SHIRLEY
Blij dorp-directeur wil Australië's
wilde hond tot huisdier „omscholen'
PANDA EN DE MEESTERrBALLONNIST
Belangwekkend experiment
met mysterieuze „dingo"
DIERENASIELS BEDREIGD
DOOR INENTINCSPLICHT
n TIP van
SINT
IHRhSSHHI
door Charlotte Brontë
Puzzel no. 62
Om* vervolgverhaal
Onoplosbaar raadsel
Karakter
VRIJDAG 4 DECEMBER 1964
Elbo
R
E
C
H
T
E
R
T
I
E
Efsfêasfgi
1
V 'v
75)
„Ik mag het hopen, ja; maar hoop
is bedriegelijk. Wind en golven zijn
niet te leiden: vlagen en deiningen
verstoren onophoudelijk de koers van
de zeeman. Hij waagt het niet de ver
wachting van een storm uit zijn ge
dachten te bannen".
„Maar jij staat gereed voor een
bries jij bent een goede zeeman,
een bekwaam kapitein, jij bent een
bedreven loods. Robert: jij zult de
storm wel doorstaan."
„Mijn nichtje oordeelt altijd goed
over mij. Maar ik zal haar woorden
als een gunstig voorteken beschouwen.
Ik wil onze ontmoeting van vanavond
zien als het verschijnen van een van
die vogels, die voor de zeeman een
voorbode zijn van goede vaart."
„Een armzalige voorbode van goe
de vaart is zij die niets kan doen, die
geen macht heeft. Ik besef mijn onbe
kwaamheid. Het heeft geen zin te zeg
gen dat ik je wil dienen, wanneer ik
het niet kan bewijzen, toch heb ik die
wil. Ik wens je succes; ik wens je
goed fortuin en het ware geluk".
„Wanneer heb je mij ooit iets an
ders toegewenst? Waar wacht Fanny
op? ik heb haar toch gezegd dat
zij door moest lopen? O, wij zijn
al bij het kerkhof. Dan moeten wij
hier afscheid nemen, vermoed ik. Wij
hadden nog een paar minuten in het
voorportaal van de kerk kunnen zit
ten, als dat meisje niet bij ons was ge
weest. Het is zo'n mooie avond, zo
zomers warm en stil, ik voel er niets
voor nu al naar de Hollow terug te-
gaan."
„Maar wij kunnen nu niet in het
voorportaal zitten, Robert."
Dit zei Caroline omdat Moore haar
daarheen leidde.
„Misschien niet, maar zeg Fanny
naar binnen te gaan; zeg dat wij ook
komen, een paar minuten maken
geen verschil."
De kerkklok sloeg tien uur.
„Mijn oom komt dadelijk naar bui
ten om zijn wachtronde te maken en
hij inspecteert altijd de kerk en het
kerkhof."
„En wat dan nog? Als Fanny er niet
was, die op de hoogte is van onze
aanwezigheid, zou ik er plezier in heb
ben hem te ontwijken en ons voor hem
te verbergen. Zij zouden onder het
raam aan de oostzijde kunnen zijn ter
wijl hij in het voorportaal is, wanneer
hij omloopt naar de noordkant kon
den wij naar het zuiden zwenken. In
geval van nood zouden we achter een
van de monumenten wegschuilen.
Dat hoge gevaarte van de Wynnes
zou ons volkomen beschutten."
„Robert, wat ben je in een goede
stemming! Ga weg, ga!" voegde Ca
roline er haastig bij, „ik hoor de voor
deur
„Ik heb geen zin om weg te gaan;
integendeel, ik wil blijven."
„Je weet dat mijn oom verschrik
kelijk boos zal zijn; hij heeft mij ver
boden je te ontmoeten omdat je een
Jacobijn bent."
„Een mooie Jacobijn!"
„Ga nu, Robert, hij komt er aan;
ik hoor hem kuchen".
„Verduiveld! 'tls vreemd dat ik
zo'n hardnekkig verlangen heb om te
blijven!"
„Je weet nog wel wat hij met Fan
ny's begon Caroline, en hield
plotseling op. „Geliefde" was het
woord, dat hierop had moeten volgen,
maar zij kon het niet over haar lip
pen krijgen, het scheen er op bere
kend te zijn een vergelijking te ma
ken, die niet in haar bedoeling lag
een bedrieglijke en verwarrende ge
dachte. Moore was minder schroom
vallig: „Fanny's geliefde?" zei hij
meteen. „Hij heeft hem een douche
gegeven onder de straal van de pomp
is 't niet? Hij zou zeker graag
hetzelfde met mij doen. Ik zou die
oude Turk wel eens willen uitdagen
maar niet tegen jou; zou hij echter
geen verschil maken tusspn een neef
en een minnaar, denk je?"
„O, hij zou natuurlijk niet op die
manier over jou denken; de ruzie met
jou ligt geheel op politiek terrein.
Toch zou ik niet graag willen dat de
kloof breder werd, en hij is zo prik
kelbaar. Daar staat hij bij het tuin
hek om jouw en om mijnentwille,
Robert, ga weg!"
De smekende woorden werden ver
sterkt door een smekend gebaar en
as-
een nog smekender blik. Moore bedek
te haar gevouwen handen één ogenblik
met de zijne, beantwoordde haar naar
hem opgeheven blik met een blik
naar beneden, zei: „Goedenacht!!"
en ging weg. Caroline was direct bij
de keukendeur achter Fanny. De scha
duw van de schuithoed viel op dat mo
ment juist op een grafzerk, die door
de maneschijn verlicht was. De pre
dikant kwam recht als een kaars te
voorschijn uit zijn tuin en liep lang
zaam door naar het kerkhof met zijn
handen op zijn rug. Moore werd bij
na ontdekt; hij moest zich toch nog
verstoppen, om de kerk heen snellen
en zijn hoge gestalte voorover buigen
achter de eerzuchtige graftombe van
Wynnes. Daar was hij gedwongen
zich ruim tien minuten te verbergen,
met één knie op het gras geknield,
zonder hoed op zijn hoofd, zijn krul
len blootgesteld aan de dauw, zijn
donkere ogen glinsterend en glimla
chend van innerlijk plezier om zijn si
tuatie: want ondertussen stond de pre
dikant op een meter afstand van hem
naar de sterren te kijken en een snuif
je te nemen.
Het was echter zo, dat de heer Hel-
stone niet de geringste verdenking
koesterde; want daar hij gewoonlijk
heel weinig afwist van wat zijn nicht
je uitvoerde, omdat hij het niet de
moeite waard vond er zich nauwkeu
rig van op de hoogte te stellen, was
het hem niet. bekend dat zij die dag
uit was geweest en hij stelde zich
voor dat zij met een boek of een hand
werk op haar kamer zat; waar zij nu
inderdaad was, ofschoon 'niet ver
diept in de rustige bezigheden, die hij
haar toeschreef, maar aan het raam
stond met een snol kloppend hart, ang
stig om een hoekje van het gordijn
gluurde in afwachting dat haar oom
weer binnenkwam en haar neef ont
snapte; eindelijk werd zij gerustge
steld; zij hoorde de heer Helstone naar
binnen gaan; zij zag Robert langs
de zerken lopen en over de muur
springen; toen ging zij naar beneden
voor het avondgebed. Toen zij weer
naar haar kamer terugkeerde, kwam
ook de herinnering aan Robert weer
op. Lang ontweek ze de komst van
de slaap; lang zat zij bij het raam en
keek naar beneden naar de oude tuin
en de nog oudere kerk, haar de gra
ven die daar grauw en stil in het hel
dere maanlicht lagen. Zij volgde de
voetstappen van de nacht, op zijn ster
renbaan tot ver in de „Wee sma'-
hours ayont the twal." Zij was in
:egachten_ voortdurend samen met
Moore. Zij stond naast'Kèm; zij' hoor-
de. zijn stem; zij legde haar hand in
de zijne; warm rustte haar hand in
zijn vingers. Wanneer de kerkklok
sloeg, wanneer er enig ander geluid
klonk, wanneer een muisje dat dik
wijls in haar kamer kwam een in
dringer waarvoor Fanny nooit een val
mocht zetten de schakels van haar
medaillon-ketting, haar ene ring en
nog een paar sieraden op haar toilet»
tafel liet rinkelen om een stukje be
schuit op te knabbelen, dat zij daar
klaar gelegd had, keek zij op en werd
een ogenblik aan de werkelijkheid
herinnerd. Dan zei zij half luid, alsof
zij de beschuldiging van een onzicht
bare en onhoorbare vermaner weer
legde: „ik koester geen liefdesdro
men, ik ben alleen aan het denken
omdat ik niet slapen kan. Natuurlijk
weet ik dat hij met Shirley zal trou
wen."
Toen de stilte weer hersteld was,
na het luiden van de klok en de terug
tocht van haar kleine, ongeterrfde en
onbekende beschermeling, begon zij
toch weer aan haar droom, zich aan-
vlijend tegen het visioen ernaar
luisterend, er mee sprekend. Einde
lijk verbleekte het; toen de ochtend
naderde, deden de ondergaande ster
ren en de aanbrekende dag de schep
ping der Verbeelding vervagen; het
zingen van de ontwaakte vogels liet
haar gefluister verstommen. Het zo
boeiende, vurige verhaal, weggedra
gen door de morgenwind, werd tot een
zacht gemurmel. De vorm die, in een
manestraal gezien, leefde, een pols
slag had, de kleur van gezondheid en
jeugd had vertoond, werd in de rode
gloed van de zonsopgang koud en
grijs als een geest.
Kleine uurtjes voorbij de twaalf.
(Wordt vervolgd)
(Van onze correspondent)
Uiterlijk lijkt de dingo wel wat op
de Duitse herder, maar schijn be
driegt ook hier. Hij heeft niets met
de herdershonden of met welk ander
„verhuiselijkt" honderas dan ook de
maken, al zou hij wel, héél in de
verte, familie kunnen zijn van een
gemeenschappelijke stamvader: de
antarctische wolf.
DE DIRECTEUR van de Rotterdamse diergaarde „Blijdorp", dr. A. C. V. van
lij w
dingc
- o J r
Bemmel, heeft een belangwekkend initiatief genomen. Hij wil nagaan of het
mogelijk is, de in Australië in het wild levende hond, de dingo, als hui
w -o - huishond te
houden. Hij heeft daartoe zes jonge, in zijn park geboren dingo's, vier reuen en
twee teven, ondergebracht bij hondenkenners om eens te kijken hoe het hen ver
gaat tussen de mensen en tussen andere „geciviliseerde", honden. Tot voor enkele
jaren kwamen er in de Europese dierentuinen geen echte dingo's meer voor,
wel dieren die, hoewel niet bloedzuiver en gedegenereerd, ervoor door gingen.
De dierentuinhouder-schrijver Gerald Durrell voerde toen voor zijn tuin op het
Kanaaleiland Jersey een paar dingo's in, dat voor nakomelingschap zorgde. Hier
uit verwierf ook Blijdorp een paartje, de ouders van het zestal waarmee nu wordt
geëxperimenteerd.
DE DINGO, we schreven het al, is een
in Australië in het wild levende hond. Dat
is merkwaardig.
In Australië bestaat immers de hele oor
spronkelijke fauna uit buideldieren, op een
paar knaagdier- en vleermuissoorten na.
De geleerden zijn het dan ook niet eens
over dingo's bakermat, maar vast staat
dat de dingo een echte hond is en dat hij
in het wild leeft. De vraag waarover de
onderzoekers gebogen liggen is dus: is de
dingo een in Australië ontstane wilde hond
of een van elders binnengebracht gedo
mesticeerde hond (een huishond dus), die
later is verwilderd?
Zoals meestal bij dergelijke kwesties
zijn er wetenschappelijke argumenten die
in de ene richting wijzen, en even sterke
motieven die grond geven aan de andere
conclusie. Men zal het ook op dit punt wel
nooit helemaal eens worden, maar het
waarschijnlijkst is toch, dat de dingo als
min of meer gedomesticeerde hond in
Australië is ingevoerd en daar is verwil
derd. Meteen rijzen dan tal van nieuw,
uiterst interessante vragen. Wie bracht'dit
dier mee naar Australië, vanwaar en wan
neer? Waarom en wanneer verwilderde de
hond? Deze vragen zijn niet alleen of al
lereerst kynologisch van belang. Achter de
waarschijnlijke gang van zaken gaat
een stuk menselijke geschiedenis schuil.
DE EERSTE ontdekking van het „onbe
kende Zuidland" deed de Hollander Wil
lem Jansz., die met „Het Duyfken" in
1606 delen van de Australische noordkust
bevoer (en de eerste tocht naar Nieuw
Guinea maakte). De Groninger Abel Tas-
Horizontaal: 1. gemoedsgesteldheid, 4.
radio-omroep (afk.), 7. schraal, 9. pak
slaag, 10. Turks bevelhebber, 11. politieke
partij (afk.), 15. vervoer, 18. kleurling
(Eng.), 19. niet goed doorbakken, 20. eerlijk.
Verticaal: 1. nog niet ontwikkeld insect,
2. landverhuizer, 3. familielid, 4. dun, 5.
cirkelgang, 6. verzotheid, 8. mal, 12. steun
paal, 13. Unie van Staatkundig gerefor
meerden (afk.), 14. voedsel nutigen, 16.
landtong, 17. voor.
Oplossingen, uitsluitend per briefkaart,
dienen voor woensdag a.s. in ons bezit te
zijn.
OPLOSSING PUZZEL No. 61
Horizontaal: 1. sloeber, 7. ar, 8. o.l., 10.
po, 12. are, 14 n.t., 15. aas, 17. sla, 18. krant,
19. gei, 21. aap, 23. es, 24. ets, 26. re, 27. er,
28. ed, 30. trainen.
Verticaal: 2. la, 3. ora, 4. boe, 5. el, 6.
spargel, 9. stamper, 11. o.a., 13. riant, 14. nl„
16. ski, 17. sta, 20. es, 22. ar, 24. era, 25.
sen, 27. er, 29. de.
PRIJSWINNAARS PUZZEL NO. 61
7,50: mevrouw J. Rasmussens-Vos,
Zijlweg 10, Haarlem; ƒ5,P. Beentjes,
Plutostraat 6, IJmuiden; 2,50: mevrouw
L. Bakker, Iepenstraat 28, Haarlem.
6. Zoals de ballonnist voorspeld had, daalde de ballon
op het erf van de boerderij. Maar de boer en de boerin
hadden dit allemaal niet voorzien en raakten dan ook
danig van streek door dit plotselinge bezoek uit de lucht.
Toen Panda en de ballonnist het erf opkwamen was de
boerin juist opgewonden bezig, vragen aan Jolliepop te
stellen, die uitgeblust over een waslijn hing. Een eind
verderop klampte de landbouwer zich aan een paaltje
vast, om niet meegesleurd te worden door het anker,
dat zich door zijn broeksriem had gehaakt. „O, oh",
riep Panda. „Het is weer helemaal mis hier!" „Mis?"
herhaalde de ballonnist. „Ik zou.ha-hum.juist
zeggen dathaha-hum dat het juist raak is ge
weest! Hahahaha!" En hij barstte weer los in een
van zijn onbedwingbare lachbuien. „Sta nu niet te
lachen!" riep Panda boos. „Help liever een handje! Hoe
krijgen we het anker uit de riem van die arme land-
bouwmeneer?„D-dat, haha, moet je niet zó ddoen!"
proestte de goedlachse ballonvaarder. „Kom! De touw
ladder op! Dan.ha-hum.dan gaat de rest van
zelf!" En, zijn lachen zo goed mogelijk bedwingend, be
klom hij de touwladder, die uit de mand van de ballon
hing.
man bewees in 1642-'43 dat Australië geen
deel was van het in zijn dagen befaamde
hypothetische Terra Australis Incognita,
maar een werelddeel in de vorm van een
reusachtig eiland.
In 1688 werd in dat werelddeel, door
Tasman Nieuw-Holland gedoopt, de dingo
ontdekt. De inboorlingen hielden er tam
me exemplaren op na. Uit 1899 is nog een
waarneming bekend dat de inmiddels ver
dwenen autochtone bevolking bij de Her-
bertrivier naar dingo-pups zocht om de
speurzin van de wilde honden aan zich
dienstbaar te maken. Dat schijnt bij de
enkele nog levende oorspronkelijke „Abo"-
volksstammen nog wel voor te komen. Het
gelukte de primitieve mens echter nooit,
de dingo blijvend aan zich te binden, hem
te „verhuiselijken". De gevangen en ge
temde exemplaren verdwenen telkens
en voorgoed in de bronsttijd.
Vanwaar de dingo Australië is binnen
gekomen en met wie en wanneer? Nie
mand weet het. Uit Azië en via de Indische
archipel, dat staat wel ongeveer vast. De
tengerees of tengerhond, die tot het eind
van de vorige eeuw op Java voorkwam,
schijnt daar op dezelfde tocht te zijn be
land. Uit fossiele vondsten is opgemaakt
dat leden van de Ngandongstam uit Zuid
Oost Azië tussen 30.000 tot 50.000 jaar vóór
Christus met de toen gedomesticeerde
honden over land naar Australië zijn
getrokken. Er zijn ook fossiele vondsten
in Australië gedaan die op de vroegere
aanwezigheid van Aziatische varkens wij
zen. Deze hebben het echter in Australië
niet kunnen bolwerken.
Een andere veronderstelling is (en dat
klinkt niet onaannemelijk) dat reizigers,
met welk doel dan ook, Australië tijdelijk
aandeden en hun honden per ongeluk in
het land achterlieten. Maar wanneer, dat
dan gebeurd moet zijn? In ieder geval
een hele tijd geleden.
Met de kolonisatie van Australië nam
het aantal dingo's aanzienlijk toe, vooral
door de schapenfokkerij. Het schaap
vormt een aantrekkelijke buit voor de uit
stekende jager die de dingo is. De „sett
lers" begonnen dan ook al gauw een grote
hekel aan deze belager van hun bestaan
te krijgen. De regering loofde een hoge
premie uit en daardoor ontstond een leger
van beroepshondenvangers, de „doggers".
Die heren moeten overigens met de nodige
listen en lagen te werk gaan want de wilde
dingo is buitengewoon sluw en wan
trouwend.
De wilde hond die zij moeten vangen
doet aan de herdershond denken. De kleur
van de ongeveer 55-60 cm. schofthoge din
go verloopt van roestbruin tot zwart. Maar
er moeten ook bonte onder zijn. Wit aan
de voeten is heel normaal. Die kleurvaria-
tie wijst op de vroegere domesticatie. Wat
bij het verwilderen waarschijnlijk weer
verdween is het blaffen. De dingo jankt,
al schijnt hij het blaffen van honden te
kunnen overnemen. Qua gedrag kan men
in de dingo de zuidelijke wolven herken
nen.
De dingo's zijn schrandere dieren, die in
getemde vorm voor hun meester en diens
gezin, dus ook voor de kinderen, vriende
lijk zijn. Sommige exemplaren zijn waaks
en schuw voor onbekende mensen en din
gen, andere zijn overstoorbaar en/of vrien
delijk tegenover iedereen en alles. Het
blijven natuurlijk getemde wilde dieren en
dat betekent dat het geen schoothondjes
worden. Zij hebben meer een katte- dan
een hondenatuur. Ze hebben een baas no
dig die echt met honden weet, om te gaan.
TE VREZEN valt dat al gaat alles
vrij goed, gehoorzaamheid en zo voort ook
teleurstellingen bij het Rotterdamse ex
periment niet zullen uitblijven. De eerste
was al, dat een van de zes niet zindelijk
wilde worden. Een tweede maakte het de
buurt lastig, groef leidingen op en gapte
waar hij maar kon.
Er zijn al eerder, ook in ons land, tamme
dingo's gehouden, maar dat pakte meestal
verkeerd uit. Klachten over nachtelijke
huilpartijen, uitbreekpartijen, gapperij tot
kippenmoord toe, zelfs gevaar voor ander
mans kinderen, bewezen dat men beter
doet de dingo niet te houden in al te druk
bevolkte gebieden als de onze. Trouwens,
de beide exemplaren waarmee nu moei
lijkheden optraden, waren bij particuliere
hondenhouders ondergebracht, de andere
vier, die zich wel aanpassen, zijn bij ken
nelhouders!
Niettemin is de proef interessant. Hij is
zeer serieus opgezet, de houders zijn al
eens in Blijdorp bijeengeweest om hun er
varingen uit te wisselen. De raad van be
heer op kynologisch gebied in Nederland
was daarbij vertegenwoordigd. De dingo's
kregen een oor-tatoeëring. De Rotterdam
se diergaarde heeft een eigen officieel er
kende kennelnaam, waardoor de dingo's
in het register van de raad kunnen wor
den ingeschreven. Men gaat verder fokken
en echt proberen een „nieuw," ras te cre-
eren.
LUKT DAT, dan krijgen wij er een
„huishond" bij, die dichter bij de natuur
staat dan de veelal nogal verwekelijkte
modehondenrassen van onze tijd, en dus
ook meer „karakter" heeft. Het neusje van
de zalm voor de ware hondenliefhebber.
HET IS nog te vroeg om te zeggen of
de Blijdorp-proefneming al of niet zal sla
gen. Om werkelijk te kunnen vaststellen
of de dingo als huisdier kan worden ge
houden (niet in een kooi) door een aantal
mensen die hem tijd en rüimte kunnen ge
ven en hun verstandig leiding geven moe
ten we een tijd verder zijn. De dingo's
waarmee nu geëxperimenteerd wordt, zijn
nu nog maar ruim negen maanden oud.
Hoe houden enkele dingo-generaties zich?
OVERIGENS is het natuurlijk niet de be
doeling om de dingo-evolutie af te stem
men op het fokken van een hond voor al
leman, noch om hem te kruisen met hand
zamer rassen. Dan zou hij geen dingo blij
ven: een in het wild levende en dus
„autonome" hond, die men wel kan tem
men, maar niet van vandaag op morgen
werkelijk domesticeren.
DE NEDERLANDSE dierenasiels wor
den met sluiting bedreigd. Dit is het re
sultaat van een Koninklijk Besluit van 9
oktober waarbij werd bepaald, dat geen
dieren meer in ontvangst mogen worden
genomen, of ze moeten tegen honden- of
kattenziekte zijn ingeënt. Dit betekent,
dat iedereen die zijn hond of kat kwijt
wil, of zo welwillend is een zwerfdier
naar het asiel te brengen, bijvoorbeeld
voor een hond 17,50 voor inenting moet
betalen. Het dier dient nu bovendien 21
dagen onder observatie te blijven. Mini
male kosten voor verzorging van het beest
zijn voor die tijd 31,50. Er zijn twee
mogelijkheden: het dier wordt bij binnen
komst onmiddellijk afgemaakt of het
asiel neemt de bepalingen in acht en
teert aldus zeer snel op haar veelal kleine
bedrijfskapitaal in. Dat tot nu toe nog
geen asiel is opgeheven, betekent dat
met de nieuwe bepalingen de hand moet
zijn gelicht. Maar daar laat geen asielbe-
stuur zich over uit.
Een van de verenigingen in Nederland
die zich zoals het Haarlemse dierenasiel
met de belangen van de dieren bezighou
den, heeft zich al tot de minister gewend.
De overigen van de zes asiels, die in Am
sterdam, Hilversum, Dordrecht, Wasse
naar en Den Haag zijn gevestigd,
werken aan pleitnota's waarin zij de rege
ring attent willen maken op de toestand
die nu is ontstaan. Hun samenvatting
luidt: „Er moet een einde komen aan de
ze onduldbare en ondeskundige inmenging
van de overheid". De grief van de asiels
is ook, dat bij het totstandkomen van de
nieuwe regeling geen overleg is gepleegd
met de betrokken verenigingen. Evenmin
is er ruimte voor de minister of voor de
gemeenten gelaten om ontheffing te ver
lenen. Want ook dan kan nog controle
worden uitgeoefend. Het K.B. is vooral ge
maakt om de handel in dieren en bijvoor
beeld de hondenmarkten aan banden te
leggen. Maar de asiels zijn nu op een
lijn gesteld met „bedrijven". Het princi
piële verschil tussen handel en asiels, zo
zeggen de verenigingen, is dat het de
asiels uitsluitend om de belangen van het
dier gaat. Zij zullen altijd, voorzover dat
in hun vermogen ligt, dieren opnemen en
uit de gaskamer houden
DAT IS nu echter voor een belangrijk
deel onmogelijk geworden. Niemand die
nog de moeite neemt, een dier bij het asiel
te komen kopen, is bereid de onkosten te
betalen. Die komen op ongeveer vijftig
gulden per hond. Maar slechts voor een
zeer fraaie boxer of herder kan door het
asiel een bedrag van veertig tot vijftig
gulden worden bedongen. Voor de katten
ligt het moeilijker. Slechts voor een zeer
klein deel van deze dieren wordt nog een
bestemming gevonden. Conclusie voor de
Advertentie
j v JWriDHB
Gen. Cronjéstraat 40 - 44 -
Telef. 54679
NYLON JACKS, gewatteerd
49.75
30.25
1.50
LUXE VERPAKKING
asiels: „waarom zouden we al die katten
dan nog inenten? Ze moeten toch de gas
kamer in". Toch zijn zij verplicht tot in
enten, want de eigenaar van een weggelo
pen kat kan altijd zijn huisdier komen
opeisen al gebeurt dat slechts zeer zelden.
En stel je voor dat het dier dan al ge
dood is.
DE LANGE „incubatietijd" na de inen
ting, 21 dagen, betekent dat het asiel over
drie maal zoveel ruimte als normaal dient
te kunnen beschikken. Gewoonlijk vindt
een dier in een asiel slechts een dag of
vier, vijf een onderkomen Daarna heeft
het of een eigenaar gevonden, of gaat het
naar de gaskamer. Die uitbreiding zet de
verenigingen voor hoge kosten. Te hoge
kosten. En de gemeente Den Haag
bijvoorbeeld vindt het niet op haar weg
liggen, stappen bij de minister te onder
nemen, om het asiel in Den Haag in be
langrijke mate tegemoet te komen.
RECHTSZAALV
KECH7EN 7/5 SEHANDECT DC ZAAK VAM DE
V1DEVENTER EN DE OUEBOEK
DIE OllEBOEE STAAT TE
LIEGEN, MENEER DE RECHTER,
IK SJOUW ME DE HELE DAG EEN
ON6ELUKV0ORM'N SCHRALE
BAKKIE RUST, EN DAN PIKT H'J
NOOM'N KOPERSTUK
KEN AF
DE DEfniü
DEG0NGVANDEAV0ND-
ZITTING HEEFTAL GESLA
^SyGEN, EDELACHTBARE
KOPERSTUKKEN Z'JN VAN
MU, EDELE HEER... DE GEES
TEN MUNER VOORVADEREN HO
REN ME.. DEZ'JDEVENTER
HEEFT ZE VAN MU GEST0-
LEN HET IS