Het kerstgeschenk
(L
Erbij - Kerstmis 1964 4
Een verhaal van
Carmen Laforet
II
(vertaling: Maya Hoogveld)
HET WILDE op eerste kerstdag nauwelijks licht worden
in het stadje, dat volkomen bedolven lag onder een grijze
hemel. Om tien uur 's morgens zag men in het huis van
dr. López-Gay door enkele vensters licht branden. Het
huis van de dokter was een bijzonder mooie villa, met een
grote tuin, waarin gewoonlijk twee of drie blonde kinder
tjes speelden. Met de kerstdagen was het huis altijd vol
gasten. Uit een naburig dorp kwamen de zusters van de
dokter en uit Madrid de moeder en de broer van zijn
vrouw. Een joviale broer, die grapjes maakte met de on
getrouwde zusters López-Gay en een moeder die eigenlijk
te jong en elegant was om al de grootmoeder te zijn van
die spelende kinderen, en die in de stad een zekere sensatie
veroorzaakte. Dit jaar was de jonge grapjas niet gekomen,
en de dames López-Gay misten hem erg. Alleen Isabel was
gekomen; de moeder, die extra slank en elegant leek in
tegenstelling tot haar dochter Margarita die spoedig een
kindje zou krijgen. Om half elf reed de chauffeur van de
dokter voor. Het was een van de weinige chauffeurs in
uniform in de stad, en hij droeg zeer bij tot het prestige
van rijk man, dat dr. López-Gay genoot. De chauffeur wan
delde de tuin door, die die dag vochtig en triest was, en
liep om het huis heen om naar binnen te gaan door de
keuken. Een warme walm sloeg hem tegemoet toen hij de
keukendeur openduwde vanuit het kleine portaaltje, en hij
vond het tafereel dat hij verwachtte; een druk doend
keukenmeisje, met een verhit gezicht door de warmte van
het vuur, en een voor de gelegenheid erbij gehaalde hulp
die helemaal in de war was gebracht door de bevelen van
de ander.
CARMEN LAFORET werd op 6 september 1921 geboren te Barcelona. Zij
woonde lange tijd op de Canarische eilanden, studeerde filosofie en letteren
te Barcelona en rechten te Madrid. Zij is gehuwd met de schrijver Manuel
Cerezales en heeft vijf kinderen. De titels van haar romans zijn: „Nada" (Niets)
(Nadalprijs 1944, Fastenrathprijs 1948); „La Isla y los Demonios" (Het eiland
en de demonen); „La llama" (De vlam); „La mujer nueva" (De nieuwe
vrouw) (Menorcaprijs 1955, Premio Nacional de Literatura Cervantes 1956);
„Mis paginas mejores" (Mijn beste bladzijden) (Gredos, 1956). Zij schreef ook
verscheidene korte verhalen, gepubliceerd in kranten en tijdschriften, evenals
een boek „La Muerta", de Dode vrouw.
„BEN JE ER AL? Mari-
quilla, zeg dat ze mevrouw
uit Madrid waarschuwen dat
de chauffeur er al is om naar
het ziekenhuis te gaan".
„Mevrouw uit Madrid?
Gaat dona Margarita de ge
schenken niet verdelen?"
„Nee, jongen. Ze zegt dat
ze het niet kan verdragen
nu ze in verwachting is om
naar die zaal van de dokter
te gaan
Ze hadden het er net gis
teren over en toen bood dona
Isabel aan om te gaan. Ik
geloof dat don Julio het niet
zo leuk vond, want iedereen
weet hoe hier vorig jaar de
vrouw van dr. Pinto werd
bekritiseerd, die een dienst
meisje naar de kamer van
haar man stuurde met het
lekkers Maar ja, de arme
don Julio heeft dat moeten
slikken, zoals hij zoveel din
gen sliktMevrouw uit
Madrid heeft gezegd, dat het
een schande was om haar
dochter te verplichten in zo'n
toestand die taferelen aan te
zien, en zij zei ook dat die
provinciale gewoonte om al
lemaal altijd hetzelfde te
doen op dezelfde dag, wer
kelijk onzin was, dat het
lekkers met een knecht naar
de zaal van die simpele
vrouwen kon worden ge
stuurd, want voor die vrou
wen maakt het toch niets
uit, en haar dochter Mar
garita daarentegen, voelde
zich al ziek als zij aan hen
moest denken Daarna zei
dona Isabel want don
Julio was zo rood als een
pioen geworden en zei dat
zijn prestige op het spel stond
dat, als het prestige van
haar schoonzoon van zo'n
grote onzin afhing, zij zelf
wel zou gaanEn nu gaat
ze. „Ik zou maar vast naar
de auto gaan, want die me
vrouw doet alles haastig en
ze is er misschien nog voor
jou en dan moet ze het por
tier voor je opendoen
„Dat zou niet gek zijn,
mens. Nou de groeten".
DE CHAUFFEUR moest
nog lachen toen hij dacht
aan het gebabbel van het
keukenmeisje, terwijl hij het
portier van de auto opende
om Isabel in te laten stap
pen. Het keukenmeisje had
erg goed de toon van het ge
sprek geïmiteerd om te laten
zien hoe het was toegegaan
tussen „Mevrouw uit Ma
drid" en de schoonzoon.
Juana, het dienstmeisje, gaf
de chauffeur een groot pak
en hij legde dat naast zich
op de voorbank, vlak bij het
«tuur.
„De zoetigheden", dacht
hij. Hij wierp een blik op
mevrouw. Ook hem verbaas
de het, dat. die vrouw groot
moeder was. Zij was erg
knap, eigenlijk nog jong. Zij
had heldere ogen, en een
mooie mond. Zij leek zelfs
jonger dan haar dochter, als
men niet te veel lette op
haar huid.
De chauffeur kon haar nu
nauwelijks zien, zoals zij in
haar bontmantel gedoken zat,
met een eenvoudig hoedje
op, en naar het raampje zat
te kijken. Dat daglicht deed
haar geen goed; haar ge
zicht leek harder en triester
dan gewoonlijk.
„Weet u al waar wij heen
gaan?"»
„Ja, mevrouw".
Isabel maakte een aanval
▼an melancholie door. De
laatste tijd vond zij het leven
zinloos, en deze buien her
haalden zich met een zekere
tegelmaat.
Hat moet iets fysisch zijn,
dacht zij. Het is niet moge
lijk dat een gemoedstoestand
iemand als een hand naar
de keel grijpt en hem zo
naar de grond toebuigtIk
moet naar een dokter toe
maar wat moet ik hem uit
leggen? Misschien naar een
psychiater?
Over haar lippen gleed een
spottende lach. Zij zuchtte.
Het zijn de jaren, niets
anders dan de jaren Het
leven heeft mij al alles ge
geven wat het mij te geven
had, en als ik terugkijk vind
ik het een beetje leeg
Niets van wat ik tot nu toe
heb gedaan, geeft mij vol
doening. Niets heeft mijn
leven helemaal gevuld. De
verliefdheden gaan voorbij.
De kinderen groeien en stel
len je teleur
Zij deed haar tas open;
ze wilde een sigaret opste
ken, maar herinnerde zich
het verzoek van Margarita
om dat niet buitenshuis te
doen, zolang zij hier was.
„Het valt erg op, en je
bent er maar zo weinig da
gen dat je best kunt
Zij konen deed haar
tasje dicht. Zij fronste haar
wenkbrauwen toen zij eraan
dacht, hoe Margarita in pa
niek kon raken door wat de
mensen in de stad zouden
kunnen zeggen. Margarita,
die zij had opgevoed om vrij
onafhankelijk als een vogel
te zijn. Margarita, met haar
universitaire studie, haar
reizen alleen naar het bui
tenland, haar onbetwiste
dichterlijke talentOnbe
twist? Margarita had in al
die jaren niet meer ge
schreven
Toch beroemde Isabel zich
erop een goede critica te zijn
en zij wist dat haar dochter
die gave had.
DE AUTO STOND STIL.
Isabel voelde een schok toen
zij besefte hoe enorm groot
en oud het gebouw was,
waar zij tegenover stonden.
Zij gaf er zich ook met
enige verbazing rekenschap
van, dat dit de eerste keer
in haar leven was dat zij
een ziekenhuis zou binnen
gaan-
Het begon net te sneeuwen
op het ogenblik dat zij de
auto uitkwam en de stoep
overstak. Het ziekenhuis is
zoals de stad helemaal is,
dacht zij, vreselijk. Het
was er noch stil, noch wit.
Vuile muren, vreemde, arme
mensen die de trappen op
en afliepen. Enkele zieken
verplegers liepen onvriende
lijk aanwijzingen te geven.
Niet, dat zij onvriendelijk
tegen haar waren, maar wel
tegen die mensen die toe
stemming hadden om met
Kerstmis hun familie op te
zoeken.
Isabel werd ontvangen
door een nonnetje.
„De moeder van mevrouw
Gay? Dat zou men niet zeg
gen. U lijkt haar zuster wel.
Komt u maar mee: wij moe
ten de binnenplaats over om
bij de vrouwenzaal te ko
men. Wij gaan ook langs
de kapel. Wilt u niet even
het kerststalletje komen
kijken?"
„Ik heb een beetje haast,
zuster. Wat moeten deze
feestdagen in een ziekenhuis
triest zijn".
Isabel sprak als tegen
zichzelf. De zuster glimlach
te tegen haar.
„Overal is de Heer. Overal
wordt hij geboren en dat is
het belangrijkste, vindt u
niet?"
„Ja natuurlijk".
Isabel stotterde, weinig
overtuigd. Eigenlijk was zij
helemaal de godsdienstige
betekenis van de feesten
vergeten, toen zij haar com
mentaar gaf. Zij dacht al
leen aan de familiebijeen
komsten van deze dagen, die
soms wat saai leken, maar
toch onvervangbaar waren.
Zij passeerden enkele gro
te, trieste zalen, vol bedden
in lange rijen. Een wereld
van duidelijk zichtbare, on
verhulde smart tekende zich
af op de glimlachende ge
zichten van de zieken, die
bezoek hadden en sprak uit
de diepe ernst van hen, die
alleen waren
Isabel had altijd gedacht
dat de staat witte nacht
hemden gaf aan alle zieken;
dat alles, „ziekenhuizen en
die dingen", er heel goed
voorstonden, en dat die ma
nie van liefdadigheidsbezoe
ken aan degenen die er la
gen, helemaal niet nodig was.
De geur van desinfecte
rende middelen maakte haar
duizelig.
Isabel had de chauffeur
het grote pak met zoetig
heden uit handen genomen.
„Ze hebben me ook deze
boeken gegeven, mevrouw".
„O, ja..." Isabel richtte
zich tot de zuster. „Die moe
ten voor een zieke van de
andere zaal zijn, een zekere
Manuela Ruiz. Mijn schoon
zoon heeft mij dit kerst
cadeau speciaal toever
trouwd. Het zijn de werken
van Sint Jan van het Kruis".
„Wel. Wat attent is de
dokter voor onze Manuela.
Maar het is dan ook een
echte heilige en omdat zij in
deze zaal ligt omdat zij
in de zaal van de onnozele
vrouwen ligt staat er nie
mand bij haar stil om een
babbeltje te maken. Maar
de dokter zegt dat het een
talentvolle vrouw is, en hij
heeft ervoor gezorgd dat
onze kapelaan zich voor haar
interesseert. Ook komt af en
toe een van de dames hier
op armenbezoek haar wat
voorlezen. De arme ziel ge
niet er erg van. En, weet u,
zij houdt het meest van Sint
Jan, hoe moeilijk hij ook is.
Ikzelf moet u bekennen dat
ik hem niet kan lezen. Daar
om heeft de dokter haar
deze boeken gestuurd. Geeft
u ze haar zelf maar. Zij denkt
altijd aan degenen die haar
hebben opgezocht en bidt
voor hen".
Isabel begon zich te in
teresseren voor die intellec
tuele zieke.
„De sprekende eenzaam
heid", „De zwijgende mu
ziek", herinnerde zij zich.
Mijn God, hoe kan men tus
sen deze muren van die din
gen genieten?
Plotseling bevond Isabel
zich in een aparte wereld.
Het was als in een nacht
merrie waar zij, geholpen
door een zuster, zoetigheden
aan de imbecielen moest uit
delen. Zij begreep, dat haar
dochter geen krachten had
om daar ook maar een mi
nuut door te brengen. De
onnozele vaak misvormde
vrouwen lachten, huilden, en
kibbelden om de snoepjes.
Bij een raam, in een leun
stoel, zat een soort aapje;
dat was Manuela Ruiz. Haar
hoofd was vastgebonden aan
een stuk hout, om niet voor
over te vallen. Zij was ge
heel verlamd. Langs een af-
séhuwelijk litteken van haar
mond tot haar kin gleed het
kwijl, zonder dat zij het zelf
kon afvegen. Het was zo af-
schikwekkend dat de handen
van Isabel beefden toen zij
haar de boeken liet zien, die
zij had meegebracht.
„Ik kom namens dr. López-
Gay", riep zij uit, want zij
was ervan overtuigd dat dat
schepsel ook doof was.
„Doet u geen moeite, zij
hoort uitstekend", verklaar
de de zuster. „Ik laat u een
paar minuten bij haar, ter
wijl ik dat groepje ga kal
meren dat kibbelt om de
snoecies".
Isabel durfde niet te vluch
ten en zat even later op een
stoei naast Manuela.
„Gaat u maar, mevrouw.
U ben niet gewend
Het was Manuela die
sprak. Heel langzaam, maar
helder en duidelijk. Zij zei
de dingen zachtjes en met
vermoeide stem. En plotse
ling zag Isabel iets verba
zingwekkends: een paar
enorme zwarte ogen keken
haar medelijdend aan. Isabel
had nog nooit een mede
lijdende blik op zich geves
tigd gevoeld. En eigenlijk
gezegd dacht zij dat zij het
ook nooit zou kunnen ver
dragen, als dat op zekere
dag zou gebeuren. Vandaag
was het die zekere dag. Dat
arme lijdende schepsel had
medelijden met haar, omdat
zij de schrik en de afschuw
op haar gelaat las. Isabel
kreeg een kleur en verman
de zich.
„Neen, alstublieftIk
vind het heel prettig een
paar minuten met u te pra
ten. Dus u houdt van de
poëzie van Sint Jan van het
Kruis? Had u een intellec
tuele bezigheid voordat
u hier kwam?"
De intelligente ogen ke
ken haar aan in een poging
om te begrijpen.
„Voor ik hier kwam
Dat is zoveel jaren gele
den Ik ben hier al veer
tig jaarVoor ik hier
kwam, was ik een dorps
meisje. Ik had trouwplan
nen".
„Veertig jaar", dacht Isa
bel, „veertig jaar!" Zij voel
de lust het uit te schreeu
wen. Veertig jaar stervend
zonder te sterven! Veertig
kerstfeesten daar „Hebt
u geen familielid dat u met
Kerstmis komt opzoeken?"
Opnieuw een glimlach in
haar ogen.
..Neen, mevrouw".
„VEERTIG JAAR", dacht
Isabel, „dat is bijna mijn
hele leven- Dat leven waar
in ik heb gestudeerd, naar
bals ben geweest, verliefd
ben geworden, heerlijke rei
zen heb gemaakt, ben ge
trouwd, twee gezonde, knap
pe kinderen heb gekregen,
weduwe ben geworden, een
gezellige vriendenkring heb
gevormd en mijn eenzaam
heid heb verdreven met dui
zend prettige dingen die cul
tuur en geld verschaffen
leder jaar maak ik een reis
naar Parijs, om boeken te
kopen en andere keren
de meeste om hoeden aan
te schaffen, hoewel ik uit
eindelijk meestal allebei
koopIk heb kleinkinde
ren Het was een koorts
achtige opsomming, snel en
wanordelijk, die Isabel deed
van haar leven, zittend naast
de leunstoel van de verlam
de zieke. En nu zag zij voor
ogen een verbazingwekkend
leven, hoewel zij het pas
geleden nog had beschouwd
als leeg, doelloosIets
ontbrak er nog aan. Zij wist
niet wat. „En gedurende deze
lange ziekte begon u zo van
lezen te houden?"
„Nee, mevrouwIk kan
niet lezen En ook al zou
ik het willen, ik zou het niet
kunnen in de toestand waar
in ik ben Maar soms lezen
ze me voorDeze twee
laatste jaren komen enkele
heel aardige mensen mij
voorlezen. De dokter heeft
het gezien en daarom stuurt
hij mij dat boek. Alles wat
die boeken zeggen, is zo
waar. Gedurende deze jaren
is God mij zoveel nader ge
komen, dat ik het kan be
grijpen Zonder enige in
spanning mijnerzijds, heeft
God mij omgevormd om he
lemaal alleen voor Hem te
zijn Lange tijd begreep
ik het niet. Ik leed, ik vroeg
aan God om mij te gene
zen Daarna begon ik te
begrijpen hoe ik dit lijden,
deze eenzaamheid kon aan
vaarden, en toen was alles
zo mooiGod neemt het
lijden, dat ik Hem aanbied,
aan; zo kan ik Hem bidden
voor de zieken, die het nog
niet begrijpen, voor allen
Het is zo mooi. Te begrij
pen, dat Christus geboren is
om ons een weg te wijzen
Elke dag dank ik God, dat
Hij mij heeft uitgekozen.
Wanneer ze mij die boeken
van Sint Jan voorlezen, krijg
ik vaak neiging om te gaan
huilen, want er staan dingen
in, die ik zo langzamerhand
ben gaan bedenken".
HET ZUSTERTJE vond
Isabel, voorovergebogen over
Manuela en zo oplettend
luisterend dat haar mond
bijna openviel bij het horen
/an de woorden van de zieke;
die woorden, die zo lang
zaam, zo schor, en toch zo
helder werden uitgesproken.
Isabel vergat hoe dat zieke
hoofd er uitzag. Zij hoorde
het enige, dat zij nooit had
verwacht te horen in een
ziekenhuis: een lofzang op
het leven. Niet op het mooie,
verre leven waarnaar men
verlangt, maar op het leven
zoals het wordt geleefd, met
al zijn benauwdheid, smart
en verlatenheid, minuut na
minuut, veertig jaren lang.
De vrouw verklaarde haar
wonder. Haar dialoog met
God in de vreselijke verla
tenheid van die zaal. Isabel
had kortgeleden nog ge
dacht, dat het leven haar
niets meer te leren had; en
nu was zij aan het leren.
Zij had er altijd een grote
belangstelling voor g^had
om de dingen te leren, te
begrijpen nu zat zij over
de verlamde vrouw heen ge
bogen alsof zij haar woor
den indronk.
„Nu niet meer praten,
Manuela, kind", zei de non.
„Zij lijdt vreselijk", legde
zij Isabel later uit, maar het
is een heilige. Het is op
bouwend een beetje bij haar
te zijn, vindt u niet? Uw
schoonzoon gaat vaak bij
haar zitten. Hij zegt dat hij
zich dan beter voelt. Hij zegt,
dat zij een echte heilige is
en dat de heiligen altijd
kleine wonderen doen voor
hen, die bij hen komen. U
bent zeker erg trots op uw
schoonzoon, nietwaar?"
Isabel was ontroerd; het
idee van haar schoonzoon
die ze altijd voor zo'n ge
woon mannetje had gehou
den die ging zitten bij
die vrouw en naar haar
luisterde en haar kerst
cadeautje verzorgde, niet om
wat de buren zouden zeggen
of een dergelijke onzin, maar
omdat zijn hart het hem in
gaf, dat idee verzoende haar
met Julio.
Langzaam gleed de auto
door de besneeuwde straten.
Het huis van de familie
López-Gay leek wel beto
verd onder die witte dek
mantel.
Isabel vond de familie bij
elkaar in de grote salon, bij
de kerststal. De kleintjes
waren er, en Margarita en
de schoonzusters.
„Al terug uit het zieken
huis, Isabel?"
Dat vroeg Julio die, op
zijn knieën op een stoel zit
tend, er uitzag als een on
deugende jongen die d«
beeldjes van een paar her
dertjes bovenop een heuvel
goedzette.
„Ja, beste JulioIk heb
het graag gedaan".
„Heus, mama?"
Margarita hielp haar haar
jas uit te doen en glim
lachte afwezig, terwijl zij
naar haar moeder keek.
„Je ziet er werkelijk stra
lend uit. Fantastisch! Je gaat
een kerstcadeautje wegbren
gen en komt terug met een
gezicht, alsof je de steen der
wijsheid gevonden hebt. Is
bet niet Julio?"
„Inderdaad", zei Julio
ernstig. Zijn schoonmoeder
aankijkend. „Het is u dus
bevallen?"
Wat hartelijk die stem van
Julio! Weer voelde Isabel
zich geroerd.
„Ja, ik geloof dat ik in
derdaad de steen der wijs
heid gevonden heb. Ik moet
er nu aan denken, dat ik
hem niet weer verlies
Denken jullie niet, dat het
een grapje is".
Isabel sprak opgeruimd,
licht, terwijl zij naar het
open vuur toeliep om haar
handen te warmen. Nóch
haar dochter, nóch de an
deren schonken er veel aan
dacht aan, maar haar schoon
zoon wel, dat wist zij; haar
schoonzoon luisterde naar
haar. Haar schoonzoon, die
op dat ogenblik dichterbij
kwam om het vuur op te
rakelen.
„Ik zou graag eens een
keer met je praten, Julio".
„Daarom komen wij op
deze feestdagen bij elkaar,
moeder, om over alles te
spreken, om elkaar te begrij
pen" Hij zweeg even.
„Ik ben er haast zeker van
dat u met Manuela gespro
ken hebt, is het niet zo?"
ISABEL KNIKTE. Zoals
enkele uren geleden de me
lancholie, zo vervulde haar
nu een warm geluk in die
comfortabele kamer, tussen
die mensen die zo waard
waren dat men van ze hield.
Want voor de eerste keer
hield zij van deze schoon
familie. Het was werkelijk
een klein wonder, dat zich
in haar had voltrokken. Zij
had zich de woorden van
Manuela wel willen herin
neren om te weten, of zij
zover reikten dat zij ook een
zegen voor haar eigen leven
konden betekenen. Maar het
waren niet de woorden, maar
degene die ze gezegd had,
en de manier waarop. Zij
wist niet wat haar over
kwam. Ja, zij zou met Julio
moeten spreken, met Mar
garita, met allemaal. Mis
schien nog een keer met
Manuela Misschien alleen
maar een beetje met God,
zoals de arme Manuela het
zovele jaren had gedaan om
haar leven te leren leven.
„Wat een prachtige kerst-
sneeuw".
Dat zei zij hardop toen zij
haar ogen oprichtte van het
vuur. En iedereen keek naar
het raam, waardoor men het
witte wonder van de sneeuw
zag.