het ophalen van de huur in vier woonblokken die toebehoren aan zijn zakelijke en onge nadige broer Irwin. Hijzelf is een zacht- gestemd mens, niet vaak geprikkeld tot grote activiteit; maar tot het uiterste gedreven door de toestanden in de appartementen komt hij tenslotte toch in beweging, begint een grote schoon maak- en reparatie-campagne en maakt zware onkosten zonder de toestemming van zijn broer. De pointe hiervan is dat Norman zichzelf behoedt voor moreel verval door de rol van uitbuiter te weigeren; de manier waarop het ons vertoond wordt is door beschrijving van de bezoeken aan de verschillende be woners. Het is verbluffend wat Wallant op zijn best voor elkaar brengt in het afbeelden van personen en achtergron den, en de paar dozijn personen bij wie wij hier iedere drie of vier keer op bezoek gaan laten allemaal wel een vi suele indruk na. Verder blijft het toch ook waar dat een roman geschreven over zoveel personen altijd gedoemd is tot gebrek aan samenhang, en soms tot een gewilde toon als er sterk de behoef te uit spreekt om allen als verwanten van de lezer te laten zien. Op het punt van de toon is Wallant erg goed, en heel wat van zijn fragmenten zijn onweer staanbaar, in hun gevoeligheid en grap pigheid en beeldend vermogen; maar het blijven fragmenten, allemaal op een rij en toch bedoeld als een geheel. intro van trompettist Allan Botschins- ky, tenorist Erik Nordstrom, vibrafo- nist Louis Hjulmand, pianist Jan Jo hansson en slagwerker Jom Elniff. De ze Deense musici trekken zich zonne klaar op aan het eminente spel van Os car. In „Willow weep for me" speelt Pettiford samen met pianist Johansson. Het is af J Zeer goede soli zijn te horen in Pet- tifords compositie „Why not? That's what". Eén stuk op deze plaat is van het Essense jazzfestival namelijk „Just you, just me" waarin Oscar Pet tiford speelt met Clarke Bud Powel en Hawkins. Op de cover wordt Joachim Ernst Berendt geciteerd die zegt: „Een groot aantal van de Duitse en Deense bassisten speelt „ge-pattiford-isseerd; deze invloed zal zeker nog lang merk baar zijn!" Op de langspeler „Remember Oscar Pettiford" is duidelijk te horen dat niet slechts bassisten maar ook de andere instrumentalisten door hem beïnvloed worden. En dat in heel goede zin van zelfsprekend. Label: Fontana 688601 Uitgave: Pho nogram Waardering: Goed, tot zeer goed. VAN MILES DAVIS, de man die nog zeer onlangs in het Amsterdamse Con certgebouw te beluisteren was tijdens het eerste nacht-jazzconcert in dit sei zoen van het impresariaat Paul Acket, zijn twee langspeelplaten op de markt gekomen. Eén onder de titel „Miles and Monk at Newport", een samengaan van Davis en Thelonious Monk en „Miles in Europa", een concertopname van het Jazzfestival in Juan les Pins in 1963. Om met de laatste te beginnen: op deze plaat speelt Davis met zijn hui dige kwartet bestaande uit de eminente De trompettist Miles Davis zeer jeugdige slagwerker Tony Wil liams, de bassist Ron Carter, Herbie Hancock piano en George Coleman te-' norsax. Het zijn bekende stukken die Miles op deze plaat ten gehore brengt: „Autumn leaves", met 'n brillante inge togen gespeelde trompetsolo, „Milesto nes", het titelstuk van Miles' gelijkna mige langspeelplaat die veel eerder verscheen, met een zeer knappe solo van Coleman, „Joshua", ook een num mer van vroegere opnamen bekend en „All of you" en „Walkin". Miles Davis is nu al tientallen jaren een zeer creatief jazzmusicus. Hij maakte reeds prachtige opnamen met Charlie Parker, zoals de mooie „Par kers Blues" en het onstuimige „Prezeo^ logy" en heeft zich in de loop der ja ren als een eenzame pionier een weg door de moderne jazz gebaand. Het lukt Davis keer op keer weer een hech te formatie te smeden, met goede be geleiders en even goede solisten. Van zijn huidige kwartet is vooral het spel van slagwerker Tony Williams opval lend. De tweede plaat waarop Miles Davis excelleert is „Miles and Monk at New port". Hierop speelt Davis met zijn sextet, waarin John Coltrane tenorsax en Cannonball Adderley spelen; al weer enkele jaren geleden dus. In„Ah-Leu- Cha" speelt Coltrane een technisch zeer knappe solo. Bijzonder fijn zijn de stukken als „Straight, no chaser" waarin het sextet nog evenwichtiger muciseert dan in het eerste stuk. De andere zijde van de plaat wordt in be slag genomen door het kwartet van pia nist Thelonious Monk met twee stuk ken: „Nutty" en het bekende „Blue Monk". Fijne muziek, met de typische Monk- harmoniën en prachtige soli van te norist Charlie Rouse. Waarom oude-stijl klarinettist Pee Wee Russell in deze Thelonious Monk- formatie zo nodig moest meespelen is mij niet helemaal duidelijk. Het is wel licht voor een session een aardig ex periment, maar op een plaat hoeft het voor mij niet. Russell was en is onge twijfeld nog steeds een verdienstelijke Chicago-stijl-jongen, maar zijn would be moderne gepiep slaat in het geheel van Monks kwartet letterlijk op niets. Voor het overige toch fijne muziek op deze plaat, vooral Monks boeiende bluescompositie „Blue Monk". Miles in Europe. Label: CBS 62390. Uitgave: Artone-Haarlem. Waardering: Goed tot zeer goed. „Miles and Monk". Label: CBS 62389 Uitgave: Artone-Haarlem. Waardering: Goed.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 16