jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
K
N
y
B
Wel of niet betalen
oninklijke
ederlandse
oetbal
werd van sportbondje
een machtig mstltimt
van sociale betekenis
ond
is altijd een
Geweest in
In 1934 werd er at een
profwedstrijd gespeeld
ZATERDAG 28 NOVEMBER 1964
Erbij
PAGINA DRIE
Niet alleen élite
Holle kreten
Eenheid na fusie
Grote uittocht
In december 1889 gebeurde het dan eindelijk. De post had al heel wat brieven
van Haarlem naar Den Haag en omgekeerd gebracht, in Haarlem aan het
adres van de HFC'er Muiier, in de residentie aan dat van Semmelinck van
Olympia. Er moest nu maar eens iets gebeuren om de voetbalsport landelijk
te organiseren. Pim Muiier, door de voetballers met ontzag mijnheer Muiier
genoemd, had al sinds 1883 lopen broeden op het plan tot oprichting van een
Voetbalbond. Maar de clubs wilden er nog niet aan. Totdat men dan in 1889
de kogel door de kerk joeg. Muiier, van wie oud-minister Kan zei: „Wij zagen
altijd met verbazing op tegen zo'n oude heer (25 jaar), die de sport nog actief
beoefende", werd bij acclamatie gekozen tot eerste president, eerste voorzitter
van de Nederlandse Voetbal Bond. Negen clubs sloten zich aan. Muiier pakte
de zaken stevig aan en klopte net zo lang aan bij de minister van Oorlog, Zijne
Excellentie Eland, tot deze hem in het oprichtingsjaar van de NVB in audiëntie
ontving. De verbreiding van de voetbalspsort die alle medewerking kreeg
van de legerleiding was begonnen. Voorlopig bleef voetbal nog de sport van
de elite, maar langzamerhand werd het een echt-nationale sport en kreeg het
zijn grote sociale betekenis voor de massa.
Lang, heel lang, hebben de voetbal-
leiders moeten strijden tegen onbegrip.
In 1908 stuurde de directeur van de
h.b.s. in Bergen op Zoom een vertrou
welijk schrijven aan de ouders van de
leerlingen, waarin hij zich afkeurend
uitliet over de voetbalsport. In datzelf
de jaar waarschuwde de commissie
van toezicht op het middelbaar onder
wijs in Zutfen tegen voetbal. De heftig
ste tegenkanting kwam in het begin dan
ook van de pedagogen. En het was geen
uitzondering, dat de jongens onder een
pseudoniem in een club speelden.
•Na 1900 was het niet uitsluitend de
elite meer, die voetbalde. De sport
kreeg voet aan de. grond bij alle lagen
van de bevolking behalve dan aan
vankelijk bij de orthodoxe protestanten
en de bewoners van het platteland.
Niet alleen het aantal boeoefenaars
nam snel toe, ook de toeschouwersaan
tallen groeiden.
Wat las men rond de eeuwwisseling
in de krant? Niet veel nog over voet
bal, maar ook dat werd snel intensie
ver. Op 26 november 1898 gaf De
Wereldkroniek een verslag van de wed
strijd RAP-Haarlem, welke in de Wa
tergraafsmeer werd gespeeld. Zoals uit
het verhaal bleek reden er toen al ex
tra treinen De Gooise Tram had vijf
grote wagons ingezet. Het entreegeld
bedroeg 25 cent, de kassa werd ge
vormd door een theetafeltje, waarbij
de veldwachter toezicht hield. Op een
weiland verderop keken „een stel boe
renknapen toe zonder te hebben be
taald".
Er kwam steeds meer belangstelling
Een spotprent op de „Corinthians", de
vereniging van elite-clubs
in de KNVB.
voor het voetbal en de kranten namen
er steeds meer van in hun kolommen
op. De gezaghebbende Nieuwe Rotter
damse Courant, die in 1890 een bericht
je over voetbal voorzag van het „kop
je" „sportgezeur", stelde 1 januari
1909 Meerum Terwogt aan als sport
verslaggever. En daarmee was dan het
voetbal niet meer weg te denken uit
de Nederlandse pers. Niemand bleef
achter bij de N.R.C.
De popularisering van het voetbal is
niet zonder slag of stoot gegaan. De
sociale positie van de arbeiders ver
beterde. Het besef ontwaakte dat men
niet alleen plichten had, maar ook over
rechten kon beschikken. Het nog prille
organisatiestreven leerde de arbeiders,
dat er voor hen met eigen middelen
veel was te bereiken. De jongeren wer
den thuis in deze geest groot gebracht
en gingen zelf hun eigen clubs op
richten.
Met de deze week overleden oud
voorzitter van de NVB, ir. J. W. Kips
was Muiier de grote voorvechter van
de verbreiding van voetbal. In de alge
mene vergadering van 1900 kwam hij
met het voorstel de voetbalsport onder
het volk te brengen. De suggestie werd
verworpen en men schreef in die da
gen: „Het voetbal zal zijn volgelingen
hoofdzakelijk onder de arbeiders met
de geest moeten zoeken". Maar het
volksvoetbal kwam toch, hoewel ook
ir. Kips er zijn spijt over uitdrukte, dat
de „elite" zich van het voetbal ging
afwenden. De NVB maakte geen plan
nen om speciaal het volk tot de voetbal
sport te trekken, maar zij trad ook niet
remmend op.
Natuurlijk ontstonden er conflicten
rond het standsverschil. Hoe meer
voetbal een „massale" sport werd, hoe
minder de resterende voetballers uit de
kringen van de beter gesitueerden zich
op hun plaats voelden in deze wereld.
Zij stapten veelal over naar hockey en
tennis.
Vooral ook de mobilisatie van 1914-
1918 heeft veel bijgedragen tot de popu
larisering van voetbal. Het platteland
leerde voetbal kennen, kortom overal
wist men nu wat het was.
Inmiddels bleef de tegenstand in be
paalde kringen wel bestaan. Een zekere
frater Doodkorte schreef in 1922 een
brochure met kreten als: „Ouders,
houdt uw kinderen af van de voetbal
match." In orthodoxe socialistische
kringen werd de wedstrijdsport princi
pieel afgekeurd, omdat wedstrijden af
breuk zouden doen aan de eenheid van
de allesoverheersende idee, aan de een
drachtige samenwerking van allen. In
protestantse kringen bleef men tegen
het voetballen gekeerd, omdat het op
zondag beoefend werd. Bij de rooms-
katholieken was men eigenlijk alleen op
het platteland tegen.
Om misverstanden te voorkomen zij
opgemerkt, dat protestanten en katho
lieken niet de sport om de sport hebben
becritiseerd, wel om de uitwassen. Zo
schreef de Nederlandse predikant G.
Oberman in 1928, dat hij voorstander
was van lichamelijke opvoeding en
sport en hjj benadrukte, dat Zwingli
voor lichamelijke opvoeding was, Lu
ther de betekenis van het spel voor de
jongeren inzag en Calvijn de lichame
lijke oefening niet verwierp. Katholie
ken en protestanten gingen zich met de
sport, met het voetballen bezig houden,
omdat zij er bij wilden blijven, omdat
zij anders de vat op de jeugd wellicht
zouden kunnen verliezen. Men zag er
trouwens ook positieve zaken in voor
opvoeding en karaktervorming. En in
1915 kreeg men de eerste r. k. dio
cesane voetbalbonden. In 1929 werd de
Christelijke Nederlandse Voetbalbond
opgericht. Drie jaar tevoren was de
Nederlandse Arbeiders Sportbond in het
leven geroepen. Er waren dus naast de
NVB drie bonden, die op levensbe
schouwelijke gronden gevestigd waren.
In de confessionele bonden had men
geen problemen rond het standsver
schil, dat bij de NVB tot felle strijd
aanleiding gaf. Men had het daar over
aparte competities voor de beide stan
den. De bond probeerde er tussen door
te laveren, maar er kwam geen echte
verbroedering. En veel clubs van het
eerste uur verdwenen. Ook het oprich
ten van de „Nederlandse Corinthians"
kon dat niet voorkomen.
Het in het leven roepen van de „Co
rinthians", hetgeen door de massa
scherp werd aangevallen, had mede
zijn oorzaak in de strijd om het be
houd van de geest van het amateuris
me. (Het strijdpunt van betaald voet
bal is immers niet van onze dagen. In
1909 kwam het al ter sprake, maar
daarover hiernaast). In 1923 werd er een
commissie benoemd belast met het uit
brengen van een rapport „Over het
vraagstuk van het voetbal in de betere
standen". Het was nog een groot
probleem, dat echter langzaam is uit
gesleten.
De tweede wereldoorlog bracht een
heid op voetbalorganisatorisch gebied.
In juni 1940 begonnen de besprekingen
tussen de KNVB, de RKF (katholiek),
de CNVB (christelijk) en de NASB
(socialistisch) met daarbij de NVF
(een federatie van de voetbalbonden
van Den Haag, Rotterdam en Breda).
Op 1 augustus 1940 werd een akkoord
bereikt en bestond er alleen nog maar
de KNVB. Door de confessionele bon
den was bedongen, dat de kerkelijke
principes en richtlijnen zouden worden
geëerbiedigd. Natuurlijk zijn er in het
begin nog wel wat strubbelingen ge
weest en konden de ouderen zich nu en
dan niet altijd schikken naar de gewij
zigde omstandigheden, maar de samen
smelting, waarbij de confessionele groe
peringen toch hun stem in het kapittel
hebben behouden, is een groot succes
gebleken. De ideële „inbreng" in de
KNVB heeft de bond ongetwijfeld ster
ker gemaakt en meer inhoud gegeven.
De zaak van de fusie is na de oorlog
geheel verdwenen achter de vloedgolf
van verwikkelingen rond amateurisme-
semi-professionalisme. Het Nederlands
elftal behaalde maar matige successen.
De topspelers trokken weg naar het
buitenland. De roep om betaald voetbal
werd van buiten uit steeds groter. En
tenslotte moest de KNVB na stormach
tige ontwikkelingen overstag gaan. Na
die beslissende stap in 1954 sukkelt men
nu in 1964 nog met de naweeën
van het onvoorbereide „er in stappen".
Naast de grote problemen van het in
voeren van het betaalde voetbal, wors
telde de KNVB verder nog met de lega
lisering van de sporttoto. Die sporttoto
is van groot nut gebleken voor de ge
hele Nederlandse sportwereld, die de
KNVB uitermate dankbaar moet zijn
en het dan ook is.
De woelingen in de KNVB houden
aan. Het is niet verontrustend- Integen
deel. Het betekent, dat de Koninklijke
Nederlandse Voetbal Bond nog spring
levend is na vijfenzeventig jaar nuttig
werk. De briefwisseling tussen Muiier
en Semmelinck, die de oprichting van
de KNVB tot gevolg had blijkt van
enorme betekenis te zijn geweest. Ne
gen clubs richtten de voetbalbond op.
En nu? Nu heeft de KNVB meer dan
een half miljoen leden, telt ze 4600
verenigingen en 22.300 elftallen. Het is
moeilijk te berekenen, hoeveel mensen
actief en passief plezier hebben
gehad van de KNVB. Het zjjn er vele
miljoenen geweest. De gedachte daar
aan moet de voetballeiders toch wel
een enorm genoegen doen.
Voetbal biologeert de massa. De KNVB
heeft gedurende 75 jaar miljoenen
mensen actieve en passieve recreatie
geboden. Dit is een foto van Abe Len
stra, die zelf enorm plezier in het doel
punt had tegen de Belgen en er de grote
massa enthousiast door maakte. Het is
de macht van voetbal.
•"■'«..a
ffe' '..""•'-''TiiHffl!
Amateurisme-betaald voetbal. Is het
een strijdpunt geweest van de laatste
vijftien jaar? Beslist niet. Het begon
eigenlijk al direct, toen er publiek
kwam, betalend publiek, waarvan
menen wij Sparta de primeur had.
Onmiddellijk rees de vraag: moeten
de spelers, die er toch voor zorgen, dat
er mensen komen kijken en centen op
tafel leggen, iets van dat geld ontvan
gen? Bij de stichting van de KNVB al
hield men rekening met beroepssport.
Onder artikel 7 van de statuten werd
de bepaling opgenomen: „football-pro-
fessionals mogen niet in bondswedstrij
den uitkomen. Anderen, die professio
nal zijn in andere takken van sport als
cricket en wielrennen, wèl". Onder pro
fessional verstond men: ieder lid van
een club, dat geld ontvangt van zijn
vereniging boven de reis- en verblijf
kosten. Wel, de regeling was er en
daarmee ook tegelijk de ontduiking er
van. Want verblijfkosten zijn een rek
baar begrip. De ene club gaf de spe
lers meer dan de andere.
Al vlug kwam de invoering van het
beroepsvoetbal ter sprake. Op 26 janu
ari 1910 nam het bondsbestuur van de
NVB de volgende motie aan: „het be
stuur van de NVB acht de bespreking
van het beroepsvoetbal in Nederland
zeer overdreven, verklaart zich er te
gen, beschouwt het als schadelijk voor
sport en volk en zal het daarom zoveel
mogelijk bestrijden." Het „kwaad van
het betaalde voetbal" bleef als een slui
pende vijand aanwezig, want kwam
Muiier in 1911 niet met een voorstel,
waarin hij bestraffing vroeg van een ie
der, die zich schuldig maakte aan
voorspiegeling of aanbieding van ma
teriële voorrechten aan spelers? Het be
stuur van de KNVB had er geen aan
dacht voor. Vijf jaar later wel, want
toen gaf het bondsbestuur ir. Kips op
dracht een rapport samen te stellen
over het amateurisme. Op 5 mei 1917
kwam ir. Kips met zijn stellingname
bij het bestuur en enige maanden la
ter ging de| bondsvergadering er mee
akkoord. Kips stelde, dat de NVB zich
niet moest inlaten met de organisatie
van betaald voetbal. Een jaar later dacht
het bestuur er anders over en hield
men het bij het standpunt van Hirsch-
man, dat het betaalde voetbal onder
horig zou moeten zijn aan het ama
teurvoetbal, er een vorm van dienstbe
toon van zou moeten zijn.
Daarna blijft men aan het praten over
al of niet verruimen van de amateur
bepalingen. In de op 20 augustus 1921
gehouden bestuursvergadering achtte
men de tijd gekomen om het beroeps
voetbal in Nederland toe te laten, weer
met de bepaling, dat het dienstbaar zou
moeten zijn aan het amateurvoetbal.
Er werd een commissie benoemd, die
de zaak moest bestuderen. In 1922 kwam
het rapport van de commissie in de
bestuursvergadering. Het werd met 6-1
aangenomen. Het rapport adviseerde
ongunstig over het betaalde voetbal.
Er kwam deining in de voetbalgele-
vordering van de beroepsvoetbalsport
opgericht. Men formeerde twee elftal
len Red Star en Green Star, die in
Rotterdam tegen elkaar speelden. In ju
ni van datzelfde jaar werd ook in
Haarlem, bakermat van de KNVB, een
wedstrijd gespeeld, tussen de profclubs
Kennemerland en Amsterdam. Er
kwam zelfs een prof-interland Neder-
land-België (3-2). Al die activiteiten
hadden echter geen inhoud, er stond
niets achter.
De crisistijd bracht het element van
de bestrijding der werkloosheid in de
strijd. Een aantal vooraanstaande figu-
De grote inleiding tot de overwinning
van de „betalings-aanhangers" vormde
de uittocht van de gladiatoren. Bakhuy»
was in 1937 de eerste Nederlandse prof
geworden, maar dat was slechts een
incidenteel geval. Maar nu stroomden
de cracks weg zoals Wilkes, Rijvers, De
Harder, Van der Hart, De Munck,
Schaap, Appel enz. Het Nederlands elf
tal was afgeroomd. Het werden magere
jaren voor het Nederlands elftal.
In 1951 verklaarde het bondsbestuur
zich nog eens duidelijk voor handhaving
van het amateurisme. De bondsverga
dering stond op één man na: W.
Geraedts uit Limburg achter het
bondsbestuur.
deren. Er werd gesproken over de op
richting van een beroepsvoetbalclub in
Amsterdam. Het ging niet door. Maar
de reis- en verblijfkosten van de ama
teurs namen steeds grotere omvang
aan. En er werd weer een commissie
benoemd, die moest nagaan, hoe men
de amateurbepalingen volledig gehand
haafd kon houden. De commissie
krijgt het zo druk met het onderzoeken
van overtredingen van de amateurbe
palingen, dat zjj verzoekt om een re
chercheur in dienst te mogen nemen.
En zo gebeurt het. De particuliere
detective Simmer uit Amsterdam
salaris 500 per jaar kwam de
commissie bijstaan.
Na weer een mislukte poging in Am
sterdam tot invoering van betaald voet
bal werd er in 1933 een nieuwe com
missie benoemd, de commissie ama
teurisme onder voorzitterschap van de
heer Kips. Karei Lotsy, de voorzitter
van de technische commissie van de
KNVB en later de grote man van het
Nederlands elftal, trok er direct al te
gen ten strijde, omdat hij meende, dat
zij veel te streng de hand zou houden
aan de amateurbepalingen (o.a. dat ge
slaagde voetballeiders, die geld accep
teren voor hun voetballessen, profs
zijn). Maar ir. Kips won.
ren wilde de nood onder de jonge werk
lozen lenigen door middel van beroeps
voetbal. De KNVB verzette zich er te
gen en ook deze actie verzandde. En
wat kwam er? Weer een nieuwe com
missie, in 1937. Maar voorzitter Valke-
ma, enthousiast aan het probleem en de
oplossing daarvan begonnen, moest ont
moedigd toegeven, dat hij er niet uit
kwam. De oorlog wiste de problemen
uit. De fusie met de confessionele bon
den werd een feit.
In april wordt dan de eerste prof
wedstrijd in Nederland gespeeld. Er
was een Maatschappij tot oprichting
ener Naamloze Vennootschap ter be-
Maar na 1945 laaide de strijd amateu-
risme-professionalisme weer fel op. En
men kan het raden er kwam weer
een commissie. Dat was in 1947. De op
dracht was na te gaan of het nu moge
lijk was naast het amateurvoetbal ook
het beroepsvoetbal in te voeren. G.
Kruyver, mr. Piek en dokter Van Leu-
sen uit Velsen moesten hier rapport
over uitbrengen. De commissie advi
seert tot handhaving van het zuivere
amateurisme, goede voorlichting en wij
ziging van de amateurbepalingen. De
bondsvergadering betoonde zijn instem
ming. Wel gingen afgevaardigden van
voetbalclubs in 1949 praten met een
commissie tot bevordering van het be
roepsvoetbal in Eindhoven, maar dit
liep op niets uit.
Karei Lotsy zette „een kruistocht
voor het amateurisme" in. De voorlich
tingsmedia waren echter voor het be
taalde voetbal en tegen de schijnheilig
heid van onder tafel betalen. Het werd
een verwoede strijd. De heer Van Leu-
sen kreeg de opdracht een brochure te
schrijven. Ze vond geen vriendelijke
ontvangst bij de tegenpartij.
Totdat dan op 19 januari 1954 de Ne
derlandse Beroeps Voetbal Bond werd
opgericht. De laatste aanval op het
amateuristische bolwerk van de KNVB
was in gezet. Eerst was het nog wat
rommelig in de NBVB maar er wer
den competitiewedstrijden gespeeld. En
het publiek was geïnteresseerd, natuur
lijk. Met de komst van E. Joosten heeft
de NBVB ineens een leider van allur»
gekregen. De NBVB stuurde de KNVB
een brief. Men antwoordde niet. Da
clubs werden benauwd om de zuig
kracht van de NBVB. J. Coler (Sparta),
C. Kieboom en Ph. Wolff (Feijenoord),
A. Libregts en H. Zon (Excelsior) en
A. Martens (ADO) kwamen in Utrecht
bijeen om de zaak te bespreken. De
eisen werden gesteld. Ruimere ama
teurbepalingen. KNVB-voorzitter Hop-
ster en secretaris Brunt praatten met
de clubafgevaardigden. En op 3 juli
1954 dan ging de KNVB om. Er mocht
betaald worden.
Ten slotte namen KNVB en NBVB
plaats aan één tafel. In het najaar van
1954 werd de vrede getekend. De KNVB
had de allcenmacht weer in de Neder
landse voetbalmaatschappij. Het werd
nu zaak om de interne verhoudingen be
taald en amateurvoetbal te regelen.
Daar is men nu nog naarstig en vol
moeite mee bezig. Maar in ieder geval
kan men het vijfenzeventigjarig bestaan
vieren
Hans Rombouts
(Gegevens geput uit „Voetbal in Neder
land" van dr. C. Miermans en „Voetballen
toen en nu" van de KNVB).