Prinselijke dolce vita
dankzij de postzegels
Herinneringen van jhr. dr. J. C. Modems aan een
„huiselijk-romantische" luchtreis in voorjaar 1933
Tweede vlieger Viruly als rondleider,
mecano Westrate als broodsnijder
Boekennieuws
ZATERDAG 19 DECEMBER 1964
Erbij
PAGINA VIJF
HET IS 27 APRIL 1933, 's morgens vier uur. Op de deur
van kamer no 5 de mijne in het Schiphol-hotel wordt
bescheiden geklopt, maar het is niet nodig: ik ben al ruim
een uur wakker. Snel pak en sluit ik de blauwe K.L.M.-
koffers en om halfvijf sta ik beneden, popelend van ver
wachting. Een halfuur later zijn de formaliteiten afgewik
keld. Ik begroet stationschef Thomson en het duo Smirnoff
en Viruly alias „De Turk", en „Knagelijntje": respec
tievelijk gezagvoerder en tweede piloot. Nog een handdruk
van mijn enige medepassagier, en een blik naar buiten,
waar de trotse F-XVIII „Rijstvogel" zijn drie motoren van
450 pk al staat warm te draaien. Het uur van vertrek nadert.
Viruly zit al in de cockpit, Smirnoff, radiotelegrafist Koop
man en werktuigkundige Westrate volgen. Van binnen
bestaat de „kist" uit drie afdelingen: de cockpit met de
twee stoelen voor gezagvoerder en co-piloot, de passagiers
cabine met zes fauteuiltjes voor marconist, werktuigkun
dige en reizigers, daarachter het toilet, de provisiekast,
jassenkast en een berghok voor ditjes en datjes, heel huise
lijk allemaal. Lepels en vorken hangen in rekken, de pa
pieren kroezen zitten in lange smalle dozen naast de on
breekbare bordjes, vanwege de remous.... Daartussen
gestouwd, allerlei blikjes met conserven en lekkernijen.
Knus gaat het allemaal. Op een uittrekblaadje bereidt de
werktuigkundige ons ochtendbrood. Er is keus uit thee of
koffie, soms zelfs bouillon. Warm en koud drinkwater wordt
bewaard in thermosflessen. Onze zitplaatsen, hoewel wat
primitief, gelijk dekstoelen op een schip, zijn nochtans ver
stelbaar: men kan de rug neerlaten voor een lui slaapje.
iiinninniimni
Water en zand
Oosters sprookje
iiiiiiiiniiiininniniiiiiiiiniïïiiniiii
Geen commentaar
Boeddha's rijk
„De Luchtschipper
EEN 1 RINS van Jemen, halfbroer van de regerende vorst, was wanhopig.
Hij woonde in New York en hij hield van de stad, van de schouwburgen, de
bars, de nachtclubs en de luxe hotels. Maar zijn halfbroer in Jemen was niet
erg royaal met deviezen. De prins had geldgebrek en wist niet wat te doen, tot
hij toevallig voor een postzegelhandel belandde. Toen kreeg hij het idee van
de eeuw: hij ging postzegels uitgeven. In New York werden nieuwe series zegels
van het koninkrijk Jemen gedrukt, in vele waarden en kleuren en met allerlei
afbeeldingen. Het merendeel verdween meteen in de postzegelhandel ,maar
een ander deel belandde in Jemen. De regerende vorst was woedend, maar
zweeg. Zijn halfbroer financierde zijn dolce vita nog twee jaar lang met deze
postzegels en keerde naar zijn vaderland terug. Toen kreeg zijn broer zijn kans
De jongeman werd gearresteerd, berecht en veroordeeld en stierf onder het
beulszwaard.
ERNSTIGE WAARSCHUWING
AAN ONZE ABONNEE'S
7. W. L.
Met de F-XVIII „Rijstvogel" naar Indië
NACHTVLIEGEN is er nog niet bij:
de vliegvelden op de route zijn daar
op niet ingericht. De joviale verstand
houding tussen crew en passagiers
een waarborg voor een prettige
tocht. De radioman is gedurende de
vlieguren in verbinding met radiosta
tions op de grond, tenminste als we
over het land vliegen. Boven de steden
moet hij de sleepantenne van 40 meter
lengte binnendraaien vanwege het ge
vaar voor schade: een ietwat pessimis
tische voorzorgsmaatregel. De werk
tuigkundige heeft de zorg voor de ma
chines en voedt en laaft ons, terwijl
hij op de tussenstations ook het tan
ken controleert.
HET EERSTE traject voert via Mar
seille en Rome naar Athene, een zeer
lang traject, dat door niets speciaals
wordt gekendmerkt. Om vijf uur
stappen wij hotel Plaza in Rome bin
nen: om vijf uur 's ochtends starten
wij voor de tweede ruk via Brindisi
en over Korfoe naar Athene. We da
len op Tatai, waar de Griekse douane
humeurig en uiterst lastig is. Maar ho
tel Grande Bretagne met zijn verfijn
de comfort doet ons dat snel vergeten.
Athene en Hellas: gedachten aan Pla
to en Socrates, aan de Olympos, de
Acropolis, aan heel je gymnasiumtijd
wellen op. Maar ook, aan de voet van
de Acropolis, de kjeine schilderachtige
straatjes met winkels en handwerkslie
den. Viruly fungeerde er 's avonds als
onze gids, wees ons in de Stadionstraat
het magazijn van de heren 't Hooft,
eens hèt trefpunt der kleine Nederland
se kolonie. Daarna de Acropolis met
het Parthenon met zijn antieke beeld
houwwerk en zijn machtige panorama
een aanblik om nooit te vergeten.
DE DERDE ruk, op 29 april, brengt
ons over zee naar de Afrikaanse kust,
een vrij eentonig traject van 818 km..
Na de watervlakte komt de zandvlakte,
even onafzienbaar met slechts hier en
daar ver beneden ons een paar kame
len, wat armzalige hutten, een Shell-
opslagplaats. Planerend over de pi
ramiden van Gizeh ontvangen wij een
radiotelegram met de uitslag der Ka
merverkiezingen, landen kort daarna
op het gloeiendhete vliegveld Almaza bij
Caïro. Afrika's grootste stad, een kleu
rig mengelmoes van Oosterse pracht,
gesluierde vrouwen, brede boulevards
en enorme warenhuizen. Wij dineren en
overnachten weelderig in het sereen-
deftige Shepherds hotel: een wereld op
zichzelf.
AFSCHEID van Caïro en verder:
naar Bagdad. Colbert en lange broek
zijn verwisseld voor kniebroek, khaki-
shirt en helmhoed, de zonnebril doet
goede diensten. We vliegen over Jeru
zalem, de Dode Zee, de Jordaan en
Bethlehem, de enorme pijpleiding van
de Turkish Petroleum. Dan ligt de woes
tijn onder ons: een eindeloze zandzee,
doorkruist door een karavaanweg west
oost. We kruisen Eufraat en Tigris, be
reiken eindelijk Bagdad in Irak. Een
Oosterse stad in ieder opzicht. Dat be
tekent o.m. nauwelijks enige bestrating
en een hoop benauwde luchtjes, 's
Avonds wandelen we wat door New
Street waar sierlijke paleizen en een
waardevol Irak-museum het primitieve
wegdek omzomen. Terug in hotel Ti-
gris Palace liggen we nog uren wak
ker: een luidruchtige zelfkastijdings
processie trekt tot diep in de nacht door
de straten, blijkbaar telkens rondjes
makend.
OP 1 MEI wordt vroeg gestart naar
Djask. De tocht gaat langs het grillige
kustgebergte. In Djask genieten wij
gastvrijheid in de villa van een Britse
familie. Het vliegveld heeft geen han
gar, de trouwe Fokker wordt in de
grond verankerd en bewaakt door Per
zische soldaten, in lompen gehuld
maar met machtige sjako's op het
trotse hoofd.
2 mei verlaten wij Perzië, vliegen
langs de Golf van Oman. Onder ons
eindeloze zoutpannen. De volgende dag
starten we heel vroeg naar Jodpoer.
Ten zuiden van het Himalaya geberg
te en boven de woestijn Thar is het
kokend heet. Jodpoer is een herade
ming. Het heeft een modern ingericht
vliegveld, de maharadja is zeer lucht-
vaart-minded en bovendien een grote
vriend van de K.L.M. De stad is boei
end, de vrouwen zijn sierlijk, de man
nen, getooid met kleurige tulbanden,
trots. De meesten schijnen handelaren.
De stad is vol bedompte winkeltjes,
aan de buitenkant vindt men moderner
Dertig jaar geleden was. deze trotse
F-XVIII „Rijstvogel" het pronkstuk
in de KLM-volière. Ervaren „lucht-
miljonairs" als Smirnoff en Viruly
vlogen er vrijwel zonder hulp van
gronddiensten mee naar de Oost
alsof zoiets een peuleschil was.
en groter winkelzaken. We zien van
buiten enkele der vele paleizen van
de schatrijke heerser, zijn eigen dieren
tuin, zijn prachtige zwembad; een
sprookje uit 1001 Nacht.
MET DE GANGES als wegwijzer
koersen wij op 3 mei naar Calcutta:
een city vol imposante handelspalei
zen, een periferie die primitief en ar
moedig is. Twee jonge Amerikaanse
wereldreizigsters vliegen de volgende
etappe, naar Bangkok, mee. Daar le
zen wij in de Statesman dat dr. Colijn
als formateur is aangezocht en dat het
K.L.M.-pilotenconflict voortduurt. Viru
ly en Smirnoff hebben geen commen
taar
DAN WEER: Gangesdelta. Hoge ge
bergten, uitgestrekte oerwouden. We
Onlangs heeft de K.L.M. met
enige feestelijkheid haar eerste
Indiëvlueht anno 1924 herdacht.
Aan die roemruchte herinnering is
ook op deze plaats aandacht be
steed. Dat was voor jhr. dr.
J. C. Mollerus oud-secretaris van
de Haarlemse Kamer van Koop
handel, aanleiding om in zijn privé-
herinneringen te duiken. Hij kwam
er weer uit opduiken met een lijvig
relaas over zijn eigen eerste lucht
reis naar het verre Insulinde, en
kele jaren na '24, toen die fameuze
luchtlijn Amsterdam-Batavia de
langste ter wereld ook al passa
giers vervoerde, tenminste: als er
plaats was. Aan zijn omvangrijke
reisjournaal van dat romantisch
avontuur ontlenen wij met dank
de nevenstaande ontboeze
mingen.
naderen Rangoon en zien vanuit de
verte de gouden koepel van de Shwe
Dagar-pagode. Wij zijn in de Boeddhis
tenwereld. Met Viruly gaan wij per
rickshaw naar de tempel op de heu
vel, doen kousen en schoenen uit en
bestijgen de hoge trappen, geflankeerd
door bedelende lepralijders en kleine
scharrelaars. De pagode is adembene
mend, een complex van grote en kleine
tempels versierd met snijwerk, kost
bare juwelen en hoogvereerde reli
kwieën. De voornaamste wordt ons ge
toond: een tegel met een versteende
afdruk van een voetstap van Boeddha
erin. Op 5 mei passeren we, op weg
naar Bangkok, gezagvoerder Frijns die
thuisvliegt.
In Bangkok wordt geland voor tus-
sentanken: we zijn aan onze langste
etappe bezig: naar Medan. Bij het
taxiën stuift het water over de cabine.
De eerste start mislukt; de tweede keer
komen wij moeizaam los uit de prut en
voltooien in twee uur de oversteek naar
Sumatra. Na 14.000 km. is het „andere
Nederland" bereikt. We vliegen over de
schepen van de Rotterdamse Lloyd,
zijn weldra boven Belawan en de eer
ste klapperondernemingen. Het vlieg
veld van Medan is zichtbaar. We cir
kelen langzaam omlaag. En weldra zijn
we op weg naar het bekende Hotel De
Boer. Buiten op het terras maken we
kennis met landgenoten.
H
WEER BOVEN Sumatra, krijgen wij
op de laatste vliegdag weldra de eve
naar in zicht. Er wordt aanstalte ge
maakt om mij te dopen. Die poging is
mislukt en in de „slag om en nabij
de Evenaar" zijn mijn aanvallers neer
gesabeld. De Palembangse moerasge
bieden glijden onder ons door. Wij pas
seren de duizend eilanden en gaan over
Onrust. Java's kust is in zicht, Tand
jong Priok, Batavia, het Koningsplein.
ASK:::;:;::
DE BESTE postzegelcollecties zijn
over het algemeen staatsbezit; slechts
een enkele verzamelaar kan bogen op
een collectie zoals bepaalde staten be
zitten, waar men van elke uitgegeven
postzegel enkele exemplaren voor het
archief behoudt. Die archieven zijn
vaak meer dan een eeuw oud en de fi
latelistische waarde ervan is zeer groot.
Men neemt aan dat de Britse postar-
chieven de grootste zijn, maar het is
wel zeker dat het Duitse Postmuseum
het grootste had kunnen zijn als er niet
het een en ander was gebeurd. Dit mu
seum was in Berlijn gevestigd aan de
Leipzigerstraat. De waarde van de col
lectie werd voor de oorlog op honderd
miljoen mark geschat. Toen de eerste
bommen op Berlijn vielen, werden de
postzegels in de kluizen van de Rijks
bank geborgen. Maar ook daar achtte
men ze niet veilig; in 1944 werden ze in
tweehonderddertig met ijzer beklede
kisten en eenenveertig postzakken naar
Wenen gebracht In 1945 namen de Rus
sen Wenen in en de postzegels werden
teruggezonden naar Berlijn, waar ze
nooit zijn aangekomen. Weliswaar ont
snapten ze op het nippertje aan de Rus
sische greep, maar ze kwamen nooit
verder dan Eisleben in Saksen. Toen
het „duizendjarig" rijk ineenstortte
dacht niemand aan de schatten van het
Postmuseum. Pas in 1948 dacht men er
weer aan. De verzameling werd toen
aan de deelstaat Hessen in bewaring ge
geven. Een jaar later kwam de collec
tie in handen van de Bundespost en
toen begon de ellende: de verzameling
bleek te zijn geplunderd.
Fantasiekoninkrijk.
De postautoriteiten verklaarden dat
de dieven kenners moeten zijn geweest.
Om te beginnen ontbrak de rode Mau
ritius van 1847 1 cent en de blauwe van
2 cent uit hetzelfde jaar. De rose twee
cent en de blauwe vier cent Brits Guya
na van 1850 en 1856 waren er niet even
min als de Hawaii-zegels uit 1851 en
1852 van verschillende waarden. Onmid
dellijk ging de politie aan het werk,
maar elk onderzoek liep dood. De ver
dwijning kreeg een enorme publiciteit,
maar dat gaf niets. Men zei dat de Rus
sen de verzameling hadden geplunderd,
maar dat kon niet waar zijn want de
Amerikanen hadden de verzameling in
Eisleben gelicht en naar Hessen ge
bracht. Men noemde de namen van
Amerikanen die de kostbaarste zegels
aan onbekende verzamelaars in hun va
derland verkocht zouden hebben. Men
vertelde dat een deel van de zegels via
Zwitserland naar Amerika was ver
kocht. Nog altijd vormen die verdwe
nen zegels een dossier bij verschillende
politie-instanties, maar hun verdwij
ning is daarmee niet opgelost.
Niet alleen met postzegels van be
staande landen worden zaken gedaan,
ook met zegels van niet bestaande lan
den. Enkele jaren geleden verscheen
een kamermeisje uit een Parijs hotel
bij een postzegelhandelaar en legde een
aantal briefomslagen neer. De envelop
pen waren voorzien van grote en onbe
kende postzegels met tropische tafre-
len.
„Waar zijn die zegels vandaan?" vroeg
de handelaar. „Uit de papiermand van
Zijne Majesteit" zei het meisje.
„Majesteit?"
„De koning van Sedang, die bij ons
logeert!"
De handelaar kocht de briefomslagen
en meende een goede zaak te hebben
gedaan. Hij haastte zich met enkele
collega's een syndicaat te vormen en
werd in audiëntie door Zijne Majesteit
ontvangen. Bereidwillig legde deze uit
dat Sedang een eilandkoninkrijk is voor
de kust van Indochina.
Hij deed zeer verbaasd toen men geld
bood voor postzegels, maar accepteer
de tenslotte vijf miljoen oude franken
als basis voor grotere zaken. De vol
gende dag schreven vele Parijse dag
bladen over deze zaak en maakten zich
vrolijk, want op de redacties had men
al lang ontdekt dat Sedang niet be
stond. Toen de heren van het syndi
caat zich naar het hotel haastten bleek
dat de koning was vertrokken; ze trof
fen er overigens collega's uit Zwitser
land en Duitsland die er ook waren in
gelopen. De kranten maakten de post
zegelhandelaren belachelijk toen bekend
werd dat de koning van Sedang een
oud-strijder uit Indochina was, ge
naamd David Marie de Mayrena. Ten
slotte lachten de postzegelhandelaren
het laatst, want ze sprongen met de
fantasiezegels royaal uit de hele han
del dank zij de kooplust van de fila
telisten die best eens een zegel van een
niet bestaand koninkrijk wilden heb
ben.
Koning pokerde om postzegels
EEN KONING die wel echt heerser
over een koninkrijk was maakte ook
naam in de bewogen historie van de
postzegel. Die koning was Carol van
Roemenië, hartstochtelijk kaartspeler
en later ook een even hartstochtelijke
postzegelverzamelaar. Carol breidde
zijn collectie uit toen hij in balling
schap in Portugal leefde. Na zijn over
lijden waren vele handelaren bereid een
syndicaat te vormen om de collectie te
kopen, maar ze kregen geen kans. Ko
ning Michael nam de verzameling over
en heeft die nog altijd in een Zwitserse
bankkluis liggen. De waarde van die
collectie wordt elk jaar groter; men
schat die op meer dan zes miljoen
Zwitserse franken. Toch was Carol
geen echte verzamelaar; hij placht bij
het pokerspel regelmatig postzegels in
te zetten in plaats van geld...
Carol was niet de enige vorstelijke
filatelist. Ex-keizer Wilhelm II was een
grote verzamelaar; hij begon er al mee
als schooljongen. Wijlen tsaar Nicolaas
II had een bijzonder mooie collectie,
die na de Russische revolutie voor een
deel in New York opdook. Victor Em
manuel III van Italië was ook een gro
te verzamelaar. Zijn collectie is na
zijn dood her en derwaarts verspreid.
De Britse koninklijke familie heeft een
van de grootste verzamelingen ter we
reld, meer dan vierhonderd albums. De
ze verzameling werd begonnen door
prins Albert, de gemaal van koningin
Victoria. Edward VII had er niet zo
veel belangstelling voor, maar George
V, Edward VIII en George VI hebben
veel gedaan om de verzameling uit te
breiden. Prins Philip had er aanvanke
lijk belangstelling voor, maar trekt zich
nu niet veel meer van postzegels aan.
Misschien komt hij er later nog eens
toe, want filatelie is een traditie in het
huis Windsor. De waarde van deze col
lectie is niet te schatten. Tien miljoen
pond sterling wordt als een matige
schatting beschouwd, maar wie zal dit
bedrag bijeen kunnen brengen?
(In een volgende aflevering: „De eeïste
luchtpost ging per ballon").
En daar ligt Tjililitan, het vliegveld. Be
groetingen, afscheid van de bemanning.
IN DE RUIM 150 uren, dat ik in de
lucht was geweest heb ik nooit het ge
voel gehad, dat er iets zou gebeuren.
De navigatiekunst der bemanning was
daarvoor borg. Ik heb de Archipel gron
dig bekeken; ik heb voor mijn opdracht
gever waardevolle contracten afgeslo
ten; ik maakte nieuwe vrienden en heb
genoten van deze prachtige eilanden
groep. In latere jaren mocht ik dit
land andermaal bereizen. Het waren
trips, die ik nooit zal vergeten.
Net zomin trouwens als die „boord-
krant" van Viruly. Gedurende de hele
reis schreef hij dagelijks een courant,
genaamd: De Luchtschipper. Deze ge
typte courant heb ik nog in mijn bezit.
Enkele citaten daaruit mogen hier als
slot volgen.
In Jask proberen de haaien
Bij het zwemmen lieden te snaaien
Blijf maar liever gezond!
Als zoo'n haai je verslond.
Dan zou er bij Plesman wat zwaaienl
„RIJSTVOGEL" IN BLIJDE
VERWACHTING
Naar deskundigen opmerkten mag
aangenomen worden, dat de „Rijst
vogel" over 3 dagen gezinsvermeerde
ring kan verwachten.
SCHOONE LETTEREN
Verdorie: nu is het in Bagdad
Alwéér 40 graden Celsius! Mag datt
1000 nachten! genade!
O Sherazade
'k Had vast na één nacht gezegd:
Dag schat.
HARRY WILDE: „De politieke
moord". (Vitg. De Boekerij).
Aanslagen, gepleegd door fanatici
bezeten door politieke hartstochten,
hebben menigmaal de geschiedenis van
de mensheid een onverwachte wending
gegeven. Serajewo bewijst het, evenals
de moord op Alexander II van Rusland,
die een eind maakte aan staatkundige
en sociale hervormingen en daardoor
misschien 1917 heeft mogelijk gemaakt.
Wilde geeft in zijn boek een gedetail
leerde beschrijving van een aantal
politieke moorden. Hij laat onder anders
de wandaden tegen Rathenau, Kennedy,
Raspoetin, Lincoln en Franz Ferdinand
de revue passeren.
Hij verhaalt over de, vaak lugubere,
voorbereidingen, de motieven die in het
licht van de historie vrijwel alle voos
en misleidend zijn gebleken, de gevol
gen die meer dan eens verschrikkelijk
waren.
De auteur heeft een goed stuk werk
verricht, maar toch voelen wij ons bij
het lezen van dit alles niet zo erg ge
schokt. Hoe komt dat? Wij zijn leden
van een generatie die heeft ervaren dat
politieke blindheid en eigenwaan er
niet voor terugdeinzen miljoenen de
gaskamers in te jagen en de verschrik
kingen van Algerije liggen ons nog vers
in ons geheugen. Wij, de vrouwen en
mannen van de zestiger jaren, zijn mis
schien min of meer immuun geworden
voor de bloedige gewelddadigheden
waartoe de mens in staat is, ook nu nog.
Misschien ook heeft Wilde te veel willen
geven. Beperking tot een of twee onder
werpen die dan tot in de kleinste bij
zonderheden, met him voor- en nage-
schiedenis, zouden zijn beschreven,
hadden waarschijnlijk ook door een
duidelijker schets van het hele politiek
maatschappelijke bestel waarin ze zich
voltrokken de moderne mens meer
geboeid.
Al met al een boek dat waard is ge
lezen te worden, maar dat geen blijven
de indruk vermag te maken, omdat het
te veel heeft saamgebracht in ongeveer
350 pagina's. Het boek is van een groot
aantal verantwoorde illustratiés voor-
PROF. DR. P. GEYL. „Figuren en
problemen"f I en 11 (Uitg. Wereldbiblio
theek).
Een bundeling van eerder in week
en dagbladen gepubliceerde critische
beschouwingen, die men moet zien als
een voortzetting van de bekende
„figuren"-reeks. Het is goed dat de
schetsen van de strijdbare historicue
over vaak actuele politieke onderwer
pen op deze wijze voor 'n groot publiek
gemakkelijker toegankelijk zijn ge
maakt. Geyl heeft veelal iets te zeggen.
Zijn korte studie over de vooroorlogse
„appeasement", die tenslotte Hitier de
overtuiging gaf dat hij zich alles kon
veroorloven, hoe actueel is zij helaas
weer. Hoe bezonken schrijft Geyl over
het verzet in Duitsland zelf, met hoe
veel begrip zonder blind te zijn voor
wat na zoveel jaar in de presentatie
ervan door vele Duitsers wordt over
trokken.
Vlijmscherp belicht hij het nationa
lisme van De Gaulle dat hij toont het
aan diep wortelt in het Franse ver
leden en in de Franse politiek nog
immer een rol speelt.
Maar ook minder actuele en literair-
historische opstellen boeien uitermate.
Ze bevatten gedachten en meningen
van een fijnzinnige scherpe geest die de
polemiek beoefent als een edele kunst
en daarbij put uit een verbluffend veel
zijdige kennis van het verleden dat hij
nimmer dogmatisch benadert.