KUNST ACHTER
DE TRALIES
"Rechter Tie
PANDA EN DE MEESTER-BALLONNIST
SHIRLEY
mrRywfêC I
i
Stamboom van dagelijkse dingen
door Charlotte Brontë
7
Ons vervolgverhaal
door dr. Robert van Gulik
MAANDAG 4 JANUARI 1965
Rond iseo kwam
Lawine overvalt tien
jongens bij Innsbruck
Enrique Castro Delgado
in Madrid overleden
ZDRAIStNE
De draisine in lichte vorm
dszcl
<b> Made uitvinding van de
'dat zuilen we gauw genoeg weten.
KOMTSJIAO TAIIK GA NAAR DE WIL-
GENW'JKHAAL J'J NU LO PING OP EN
D^SREN6 HEM DAAR OOKHEEN Y
ALLEEN MAAR
JALOEZIE.'
S WAAROM?
EH... NOU JA.
"BONESHAKER'
IfORX VOORDE FRANSE
R REVOLUTIE WAS DE
CeLÉR/FÈRE van VEÓIVRAC
-DIEGEEN STUUR-HAD-
ZEERINTREKB'JDE "U
PARUSE STUDENTEN. li
"penny- j
L. FARTHING-
RUDER.
IN SPECIAAL
RUWIEL-
COS TUUAl.
.«SëÈSSfe:-—
I OPSTAP
f%P DE RACEFIETS MORDEN
UNU SNEL HEDEN SERE!KT*
'WAARVAN ONZE VOOROUDERSV
ZOUDEN DUIZELEN.' //J
DE VELOCIPEDE
VAN TRUFFAULT IN
GEBRUIK ACT HOOG
VOORWIEL ("TERWILLE
VAN DE SNELHEID
ZiJ HAD TEVENS f
KOGELLAGERS i
EN HOULE VELGEN
ACT MASSIEVE j
RUBBERBANDEN. J
29. Met boosaardige vreugde zagen Ted en Ed, hoe
het de ballonnist en Panda daar beneden verging. „Ze
worden gevangen genomen en in het fort gesleept,"
grijnsde Ted. „Zie je?" „Ik zie het," antwoordde Ed
tevreden. „Daarmee is dan onze gevaarlijkste tegen
stander van de baan." „Dat is nog niet zeker," bromde
Ted. „Dikke Dick is een gladde jongen. Laten we maar
liever dit zaakje goed afwerken en hem nog wat meer
moeilijkheden bezorgen. Ik heb nog een koffertje vol."
„Stap je hier dan uit?" vroeg zijn broer. „Ja", ant
woordde Ted. „Vlieg jij maar door. We zien elkaar te
rug bij de volgende halte." Met deze woorden gespte hij
een parachute om en sprong omlaag. In zijn hand
droeg hij een koffertje vol met moeilijkheden, die hij
de arme ballonnist nog wilde bezorgen. Deze laatste
zat er echter al dik in. Onder strenge bewaking wer
den hij en Panda bij generaal Lamawajos gebracht,
die hen nors ondervroeg. „Jullie zijn luchtspionnen van
Amezolos, hè?" gromde hij. „Jullie zijn in opstand te
gen het wettig gezag van mij, de grote Lamawajos,
hè? Beken maar, dan kunnen mijn dapperen schieten."
„Nee, grote Lama... ha-hum...". Hij stokte, kuchte en
trok met zijn mond. „O, o", dacht Panda, die deze
verschijnselen zo. langzamerhand kende. „Als hij nu
maar niet begint te lachen!" Maar de onverbeterlijke
ballonnist kon zich niet meer goed houden...
stemming van de autoriteiten een serie
portretstudies van de delinquent aan
Westduitse kranten, die natuurlijk niet
verzuimden uitvoerig te vermelden dat
de tekenaar een „doodgewone gevan
genbewaarder" was.
DAARMEE was Werners naam ge
maakt. Hij werd geïnterviewd door pers
en t.v., hij kreeg toegang tot arties
tenkringen en hij kon voor zijn gevan
genisstudies flinke honoraria eisen,
vooral van de geïllustreerde sensatie
bladen. Maar ook particuliere verzame
laars en zelfs musea toonden belang
stelling voor zijn schetsen en enige tijd
geleden heeft Werner zijn tweede een-
mansexpositie gehad in een der ver-
maardste kunstgalerijen van de Beier
se hoofdstad. De critici prezen als om
strijd zijn techniek en zijn vermogen
tot uitbeelding der karakters van zijn
sujetten en natuurlijk kwamen er
duizenden nieuwsgierigen. Want een
portrettengalery van lustmoordenaars
en andere halsmisdadigers, dat zie je
niet elke dag
WERNER ZELF is volmaakt tevre
den met zijn dubbele leven als hoofd
cipier en kunstenaar. Ook over zijn mo
dellen heeft hij mets dan lof. ..Mooie,
doorgroefde koppen over het algemeen,
waar je de misdaad van kunt af
scheppen," zegt hij, „en bovendien:
bijzonder gewillige lieden. Er is er nog
nooit een geweest die bezwaar maakte
als ik hem wilde tekenen. Integendeel,
zij zijn bijzonder geïnteresseerd in
mijn kunst en in het oordeel van de
critici. Eens dacht ik, dat het gevange
nisleven mij zou buitensluiten uit de
wereld van de beeldende kunst, maar
het tegendeel is het geval. Ik geloof,
dat er nergens boeiender onderwerpen
te vinden zijn dan tussen de gevange
nismuren
SOCIOLOGEN, psychiaters en crimi
nologen die door de Beierse justitie als
getuigen-deskundigen worden ingescha
keld bij misdaadprocessen, verzuimen
nooit, Werners portretstudies van ver
dachten of recidivisten te raadplegen.
„Soms vertellen die tekeningen ons
meer over zo'n delinquent dan de opna
men van de politiefotograaf", zei een
van deze experts onlangs in een straf
proces en dat was wel de grootste
lof die Josef Werner ooit toegezwaaid
werd.
98)
„Je hebt mij dit toegedacht, Shirley
is 't niet? Het is glimmend, het
heeft scherpe kanten en een fijne punt
het ziet er gevaarlijk uit, ik heb nooit
de aandrang gevoeld die mij ertoe
kon brengen dit op een medemens te
richten. Ik vind het moeilijk mij te
verbeelden welke omstandigheden
mijn arm de kracht zouden geven
met dit lange mes te steken".
„Ik zou het afschuwelijk vinden om
het te doen", zei Shirley; „maar ik
geloof wel dat ik het zou kunnen in
dien ik ertoe aangezet werd door een
zekere noodtoestand, die ik mij kan
voorstellen". En juffrouw Keeldar
dronk rustig met kleine slokjes van
haar glas verse melk, terwijl zij er
wat nadenkend en bleek uitzag; maar
wanneer zag zij er eigenlijk niet
bleek uit? Zij had nooit een rode
kleur.
Toen de melk gedronken en het
brood gegeten was, werd Fanny weer
geroepen. Zij en Eliza kregen de raad
om naar bed te gaan wat zij maar
al te graag deden omdat zij moe wa
ren van al de inspanning, het snij
den van de krentebollen en het vul
len van de urnen en theepotten en
het heen en weerl lopen met bladen.
Niet lang daarna hoorde men de
deur van de dienstbodenkamer dicht
gaan; Caroline nam een kande
laar en liep rustig het hele huis door
om te zien of elk raam op de knip
en elke deur op de grendel was. Zij
vermeed zelfs niet naar de bijkeuken
te gaan waar het spookte of naar de
gewelfde kelders. Toen zij deze be
zocht had, kwam zij terug.
„Er is op het ogenblik geen geest
en geen levend wezen in het huis",
zei zij, „dat hier niet zou moeten zijn.
Het is nu bijna elf uur, bedtijd dus,
toch zou ik nog graag een beetje op
willen blijven, als jij er niets op te
gen hebt, Shirley. Hier", vervolgde
zij, „ik heb de pistolen meegebracht
uit de studeerkamer van mijn oom;
je kunt ze op je gemak bekijken".
Zij legde ze op de tafel voor haar
vriendin.
„Waarom wil je nog graag wat op
blijven?" vroeg juffrouw Keeldar, ter
wijl zij de vuurwapens opnam, ze be
keek en ze weer neerlegde.
„Omdat ik een vreemd opgewonden
gevoel in mijn hart heb".
„Ik ook".
„Komt die toestand van slapeloos
heid en onrust door iets van elektri
citeit in de lucht, denk je?"
„Nee; de hemel is helder, er zijn
ontelbare sterren; het is een mooie
nacht".
„Maar erg stil. Ik hoor het water
over zijn stenen bedding kabbelen in
het bosje van de Hollow, zo duidelijk
alsof het onder aan de muur van het
kerkhof stroomde".
„Ik ben blij dat het zo'n stille nacht
is; een klagende wind of een rui
sende regen zou mij nu een koorts
achtige opwinding bezorgen".
„Waarom Shirley?"
„Omdat het mijn pogingen om te
luisteren zou verijdelen".
„Luister je naar de Hollow?"
„Ja, dat is de enige plek waar nu
een geluid vandaan kan komen".
„De enige, Shirley".
Zij zaten beiden bij het raam met
hun armen op de vensterbank ge
leund en beiden bogen zij hun hoofd
naar het open tralievenster. Zij za
gen eikaars jonge gezichten in het
licht van de sterren en dat vage sche
merlicht van de maand juni, dat niet
helemaal uit het westen verdwijnt tot
dat de ochtendstond aanbreekt in het
oosten.
„De heer Helstone denkt dat wij er
geen idee van hebben waar hij naar
toe is", zei juffrouw Keeldar zacht
jes, „en met welk doel en wat hij
ervan verwacht en hoe het voorbereid
is; maar ik kan er heel wat van ra
den jij ook?"
„Ja, wel iets".
„Al die heren ook je neef Moore
denken dat jij en ik nu in ons bed
liggen te slapen, en van niets weten".
„Dat wij ook niet bezorgd zijn over
hen en niets hopen en vrezen'',
voegde Caroline er aan toe.
Meer dan een half uur zwegen zij
beiden. De nacht was ook stil; slechts
de kerkklok gaf de kwartieren aan.
Enkele woorden werden gewisseld
over de kille lucht; zij sloegen hun
doeken beter om zich heen, zetten hun
kapothoeden op, die zij afgezet had
den en zaten weer op te letten.
Tegen middernacht verstoorde het
hinderlijke, dwingende, eentonige ge
blaf van de hond de rust van hun
nachwake. Caroline stond op en liep
geruisloos door de donkere gangen
naar de keuken met de bedoeling
hem tot rust te brengen met een stuk
brood waarin zij slaagde. Toen zij
in de eetkamer terug kwam, was
het daar geheel donker, want juf
frouw Keeldar had de kaars uitgebla
zen. De omtrek van haar gestalte was
nog te zien bij het open raam, waar
uit zij leunde. Juffrouw Helstone stel
de geen vragen; zij sloop naar haar
toe.
De hond begon weer woedend te
blaffen; plotseling hield hij op en
scheen te luisteren. De meisjes in de
eetkamer luisterden ook en nu niet
alleen naar het stromen van de beek;
er was een gedempt geluid op de weg
voorbij het kerkhof een afgemeten,
regelmatig naderbij komend geluid
een doffe tred van marcherende voe
ten. Het kwam dichterbij. Zij, die luis
terden, begrepen langzamerhand de
omvang ervan. Het waren niet de
stappen van twee of van een dozijn,
ook niet van een twintigtal; het wa
ren de stappen van honderden. Zij
konden niets zien; de hoge struiken
in de tuin vormden een schutting van
bladeren tussen hen en de weg. Maar
horen alleen was niet genoeg en dat
voelden zij, toen de troep voortliep en
werklijk langs de pastorie scheen te
komen. Zij voelden het nog meer
toen een menselijke stem hoewel
die stem maar één woord zei de
diepe stilte van de nacht verbrak.
„Halt."
Er volgde een halt; het marcheren
hield op. Toen kwam er een zacht
overleg, waarvan in de eetkamer
geen woord verstaan kon worden.
„Wij moeten dat horen," zei Shir
ley.
Zij keerde zich om, nam de pisto-
len van de tafel, liep zwijgend door
't middelste openslaande raam van de
eetkamer, dat eigenlijk 'n glazen deur
was, naar buiten, sloop het pad naar
de tuinmuur af en stond te luisteren I
onder de seringen. Indien Caroline al
leen was geweest, zou zij het huis niet
hebben verlaten, maar nu wilde zij
Shirley achterna. Zij wierp even een
blik op het wapen op het buffet, maar
liet het daar liggen en spoedig stond
zij naast haar vriendin. Zij waagden
het niet over de muur te kijken uit
vrees dat men hen zien zou; zij moes
ten wel gehurkt er achter zittëfi; etT
deze woorden hoorden zij
„Het lijkt een oud, vervallen ge- S
bouw. Wie woont er nog meer in
behalve de vervloekte dominee?"
„Alleen drie vrouwen zijn nicht
en twee dienstboden."
„Weet je waar ze slapen?"
„De meisjes aan de achterkant, de
nicht in een voorkamer."
„En Helstone?"
„Daar is zijn kamer. Hij laat altijd
een licht branden, maar nu zie ik er
geen."
„Waar wou je naar binnen gaan?"
„Als ik bevel kreeg hem af te ma
ken en hij verdient het zou ik
dat hoge raam proberen, dat is van de
eetkamer. Ik zou dan mijn weg naar
boven wel vinden en ik weet waar
zijn kamer is."
„Wat zou je met het vrouwvolk
doen?"
„Ze met rust laten behalve als ze
gingen schreeuwen en dan zou ik ze
gauw de mond snoeren. Ik zou graag
willen dat de ouwe baas sliep. Als
hij wakker was zou hij gevaarlijk
zijn."
„Heeft hij wapens?"
„Vuurwapens, altijd en altijd ge
laden."
„Dan ben je een stommeling om ons
hier te laten ophouden; één schot zou
de boel alarmeren. Moore zou ons i
aanvallen voordat we iets konden
doen. We zouden ons belangrijkste
doel verspelen."
„Jullie mogen wel doorgaan, zeg ik
je. Ik neem Helstone alleen voor mijn
rekening."
Een pauze. Een van het gezelschap
liet een wapen vallen, dat een harde
slag gaf op de straatweg: op dat ge
luid blafte de hond van de pastorie
weer woedend razend.
(Wordt vervolgd)
INNSBRUCK (AP) Een lawine heeft
zaterdag tien scholieren uit West-Duits-
land bedolven in de buurt van Innsbruck
in Oostenrijk. Een van de jongens werd
gedood. Twee werden gewond.
De tien skiërs werden door de lawine
van de helling gevaagd. Zeven hunner
konden zich bevrijden en begonnen onmid
dellijk naar hun bedolven makkers te zoek-
ken. Een vijftienjarige jongen was echter
reeds overleden toen hij werd gevonden. De
twee gewonde jongens zijn naar een zie
kenhuis in Innsbruck gebracht.
MADRID (AFP) Enrique Castro Del
gado, ex-leider van de Spaanse commu
nistische partij, is op 62-jarige leeftijd aan
en hartziekte in Madrid overleden.
Delgado organiseerde in 1936 het „vijfde
regiment miliciens", dat de kern vormde
van het republikeinse leger uit de Spaanse
burgeroorlog. Hij vluchtte later naar de
Sovjet-Unie maar kreeg daar verschil van
mening met de andere Spaanse commu
nistenleiders.
In 1952 ging hij naar Mexico en in 1963
keerde hij naar Madrid terug. Enrique
Castro Delgado is de auteur van twee be
kende werken: „Ik heb mijn geloof in
Moskou verloren" en „Mensen, in Moskou
gemaakt".
REIHERR KARL PRA/S VON
SAUERBRONN GELDT ALS DE
UITVINDER VAN DE FIETS 0616)
/HAAR. IN 1923 VOND/HEN B'JDE
PORTA CAPENA IN ROME DEZE
RUWIELACHT1GE RESTEN UIT DE
2.E EEUW.
VAN IÖI6
HAD WEL EEM
5S STUUR EN
WAS ALS
SERIEUS VER
VOERMIDDEL
BEDOELD.
WERD ALS HOBBY- «1 QOK DE
£N OP EEN GEBRANDSCHILDERD
KERKRAAM VAN téT2 TE ERNWICK
IS BEN BAZUINEN GEL OP EEN
TWEEWIELER AFGEBEELD
OF DANDY-HORSE
POPULAIR. IN
ENGELAND.
DAMES
S LIETEN ZICH
NIET ONBE
TUIGD.'
OoMPERTZ VOORZAG DE FIETS IN
1<S21 VAN HEFBOMEN VOORARM
KRACHT liACMILLAN IN W59VOOR
VOETKRACHT^, jut/cUAUX MAAKTE IN
X W|EL
MET PEDALEN OP
HET VOORWIEL;
BU DAT VAN
LAWSON UIT
1879 WERKEN
DE PEDALEN
MET EEN KET
TING OP HET
ACHTERWIEL
n LUCHTBAND DOORDUNLOP
IN 1880* ONTSTOND HET MODERNE
RU WIEL, IN 1(990 REEDS MET
VRULOOP EN TERUG
TRAPREM.
LUCHT
MASSIEF.
HOL-RUBBER.
VIND JE LENTEWOLK
dertig koperstukken waard,
ZEG JE WAAROM JUIST DERTIG
KOPERSTUKKEN, EN NIET B'J-
sVOORBEELD V'JF OF TIEN
ELKE BEELDENDE kunstenaar
heeft zo zijn eigen favoriete motieven.
De Miinchenaar Josef Werner tekent
uitsluitend mansportretten, maar niet
van nette, oppassende manspersonen.
Hij vindt zijn modellen in de ge
vangenis: dieven, bankrovers en
moordenaars. Een vreemde voorkeur
misschien. Maar toch ook weer niet
zo vreemd. Want Josef Werner is
hoofdbewaker in de Miinchense straf
gevangenis en in die functie heeft hij
dagelijks contact met onderwereld
figuren en langdurig veroordeelden.
En wat meer zegt: hij vindt de facies
van die „zware jongens", uit het oog
punt van de kunstenaar dan, „heel
wat interessanter dan de keurige,
maar meestal vrij nietszeggende kop
jes van de gemiddelde ordentelijke
burgerman", om het in zijn eigen
woorden te zeggen.
WERNER, die thans 45 jaar is, heeft
tekenen en schilderen geleerd op de
kunstacademie van München, waar de
befaamde professor Klemmer zijn leer
meester was. Hij wilde schilder wor
den, maar in de eerste naoorlogse jaren
was er in het ontredderde Duitsland
minder belangstelling voor kunst dan
voor brood, sigaretten en drank. Om in
zijn levensonderhoud te kunnen voor
zien, accepteerde hij een job als hulp
cipier in de strafgevangenis, terwijl hij
in zijn vrije tijd verhalen voor tijd
schriften illustreerde.
ZIJN KANS kwam toen hij enkele
jaren geleden tijdelijk gedetacheerd
was in het huis van bewaring. Een van
zijn „klanten" aldaar was de verdach
te in een geruchtmakende roofmoord
zaak, een berucht recidivist. Werner
vroeg hem of hij zijn portret mocht
tekenen en de man, ijdel als de meeste
misdadigers, stemde grif toe. Toen het
proces begon verkocht Werner met toe-