SHIRLEY Blij dorp-directeur wil Australië's wilde hond tot huisdier „omscholen' PANDA EN DE MEESTERrBALLONNIST Belangwekkend experiment met mysterieuze „dingo" DIERENASIELS BEDREIGD DOOR INENTINCSPLICHT n TIP van SINT IHRhSSHHI door Charlotte Brontë Puzzel no. 62 Om* vervolgverhaal Onoplosbaar raadsel Karakter VRIJDAG 4 DECEMBER 1964 Elbo R E C H T E R T I E Efsfêasfgi 1 V 'v 75) „Ik mag het hopen, ja; maar hoop is bedriegelijk. Wind en golven zijn niet te leiden: vlagen en deiningen verstoren onophoudelijk de koers van de zeeman. Hij waagt het niet de ver wachting van een storm uit zijn ge dachten te bannen". „Maar jij staat gereed voor een bries jij bent een goede zeeman, een bekwaam kapitein, jij bent een bedreven loods. Robert: jij zult de storm wel doorstaan." „Mijn nichtje oordeelt altijd goed over mij. Maar ik zal haar woorden als een gunstig voorteken beschouwen. Ik wil onze ontmoeting van vanavond zien als het verschijnen van een van die vogels, die voor de zeeman een voorbode zijn van goede vaart." „Een armzalige voorbode van goe de vaart is zij die niets kan doen, die geen macht heeft. Ik besef mijn onbe kwaamheid. Het heeft geen zin te zeg gen dat ik je wil dienen, wanneer ik het niet kan bewijzen, toch heb ik die wil. Ik wens je succes; ik wens je goed fortuin en het ware geluk". „Wanneer heb je mij ooit iets an ders toegewenst? Waar wacht Fanny op? ik heb haar toch gezegd dat zij door moest lopen? O, wij zijn al bij het kerkhof. Dan moeten wij hier afscheid nemen, vermoed ik. Wij hadden nog een paar minuten in het voorportaal van de kerk kunnen zit ten, als dat meisje niet bij ons was ge weest. Het is zo'n mooie avond, zo zomers warm en stil, ik voel er niets voor nu al naar de Hollow terug te- gaan." „Maar wij kunnen nu niet in het voorportaal zitten, Robert." Dit zei Caroline omdat Moore haar daarheen leidde. „Misschien niet, maar zeg Fanny naar binnen te gaan; zeg dat wij ook komen, een paar minuten maken geen verschil." De kerkklok sloeg tien uur. „Mijn oom komt dadelijk naar bui ten om zijn wachtronde te maken en hij inspecteert altijd de kerk en het kerkhof." „En wat dan nog? Als Fanny er niet was, die op de hoogte is van onze aanwezigheid, zou ik er plezier in heb ben hem te ontwijken en ons voor hem te verbergen. Zij zouden onder het raam aan de oostzijde kunnen zijn ter wijl hij in het voorportaal is, wanneer hij omloopt naar de noordkant kon den wij naar het zuiden zwenken. In geval van nood zouden we achter een van de monumenten wegschuilen. Dat hoge gevaarte van de Wynnes zou ons volkomen beschutten." „Robert, wat ben je in een goede stemming! Ga weg, ga!" voegde Ca roline er haastig bij, „ik hoor de voor deur „Ik heb geen zin om weg te gaan; integendeel, ik wil blijven." „Je weet dat mijn oom verschrik kelijk boos zal zijn; hij heeft mij ver boden je te ontmoeten omdat je een Jacobijn bent." „Een mooie Jacobijn!" „Ga nu, Robert, hij komt er aan; ik hoor hem kuchen". „Verduiveld! 'tls vreemd dat ik zo'n hardnekkig verlangen heb om te blijven!" „Je weet nog wel wat hij met Fan ny's begon Caroline, en hield plotseling op. „Geliefde" was het woord, dat hierop had moeten volgen, maar zij kon het niet over haar lip pen krijgen, het scheen er op bere kend te zijn een vergelijking te ma ken, die niet in haar bedoeling lag een bedrieglijke en verwarrende ge dachte. Moore was minder schroom vallig: „Fanny's geliefde?" zei hij meteen. „Hij heeft hem een douche gegeven onder de straal van de pomp is 't niet? Hij zou zeker graag hetzelfde met mij doen. Ik zou die oude Turk wel eens willen uitdagen maar niet tegen jou; zou hij echter geen verschil maken tusspn een neef en een minnaar, denk je?" „O, hij zou natuurlijk niet op die manier over jou denken; de ruzie met jou ligt geheel op politiek terrein. Toch zou ik niet graag willen dat de kloof breder werd, en hij is zo prik kelbaar. Daar staat hij bij het tuin hek om jouw en om mijnentwille, Robert, ga weg!" De smekende woorden werden ver sterkt door een smekend gebaar en as- een nog smekender blik. Moore bedek te haar gevouwen handen één ogenblik met de zijne, beantwoordde haar naar hem opgeheven blik met een blik naar beneden, zei: „Goedenacht!!" en ging weg. Caroline was direct bij de keukendeur achter Fanny. De scha duw van de schuithoed viel op dat mo ment juist op een grafzerk, die door de maneschijn verlicht was. De pre dikant kwam recht als een kaars te voorschijn uit zijn tuin en liep lang zaam door naar het kerkhof met zijn handen op zijn rug. Moore werd bij na ontdekt; hij moest zich toch nog verstoppen, om de kerk heen snellen en zijn hoge gestalte voorover buigen achter de eerzuchtige graftombe van Wynnes. Daar was hij gedwongen zich ruim tien minuten te verbergen, met één knie op het gras geknield, zonder hoed op zijn hoofd, zijn krul len blootgesteld aan de dauw, zijn donkere ogen glinsterend en glimla chend van innerlijk plezier om zijn si tuatie: want ondertussen stond de pre dikant op een meter afstand van hem naar de sterren te kijken en een snuif je te nemen. Het was echter zo, dat de heer Hel- stone niet de geringste verdenking koesterde; want daar hij gewoonlijk heel weinig afwist van wat zijn nicht je uitvoerde, omdat hij het niet de moeite waard vond er zich nauwkeu rig van op de hoogte te stellen, was het hem niet. bekend dat zij die dag uit was geweest en hij stelde zich voor dat zij met een boek of een hand werk op haar kamer zat; waar zij nu inderdaad was, ofschoon 'niet ver diept in de rustige bezigheden, die hij haar toeschreef, maar aan het raam stond met een snol kloppend hart, ang stig om een hoekje van het gordijn gluurde in afwachting dat haar oom weer binnenkwam en haar neef ont snapte; eindelijk werd zij gerustge steld; zij hoorde de heer Helstone naar binnen gaan; zij zag Robert langs de zerken lopen en over de muur springen; toen ging zij naar beneden voor het avondgebed. Toen zij weer naar haar kamer terugkeerde, kwam ook de herinnering aan Robert weer op. Lang ontweek ze de komst van de slaap; lang zat zij bij het raam en keek naar beneden naar de oude tuin en de nog oudere kerk, haar de gra ven die daar grauw en stil in het hel dere maanlicht lagen. Zij volgde de voetstappen van de nacht, op zijn ster renbaan tot ver in de „Wee sma'- hours ayont the twal." Zij was in :egachten_ voortdurend samen met Moore. Zij stond naast'Kèm; zij' hoor- de. zijn stem; zij legde haar hand in de zijne; warm rustte haar hand in zijn vingers. Wanneer de kerkklok sloeg, wanneer er enig ander geluid klonk, wanneer een muisje dat dik wijls in haar kamer kwam een in dringer waarvoor Fanny nooit een val mocht zetten de schakels van haar medaillon-ketting, haar ene ring en nog een paar sieraden op haar toilet» tafel liet rinkelen om een stukje be schuit op te knabbelen, dat zij daar klaar gelegd had, keek zij op en werd een ogenblik aan de werkelijkheid herinnerd. Dan zei zij half luid, alsof zij de beschuldiging van een onzicht bare en onhoorbare vermaner weer legde: „ik koester geen liefdesdro men, ik ben alleen aan het denken omdat ik niet slapen kan. Natuurlijk weet ik dat hij met Shirley zal trou wen." Toen de stilte weer hersteld was, na het luiden van de klok en de terug tocht van haar kleine, ongeterrfde en onbekende beschermeling, begon zij toch weer aan haar droom, zich aan- vlijend tegen het visioen ernaar luisterend, er mee sprekend. Einde lijk verbleekte het; toen de ochtend naderde, deden de ondergaande ster ren en de aanbrekende dag de schep ping der Verbeelding vervagen; het zingen van de ontwaakte vogels liet haar gefluister verstommen. Het zo boeiende, vurige verhaal, weggedra gen door de morgenwind, werd tot een zacht gemurmel. De vorm die, in een manestraal gezien, leefde, een pols slag had, de kleur van gezondheid en jeugd had vertoond, werd in de rode gloed van de zonsopgang koud en grijs als een geest. Kleine uurtjes voorbij de twaalf. (Wordt vervolgd) (Van onze correspondent) Uiterlijk lijkt de dingo wel wat op de Duitse herder, maar schijn be driegt ook hier. Hij heeft niets met de herdershonden of met welk ander „verhuiselijkt" honderas dan ook de maken, al zou hij wel, héél in de verte, familie kunnen zijn van een gemeenschappelijke stamvader: de antarctische wolf. DE DIRECTEUR van de Rotterdamse diergaarde „Blijdorp", dr. A. C. V. van lij w dingc - o J r Bemmel, heeft een belangwekkend initiatief genomen. Hij wil nagaan of het mogelijk is, de in Australië in het wild levende hond, de dingo, als hui w -o - huishond te houden. Hij heeft daartoe zes jonge, in zijn park geboren dingo's, vier reuen en twee teven, ondergebracht bij hondenkenners om eens te kijken hoe het hen ver gaat tussen de mensen en tussen andere „geciviliseerde", honden. Tot voor enkele jaren kwamen er in de Europese dierentuinen geen echte dingo's meer voor, wel dieren die, hoewel niet bloedzuiver en gedegenereerd, ervoor door gingen. De dierentuinhouder-schrijver Gerald Durrell voerde toen voor zijn tuin op het Kanaaleiland Jersey een paar dingo's in, dat voor nakomelingschap zorgde. Hier uit verwierf ook Blijdorp een paartje, de ouders van het zestal waarmee nu wordt geëxperimenteerd. DE DINGO, we schreven het al, is een in Australië in het wild levende hond. Dat is merkwaardig. In Australië bestaat immers de hele oor spronkelijke fauna uit buideldieren, op een paar knaagdier- en vleermuissoorten na. De geleerden zijn het dan ook niet eens over dingo's bakermat, maar vast staat dat de dingo een echte hond is en dat hij in het wild leeft. De vraag waarover de onderzoekers gebogen liggen is dus: is de dingo een in Australië ontstane wilde hond of een van elders binnengebracht gedo mesticeerde hond (een huishond dus), die later is verwilderd? Zoals meestal bij dergelijke kwesties zijn er wetenschappelijke argumenten die in de ene richting wijzen, en even sterke motieven die grond geven aan de andere conclusie. Men zal het ook op dit punt wel nooit helemaal eens worden, maar het waarschijnlijkst is toch, dat de dingo als min of meer gedomesticeerde hond in Australië is ingevoerd en daar is verwil derd. Meteen rijzen dan tal van nieuw, uiterst interessante vragen. Wie bracht'dit dier mee naar Australië, vanwaar en wan neer? Waarom en wanneer verwilderde de hond? Deze vragen zijn niet alleen of al lereerst kynologisch van belang. Achter de waarschijnlijke gang van zaken gaat een stuk menselijke geschiedenis schuil. DE EERSTE ontdekking van het „onbe kende Zuidland" deed de Hollander Wil lem Jansz., die met „Het Duyfken" in 1606 delen van de Australische noordkust bevoer (en de eerste tocht naar Nieuw Guinea maakte). De Groninger Abel Tas- Horizontaal: 1. gemoedsgesteldheid, 4. radio-omroep (afk.), 7. schraal, 9. pak slaag, 10. Turks bevelhebber, 11. politieke partij (afk.), 15. vervoer, 18. kleurling (Eng.), 19. niet goed doorbakken, 20. eerlijk. Verticaal: 1. nog niet ontwikkeld insect, 2. landverhuizer, 3. familielid, 4. dun, 5. cirkelgang, 6. verzotheid, 8. mal, 12. steun paal, 13. Unie van Staatkundig gerefor meerden (afk.), 14. voedsel nutigen, 16. landtong, 17. voor. Oplossingen, uitsluitend per briefkaart, dienen voor woensdag a.s. in ons bezit te zijn. OPLOSSING PUZZEL No. 61 Horizontaal: 1. sloeber, 7. ar, 8. o.l., 10. po, 12. are, 14 n.t., 15. aas, 17. sla, 18. krant, 19. gei, 21. aap, 23. es, 24. ets, 26. re, 27. er, 28. ed, 30. trainen. Verticaal: 2. la, 3. ora, 4. boe, 5. el, 6. spargel, 9. stamper, 11. o.a., 13. riant, 14. nl„ 16. ski, 17. sta, 20. es, 22. ar, 24. era, 25. sen, 27. er, 29. de. PRIJSWINNAARS PUZZEL NO. 61 7,50: mevrouw J. Rasmussens-Vos, Zijlweg 10, Haarlem; ƒ5,P. Beentjes, Plutostraat 6, IJmuiden; 2,50: mevrouw L. Bakker, Iepenstraat 28, Haarlem. 6. Zoals de ballonnist voorspeld had, daalde de ballon op het erf van de boerderij. Maar de boer en de boerin hadden dit allemaal niet voorzien en raakten dan ook danig van streek door dit plotselinge bezoek uit de lucht. Toen Panda en de ballonnist het erf opkwamen was de boerin juist opgewonden bezig, vragen aan Jolliepop te stellen, die uitgeblust over een waslijn hing. Een eind verderop klampte de landbouwer zich aan een paaltje vast, om niet meegesleurd te worden door het anker, dat zich door zijn broeksriem had gehaakt. „O, oh", riep Panda. „Het is weer helemaal mis hier!" „Mis?" herhaalde de ballonnist. „Ik zou.ha-hum.juist zeggen dathaha-hum dat het juist raak is ge weest! Hahahaha!" En hij barstte weer los in een van zijn onbedwingbare lachbuien. „Sta nu niet te lachen!" riep Panda boos. „Help liever een handje! Hoe krijgen we het anker uit de riem van die arme land- bouwmeneer?„D-dat, haha, moet je niet zó ddoen!" proestte de goedlachse ballonvaarder. „Kom! De touw ladder op! Dan.ha-hum.dan gaat de rest van zelf!" En, zijn lachen zo goed mogelijk bedwingend, be klom hij de touwladder, die uit de mand van de ballon hing. man bewees in 1642-'43 dat Australië geen deel was van het in zijn dagen befaamde hypothetische Terra Australis Incognita, maar een werelddeel in de vorm van een reusachtig eiland. In 1688 werd in dat werelddeel, door Tasman Nieuw-Holland gedoopt, de dingo ontdekt. De inboorlingen hielden er tam me exemplaren op na. Uit 1899 is nog een waarneming bekend dat de inmiddels ver dwenen autochtone bevolking bij de Her- bertrivier naar dingo-pups zocht om de speurzin van de wilde honden aan zich dienstbaar te maken. Dat schijnt bij de enkele nog levende oorspronkelijke „Abo"- volksstammen nog wel voor te komen. Het gelukte de primitieve mens echter nooit, de dingo blijvend aan zich te binden, hem te „verhuiselijken". De gevangen en ge temde exemplaren verdwenen telkens en voorgoed in de bronsttijd. Vanwaar de dingo Australië is binnen gekomen en met wie en wanneer? Nie mand weet het. Uit Azië en via de Indische archipel, dat staat wel ongeveer vast. De tengerees of tengerhond, die tot het eind van de vorige eeuw op Java voorkwam, schijnt daar op dezelfde tocht te zijn be land. Uit fossiele vondsten is opgemaakt dat leden van de Ngandongstam uit Zuid Oost Azië tussen 30.000 tot 50.000 jaar vóór Christus met de toen gedomesticeerde honden over land naar Australië zijn getrokken. Er zijn ook fossiele vondsten in Australië gedaan die op de vroegere aanwezigheid van Aziatische varkens wij zen. Deze hebben het echter in Australië niet kunnen bolwerken. Een andere veronderstelling is (en dat klinkt niet onaannemelijk) dat reizigers, met welk doel dan ook, Australië tijdelijk aandeden en hun honden per ongeluk in het land achterlieten. Maar wanneer, dat dan gebeurd moet zijn? In ieder geval een hele tijd geleden. Met de kolonisatie van Australië nam het aantal dingo's aanzienlijk toe, vooral door de schapenfokkerij. Het schaap vormt een aantrekkelijke buit voor de uit stekende jager die de dingo is. De „sett lers" begonnen dan ook al gauw een grote hekel aan deze belager van hun bestaan te krijgen. De regering loofde een hoge premie uit en daardoor ontstond een leger van beroepshondenvangers, de „doggers". Die heren moeten overigens met de nodige listen en lagen te werk gaan want de wilde dingo is buitengewoon sluw en wan trouwend. De wilde hond die zij moeten vangen doet aan de herdershond denken. De kleur van de ongeveer 55-60 cm. schofthoge din go verloopt van roestbruin tot zwart. Maar er moeten ook bonte onder zijn. Wit aan de voeten is heel normaal. Die kleurvaria- tie wijst op de vroegere domesticatie. Wat bij het verwilderen waarschijnlijk weer verdween is het blaffen. De dingo jankt, al schijnt hij het blaffen van honden te kunnen overnemen. Qua gedrag kan men in de dingo de zuidelijke wolven herken nen. De dingo's zijn schrandere dieren, die in getemde vorm voor hun meester en diens gezin, dus ook voor de kinderen, vriende lijk zijn. Sommige exemplaren zijn waaks en schuw voor onbekende mensen en din gen, andere zijn overstoorbaar en/of vrien delijk tegenover iedereen en alles. Het blijven natuurlijk getemde wilde dieren en dat betekent dat het geen schoothondjes worden. Zij hebben meer een katte- dan een hondenatuur. Ze hebben een baas no dig die echt met honden weet, om te gaan. TE VREZEN valt dat al gaat alles vrij goed, gehoorzaamheid en zo voort ook teleurstellingen bij het Rotterdamse ex periment niet zullen uitblijven. De eerste was al, dat een van de zes niet zindelijk wilde worden. Een tweede maakte het de buurt lastig, groef leidingen op en gapte waar hij maar kon. Er zijn al eerder, ook in ons land, tamme dingo's gehouden, maar dat pakte meestal verkeerd uit. Klachten over nachtelijke huilpartijen, uitbreekpartijen, gapperij tot kippenmoord toe, zelfs gevaar voor ander mans kinderen, bewezen dat men beter doet de dingo niet te houden in al te druk bevolkte gebieden als de onze. Trouwens, de beide exemplaren waarmee nu moei lijkheden optraden, waren bij particuliere hondenhouders ondergebracht, de andere vier, die zich wel aanpassen, zijn bij ken nelhouders! Niettemin is de proef interessant. Hij is zeer serieus opgezet, de houders zijn al eens in Blijdorp bijeengeweest om hun er varingen uit te wisselen. De raad van be heer op kynologisch gebied in Nederland was daarbij vertegenwoordigd. De dingo's kregen een oor-tatoeëring. De Rotterdam se diergaarde heeft een eigen officieel er kende kennelnaam, waardoor de dingo's in het register van de raad kunnen wor den ingeschreven. Men gaat verder fokken en echt proberen een „nieuw," ras te cre- eren. LUKT DAT, dan krijgen wij er een „huishond" bij, die dichter bij de natuur staat dan de veelal nogal verwekelijkte modehondenrassen van onze tijd, en dus ook meer „karakter" heeft. Het neusje van de zalm voor de ware hondenliefhebber. HET IS nog te vroeg om te zeggen of de Blijdorp-proefneming al of niet zal sla gen. Om werkelijk te kunnen vaststellen of de dingo als huisdier kan worden ge houden (niet in een kooi) door een aantal mensen die hem tijd en rüimte kunnen ge ven en hun verstandig leiding geven moe ten we een tijd verder zijn. De dingo's waarmee nu geëxperimenteerd wordt, zijn nu nog maar ruim negen maanden oud. Hoe houden enkele dingo-generaties zich? OVERIGENS is het natuurlijk niet de be doeling om de dingo-evolutie af te stem men op het fokken van een hond voor al leman, noch om hem te kruisen met hand zamer rassen. Dan zou hij geen dingo blij ven: een in het wild levende en dus „autonome" hond, die men wel kan tem men, maar niet van vandaag op morgen werkelijk domesticeren. DE NEDERLANDSE dierenasiels wor den met sluiting bedreigd. Dit is het re sultaat van een Koninklijk Besluit van 9 oktober waarbij werd bepaald, dat geen dieren meer in ontvangst mogen worden genomen, of ze moeten tegen honden- of kattenziekte zijn ingeënt. Dit betekent, dat iedereen die zijn hond of kat kwijt wil, of zo welwillend is een zwerfdier naar het asiel te brengen, bijvoorbeeld voor een hond 17,50 voor inenting moet betalen. Het dier dient nu bovendien 21 dagen onder observatie te blijven. Mini male kosten voor verzorging van het beest zijn voor die tijd 31,50. Er zijn twee mogelijkheden: het dier wordt bij binnen komst onmiddellijk afgemaakt of het asiel neemt de bepalingen in acht en teert aldus zeer snel op haar veelal kleine bedrijfskapitaal in. Dat tot nu toe nog geen asiel is opgeheven, betekent dat met de nieuwe bepalingen de hand moet zijn gelicht. Maar daar laat geen asielbe- stuur zich over uit. Een van de verenigingen in Nederland die zich zoals het Haarlemse dierenasiel met de belangen van de dieren bezighou den, heeft zich al tot de minister gewend. De overigen van de zes asiels, die in Am sterdam, Hilversum, Dordrecht, Wasse naar en Den Haag zijn gevestigd, werken aan pleitnota's waarin zij de rege ring attent willen maken op de toestand die nu is ontstaan. Hun samenvatting luidt: „Er moet een einde komen aan de ze onduldbare en ondeskundige inmenging van de overheid". De grief van de asiels is ook, dat bij het totstandkomen van de nieuwe regeling geen overleg is gepleegd met de betrokken verenigingen. Evenmin is er ruimte voor de minister of voor de gemeenten gelaten om ontheffing te ver lenen. Want ook dan kan nog controle worden uitgeoefend. Het K.B. is vooral ge maakt om de handel in dieren en bijvoor beeld de hondenmarkten aan banden te leggen. Maar de asiels zijn nu op een lijn gesteld met „bedrijven". Het princi piële verschil tussen handel en asiels, zo zeggen de verenigingen, is dat het de asiels uitsluitend om de belangen van het dier gaat. Zij zullen altijd, voorzover dat in hun vermogen ligt, dieren opnemen en uit de gaskamer houden DAT IS nu echter voor een belangrijk deel onmogelijk geworden. Niemand die nog de moeite neemt, een dier bij het asiel te komen kopen, is bereid de onkosten te betalen. Die komen op ongeveer vijftig gulden per hond. Maar slechts voor een zeer fraaie boxer of herder kan door het asiel een bedrag van veertig tot vijftig gulden worden bedongen. Voor de katten ligt het moeilijker. Slechts voor een zeer klein deel van deze dieren wordt nog een bestemming gevonden. Conclusie voor de Advertentie j v JWriDHB Gen. Cronjéstraat 40 - 44 - Telef. 54679 NYLON JACKS, gewatteerd 49.75 30.25 1.50 LUXE VERPAKKING asiels: „waarom zouden we al die katten dan nog inenten? Ze moeten toch de gas kamer in". Toch zijn zij verplicht tot in enten, want de eigenaar van een weggelo pen kat kan altijd zijn huisdier komen opeisen al gebeurt dat slechts zeer zelden. En stel je voor dat het dier dan al ge dood is. DE LANGE „incubatietijd" na de inen ting, 21 dagen, betekent dat het asiel over drie maal zoveel ruimte als normaal dient te kunnen beschikken. Gewoonlijk vindt een dier in een asiel slechts een dag of vier, vijf een onderkomen Daarna heeft het of een eigenaar gevonden, of gaat het naar de gaskamer. Die uitbreiding zet de verenigingen voor hoge kosten. Te hoge kosten. En de gemeente Den Haag bijvoorbeeld vindt het niet op haar weg liggen, stappen bij de minister te onder nemen, om het asiel in Den Haag in be langrijke mate tegemoet te komen. RECHTSZAALV KECH7EN 7/5 SEHANDECT DC ZAAK VAM DE V1DEVENTER EN DE OUEBOEK DIE OllEBOEE STAAT TE LIEGEN, MENEER DE RECHTER, IK SJOUW ME DE HELE DAG EEN ON6ELUKV0ORM'N SCHRALE BAKKIE RUST, EN DAN PIKT H'J NOOM'N KOPERSTUK KEN AF DE DEfniü DEG0NGVANDEAV0ND- ZITTING HEEFTAL GESLA ^SyGEN, EDELACHTBARE KOPERSTUKKEN Z'JN VAN MU, EDELE HEER... DE GEES TEN MUNER VOORVADEREN HO REN ME.. DEZ'JDEVENTER HEEFT ZE VAN MU GEST0- LEN HET IS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 9