SHIRLEY In de stille Zweedse wouden vindt de jager op grof wild volop prooi PANDA EN DE MEESTER*LEERLING Vijfdaagse elandenjacht hoogtepunt van het jaar Ons vervolgverhaal Slachtoffers Elandfilet Jongen kreeg bij ruzie messteek in de buik Lange wacht door Charlotte Brotitë Koffie en blik 15 MAANDAG 23 NOVEMBER 1964 I INCASSO WEEKABONNEMENTEN De incasso van het abonnementsgeld iedere week kost veel tijd en moeite, aan u en aan onze bezorgers. Er zijn twee mogelijkheden om het ongemak in dit opzicht te vermijden a. Overgang op een kwartaalabonne ment. b. Betaling aan de bezorger voor een periode van 4—5 weken. U krijgt dan een door de bezorger onder tekend ontvangstbewijs. Misver stand over de betaling is daardoor uitgesloten. Het resultaat voor u Minder geloop naar en gebel aan de deur; in uw wijk daardoor een vlottere bezorging. Voor de bezorger minder last. Probeert u het eens. DE ADMINISTRATIE ONZE HONDEMAN volgt de laatste methode. Het is normaal, dat de wach tende jagers urenlang op post staan zonder wild te zien. Vaak komt er in de hele jachtweek geen enkel stuk langs hun post. Natuurlijk krijgen som mige jagers dan een zodanige „elande koorts" dat ze in elk bewegend voor werp. wild menen te zien. Ieder jaar sneuvelen er dientengevolge paarden en koeien, soms schiet men per abuis op een tractor, of nog erger, op een mens. Een deel der jagers siert zich dan ook uit voorzorg met felrode pet ten of gele vesten, om vooral niet voor een eland te worden aangezien. Een ja ger uit Stockholm, een „stadse" jager, schoot bij Sarna acht rendieren, die hij voor elanden aanzag. Dat ging hem veel geld kosten, want de rendieren zijn het eigendom van Lappen en per stuk wel tweehonderd kronen waard. In het afgelopen seizoen werden twee beren geschoten, en ook dat was fout, want die dieren zijn beschermd. Naast dergelijke ongewenste slachtof fers worden er in Zweden toch elk jaar ook nog circa 30.000 echte elanden ge schoten. Een zinloze slachting? Inte gendeel: zoals in ieder wildrijk revier, ja zelfs in natuurparken en reservaten, moet regelmatig gesaneerd dat is afgeschoten worden, anders zou het wild te talrijk worden en het evenwicht in de natuur in gevaar komen. Met de elanden in Zweden is het al niet an ders. Bam.bij de buurman, vijfhonderd meter verder, valt een schot. Een twee de schot bonkt door de stilte, kenne lijk het vangschot. Even later klinkt een fluitje. De jager springt op: „Die vraagt hulp bij het schoonmaken! Een eland die te groot is om alleen te be handelen". We vinden de buurman bij een elandstier. Midden op een kaal veen is het dier neergeploft. Het is een jong exemplaar. „Best vlees!" verze keren de jagers. Rap wordt het dier gevild en schoongemaakt. Een afge schoten patroonhuls op een stokje moet de raven van het vlees afhouden; zij wantrouwen de kruitlucht. Een 200 ki lo zal het dier wel wegen. De gezichten stralen. Het eerste vlees is binnen. We gaan eerst koffie koken om het succes te vieren. Nauwelijks brandt het vuur tje en is de koffie in de ketel, of Kröjtz, de hondeman, komt eraan. Dwars door bos en veen heeft de hond hem het spoor gewezen. Zij hebben de eland opgejaagd zonder hem te zien en komen nu uit bij het geschoten wild. De hond besnuffeld de buit zonder veel vreugdebetoon; ook hij is een echte kal me Zweed. Hij krijgt een stukje rauw vlees als beloning. Dan rolt hij zich op en slaapt. „Oh, hij is moe, hij is zo moe", verzekert ons Kröjtz, „we heb ben wel twee uur achter die stier aan gehold". Ook hemzelf is dat aan te zien. Met het hemd wijd open staat hij daar te dampen als een paard. Met graagte neemt hij de eerste mok koffie. 'S AVONDS in de jachthut eten we elandfilet, versgesneden, met ongeschil de aardappels en hard brood. Er wordt verteld en beschreven. Vijf elanden zijn er geschoten vandaag. Veel vlees! Met een tractor wordt de buit mor gen uit het bos gehaald, om hier bij de hut verdeeld te worden. Ieder is te vreden, het „vlees" is binnen. Maar misschien is dit laatste feit toch niet de belangrijkste reden voor de vreug de van deze jagers. Misschien is het stopwoord „vlees" in dit nuchtere land wel nodig als een voortdurend excuus voor de passie van deze moderne woud lopers. Voor de passie die duizenden serieuze kerels in september het bos indrijft, om daar vijf dagen te gaan ge nieten van de stilte en van de span ning der jacht. J. Antonisse In Rotterdam heeft zondagmiddag een 16-jarige jongen tijdens een ruziek een 17- jarige jongen plotseling met een kampeer- mes in de buik gestoken. Het slachtoffer werd in zorgwekkende toestand naar een ziekenhuis vervoerd, waar operatief werd ingegrepen. Zijn toestand was bevredi gend. De jeugdige dader is aangehouden en in het politiebureau opgesloten. Hij ver klaarde dat de ruzie was ontstaan omdat de andere jongen over hem geroddeld had. 83. Panda bracht het ventje naar de plek in het Wilde Woud, waar hij hem eerst had aangetroffen. Het was inmiddels nacht geworden en het nevelig bos zag er on der het bleke maanlicht weer even vreemd en onwer kelijk uit als die eerste keer. Verderop tussen de bo men had de mist zich verdikt tot een dichte sluier, waar in vage vormen schenen te bewegen. Ook klonk weer dat ijle geluid van tingelende belletjes en hoge, roepen de stemmetjes: „Dongadil! Dongadil!" „Ik moet nu gaan, meester," zei Dongadil. „Bedankt voor het ge duld, dat u met me hebt gehad. U had zelfs zoveel geduld met mij en de domme reuzen, dat ik begon te geloven, dat u geen meester was, maar een weerloze jonge reus. Nu weet ik wel beter." „Nou... eh... het is goed hoor," zei Panda. „Ik ben blij, dat je er wat van hebt opgestoken". „Dat heb ik, wijze meester", zei Dongadil dankbaar. „Ik weet nu, dat men slechts mees- terkracht mag hebben, als men geduld heeft en die krachten niet misbruikt". WE DRINKEN vlug koffie en krijgen intussen op de landkaart onze plaats aangewezen. Dan rijden we opnieuw de morgenschemer in en parkeren kilome ters verder de auto. Het te bejagen ge bied ligt langs de weg; wij hebben on ze post op een der flanken. Een wan deling van enkele kilometers wacht ons. Over een veen, gedompeld in nevel, waar mos en wollegras en een enkele knotige spar groeien op de sompige grond. Bij een omgevallen boom, waar het uitzicht naar twee kanten goed is. wordt halt gehouden; hier is onze „pass" onze post bij een veelbegaan elandpad. WIJ MOETEN hier wacht houden tot vanavond. In vorige jaren heeft men ook hier gezeten, daarvan getuigt een fikse houtskoolplek. Wat kranten op een stronk bieden een droge zit, de buks staat klaar, wij wachten. Om zes uur zal Kröjtz met de hond het bos ingaan 65) „Dikwijls. De omstandigheden heb ben mij wel gedwongen er aandacht aan te schenken." „Die les is dan niet verloren ge gaan, al is het wat voortijdig geweest. Ik veronderstel dat de bodem niet licht en steenachtig is, anders zou het zaad, in die tijd gevallen, nooit vrucht hebben gedragen. Lieve kind, sta niet op de tocht bij de deur, dan vat je kou. Goedemiddag". De nieuwe kennissen van juffrouw Helstone betekenden spoedig veel voor haar; hun gezelschap zag zij als een voorrecht. Zij besefte dat zij zich inderdaad vergist zou hebben indien zij zich deze kans op steun had laten ontgaan indien zij van deze geluk kige verandering geen gebruik had gemaakt. Haar gedachten hadden een andere koers gekregen, er was een nieuwe weg voor hen opengelegd, waardoor er althans enkele werden afgeleid van de ene richting waarin ze tot nu toe alle waren gegaan, zodat ook de onstuimigheid van hun vaart wat gekalmeerd was en de kracht van hun druk op het ene afgesleten punt minder was geworden. Spoedig vond zij het prettig hele dagen op Fieldhead door te brengen, om beurten iets te doen wat Shirley of mevrouw Pryor haar verzocht; nu was het de ene en dan de andere, die beslag op haar legde. De oude dame liep weliswaar nooit met haar vriend schap voor Caroline te koop, maar zij was altijd waakzaam, ijverig en onvermoeid. Ik heb al te kennen ge geven dat zij een eigenaardige vrouw was; en haar eigenaardigheid bleek vooral uit de soort van belangstelling die zij voor Caroline had. Zij lette op al haar bewegingen; het was alsof zij al haar stappen zou willen be waken. Zij vond het heerlijk als juf frouw Helstone een beroep op haar deed voor raad of hulp; zij verleende haar hulp, wanneer die gevraagd werd, met zulk een rustig, maar dui delijk zichtbaar genoegen, dat Caro line er binnenkort behagen in schep te afhankelijk te zijn van haar. In het begin was juffrouw Helstone verbaasd geweest over de absolute volgzaamheid van Shirley Keeldar tegenover mevrouw Pryor en niet minder over het feit, dat de beschei den vroegere gouvernante zich zo thuis en op haar gemak voelde in het huis van haar jonge leerling, waar zij met een kalme onafhankelijkheid een zeer afhankelijke betrekking vervul de; maar zij begreep al gauw dat men de beide dames alleen maar moest kennen om het raadsel geheel op te lossen. Het kwam haar voor dat iedereen, die mevrouw Pryor ken de, van haar moest houden, haar moest houden, haar moest waarderen en prijzen. Het deed er niet toe dat zij volhardde in het dragen van ouderwetse japonnen; dat zij een vor melijke taal gebruikte, en dat haar manieren koel waren; dat zij wel twintig eigenaardigheden had, die men bij niemand anders zag toch was zij zo'n steun, zo'n goede raad geefster, zo eerlijk, zo vriendelijk op haar manier, dat, volgens Caroline, niemand, die eenmaal aan haar te genwoordigheid gewend was, er ge makkelijk afstand van zou doen. Wat afhankelijkheid of een gevoel van minderwaardigheid betrof, daar van merkte Caroline niets in haar ei gen omgang met Shirley en waarom zou mevrouw Pryor het voelen? Shir ley was rijk heel rijk vergeleken bij haar nieuwe vriendin; de een be zat een onbezwaard inkomen van tien duizend gulden per jaar, de ander nog geen stuiver; en toch ondervond zij een veilig gevoel van gelijkheid in haar gezelschap, zoals zij nooit ge kend had in dat van de gewone gegoe de families van Briarfield en Whin- bury. De reden hiervan was dat Shirley aan andere dingen dacht dan aan geld en positie. Zij was blij dat zij onafhankelijk was door haar bezttin- gen; bij vlagen was zij zelfs verrukt over het idee dat zij Ambachtsvrou- we was, pachters en een landgoed be zat; vooral ondervond zij 'n heerlijke zelfvoldaanheid wanneer zij herinnerd werd aan „alle onroerende goederen" daar beneden in de Hollow, „omvat tende een uitstekende lakenweverij, ververij, opslagplaats, tezamen met een woonhuis, bijgebouwen en land, tuinen en schuren, genaamd Hollow's Cottage"; maar daar haar verruk king geheel onverbloemd was kon nie mand er aanstoot aan nemen; wat haar ernstige gedachten aangaat, die richtten zich op andere zaken. Grote geesten te bewonderen, goede mensen te vereren en blij te zijn met de blij- moedigen, dat was het waar de ziel van Shirley naar haakte; dus zat zij veel vaker te denken hoe zij deze nei ging zou kunnen volgen, dan dat zij over haar maatschappelijke superio riteit peinsde. Voor Caroline had juffrouw Keel dar eerst belangstelling gehad omdat zij rustig en teruggetrokken was, er zwak uitzag en omdat het leek alsof zij iemand nodig had om voor haar te zorgen. Haar ingenomenheid nam sterk toe door de ontdekking dat haar eigen manier van praten en denken begrepen en beantwoord werd door deze nieuwe kennis. Dat had zij nau welijks verwacht. Zij verbeeldde zich dat juffrouw Helstone een te lief ge zicht, te zachte manieren en stem had om iets bijzonders te zijn wat haar geest en talenten betrof; en zij was zeer verrast toen zij die mooie gelaatstrekken guitig zag opklaren wanneer zijzelf een paar geestigheden waagde. Nog meer verwonderde het haar te ontdekken hoe waardevol de zelf-gewonnen kennis van Caroline was, en hoe er eigen bespiegelingen in dat meisjesachtige krullekopje ver werkt werden. Ook Caroline's instink- tieve smaak stemde overeen met de hare; de boeken, die juffrouw Keel dar met het meeste plezier gelezen had, vond juffrouw Helstone ook het mooist. Verder hadden zij een ge meenschappelijke afkeer van vele din gen en zij konden samen lachen om valse sentimentaliteit en hoogdraven de pretenties. Shirley was van mening dat weinig mannen of vrouwen het juiste begrip voor poëzie hadden, het juiste gevoel voor het onderscheid tussen echt en onecht. Zij had herhaaldelijk heel knappe mensen horen verklaren dat ze de ene of andere passage bij deze of gene verzenmaker bewonderden, passages waarin zij weigerde iets an ders te zien dan gefemel, retorisch ge praat en klatergoud, of op zijn best een omhaal van woorden, merkwaar dig, knap, geleerd misschien, moge lijk zelfs gekleurd met de betoverende tinten van de verbeelding, maar, bij God, even verschillend van echte dichtkunst als de prachtige en gewel dige mozaïek-vaas van het kopje van zuiver metaal; of, om de lezer een keuze van gelijkenissen te geven, als de krans kunstbloemen van een mo diste verschilt van het pas-geplukte leliet j e-der-dalen. Zij merkte dat Caroline de waarde van het echte goud aanvoelde en het bedrog van de glinsterende namaak kende. Daar de gedachten van beide meisjes harmonisch gestemd waren, klonken zij dikwijls liefelijk samen. Op een avond waren zij toevallig eens alleen in de kamer met het eiken beschot. Zij hadden een hele lange re genachtige dag samen doorgebracht zonder zich te vervelen; het was nu schemerdonker; er waren nog geen kaarsen binnengebracht en terwijl het duister toenam werden zij beiden na denkend en zwijgzaam. Een westen wind loeide hoog om het huis, dreef wilde wolken en stormachtige regen buien voor zich uit van de verre oce aan; buiten de antieke vensterruiten was er niets dan storm, binnen heer ste een diepe vrede. Shirley zat bij het raam naar het drijvende zwerk te kijken, naar de mist op aarde, en luis terde naar bepaalde geluiden van de storm, die als rusteloze geesten klaag den, geluiden die, als zij niet zo jong, vrolijk en gezond was geweest, haar trillende zenuwen zouden hebben geraakt als een slecht voorteken, als een onheilspellende treurzang. Op dit hoogtepunt van haar bestaan, in de bloei van haar schoonheid, dempten zij slechts haar levendigheid tot mij mering. Fragmenten van lieflijke bal laden klonken in haar oor; zo nu en dan zong zij een couplet. De accenten die zij legde gehoorzaamden de gril lige wil van de wind, werden nadruk kelijker als de vlagen aangroeiden en zwakker als zij wegstierven. (Wordt vervolgd WAAR DE JACHT nog een zeer belangrijke plaats inneemt in het volksleven, dat is in het Zweedse Dalarna-district. Daar liggen uitgestrekte woudgemeenten als Orsa, Alvdalen en Sarna, en in elk van die gemeenten vormt het jachtseizoen een hoogtepunt van het jaar. Naar men beweert rekenen de bewoners van die groene wereld niet met zomer en winter, maar met vóór en na de jacht. Data worden aangeduid met „zoveel weken voor de opening" of „zoveel dagen na de sluiting". Ook bij het maken van afspraken en het vaststellen van de vakantie wordt rekening gehouden met „de jacht". Dat is dan de vijf dagen durende jacht op elanden in september. Er leven daar in het bosrijke Zweedse heuvel land vele soorten wild, maar de eland is voor de jagers de crème de la crème. En jager is bijkans elke gezonde man in die streek. Alleen in het dorp Alvdalen wonen 400 elandjagers. AL IN AUGUSTUS voelde men de spanning groeien. Op de beide schiet banen van Alvdalen werd druk ge oefend, en met grote regelmaat klonken de buksschoten over het dal. De etalage van de lokale sport- en ijzerzaak was getooid met een extra collectie gewe ren. Ik vroeg enkele jagers naar hun verwachtingen. Zij waren optimistisch. „Tussen de honderd en tweehonderd elanden komen er elk jaar binnen. Dit jaar beslist niet minder. Dat is weer heel wat vlees!" In gesprekken met an dere geweerdragers kwam die hoeveel heid wildbraad ook steeds weer ter sprake, en het bleek al gauw, dat „vlees" een soort wachtwoord van de elandjagers is. Nu maakt het natuurlijk ook wel even verschil of je met een paar konijntjes thuis komt of met een stuk wild van 200 kg. schoon! In het vooruitzicht van een dergelijke hoeveel heid bout zou iedereen wel ietwat ma terialistisch worden. In vroeger jaren was deze vleesvoorziening voor de plat telanders vrijwel de enige kans op een hartige wintervoorraad, en voor velen is zij dat eigenlijk nog steeds. „Maar", verzekerde mij een Alvdaler, „het is duur vlees! Iedereen laat er zijn werk een week voor liggen, maakt een hoop kosten aan wapens, jachthut en hond, en krijgt misschien nog jicht en long ontsteking op de koop toe!" OP DE ZATERDAG voor de jacht was het drukker dan normaal. Velen zochten reeds hun jachthut op of gingen wat proefschieten. In de ijzerwinkel naast wapens waren er ook damestas sen en grammofoonplaten te koop gingen vele doosjes munitie over de toonbank. Ieder sloeg voor een week koffie en conserven in en de vele elandhonden die het dorp rijk is gaven in hun kennels een extra concert. Ik sprak met een oude boer die net zijn vee op stal bracht; zes kleine witte koetjes, horenloos en maar half zo groot als hun Friese nichten. „Ze kunnen moygen niet in het bos weiden. Te ge vaarlijk zie je! Of ik ook jaag? Nu niet meer, maar toen ik jong was ah! Maar m'n zoon jaagt. Die zorgt nu voor het vlees!" Op zondagavond was het dorp stiller dan ooit. Maar weinige uren na mid dernacht gleden de eerste auto's het dorp al uit, en tegen vieren begon de grote uittocht. De Alvdalers trokken de wouden in. EEN JACHTGEZELSCHAP had mij uitgenodigd. Wij zouden ver van het dorp ons geluk beproeven en dus ver trokken wij in de voorhoede der jagers. Toen wij de buitenweg opdraaiden pinkten in de autospiegel vele, vele be wegende lichtjes. We passeerden ande re wagen, vol mannen en honden. La ter stoven we door duistere bos; twin tig, dertig kilometer; wat is zo'n af stand in dit enorme land? Een eenza me kerel dook op in de lampen. Hij stapte voort in de berm, gebogen on der rugzak en geweer, een solitair op weg naar het grote gebeuren. Meertjes gleden voorbij, maanlicht op rompel- loos water, een doodenkele hoeve, een houtopSlag, dennenbos, sparrenbos, loof bos. Het was vijf uur toen we de jacht hut bereikten. Er stonden al auto's ge parkeerd. In een ervan jankte een hond. Achter het raam van de hut flakkerde kaarslicht. Buiten trok grauwe schemer zich terug tussen de sparren. DAN STAAN we in de hut, waar het vol is en rumoerig. Een tiental man nen is er druk doende met landkaar ten, honderiemen en rugzakken. Er wordt koffie gezet en overlegd. Een boom van een kerel leunt op het for nuis. Het is Kröjtz, de jachtleider. Hij is boswachter in dit revier en kenner van honden en wild bij uitstek. De oud boswachter is er ook, met zijn drieën tachtig jaar de nestor van de ploeg. Het is een krasse oude heer, die er gens eenzaam in het bos woont en nog zelf zijn wintervoorraad hout hakt. Een paar bosarbeiders zijn aanwezig, een winkelier, een politieagent. De rest van het politiekorps is elders op jacht. De houtvester is er met zijn plaatsvervan ger; deze week ligt toch alle werk stil! En zoals wij hier nu met dit groepje bijeen zijn, zo zijn alle weerbare kerels van Alvdalen nu gereed om hun wild braad te gaan oogsten. Een kapitale eland met de gelukkige schutter. om de elanden op de been te brengen. Gen geluid klinkt hier door van stad of snelweg, geen tractor of motorzaag raast. Alleen een ravenpaar kronkronkt en in de boszoom klaagt de zwarte specht. Met het ontwaken van de dag komen de insekten; de tergende muggen en de bloedzuigende vliegjes. Het stilzitten wordt geen genoegen. Maar na zessen wordt het spannend en we vergeten on ze plaaggeesten. Om half acht valt, ver weg, een schot. We maken een vuurtje om koffie te zetten. Alle buitenmensen hier vinden koffie pas goed, wanneer ze boven een open vuurtje gekookt is, en zij slepen dan ook steeds een zwart geblakerd koffieketeltje met zich mee. Ik vraag of de elanden niet zullen schrikken van de rook van ons vuur, maar dat blijkt niet het geval. Ze lo pen soms vlak langs een vuurtje, als ze maar ...geen mensen ruiken. Bij ons- haalt geen eland dat kunstje uit. We dfinkëh glóeiériöhMfë koffie en de ja ger vertelt fluisterend over de bossen, de jacht en het wild. Dat er hier onge veer vijf elanden leven in elke duizend hectaren bos. De zwaarste wegen le vend meer dan 600 kilo en dragen ge weien met soms wel 20 enden. Ze wor den gejaagd met honden. Soms met een losse hond die hen luid blaffend achter volgt, en soms met een aangelijnd dier, dat zijn baas de verse sporen aanwijst en die zwijgend volgt. De opgezette kop van een prachtig exemplaar is een pronkstuk aan de huiskamerwand.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 15