SIIIRLEY
„Doorzetters als Toni Boltini zullen
circus een „nieuwe toekomst" geven"
- 1
PANDA EN DE MEESTER-BALLONNIST
Q
TURKIJE GAAT TOERISTEN
WERVEN IN NEDERLAND
Rechter Tie
Ons vervolgverhaat
door Charlotte Brontë
SPREEKSTALMEESTER WILLY KLIJS
VERWISSELT - NA VEERTIG JAAR -
CIRCUS VOOR EEN BURGERBAAN
\3
DINSDAG 8 DECEMBER 1964
7
Duizendpoot
Fiasco aan de Nijl
Nóóit op zondag!
S
is
Mullens, Krone,
Strassburger
TIPS VOOR BE
GEZONDHEID
Stuntman Boltini
Slaap
„Tien maanden per jaar
keuze uit vier seizoenen
Moeilijke keus
door dr. Robert van Gulik
m
"8)
„Nee, natuurlijk niet, Shirley; je
zult het niet behoorlijk regelen. Ik heb
dikwijls opgemerkt dat jouw opvatting
van liefdadigheid is de guldens en
rijksdaalders maar op een zorgeloze,
vrijgevige manier weg te geven, wat
tot voortdurend misbruik leidt. Je
moet een eerste-minister hebben an
ders kom je aldoor in moeilijkheden.
Je hebt zelf juffrouw Ainley geopperd;
ik zal het haar vragen; en ondertus
sen, beloof me je rustig te houden en
je geld niet weg te gooien. Wat heb
je veel Shirley; je moet je wel erg
rijk voelen met al dat geld?"
„Ja, ik voel me gewichtig. Het is
geen enorme som, maar ik ben ver
antwoordelijk voor de manier, waarop
het besteed wordt; en werkelijk deze
verantwoordelijkheid weegt mij zwaar
der dan ik had kunnen verwachten.
Men zegt dat er enkele gezinnen zijn
in Briarfield, die bijna dood gaan van
de honger; sommige bewoners van
mijn eigen huisjes verkeren in ellen
dige omstandigheden; ik moet en zal
hen helpen."
„Er zijn mensen, die zeggen dat wij
geen aalmoezen aan de armen moeten
geven, Shirley."
„Ze maken zich belachelijk. Voor
hen, die geen honger hebben, is het
gemakkelijk over de vernedering van
de liefdadigheid en zo te wauwelen;
maar ze vergeten hoe kort het leven is
en hoe bitter het is. Geen van allen
leven wij lang;, laten we elkaar dus
door de tijden ivan gebrek en ellende
heen helpen zó goed wij kunnen, zon
der ons iets aan te trékken van de
bezwaren van een ijdele filosofie."
„Maar je helpt anderen toch al,
Shirley; je geeft nu al veel weg."
„Niet genoeg; ik moet meer geven,
of anders, dat zeg ik je, zal eenmaal
het bloed van mijn broeder tegen mij
ten hemel schreien. Want per slot
van zaken, als er politieke brandstich
ters komen om in de buurt de rode
haan te laten kraaien en mijn eigen
dom wordt aangevallen, zal ik het ver
dedigen als een tijgerin dat weet
ik zeker. Laat mij naar de barmhar
tigheid luisteren zolang zij bij mij is;
wanneer haar stem eenmaal wordt
gesmoord in het geschreeuw van
schurkachtige uitdagingen, zal ik vol
opwellingen zijn van verzet en onder
drukking. Als eenmaal de armen zich
verenigen en als gepeupel tegen mij
opstaan, zal ik mij tegen hen keren
als een aristocraat; indien zij mij de
wet stellen, moet ik hen trotseren;
als zij aanvallen, moet ik mij verde
digen en dat zal ik."
„Je spreekt als Robert."
„Ik voel als Robert, alleen nog vu
riger. Laat hen Robert maar eens
lastig vallen, of zich met de weverij
van Rqbert bemoeien of met Roberts
belangen, dan haat ik hen. Op 't ogen
blik ben ik geen patriciër en ik be
schouw de armen om mij heen niet
als plebejers, maar als zij eenmaal
mij of de mijnen gewelddadig kwaad
doen, en zich dan verstouten ons te
commanderen, vergeet ik helemaal
het medelijden met hun ellende en het
respect voor hun armoede, uit ver
achting voor hun onwetendheid en
woede over hun onbeschoftheid."
„Shirley wat flikkeren je ogen!"
„Omdat mijn ziel brandt. Zou jij
soms, eerder dan ik, Robert door een
overmacht laten verslaan?"
„Als ik jouw macht had om Robert
te helpen, zou ik die gebruiken zoals
jij van plan bent dat te doen. Als ik
zo'n vriendin voor hem kon zijn als
jij dat kunt, zou ik naast hem staan
tot in de doöd."
„En nu, Lina, al flikkeren je ogen
niet, ze gloeien wel. Je slaat je oogle
den neer, maar ik zag een vonk op
gloeien. Echter, het is nog niet tot
vechten gekomen. Wat ik doen wil is
onheil voorkomen. Ik kan niet verge
ten, bij dag noch bij nacht, dat deze
verbitterde gevoelens van de armen
voortgekomen zijn uit hun lijden; zij
zouden ons niet haten noch benijden,
indien zij niet dachten dat wij zoveel
gelukkiger waren dan zij. Om dit leed
te verzachten en daardoor deze haat
te doen afnemen, laat mij, uit mijn
overvloed, ook overvloedig geven; en
laat die gift verstandig worden aange
boden om de invloed ervan verder te
doen strekken. Daartoe moeten wij
wat helder, kalm, praktisch begrip in
voeren, bij onze beraadslagingen; ga
dus juffrouw Ainley halen."
Zonder nog één woord te zeggen zet
te Caroline haar hoed op en ging weg.
Het lijkt misschien vreemd dat noch
zij noch Shirley er aan dacht me
vrouw Pryor te raadplegen over hun
plan; maar het was verstandig dat zij
dit niet deden. Haar om raad vragen
en dat wisten zij bij instinct
zou haar alleen maar in pijnlijke ver
legenheid gebracht hebben. Zij was
veel ontwikkelder, had meer gelezen,
dacht dieper na dan juffrouw Ainley,
maar zij had niet de minste aanleg
voor administratief werk en de prak
tische uitvoering van plannen. Zij zou
haar eigen bescheiden bijdrage gewil
lig afstaan voor een liefdadig doel
aalmoezen geven in het geheim
strookte met haar wezen, maar zij
kon niet deelnemen aan openbare
plannen op grote schaal; wat betreft
het opzetten daarvan, daar viel niet
aan te denken. Dat wist Shirley en
daarom viel zij mevrouw Pryor niet
lastig met vruchteloze besprekingen,
die haar alleen maar aan haar eigen
tekortkomingen konden herinneren en
geen nut zouden hebben. Het was een
grote dag voor juffrouw Ainley toen
zij opgeroepen werd om naar Field-
head te komen om plannen te bera
men, die haar zo ter harte gingen;
toen haar eerbiedig verzocht werd de
ereplaats aan tafel in te nemen, met
papier, pen en inkt er op en wat
het mooiste van alles was geld
vlak voor haar, en een degelijk plan
te maken voor het verlenen van steun
aan de hulpbehoevende armen van
Briarfield. Zij, die hen allen kende,
die wist wat zij nodig hadden, die tel
kens weer erover gedacht had op wel
ke manier zij het best geholpen kon
den worden, indien er slechts midde
len voor gevonden werden, was vol
komen in staat deze taak op zich te
nemen en een ootmoedige vreugde be
zielde haar toen zij de dringende vra
gen van de beide jonge meisjes dui
delijk en zonder aarzeling kon beant
woorden; toen zij met haar antwoor
den toonde hoeveel en welk een bruik
bare kennis zij had opgedaan omtrent
de omstandigheden van haar mede
mensen in deze streek.
Shirley stelde 300 pond ter beschik
king en toen zij dat geld zag, vulden
de ogen van juffrouw Ainley zich met
tranen van vreugde; want zij zag
hiermee al de hongerigen gespijzigd,
de naakten gekleed en de zieken ver
zorgd. Zij maakte vlug een eenvou
dig, verstandig plan op voor de be
steding van het geld en zij verzeker
de hun, dat er nu betere tijden zouden
komen, want zij twijfelde er niet aan
of het voorbeeld van de VroHwe van
Fairfield zou door anderen nagevolgd
worden; zij moest haar best doen ver
dere bijdragen te krijgen en daar een
fonds van vormen; maar eerst moest
zij de geestelijkheid raadplegen; ja.
op dat punt wist zij niet van wijken:
de heer Helstone, dr. Boultby en de
heer Hall moesten worden geraad
pleegd (want niet alleen Briarfield
moest geholpen worden, maar ook
Whinburry en Nunnely); zij verklaar
de dat het aanmatigend van haar zou
zijn één enkele stap te doen, die niet
door hen was goedgekeurd.
De geestelijken waren heilige we
zens in de ogen van juffrouw Ainley:
het kwam er niet op aan of het in
dividu, onbeduidend was, zijn post
maakte hem gewijd. Zelfs de hulppre
dikersdie in hun laag-bij-de-grond-
se verwaandheid nauwelijks waard
waren haar schoenveters vast te ma
ken of haar geruite wollen omslagdoek
te dragen beschouwde zij met haar
zuivere, oprechte geestdrift als heili-
gen-in-de-dop. Het deed er niets toe
hoe duidelijk men haar op hun kleine
ondeugden en hun enorme dwaasheden
wees, zij kon ze niet zien; zij was
blind voor de gebreken van kerkdie
naren, het witte koorhemd bedekte
een groot aantal zonden.
Shirley, die deze onschuldige voor
ingenomenheid van haar pas kort ge
leden gekozen eerste-minister kende,
bedong nadrukkelijk dat de hulppredi
kers niets te zeggen zouden hebben
over de besteding van het geld; dat
hun bemoeizieke vingers niet in de
pap gestoken mochten worden.
(Wordt vervolgdi
AMSTERDAM. „Ik heb mijn besluit genomen, maar het
is niet gemakkelijk geweest. Als het straks voorjaar wordt
en het circus weer op reis gaat, zal ik beslist heimwee krij
gen. Ik zal het missen. Ik zal .ook het publiek missen, met
wie ik de laatste jaren als spreekstalmeester zo'n nauw con
tact had. Maar moet ik dan tot m'n 75ste in de piste staan
en dan mummelend afscheid nemen? Ik heb er nou veertig
jaar opzitten en ben nog jong genoeg om nog iets op te
bouwen in de burgermaatschappij".
(Van onze correspondent)
WILLY KLIJS wordt „burger", zoals
mpn in de circuswereld iemand noemt, die
niet in een woonwagen woont. Sinds het
begin der twintiger jaren heeft hij met
kermissen en circussen door het land ge
reisd. Hij kent ieder plein en ieder wei
land, dat zich leent als standplaats voor
het reizend amusementsbedrijf, hij kent
de burgemeesters en marktmeesters, hij
kent iedere schutting en muur, waarop
men ongestraft reclameaffiches kan plak
ken, hij weet de weg om binnen enkele
uren elektriciteit- water- en telefoonaan
sluiting te krijgen, hij kent de tarieven en
pachtsommen van alle gemeenten, de
plaatselijke bepalingen en politieverorde
ningen en zelfs de mazen daarin, hij weet
in iedere stad de adressen van de meest
betrouwbare en meest goedkope leveran-
In vuurrood rokkostuum aan de rand
van de piste, zo kent het circus-
publiek Willy Klijs, de spreekstal
meester van Circus Boltini. Maar in
het circus vervulde hij honderd-en-
een andere taken.
ciers van levensmiddelen, dierenvoer en
materialen, kortom is hij door zijn jaren
lange ervaring als organisatorische „dui
zendpoot" goud waard voor een circusdi
recteur, wiens rondtrekkende bedrijf toch
al zo kwetsbaar is.
De laatste jaren was Willy Klijs in dienst
van het curcus Toni Boltini, het enig over
gebleven Nederlandse circus van beteke
nis. Hij was administrateur en- boekhou
der, reisde door Europa om artiesten te
engageren, voerde alom besprekingen
over standplaatsen, organiseerde de gehele
circustournee en stond tijdens de voor
stellingen bovendien nog aan de rand van
de piste als spreekstalmeester. Zo kent
het Nederlandse en Belgische publiek hem
de kleine, dikke man in zijn rode rokkos
tuum en grijze hoge hoed. „Ik had tot
taak de programmanummers aan elkaar
te praten. Het was fijn werk om steeds
weer te trachten het publiek 't naar de
zin te maken. Ik geloof, dat ik juist dit
werk straks het meest zal missen".
Willy van 14 jaar toen hij in het ker-
misvak terechtkwam. „Wij woonden in
Ginneken, waar toen ook de heer Hom-
merson, die tal van kermisattracties ex
ploiteerde, woonde. Doordat mijn moeder
een tijdje zijn dochtertje Annie verzorgde,
kwam ik met de grote Hommerson in
contact. Ken je Engels? vroeg hij op een
dag. Ik was net van de mulo af en ik zei:
Ja, meneer, een beetje. Hij zegt: ik heb
een advertentie gezien in een Engels
blad, waarin een caterpillar wordt aange
boden. Wat is dat? Ik moest wel even na
denken. „Een rups, een rupsbaan", zei
ik. „Wil jij dan eens een briefje voor me
opstellen?" vroeg-hij. Enfin, Hommerson
kocht dat ding en ik kreeg de opdracht
de Engelse beschrijving en gebruiksaan
wijzing te vertalen. Dat was me wat,
want met m'n school-Engels kwam ik in
die technische geschiedenis niet ver. Maar
ik speelde het tenslotte klaar en Hommer
son zei toen: Jongen, kom bij me werken
ik kan wel een administratieve kracht ge
bruiken.
Ik ben er 26 jaar gebleven. Het was
geen kantoorbaantje, anders had ik het ook
nooit uitgehouden. Er viel van alles te
doen in dat fascinerende bedrijf. Ik voel
de mij er als een vis in het water. Na ver
loop van tijd trad ik op als privé-secreta-
ris en hoofd van de afdeling Lunaparken.
Mijn bijnaam was al gauw „de Lunapar
kiet". Dat vergde heel wat organisatieta
lent. Zo organiseerden wij bij het veertig
jarig regeringsjubileum van koningin Wil-
helmina in Amsterdam niet minder dan
tien grote Lunaparken. Verder hadden wij
zelf 24 grote kermisattracties met in to
taal 300 man personeel. Wij stonden met
onze attracties ook in het buitenland, zo
als op de wereldtentoonstelling te Parijs.
„DE MOOISTE herinnering uit mijn
Hommerson-tijd is de kermis geweest, die
ik in juni 1945, een paar weken na de be
vrijding, op het Hofplein in Rotterdam or
ganiseerde. Dat was een geweldig stuk
improvisatie. De Canadezen stelden ons
lichtaggregaten en dieselolie beschikbaar
en zo konden wij duizenden lampjes laten
branden, terwijl de hele stad nog in duis
ter was gehuld. Op die eerste avond van
die eerste na-oorlogse kermis, toen ik zag
hoeveel blijdschap wij de mensen gaven,
heb ik gehuild van ontroering.
Rotterdam bracht ons ook een grote klap
Hommerson richtte op de Kruiskade een
groot vermaakscentrum op, het Metropole
paviljoen geheten. Er werd een half mil
joen in geïnvesteerd, maar het werd een
fiasco, mede doordat de bioscoopbond een
vergunning weigerde voor de in dit ver-
maakspaleis ingerichte bioscoop. Metro
pole ging failliet, maar was gelukkig een
aparte n.v.
Een tweede sof was het Egypte-avon
De gemeenteraad van het overwegend i
protestantse dorp Kerkwijk heeft met j
j zeven tegen vier stemmen besloten om
S geen subsidie te geven aan de streek- X
VVV van de West-Betuwe en de Bom- i
5 melerwaard. Reden voor dit besluit: De
S VVV organiseert wel eens toeristische
s festijnen op zondag en dat vinden de N
meeste inwoners van Kerkwijk onge- J
S past.
CC». MAHHN TOONDE*
9. „Het spijt me", zei de ballonnist, zijn lachen be
dwingend. „Maar ik kan jullie nu niet neerzetten. Ik
heb al teveel tijd verloren, met mijn onverwachte da
ling op jullie huis.ha-hum.jullie huis en zo.
Straks kom ik nog te laat voor inschrijving voor de
ballonwedstrijd rond de wereld, voel je, ouwe jongen?"
„Noem me niet „ouwe jongen" zei Jolliepop koel. „En
uw inschrijving op een wedstrijd interesseert mij niet.
Dan had u maar niet op ons huis moeten dalen!"
„Daar kon ik niets aan doen, ouwe.eh.beste jon
gen", hernam de ballonnist. Het kwam allemaal door
dit kogelgat. Daar liep het gas uit, snap je?" Ko
gelgat?" herhaalde Panda. „Hoe kwam dat in uw bal
lon?" Door een kogel, denk ik", antwoordde de lucht
reiziger. „Ja, dat begrijp ik wel", zei Panda ongedul
dig. „Maar hebben ze dan op u geschoten?" „Dat heb
ben ze", antwoordde de ballonnist, „en het was nog wel
een collega van me, die dat deed". „Wat gemeen!"
riep Panda. „Waarom deed hij dat?!" „Om te zorgen
dat ik niet op tijd zou komen voor die wedstrijd", ant
woordde de ballonvaarder Hij zuchtte en vervolgde:
„Ja, de ballonvaart is niet meer wat het vroeger was.
Het is geen amateursport meer. Te grote geldprijzen,
voel je?"
tuur. In 1946 wees het directoraat-generaal
voor de middenstand op de kansen die er
voor kermisexploitanten lagen in Egypte.
Vroeger werden daar ieder jaar lunaparken
georganiseerd door Duitse bedrijven, maar
vlak na de oorlog waren de Duitsers niet
welkom. De Nederlandse ambassadeur in
Cairo zei, dat het goud er op straat lag. De
drie grote kermisbedrijven Hommerson,
Vermolen en Janvier besloten het gedrieën
te doen en ik moest mee. We vertrokken
met 16 attracties en 83 mensen, onder wie
Bertus Aafjes als publiciteitsman. Ik zou
een boek kunnen schrijven over die Egyp
tische periode. De ene tegenslag volgde op
de andere. Wij hadden het bar slecht ge
troffen met de Egyptische impresario,
waardoor alles in het honderd liep. Er wa
ren moeilijkheden met douane-autoritei
ten, met de belasting en met alles en nog
wat. Tot overmaat van ramp brak er een
cholera-epidemie uit en mochten we niet
werken in Cairo. We hebben nog een kort
tijdje in Alexandrië gedraaid, maar er
bleef geen stuiver van over. Het resultaat
was een slepend proces, dat wij na tien
jaar wonnen. De schadevergoeding, die
ons tenslotte werd uitbetaald, .was nauwe-
lijke voldoende om de advocaten te be
talen
„IK BEN weggegaan bij Hommerson,
omdat er inmiddels twee volwassen zoons
waren en de staf te groot werd. Circus
directeur Jos Mullens vroeg mij of ik bij
hem wilde komen als administrateur.
Dat was in september 1950 en ik greep
die kans met beide handen. Het was er
leuk werken en ik bleef het contact hou-
Alsu nu toch een
sigaret altijd in
twee keer oprookt
laat u hem dan
niet halverwege uit gaan om hem later op
nieuw op te steken. Knip de sigaretten lie
ver van tevoren door. U krijgt aan heel
wat minder schadelijke stoffen binnen.
Als u nu toch douchet,
neem dan afwisseiend
twee minuten warm
en een kwart minuut
koud water. Driemaal
achter elkaar herhaald,
is dit een voortreffe
lijke gymnastiek
voor de bloedsomloop
Alsu nutoch wandelt,
doe dan eens deze
voortreffelijke adem-
halingsoefening:vijf
passen lang inadem -
en.vijftien passen uit
ademen. leder half uur
drie maal.'Weinig
moeite .groot nut!
den met de gemeentelijke autoriteiten, die
de standplaatsen aan kermissen en circus
sen toewijzen. Negen jaar achtereen heb
ik bij het circus Mullens gewerkt. Toen,
in 1959, kwam het Duitse circus Krone,
waarvan Mullens contactman was. Wij
trokken mee met Krone en ik hoopte, dat
wij in 1960 weer zelf op tournee zouden
gaan. Dat is toen, jammer genoeg, niet
gebeurd. Dat is er de oorzaak van, dat
men mij in de zomer van 1960 bij het
circus Strassburger in Scheveningen kon
vinden. Hier werd ik bezocht door Toni
Boltini. Of ik bereid was om administra
teur bij hem te worden? Ja, dat wilde
ik wel. Waarom? Omdat Toni bezig was
met de opbouw van een circus. Ik had
een enorme bewondering voor hem. Een
buitenstaander beseft dat niet zo, maar
in deze tijd een circus opbouwen is een
haast onmogelijke taak. Er gaat enorm
veel geld in en geen bedrijf is zo riskant,
vandaar ddt je nooit een geldschieter
kunt vinden. Je moet het allemaal zelf we
ten te verdienen. Gaat het een paar
maanden goed met uitverkochte tenten,
dan verdien je ontzettend veel. Werk je
een paar weken met slecht bezoek, dan
smelt het geld weg als sneeuw voor de
zon. Toni Boltini heeft zijn zaak met een
onvoorstelbare werklust in korte tijd op
gebouwd, ongelooflijk".
„DIE JAREN bij Boltini waren de mooi
ste jaren van m'n leven. Ik heb altijd
vreselijk hard gewerkt. Bij Boltini deed
iedereen dat. En ofschoon ik mijn handen
al vol had heb ik vrijwillig aangeboden
het rode rokkostuum aan te trekken en
spreekstalmeester te spelen. Het lag me
wel. Ik vind, dat je het publiek een maxi
mum aan circussfeer moet geven en dat
een spreekstalmeester daar veel toe kan
bijdragen.
Net als Willy Hagenbeek, die onlangs
hier aan het woord was, gelooft Klijs dat
het circus altijd zal blijven bestaan. „Als
er maar doorzetters blijven als Toni Bol
tini," zegt hij. „Er is wel even een in
zinking geweest, toen iedereen zo nodig
avond aan avond bij de televisie moest zit
ten. Maar dat wordt al anders. Ik zie het
zo: een paar jaar geleden was een gewo
ne koffiemolen geen cent waard, iedereen
wilde elektrisch malen. Maar nu brengt
een oude koffiemolen weer twee tientjes
op. Ach, het circus brengt een soort ro
mantiek, waarnaar men altijd zal blijven
verlangen. Mannen als Boltini kunnen het
een nieuwe toekomst geven. Wij hebben al
tijd op het vinkentouw gezeten om circus
Boltini in de belangstelling te krijgen. To
ni is een echte stuntman, die weet hoe
hij in het nieuws kon komen. Ik kon heel
goed met hem samenwerken. Hij heeft al
tijd meer publiciteit gekregen dan bij voor
beeld de minister-president. Je moet ook
begrijpen, dat het publiek niet vanzelf
komt, hoe goed een circusprogramma ook
is. Zo'n programma moet een „trekker"
hebben. Daarom heeft Toni ook geprobeerd
Anton Geesink te krijgen. Met zo'n man
ben je zeker van uitverkochte tenten.
Het publiek wil iets bijzonders, sensatie
ook. Als circusman moet je concurreren
tegen andere attracties, die het leven
biedt, zoals bijv. de buitenlandse reizen.
Wij merken in het voorjaar al dat het pu
bliek spaart voor de vakantie. In het vroe
ge najaar daarentegen zit het geld wat los
ser. Dan maakt het circus de beste za-
keti."
Vakantiereizen naar Griekenland ko
men steeds meer in zwang; een reis door
Turkije is het allernieuwste. Dit ver
kondigt de pas in Nederland woonach
tige Turkse ambassade-ambtenaar Ke-
mal Baglum, directeur van het Turkse
toeristen- en informatiebureau, dat in
Amsterdam zal worden geopend zodra
er een passende kantoorruimte gevonden
Op Schiphol arriveerden dezer dagen
voorts twee Turkse parlementariërs die
zich van de Nederlandse verlangens op de
hoogte komen stellen om daarover ten be
hoeve van de toeristenindustrie in hun
land aan de betrokken minister rapport
uit te brengen. Het zijn de vice-president
van de Turkse senaat, Fikret Turhangil,
en de vice-president van het Turkse La
gerhuis, Nurettin Ok.
„Turkije is niet zo ver weg als som
mige Nederlanders mogelijk denken", zo
zei de heer Turhangil. „Pep vliegtuig is
het slechts iets verder dan Griekenland en
niet eens zo ver als Israel". Voor de West-
europese toerist biedt Turkije volgens
hem een vrijwel ongeëvenaard klimaat:
gedurende 10 van de 12 maanden kan
men in Turkije namelijk zelf kiezen uit
alle vier de jaargetijden". Terwijl b.v. in
het midden en oosten de felle winter
heerst, kan men aan de lange zuidkust een
bad nemen in de warme Middellandse
Zee. Turkije biedt trouwens een keus uit
drie zeeën, want in het westen grenst het
aan de Egeïsche zee en in het noorden
aan de Zwarte Zee. Daarnaast vormt de
geschiedenis van Turkije, met al zijn
bouwwerken, theaters e.d. en niet te ver
geten de moskeeën van Istanboel de groot
ste trekpleister.
Het Turkse toerisme staat nog in de
kinderschoenen. Vorig jaar kreeg het land
slechts 300.000 buitenlandse bezoekers,
waarvan de Amerikanen het leeuwedeel
vormden. Vergelijkt men daarbij de tien
tallen miljoenen toeristen die Italië jaar
lijks ontvangt (onder wie ongeveer een
miljoen Nederlanders) dan is Turkije dus
nog wel een heel rustig vakantieland.
„IK HEB in die veertig jaar 's zomers
nog nooit vrij gehad om eens rustig in de
zon te zitten. Bij het circus was het acht
uur opstaan en om half 2 naar bed, als ik
's avonds na de voorstelling de boekhou
ding had bijgewerkt.vOm de paar dagen
was het 's nachts afbreken en reizen. Dan
bleef er maar tijd over voor enkele uren
slaap. Ik ben nu 54 en dan laat dat ver
moeiende leven zich wel merken. Het laat
ste jaar had ik iedere middag na het eten
behoefte aan een uurtje slaap. Toen is het
gebeurd in Breda. Daar ontmoet ik opeens
Frans Vaalen, die ik kende van zo'n der
tig jaar geleden, toen hij goktenten exploi
teerde. Hij vertelde mij van zijn succes
volle leven. Hij liet mij de grote scheeps
werf zien, die hij in Breda heeft en zijn
andere activiteiten, zoals het importeren
van de Seeburgrjukeboxen met alles wat
daaraan vastzit. En ineens zei hij: zeg,
Willy, wil jij niet bij me in de zaak ko
men? Ik ben nu 61 en heb een goede or
ganisator naast mij nodig, zodat ik het
wat rustiger aan kan doen.
IK HEB wekenlang wakker gelegen.
Kon ik dat aanbod accepteren? Kon ik
Boltini zomaar in de steek laten? Ten
slotte heb ik de knoop doorgehakt. En
nu ben ik dan de assistent van Frans Vaa
len speciaal belast met de leiding van de
jukebox-affaire.
Voorlopig zal ik Toni Boltini nog bijstaan
tot hij voor mij een opvolger heeft gevon
den. Dan wordt ik gewoon burger met
een vrije zaterdag en veertien dagen va
kantie. Ik koop een autootje en dan zal
ik in m'n vrije tijd gaan toeren naar plaat
sen, waar een circus of een kermis staat.
Want een band. die veertig jaren heeft
bestaan, verbreek je niet zo gauw.
OLIE DIE OP HET WATER DR'JFT 15 HET
OVERTUIGEND 6EWJS. DE KOPERSTUK
KEN BEHOREN AAN DE 0LIEB0ER. IK
VEROORDEEL DE Z'JDEVENTER
DAAROM TOT DRIE MAANDEN
DWANGARBEID
DRIE MAANDEN VOOR EEN STRENGETJE N
TWINTIG GOUDSTUKKEN
KOPERSTUKKEN EN DIE VENT DIE DE
ANDER OM TWINTIG GOUDSTUKKEN DOOD
STAK, DAAR DOEN JULLIE NIKS AAN
EEN MOORD?
VOORMAN, WACHT EENS