Kerkbouw, een brandend probleem
Hervormde recreatie
Taakomschrijving voor architect is
geen eenvoudige zaak meer
',p
Ruig gevaarte
Kees Mam
Ds. D. ter Stee ge
Geboorteregeling
Nevenruimten
Wezen van de kerk
Quasi-sabbat
Architecten
Ontwikkelingshulp
Timmermanswerkbank
Hoe moet een kerk in de moderne tijd er uitzien? Het
is een vraag, die zowel voor kerkelijke ambtsdragers als
voor architecten een brandende vraag is geworden. Vooral
omdat de vraag iets anders vooropstelt: „Wat is eigenlijk
een kerk in deze tijd?" Het onderwerp heeft tot tal van
discussies geleid, waaruit elke keer opnieuw duidelijk
wordt dat men er nog lang niet uit is. Er zijn jonge archi
tecten, die de kerk als een stiltecentrum willen zien, er zijn
er die de kerk juist midden in het volle leven willen zetten
en de stilte als een gevaar beschouwen. Er zijn predi
kanten, die de kerk een dominerende plaats willen geven,
er zijn er, die het tegenovergestelde nastreven.
Hoe denken de architecten over het
probleem van de kerkbouw? Hun opvat
tingen hangen in de eerste plaats sa
men met het genoemde onderwerp
„Wat is nu eigenlijk een kerk?" en zij
klagen wel eens dat zij op dit punt
naar hun mening vage opdrachten krij
gen.
„De kerk moet een stiltecentrum zijn"
zegt de Amersfoortse architect J. Ver
hoeven van het probleem. „Het is es
sentieel dat de mens afstand neemt van
het dagelijks gebeuren. Hij moet opge
laden worden." Maar een jong archi
tect als de Amsterdammer J. van Stigt
denkt hier heel anders over. „Het is een
beetje waanzin om in deze tijd, waarin
men bang is voor de stilte, een stilte
centrum te maken," stelt hij letterlijk,
waartegenover zijn Amsterdamse colle
ga Aldo van Eijck dan weer stelt dat
men soms temidden van duizenden men
sen ineens stil kan zijn. Het is geen
kwestie van geluid alleen, maar van
„ademen naar binnen", van contempla
tie. „Natuurlijk," zegt hij, „je kunt stel
len dat er geen theater nodig is, om
dat dit moment van stiltebeleving ook
op plein of straat kan voorkomen. Maar
het is toch belangrijk dat er speciale
plekken worden toegewezen waar het
zeker gebeurt."
de twijfel gestalte geven?'' vraagt Al-
do van Eyck zich af. En van een predi
kant, ds van Gelder, komt de uitspraak
dat de openheid van de kerk groot
moet zijn. „De mens moet zich elke
keer weer vrij weten in zijn keuze"
zegt deze dominee, die vindt dat de
kerk een ruimte moet zijn, waar de
mens zich volkomen ernstig genomen
weet, waar hij radicaal wordt aan
vaard.
De kerkbouw is een fascinerend on
derwerp, dat veler gedachten beheerst.
Er zijn moderne kerken, die we mooi
vinden, andere die we verafschuwen.
Maar het is al een grote voldoening te
weten, dat die gebouwen maar niet zo
worden neergezet. Men worstelt met de
vragen. De functie van de kerk is ver-
Hervormde Bethlehemkerk in Arnhem,
architect Chr. Nielsen. De eigenlijke
kerk bevindt zich op de etage boven de
vertrekken voor kerkewerk.
anderd en verandert nog steeds. Het
gevecht van voorgangers en predikan
ten om de juiste vormgeving voor iets,
waarvan de juiste bepaling vaak grot»
problemen blijkt te geven, zal niet één
twee drie worden beslist. Onze moder
ne kerken zijn er een afspiegeling van.
Zij tonen, dat er beweging is. En is dat
alleen al geen winst?
1) ..Een hut om in te schuilen" door H. R,
Blankesteijn en W. G. Overbosch (Bosch eft
Keunlng N.V., Baarn).
Op initiatief van de Hervormde
Stichting „Kerk en Wereld" werd in
het voorjaar 1952 opgericht het
„Recreatiecentrum Hydepark", ge
legen op het landgoed van die naam
in Driebergen. Het desbetreffende ter
rein, dat als kampeercentrum werd
ingericht, kreeg naderhand de naam
„Het Grote Bos". Achter deze activi
teiten stond de Generale Financiële
Raad van de Hervormde Kerk, die tot
aan de dag van vandaag dit alles heeft
begeleid en mogelijk gemaakt. In de
loop der jaren konden op het terrein
bungalows gebouwd worden en steeds
werd de outillage verbeterd. Tegen
slagen bleven niet bespaard want in
de afgelopen jaren werd het hoofd
gebouw van „Het Grote Bos" tot
tweemaal toe door brand verwoest.
In 1960 verrees een moderne en ruime
accommodatie.
Inmiddels waren ook andere terrei
nen in het bezit der stichting gekomen,
die daarom ook zijn naam had gewij
zigd in „Stichting Recreatiecentra der
Nederlands Hervormde Kerk". De nieu
we centra waren in 1958 „De Noordstar"
te Dwingeloo, in 1959 „Het Trefpunt"
te Ermelo, 1960 „Toppershoedje" te
Ouddorp (Zuid-Holland), 1961 „De
Flaasbloem" te Chaam en in 1963 „De
Roggeberg" te Appelsga. Uit het kleine
begin achter op het landgoed Hyde
park is dus in de afgelopen twaalfen-
half jaar een veelomvattende stichting
gegroeid en dit feit is een dezer dagen
door de stichting, samen met zijn eer
steling „Het Grote Bos", herdacht.
Op het „Grote Bos" komen per va
kantieseizoen ruim zesduizend gasten.
Voor hen wordt door de kampleiding
van alles georganiseerd en dit blijkt op
prijs gesteld te worden. Achter de op
zet en de activiteiten ligt de gedachte,
dat de vakantie een feest moet zijn en
dat dit feest tekenen moet vertonen
van de beloofde heilstijd. Het hele jaar
door zijn er bezoekers, buiten de va-
kantietijd steeds weekenders en daar
om is er ook iedere zondag een kamp
kerkdienst. Van enige verplichting om
zulk een dienst bij te wonen is uiter
aard geen sprake; de statistieken heb
ben uitgemaakt dat gemiddeld een der
de deel der aanwezige gasten de kamp
kerkdiensten bijwoont. Bijzondere aan
dacht krijgen buiten de vakantietijd
de zogenoemde vaste gasten, die meestal
lid zijn van de vereniging „Vrienden
van het Grote Bos", die een eigen
mandblad uitgeeft, de „Bosklok". Deze
vaste gasten helpen in sterke mate mee
de sfeer te bepalen, waarin de zomer
gasten worden ontvangen.
Overige centra
De andere centra zijn jonger en
nog kleiner van omvang, maar ge
nieten al een grote belangstelling van
het kamperend en vakantievierend
publiek. Ieder centrum is voorzien
van een centraal recreatiegebouw,
van de nodige sanitaire voorzienin
gen voor de kampeerplaatsen en van
een caravanterrein.
Daarnaast zijn er dan ook bungalows,
gedeeltelijk voor de verhuur, maar ook
wel gebouwd door particulieren (De
Noordstar respectievelijk 53 en 27, het
Trefpunt 10 en 10, Toppershoedje 16 en
14, de Flaasbloem 66 en 34, de Rogge
berg 15 voor verhuur). Het aantal to-
taal-cijfers van de stichting geeft een
beeld van de ontwikkeling in deze
twaalf en een half jaar:
1952 1957 1962 1964
overnachtingen 2.000 100.000 473.000 700.000
tent- en caravanplaatsen 30 380 1.000 1.900
bungalows voor de verhuur 52 211 240
bungalows in gebruik bij particulieren 11 137 398 398
aantal vaste medewerkers 1 8 32 43
omzet (zonder kampwinkel) 6.100 128.700 1.008.600 1.370.000
beschikbare oppervlakte in ha 80 80 157 210
T oekomst plannen
Voor de toekomst heeft de stichting
nog een aantal projecten op het oog in
verschillende delen van ons land. Daar
bij doen zich alt;jd heel wat moeilijk
heden voor. Het moet namelijk alles
gefinancierd worden buiten bezwaar
van de kerkelijke schatkist, terwijl elk
centrum in de eerste aanloopjaren wor
stelt met een nadelig exploitatieverschil.
Op het ogenblik geven bovendien bouw-
beperkingen hoofdbrekens. Voorts moet
men zich richten naar planologische be
schouwingen.
Bij de vestiging van nieuwe recre
atiecentra laat men, voorzover dit te
realiseren is, de volgende gezichtspun
ten gelden.
1. Het centrum moet voorzien in een
behoefte, waarin anderen (nog) niet,
dan wel in onvoldoende mate kunnen
voorzien.
2. Men wil present zijn in de „recre
atiewereld", bij een differentiatie naar
ligging en type van de centra.
3. Zakelijk-organisatorisch blijft het
streven erop gericht om de stichting in
zijn geheel en voor zover mogelijk
de afzonderlijke recreatiecentra tot een
„ronde" exploitatie te brengen, waarbij
de accommodatie tegen kostprijs ter
beschikking wordt gesteld.
Welke bedoeling?
Het bestuur van de stichting ziet de
recreatiecentra:
1. als voorbeelden waarbij zonder bij
bedoeling (het maken van winst of ver
kerkelij king van de samenleving) wordt
getracht om door dienstbetoon aan de
recreatiezoekende mens een visie op de
recreatie waar te maken, waar bijbelse
noties in doorklinken, niet als christe
lijke uitstalkast en etalage, maar alg
ontmoetingsplaats.
2. als experimenten, omdat vormen
en mogelijkheden voor het bovenge
noemde dienstbetoon worden doordacht,
beproefd en uitgewerkt.
3. als oefenplaatsen, omdat vanuit de
ervaringen van deze recreatiecentra
mensen worden toegerust tot dienstbe
toon.
De stichting ziet het als een opdracht
om naar vermogen bij te dragen tot het
coördineren en stimuleren van andere
initiatieven In de kerken op het gebied
van kerk en recreatie.
Sjeik Abdoellah al-Qalqili, Moefti
(religieus leider) van Jordanië, heeft
een „Fatwa" (godsdienstige richtlijn)
uitgegeven, waarin bepaald wordt dat
geboorteregeling is toegestaan. De Fat
wa is gebaseerd op een aantal verzen
van de Koran, uitspraken van profeet
Mohammed, en de conclusies van Is-
lamietische godsdienstige rechtsge
leerden over dit onderwerp. „Wan
neer de regering hiertoe besluit, is
men gebonden zich er aan te houden",
aldus de richtlijn.
De titel van het onlangs verschenen
boekje „Een hut om in te schuilen"
van ds. H. R. Blankesteijn en ds. W. G.
Overbosch geeft een zekere aanwijzing
van een richting, die bij velen leeft: de
kerk is niet meer het dominerende ge
bouw waaromheen het gehele maat
schappelijke leven zich beweegt. Nu
de secularisatie zich verder voltrekt is
de functie van de kerk een heel andere
geworden, zij wordt weer meer schuil
hut dan monument. In het genoemde
boek worden tal van problemen behan
deld, die nu aan de orde zijn, en aan
de hand van vele foto's en plattegron
den wordt de tegenwoordige situatie
bestudeerd.
Ds. Blankesteijn werpt al onmiddellijk
in het boek een belangrijk probleem op:
is het belangrijk dat een kerk gezellig
is? Het is een klacht over veel moderne
kerken dat ze zo kil zijn. „Maar een
zekere mate van ongezelligheid moet de
kerk eigen zijn, de kerkbanken laten
zich niet vervangen door fauteuils,"
betoogt hij. De kerk is onderweg, er is
sprake van een pelgrimerend Gods
volk. Het kerkgebouw is dan ook veel
eer een doorgangshuis, een pleister
plaats, een schuilhut, waar we even
zijn. Deze uitspraak wijst in de rich
ting van een terugkeren van een perio
de uit het verleden, die van de hage-
preken, toen de mensen gingen luiste
ren naar de boodschap om zich daarna
weer in het strijdgewoel te begeven.
Een kerk als „De Hoeksteen" in Sant
poort is zelfs doelbewust zo gebouwd,
dat deze „hagepreek-indruk" zo sterk
mogelijk is gemaakt. De kerk mag geen
stukje hemel op aarde zijn, vindt de
schrijver, en daarom moet de kerk een
tamelijk ruige ruimte wezen.
Hij heeft nog een argument: de ge
meente komt niet op eigen gezag bij
een, God is de gastheer, hij heeft ons
met een niet te overziene schare ande
ren bijeen geroepen. „De al te over
zichtelijke ruimten, waarvoor de mo
derne architectuur zo'n voorkeur heeft,
zouden wel eens een wezenlijke hinder
paal kunnen zijn om dat te beleven.
Als we week in week uit de grenzen
van onze kerk duidelijk kunnen afzien,
worden we gevormd tot sectariërs in
plaats van tot leden van de catholieke
kerk."
Daarom moet er ook mobiliteit in de
kerk zijn, vindt ds. Blankesteijn. De li
turgie zou iets waar moeten maken van
een trekken langs doopvont, kansel, ta
felen dan weer naar buiten. Hij
bepleit dan ook een flinke dosis „over
bodige ruimte".
Een belangrijk punt in de discussies,
dat ook bij de actie Antwoord '64 sterk
naar voren is gekomen, is dat van de
nevenruimten. Ds. Blankesteijn ziet
hier een gevaar. „Moeten we het func
tieverlies van de kerk niet aanvaarden
als een beperking tot de dingen waar
het werkelijk om gaat, en zit in de
uitgroei van nevenruimten bij de kerk
ook niet iets van een weigering om die
zo gezonde beperking echt te accepte
ren?"
Hij vindt het in elk geval belangrijk,
dat er een duidelijke scheiding tussen
kerkzaal en nevenruimten is, waarbij
voor de bezoeker de weg naar de kerk
niet wordt bemoeilijkt door deze ruim
ten.
De beschouwingen van ds. Blanke
steijn zijn boeiend. Hij besteedt veel
aandacht aan het probleem of de kerk
open of gesloten moet zijn en de foto's
in het boek maken zijn betoog nog dui
delijker. Dat de inrichting van een li
turgisch centrum vaak onpraktisch is
toont hij aan de hand van vele voor
beelden aan.
Ds. Overbosch gaat dieper in op het
wezen van de kerk. Hij zet uiteen dat
de gereformeerde reformatie ertoe heeft
geleid dat de kerk meer een synagogaal
leerhuis is geworden. De gereformeerde
reformatie vertoont, anders dan bij
voorbeeld de Lutherse, niet weinig „oud
testamentische" trekken. Het leidde er
toe dat de band met een regelmatige
viering van de sacramenten werd ver
broken.
„Het lijkt er wel eens op dat men
er maar weinig behoefte meer aan heeft
de diepte van Gods geheimen openge
legd te zien. Eerder krijgt juist de op
pervlakte alle aandacht: „het gelaat
van de aardbodem moet vernieuwd wor
den. Zo wordt het priesterkoor dan ook
gesloten en een avondmaalstafel nog
maar incidenteel opengesteld. En het
doopvont op zijn beurt is niet langer
de „navel der aarde", waaraan alle le
ven ontspringt: van overwegend belang
worden de geloften der doopoudërs, die
het „voor zich nemen om hun kinde
ren in de voorzeide leer te onderwij
zen."
Voor een gereformeerd mens ls het
gebouw dan ook veel minder een god
delijk paleis dan een menselijk door
gangshuis, vindt ds. Overbosch. Hij zegt
dat de gereformeerden in onze lage
landen de zondag en de sabbatdag heb
ben ineengeschoven, of liever „de zon
dag is ten onzent tot een quasi-sabbat
geworden". Er wordt wel geleerd, maar
niet gevierd.
Hij betoogt dat men nergens „uit"
kan komen zolang men iedere samen
komst, waar het evangelie wordt uitge
legd, maar „dienst" blijft noemen.
„Men heeft het met alle mogelijke soor
ten van „diensten" geprobeerd en de
kerkdeuren daarbij zo wijd mogelijk
opengezet; niet weinig kerkeraden heb
ben déze vingerwijzing zelfs als de eni
ge meegegeven aan de architect, die
een nieuw kerkgebouw voor hen moest
ontwerpen. Maar ze hebben daarbij vol
komen over het hoofd gezien dat iedere
reële godsdienstoefening de diepte heeft
van de Doop, de hoogte van het Avond
maal en de breedte van de voorbede
voor heel Gods zuchtende creatuur.
Waar die maten van de „eucharistie"
(waarom zouden we die klassieke bij
belse uitdrukking voor de „dankzeg
ging" blijven mijden) niet zijn uitgezet,
moet men het woord „dienst" über
haupt achterwege laten. Iedere vol
waardige dienst immers veronderstelt
het Avondmaal".
De overpeinzingen van ds. Overbosch
vormen boeiende lectuur. Een van de
concrete vruchten is de dagkapel, die
hij welhaast onvermijdelijk vindt als de
mens deel wil hebben aan de beweging
van lofzegging, die onophoudelijk heen
en weer golft tussen hemel en aarde.
De Hoeksteen, Santpoort. Kansel, tafel
en doopvont hebben ieder hun vaste
plaats, maar vormen geen liturgisch
centrum. Hun plaats is uitgespaard in
de opstelling van de stoelen. Het uit
zicht naar buiten aan de kanselzijde
geeft het „Hagepreek-idee". (Architect
ir. J. Kruger)
Het bekroonde ontwerp van Aldo van
Eyck in de prijsvraag voor
Kerk en Wereld.
Het Avondmaal kiest hij als centraal
uitgangspunt, maar zijn mening, dat het
verticale benadrukt moet worden, uit
zich ook op tal van andere punten.
Vastgelegde verhoudingen tussen boven
en beneden acht hij niet juist, „Van den
Vader van Jezus Christus hebben wij
het aangezicht gezien, geenszins Zijn
verborgen heerlijkheid."
De „cathedrale situatie" van het
kerkgebouw is met name daarin een on
mogelijkheid, dat men „het hele leven"
niet kan (en ook niet mag) dwingen
door zijn deur naar binnen te gaan.
Aan de drempelbelevenis mag daarom
het decisieve karakter niet worden ont
nomen. Aldus ds. Overbosch in het ge
noemde boekje, dat een waardevolle bij
drage vormt tot een belangrijke discus
sie.
Een discussie overigens, die zich op
tal van details toespitst. Want alleen
over die „drempelbelevenis" is al heel
wat afgepraat. Zelfs niet alleen over de
toegangsdrempel, maar ook over die bij
de uitgang. Want dat is een van de vele
detailonderwerpenmoet de kerk ge
makkelijk te betreden zijn, moet men
gemakkelijk de dienst kunnen verlaten?
In de nieuwe Schotse kapel, die te
Nazareth in Israel in gebruik is ge
nomen, is op de plaats van de avond
maalstafel een timmermans-werkbank
gezet. Daarmee wil men er aan her
inneren, dat Jezus in dit stadje als
kind opgroeide in het gezin van de
timmerman Jozef. In de kapel wordt
de werkbank gebruik als avondmaals
tafel. Bij de inwijding van de kapel
werd gezegd, dat Jezus vanuit zijn
huis in Nazareth met de timmermans
werkbank, zijn arbeid in de wereld is
begonnen. Zo begint ook aan de avond
maalstafel het werk van de christenen
in de wereld. Voor de Schotse gemeen
schap in Nazareth is dat de verzorging
van zieken in het hospitaal, dat men
hier heeft gesticht.
Onder auspiciën van Kerk en Wereld
in Driebergen wordt op 28 en 29 novem
ber in Hydepark te Doorn een beraad
over ontwikkelingshulp gehouden.
Evenals vorig jaar zal dit beraad ge
wijd zijn aan een bepaald aspect van
de ontwikkelingshulp. Ditmaal is als
onderwerp gekozen de internationale
klassenstrijd. Daarbij zal speciaal de
aandacht worden gericht op de com
munistische visie op de ontwikkelings
problematiek.
Sprekers zijn prof. Rumamuk, rector
van het instituut voor statistiek en
planning in Warschau (hij geeft de
marxistische visie), drs. H. M. de Lange
(hij geeft de westerse visie) en A. O.
Raziur Rahman M.A. uit Pakistan (hij
zal 'n Aziatisch standpunt weergeven).
Die plaats kan er op alle mogelijke
manieren uitzien. „Het is nu eenmaal
een oerbehoefte om een teken op te
richten" zegt Verhoeven, en Van Stigt
meent dat architecten bravourstukjes
van kerken plegen te maken om daar
door in de moderne bouw van woonwij
ken dat element aan te brengen dat de
zwakheid van de architectuur van het
gehele blok verbergt. Hij vindt dat de
kerk een verlengstuk van de maat
schappij moet zijn. „In de woonkamer
kunnen we beter bidden dan waar ook".
Men ziet hoe groot de tegenstelling
hier al is tot het idee van ds Over
bosch. Deze is juist zo getroffen door
de kerk van architect Symons in Aer-
denhout, die als een ruig gevaarte uit
dagend dwars op de geciviliseerde
wijken is geprojecteerd.
In deze tijd van onzekerheden zoeken
de architecten er naar om ook daaraan
uitdrukking te geven. „Hoe kan ik aan
Ingang van de kerkruimte in de her
vormde Pauluskerk, Rotterdam. Tussen
de straat en de kerkruimte bevindt zich
een lage voorhal. Naar buiten toe geeft
het gebouw zich slechts door enkele
aanduidingen als kerk te kennen.
(Architect B. v. Veen)
niHHHHIHIHIHflllilllllillllllllllllHUIIIIinillinillllllllHIIIIIIIIlifUIIU