SIIIRLEY „Doorzetters als Toni Boltini zullen circus een „nieuwe toekomst" geven" - 1 PANDA EN DE MEESTER-BALLONNIST Q TURKIJE GAAT TOERISTEN WERVEN IN NEDERLAND Rechter Tie Ons vervolgverhaat door Charlotte Brontë SPREEKSTALMEESTER WILLY KLIJS VERWISSELT - NA VEERTIG JAAR - CIRCUS VOOR EEN BURGERBAAN \3 DINSDAG 8 DECEMBER 1964 7 Duizendpoot Fiasco aan de Nijl Nóóit op zondag! S is Mullens, Krone, Strassburger TIPS VOOR BE GEZONDHEID Stuntman Boltini Slaap „Tien maanden per jaar keuze uit vier seizoenen Moeilijke keus door dr. Robert van Gulik m "8) „Nee, natuurlijk niet, Shirley; je zult het niet behoorlijk regelen. Ik heb dikwijls opgemerkt dat jouw opvatting van liefdadigheid is de guldens en rijksdaalders maar op een zorgeloze, vrijgevige manier weg te geven, wat tot voortdurend misbruik leidt. Je moet een eerste-minister hebben an ders kom je aldoor in moeilijkheden. Je hebt zelf juffrouw Ainley geopperd; ik zal het haar vragen; en ondertus sen, beloof me je rustig te houden en je geld niet weg te gooien. Wat heb je veel Shirley; je moet je wel erg rijk voelen met al dat geld?" „Ja, ik voel me gewichtig. Het is geen enorme som, maar ik ben ver antwoordelijk voor de manier, waarop het besteed wordt; en werkelijk deze verantwoordelijkheid weegt mij zwaar der dan ik had kunnen verwachten. Men zegt dat er enkele gezinnen zijn in Briarfield, die bijna dood gaan van de honger; sommige bewoners van mijn eigen huisjes verkeren in ellen dige omstandigheden; ik moet en zal hen helpen." „Er zijn mensen, die zeggen dat wij geen aalmoezen aan de armen moeten geven, Shirley." „Ze maken zich belachelijk. Voor hen, die geen honger hebben, is het gemakkelijk over de vernedering van de liefdadigheid en zo te wauwelen; maar ze vergeten hoe kort het leven is en hoe bitter het is. Geen van allen leven wij lang;, laten we elkaar dus door de tijden ivan gebrek en ellende heen helpen zó goed wij kunnen, zon der ons iets aan te trékken van de bezwaren van een ijdele filosofie." „Maar je helpt anderen toch al, Shirley; je geeft nu al veel weg." „Niet genoeg; ik moet meer geven, of anders, dat zeg ik je, zal eenmaal het bloed van mijn broeder tegen mij ten hemel schreien. Want per slot van zaken, als er politieke brandstich ters komen om in de buurt de rode haan te laten kraaien en mijn eigen dom wordt aangevallen, zal ik het ver dedigen als een tijgerin dat weet ik zeker. Laat mij naar de barmhar tigheid luisteren zolang zij bij mij is; wanneer haar stem eenmaal wordt gesmoord in het geschreeuw van schurkachtige uitdagingen, zal ik vol opwellingen zijn van verzet en onder drukking. Als eenmaal de armen zich verenigen en als gepeupel tegen mij opstaan, zal ik mij tegen hen keren als een aristocraat; indien zij mij de wet stellen, moet ik hen trotseren; als zij aanvallen, moet ik mij verde digen en dat zal ik." „Je spreekt als Robert." „Ik voel als Robert, alleen nog vu riger. Laat hen Robert maar eens lastig vallen, of zich met de weverij van Rqbert bemoeien of met Roberts belangen, dan haat ik hen. Op 't ogen blik ben ik geen patriciër en ik be schouw de armen om mij heen niet als plebejers, maar als zij eenmaal mij of de mijnen gewelddadig kwaad doen, en zich dan verstouten ons te commanderen, vergeet ik helemaal het medelijden met hun ellende en het respect voor hun armoede, uit ver achting voor hun onwetendheid en woede over hun onbeschoftheid." „Shirley wat flikkeren je ogen!" „Omdat mijn ziel brandt. Zou jij soms, eerder dan ik, Robert door een overmacht laten verslaan?" „Als ik jouw macht had om Robert te helpen, zou ik die gebruiken zoals jij van plan bent dat te doen. Als ik zo'n vriendin voor hem kon zijn als jij dat kunt, zou ik naast hem staan tot in de doöd." „En nu, Lina, al flikkeren je ogen niet, ze gloeien wel. Je slaat je oogle den neer, maar ik zag een vonk op gloeien. Echter, het is nog niet tot vechten gekomen. Wat ik doen wil is onheil voorkomen. Ik kan niet verge ten, bij dag noch bij nacht, dat deze verbitterde gevoelens van de armen voortgekomen zijn uit hun lijden; zij zouden ons niet haten noch benijden, indien zij niet dachten dat wij zoveel gelukkiger waren dan zij. Om dit leed te verzachten en daardoor deze haat te doen afnemen, laat mij, uit mijn overvloed, ook overvloedig geven; en laat die gift verstandig worden aange boden om de invloed ervan verder te doen strekken. Daartoe moeten wij wat helder, kalm, praktisch begrip in voeren, bij onze beraadslagingen; ga dus juffrouw Ainley halen." Zonder nog één woord te zeggen zet te Caroline haar hoed op en ging weg. Het lijkt misschien vreemd dat noch zij noch Shirley er aan dacht me vrouw Pryor te raadplegen over hun plan; maar het was verstandig dat zij dit niet deden. Haar om raad vragen en dat wisten zij bij instinct zou haar alleen maar in pijnlijke ver legenheid gebracht hebben. Zij was veel ontwikkelder, had meer gelezen, dacht dieper na dan juffrouw Ainley, maar zij had niet de minste aanleg voor administratief werk en de prak tische uitvoering van plannen. Zij zou haar eigen bescheiden bijdrage gewil lig afstaan voor een liefdadig doel aalmoezen geven in het geheim strookte met haar wezen, maar zij kon niet deelnemen aan openbare plannen op grote schaal; wat betreft het opzetten daarvan, daar viel niet aan te denken. Dat wist Shirley en daarom viel zij mevrouw Pryor niet lastig met vruchteloze besprekingen, die haar alleen maar aan haar eigen tekortkomingen konden herinneren en geen nut zouden hebben. Het was een grote dag voor juffrouw Ainley toen zij opgeroepen werd om naar Field- head te komen om plannen te bera men, die haar zo ter harte gingen; toen haar eerbiedig verzocht werd de ereplaats aan tafel in te nemen, met papier, pen en inkt er op en wat het mooiste van alles was geld vlak voor haar, en een degelijk plan te maken voor het verlenen van steun aan de hulpbehoevende armen van Briarfield. Zij, die hen allen kende, die wist wat zij nodig hadden, die tel kens weer erover gedacht had op wel ke manier zij het best geholpen kon den worden, indien er slechts midde len voor gevonden werden, was vol komen in staat deze taak op zich te nemen en een ootmoedige vreugde be zielde haar toen zij de dringende vra gen van de beide jonge meisjes dui delijk en zonder aarzeling kon beant woorden; toen zij met haar antwoor den toonde hoeveel en welk een bruik bare kennis zij had opgedaan omtrent de omstandigheden van haar mede mensen in deze streek. Shirley stelde 300 pond ter beschik king en toen zij dat geld zag, vulden de ogen van juffrouw Ainley zich met tranen van vreugde; want zij zag hiermee al de hongerigen gespijzigd, de naakten gekleed en de zieken ver zorgd. Zij maakte vlug een eenvou dig, verstandig plan op voor de be steding van het geld en zij verzeker de hun, dat er nu betere tijden zouden komen, want zij twijfelde er niet aan of het voorbeeld van de VroHwe van Fairfield zou door anderen nagevolgd worden; zij moest haar best doen ver dere bijdragen te krijgen en daar een fonds van vormen; maar eerst moest zij de geestelijkheid raadplegen; ja. op dat punt wist zij niet van wijken: de heer Helstone, dr. Boultby en de heer Hall moesten worden geraad pleegd (want niet alleen Briarfield moest geholpen worden, maar ook Whinburry en Nunnely); zij verklaar de dat het aanmatigend van haar zou zijn één enkele stap te doen, die niet door hen was goedgekeurd. De geestelijken waren heilige we zens in de ogen van juffrouw Ainley: het kwam er niet op aan of het in dividu, onbeduidend was, zijn post maakte hem gewijd. Zelfs de hulppre dikersdie in hun laag-bij-de-grond- se verwaandheid nauwelijks waard waren haar schoenveters vast te ma ken of haar geruite wollen omslagdoek te dragen beschouwde zij met haar zuivere, oprechte geestdrift als heili- gen-in-de-dop. Het deed er niets toe hoe duidelijk men haar op hun kleine ondeugden en hun enorme dwaasheden wees, zij kon ze niet zien; zij was blind voor de gebreken van kerkdie naren, het witte koorhemd bedekte een groot aantal zonden. Shirley, die deze onschuldige voor ingenomenheid van haar pas kort ge leden gekozen eerste-minister kende, bedong nadrukkelijk dat de hulppredi kers niets te zeggen zouden hebben over de besteding van het geld; dat hun bemoeizieke vingers niet in de pap gestoken mochten worden. (Wordt vervolgdi AMSTERDAM. „Ik heb mijn besluit genomen, maar het is niet gemakkelijk geweest. Als het straks voorjaar wordt en het circus weer op reis gaat, zal ik beslist heimwee krij gen. Ik zal het missen. Ik zal .ook het publiek missen, met wie ik de laatste jaren als spreekstalmeester zo'n nauw con tact had. Maar moet ik dan tot m'n 75ste in de piste staan en dan mummelend afscheid nemen? Ik heb er nou veertig jaar opzitten en ben nog jong genoeg om nog iets op te bouwen in de burgermaatschappij". (Van onze correspondent) WILLY KLIJS wordt „burger", zoals mpn in de circuswereld iemand noemt, die niet in een woonwagen woont. Sinds het begin der twintiger jaren heeft hij met kermissen en circussen door het land ge reisd. Hij kent ieder plein en ieder wei land, dat zich leent als standplaats voor het reizend amusementsbedrijf, hij kent de burgemeesters en marktmeesters, hij kent iedere schutting en muur, waarop men ongestraft reclameaffiches kan plak ken, hij weet de weg om binnen enkele uren elektriciteit- water- en telefoonaan sluiting te krijgen, hij kent de tarieven en pachtsommen van alle gemeenten, de plaatselijke bepalingen en politieverorde ningen en zelfs de mazen daarin, hij weet in iedere stad de adressen van de meest betrouwbare en meest goedkope leveran- In vuurrood rokkostuum aan de rand van de piste, zo kent het circus- publiek Willy Klijs, de spreekstal meester van Circus Boltini. Maar in het circus vervulde hij honderd-en- een andere taken. ciers van levensmiddelen, dierenvoer en materialen, kortom is hij door zijn jaren lange ervaring als organisatorische „dui zendpoot" goud waard voor een circusdi recteur, wiens rondtrekkende bedrijf toch al zo kwetsbaar is. De laatste jaren was Willy Klijs in dienst van het curcus Toni Boltini, het enig over gebleven Nederlandse circus van beteke nis. Hij was administrateur en- boekhou der, reisde door Europa om artiesten te engageren, voerde alom besprekingen over standplaatsen, organiseerde de gehele circustournee en stond tijdens de voor stellingen bovendien nog aan de rand van de piste als spreekstalmeester. Zo kent het Nederlandse en Belgische publiek hem de kleine, dikke man in zijn rode rokkos tuum en grijze hoge hoed. „Ik had tot taak de programmanummers aan elkaar te praten. Het was fijn werk om steeds weer te trachten het publiek 't naar de zin te maken. Ik geloof, dat ik juist dit werk straks het meest zal missen". Willy van 14 jaar toen hij in het ker- misvak terechtkwam. „Wij woonden in Ginneken, waar toen ook de heer Hom- merson, die tal van kermisattracties ex ploiteerde, woonde. Doordat mijn moeder een tijdje zijn dochtertje Annie verzorgde, kwam ik met de grote Hommerson in contact. Ken je Engels? vroeg hij op een dag. Ik was net van de mulo af en ik zei: Ja, meneer, een beetje. Hij zegt: ik heb een advertentie gezien in een Engels blad, waarin een caterpillar wordt aange boden. Wat is dat? Ik moest wel even na denken. „Een rups, een rupsbaan", zei ik. „Wil jij dan eens een briefje voor me opstellen?" vroeg-hij. Enfin, Hommerson kocht dat ding en ik kreeg de opdracht de Engelse beschrijving en gebruiksaan wijzing te vertalen. Dat was me wat, want met m'n school-Engels kwam ik in die technische geschiedenis niet ver. Maar ik speelde het tenslotte klaar en Hommer son zei toen: Jongen, kom bij me werken ik kan wel een administratieve kracht ge bruiken. Ik ben er 26 jaar gebleven. Het was geen kantoorbaantje, anders had ik het ook nooit uitgehouden. Er viel van alles te doen in dat fascinerende bedrijf. Ik voel de mij er als een vis in het water. Na ver loop van tijd trad ik op als privé-secreta- ris en hoofd van de afdeling Lunaparken. Mijn bijnaam was al gauw „de Lunapar kiet". Dat vergde heel wat organisatieta lent. Zo organiseerden wij bij het veertig jarig regeringsjubileum van koningin Wil- helmina in Amsterdam niet minder dan tien grote Lunaparken. Verder hadden wij zelf 24 grote kermisattracties met in to taal 300 man personeel. Wij stonden met onze attracties ook in het buitenland, zo als op de wereldtentoonstelling te Parijs. „DE MOOISTE herinnering uit mijn Hommerson-tijd is de kermis geweest, die ik in juni 1945, een paar weken na de be vrijding, op het Hofplein in Rotterdam or ganiseerde. Dat was een geweldig stuk improvisatie. De Canadezen stelden ons lichtaggregaten en dieselolie beschikbaar en zo konden wij duizenden lampjes laten branden, terwijl de hele stad nog in duis ter was gehuld. Op die eerste avond van die eerste na-oorlogse kermis, toen ik zag hoeveel blijdschap wij de mensen gaven, heb ik gehuild van ontroering. Rotterdam bracht ons ook een grote klap Hommerson richtte op de Kruiskade een groot vermaakscentrum op, het Metropole paviljoen geheten. Er werd een half mil joen in geïnvesteerd, maar het werd een fiasco, mede doordat de bioscoopbond een vergunning weigerde voor de in dit ver- maakspaleis ingerichte bioscoop. Metro pole ging failliet, maar was gelukkig een aparte n.v. Een tweede sof was het Egypte-avon De gemeenteraad van het overwegend i protestantse dorp Kerkwijk heeft met j j zeven tegen vier stemmen besloten om S geen subsidie te geven aan de streek- X VVV van de West-Betuwe en de Bom- i 5 melerwaard. Reden voor dit besluit: De S VVV organiseert wel eens toeristische s festijnen op zondag en dat vinden de N meeste inwoners van Kerkwijk onge- J S past. CC». MAHHN TOONDE* 9. „Het spijt me", zei de ballonnist, zijn lachen be dwingend. „Maar ik kan jullie nu niet neerzetten. Ik heb al teveel tijd verloren, met mijn onverwachte da ling op jullie huis.ha-hum.jullie huis en zo. Straks kom ik nog te laat voor inschrijving voor de ballonwedstrijd rond de wereld, voel je, ouwe jongen?" „Noem me niet „ouwe jongen" zei Jolliepop koel. „En uw inschrijving op een wedstrijd interesseert mij niet. Dan had u maar niet op ons huis moeten dalen!" „Daar kon ik niets aan doen, ouwe.eh.beste jon gen", hernam de ballonnist. Het kwam allemaal door dit kogelgat. Daar liep het gas uit, snap je?" Ko gelgat?" herhaalde Panda. „Hoe kwam dat in uw bal lon?" Door een kogel, denk ik", antwoordde de lucht reiziger. „Ja, dat begrijp ik wel", zei Panda ongedul dig. „Maar hebben ze dan op u geschoten?" „Dat heb ben ze", antwoordde de ballonnist, „en het was nog wel een collega van me, die dat deed". „Wat gemeen!" riep Panda. „Waarom deed hij dat?!" „Om te zorgen dat ik niet op tijd zou komen voor die wedstrijd", ant woordde de ballonvaarder Hij zuchtte en vervolgde: „Ja, de ballonvaart is niet meer wat het vroeger was. Het is geen amateursport meer. Te grote geldprijzen, voel je?" tuur. In 1946 wees het directoraat-generaal voor de middenstand op de kansen die er voor kermisexploitanten lagen in Egypte. Vroeger werden daar ieder jaar lunaparken georganiseerd door Duitse bedrijven, maar vlak na de oorlog waren de Duitsers niet welkom. De Nederlandse ambassadeur in Cairo zei, dat het goud er op straat lag. De drie grote kermisbedrijven Hommerson, Vermolen en Janvier besloten het gedrieën te doen en ik moest mee. We vertrokken met 16 attracties en 83 mensen, onder wie Bertus Aafjes als publiciteitsman. Ik zou een boek kunnen schrijven over die Egyp tische periode. De ene tegenslag volgde op de andere. Wij hadden het bar slecht ge troffen met de Egyptische impresario, waardoor alles in het honderd liep. Er wa ren moeilijkheden met douane-autoritei ten, met de belasting en met alles en nog wat. Tot overmaat van ramp brak er een cholera-epidemie uit en mochten we niet werken in Cairo. We hebben nog een kort tijdje in Alexandrië gedraaid, maar er bleef geen stuiver van over. Het resultaat was een slepend proces, dat wij na tien jaar wonnen. De schadevergoeding, die ons tenslotte werd uitbetaald, .was nauwe- lijke voldoende om de advocaten te be talen „IK BEN weggegaan bij Hommerson, omdat er inmiddels twee volwassen zoons waren en de staf te groot werd. Circus directeur Jos Mullens vroeg mij of ik bij hem wilde komen als administrateur. Dat was in september 1950 en ik greep die kans met beide handen. Het was er leuk werken en ik bleef het contact hou- Alsu nu toch een sigaret altijd in twee keer oprookt laat u hem dan niet halverwege uit gaan om hem later op nieuw op te steken. Knip de sigaretten lie ver van tevoren door. U krijgt aan heel wat minder schadelijke stoffen binnen. Als u nu toch douchet, neem dan afwisseiend twee minuten warm en een kwart minuut koud water. Driemaal achter elkaar herhaald, is dit een voortreffe lijke gymnastiek voor de bloedsomloop Alsu nutoch wandelt, doe dan eens deze voortreffelijke adem- halingsoefening:vijf passen lang inadem - en.vijftien passen uit ademen. leder half uur drie maal.'Weinig moeite .groot nut! den met de gemeentelijke autoriteiten, die de standplaatsen aan kermissen en circus sen toewijzen. Negen jaar achtereen heb ik bij het circus Mullens gewerkt. Toen, in 1959, kwam het Duitse circus Krone, waarvan Mullens contactman was. Wij trokken mee met Krone en ik hoopte, dat wij in 1960 weer zelf op tournee zouden gaan. Dat is toen, jammer genoeg, niet gebeurd. Dat is er de oorzaak van, dat men mij in de zomer van 1960 bij het circus Strassburger in Scheveningen kon vinden. Hier werd ik bezocht door Toni Boltini. Of ik bereid was om administra teur bij hem te worden? Ja, dat wilde ik wel. Waarom? Omdat Toni bezig was met de opbouw van een circus. Ik had een enorme bewondering voor hem. Een buitenstaander beseft dat niet zo, maar in deze tijd een circus opbouwen is een haast onmogelijke taak. Er gaat enorm veel geld in en geen bedrijf is zo riskant, vandaar ddt je nooit een geldschieter kunt vinden. Je moet het allemaal zelf we ten te verdienen. Gaat het een paar maanden goed met uitverkochte tenten, dan verdien je ontzettend veel. Werk je een paar weken met slecht bezoek, dan smelt het geld weg als sneeuw voor de zon. Toni Boltini heeft zijn zaak met een onvoorstelbare werklust in korte tijd op gebouwd, ongelooflijk". „DIE JAREN bij Boltini waren de mooi ste jaren van m'n leven. Ik heb altijd vreselijk hard gewerkt. Bij Boltini deed iedereen dat. En ofschoon ik mijn handen al vol had heb ik vrijwillig aangeboden het rode rokkostuum aan te trekken en spreekstalmeester te spelen. Het lag me wel. Ik vind, dat je het publiek een maxi mum aan circussfeer moet geven en dat een spreekstalmeester daar veel toe kan bijdragen. Net als Willy Hagenbeek, die onlangs hier aan het woord was, gelooft Klijs dat het circus altijd zal blijven bestaan. „Als er maar doorzetters blijven als Toni Bol tini," zegt hij. „Er is wel even een in zinking geweest, toen iedereen zo nodig avond aan avond bij de televisie moest zit ten. Maar dat wordt al anders. Ik zie het zo: een paar jaar geleden was een gewo ne koffiemolen geen cent waard, iedereen wilde elektrisch malen. Maar nu brengt een oude koffiemolen weer twee tientjes op. Ach, het circus brengt een soort ro mantiek, waarnaar men altijd zal blijven verlangen. Mannen als Boltini kunnen het een nieuwe toekomst geven. Wij hebben al tijd op het vinkentouw gezeten om circus Boltini in de belangstelling te krijgen. To ni is een echte stuntman, die weet hoe hij in het nieuws kon komen. Ik kon heel goed met hem samenwerken. Hij heeft al tijd meer publiciteit gekregen dan bij voor beeld de minister-president. Je moet ook begrijpen, dat het publiek niet vanzelf komt, hoe goed een circusprogramma ook is. Zo'n programma moet een „trekker" hebben. Daarom heeft Toni ook geprobeerd Anton Geesink te krijgen. Met zo'n man ben je zeker van uitverkochte tenten. Het publiek wil iets bijzonders, sensatie ook. Als circusman moet je concurreren tegen andere attracties, die het leven biedt, zoals bijv. de buitenlandse reizen. Wij merken in het voorjaar al dat het pu bliek spaart voor de vakantie. In het vroe ge najaar daarentegen zit het geld wat los ser. Dan maakt het circus de beste za- keti." Vakantiereizen naar Griekenland ko men steeds meer in zwang; een reis door Turkije is het allernieuwste. Dit ver kondigt de pas in Nederland woonach tige Turkse ambassade-ambtenaar Ke- mal Baglum, directeur van het Turkse toeristen- en informatiebureau, dat in Amsterdam zal worden geopend zodra er een passende kantoorruimte gevonden Op Schiphol arriveerden dezer dagen voorts twee Turkse parlementariërs die zich van de Nederlandse verlangens op de hoogte komen stellen om daarover ten be hoeve van de toeristenindustrie in hun land aan de betrokken minister rapport uit te brengen. Het zijn de vice-president van de Turkse senaat, Fikret Turhangil, en de vice-president van het Turkse La gerhuis, Nurettin Ok. „Turkije is niet zo ver weg als som mige Nederlanders mogelijk denken", zo zei de heer Turhangil. „Pep vliegtuig is het slechts iets verder dan Griekenland en niet eens zo ver als Israel". Voor de West- europese toerist biedt Turkije volgens hem een vrijwel ongeëvenaard klimaat: gedurende 10 van de 12 maanden kan men in Turkije namelijk zelf kiezen uit alle vier de jaargetijden". Terwijl b.v. in het midden en oosten de felle winter heerst, kan men aan de lange zuidkust een bad nemen in de warme Middellandse Zee. Turkije biedt trouwens een keus uit drie zeeën, want in het westen grenst het aan de Egeïsche zee en in het noorden aan de Zwarte Zee. Daarnaast vormt de geschiedenis van Turkije, met al zijn bouwwerken, theaters e.d. en niet te ver geten de moskeeën van Istanboel de groot ste trekpleister. Het Turkse toerisme staat nog in de kinderschoenen. Vorig jaar kreeg het land slechts 300.000 buitenlandse bezoekers, waarvan de Amerikanen het leeuwedeel vormden. Vergelijkt men daarbij de tien tallen miljoenen toeristen die Italië jaar lijks ontvangt (onder wie ongeveer een miljoen Nederlanders) dan is Turkije dus nog wel een heel rustig vakantieland. „IK HEB in die veertig jaar 's zomers nog nooit vrij gehad om eens rustig in de zon te zitten. Bij het circus was het acht uur opstaan en om half 2 naar bed, als ik 's avonds na de voorstelling de boekhou ding had bijgewerkt.vOm de paar dagen was het 's nachts afbreken en reizen. Dan bleef er maar tijd over voor enkele uren slaap. Ik ben nu 54 en dan laat dat ver moeiende leven zich wel merken. Het laat ste jaar had ik iedere middag na het eten behoefte aan een uurtje slaap. Toen is het gebeurd in Breda. Daar ontmoet ik opeens Frans Vaalen, die ik kende van zo'n der tig jaar geleden, toen hij goktenten exploi teerde. Hij vertelde mij van zijn succes volle leven. Hij liet mij de grote scheeps werf zien, die hij in Breda heeft en zijn andere activiteiten, zoals het importeren van de Seeburgrjukeboxen met alles wat daaraan vastzit. En ineens zei hij: zeg, Willy, wil jij niet bij me in de zaak ko men? Ik ben nu 61 en heb een goede or ganisator naast mij nodig, zodat ik het wat rustiger aan kan doen. IK HEB wekenlang wakker gelegen. Kon ik dat aanbod accepteren? Kon ik Boltini zomaar in de steek laten? Ten slotte heb ik de knoop doorgehakt. En nu ben ik dan de assistent van Frans Vaa len speciaal belast met de leiding van de jukebox-affaire. Voorlopig zal ik Toni Boltini nog bijstaan tot hij voor mij een opvolger heeft gevon den. Dan wordt ik gewoon burger met een vrije zaterdag en veertien dagen va kantie. Ik koop een autootje en dan zal ik in m'n vrije tijd gaan toeren naar plaat sen, waar een circus of een kermis staat. Want een band. die veertig jaren heeft bestaan, verbreek je niet zo gauw. OLIE DIE OP HET WATER DR'JFT 15 HET OVERTUIGEND 6EWJS. DE KOPERSTUK KEN BEHOREN AAN DE 0LIEB0ER. IK VEROORDEEL DE Z'JDEVENTER DAAROM TOT DRIE MAANDEN DWANGARBEID DRIE MAANDEN VOOR EEN STRENGETJE N TWINTIG GOUDSTUKKEN KOPERSTUKKEN EN DIE VENT DIE DE ANDER OM TWINTIG GOUDSTUKKEN DOOD STAK, DAAR DOEN JULLIE NIKS AAN EEN MOORD? VOORMAN, WACHT EENS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1964 | | pagina 7