BLIK OP EEN VERVLOGEN TIJD
Tweemaal
leven van
„protestants
1918-1940"
Hjjo Vader, Hjjo Vader.
Gelijk de dagen
van Noach.
V
K
WAGEN ISRAELS
EN ZIJNE RUITEREN.
OLYMPISCHE SPELEN
J. P. v. d. TOL Jr.,
ZATERDAG 9 JANUARI 1965
Erbij
PAGINA TWEE
Stomme zonden
Bestel nog heden:
Verslag van het leven en sterven.
Toespraken door
Ds. Kersten, Ds. Fraanje a. a.
Predikatie over 2 Kon. 212, gedaan na
het overladen van Ds. H. Kievii door
Ds. R. KOK,
Pred. Ger. Gem. te Gouda f 0.30.
Pred. over Mattb. 2437—39 over het
diep verval van Land en Kerk door
Ds. L. BOONE,
Oud Ger. Pred. 0.25.
Verder zijn nog verkrijgbaar:
De 5 Brochure's en Rede's tegen de
van Ds. M. Hofman 0 30, Ds. O. Wisse
0.30., Ds. A. M. Berkhoff 0.35, van
Woerden 0.20 en van Ds. v. d. Valk
te R'dam 0.45. En de andere nieuwe
uitgaven van Luther Wlntzlus,
Gristjt Htndriks,
Da wonderen van Gods vr(ji genade
betoond In haar bekeering In het 91ste
jaar haars ouderdotns Prijs sl. 0.25.
Franco toezending door den Boekh.
Uitgever
Nw.-BEIJERLAND(Z.-H).
Al als baby
Neem de zitproef
Godsdiensttwisten
Van Geelkerken
HAHH-ni.
Deze spotprent op een synodeUd dat thuis ervaart dat de „slang werkelijk spreekt", werd door Albert Hahn jr. gemaakt
naar aanleiding van de zittingen van de synode in Assen, waar ds. Geelkerken die niet geloofde dat de slang in het
paradijs werkelijk had gesproken werd afgezet. De plaat uit „De notenkraker" werd overgenomen door „De Houten
Pomp" (A.R.) onder het motto: Hoe de kwestie-Geelkerken de sociaal-democratische pers vermaakt".
NCRV
Op de grens van twee jaren is een mens altijd geneigd
tot terugkijken. Hij doet dit veelal alleen over het jaar dat
achter hem ligt, en hij vindt daarbij steun in jaaroverzich
ten, die de hoogtepunten nog weer eens oproepen. We wil
len hier nu eens de aandacht vestigen op de rijke mogelijk
heid, die er nu is om over een lange tijd terug te kijken
naar een periode uit het protestantse verleden. Een mo
gelijkheid dank zij twee boeken, die enkele maanden na
elkaar zijn verschenen, in zekere zin een doublure vormen,
maar van de andere kant toch ook eikaars complement zijn:
„Parade der mannenbroeders" van Ben van Kaam en „Het
beeld der vad'ren" door A. C. de Gooyer.
Beide boeken behandelen de periode
na de Eerste Wereldoorlog, waarin
de calvinisten nog echt spraken over
„ons volk", waarin mannen als Kuy-
per, Idenburg en Colijn een veel gro
tere plaats innamen dan de voorman
nen van nu, en waarin men zich druk
maakte over problemen, die men nu
als onbelangrijk ervaart. Men begrijpt
al dat deze boeken een waardig pen
dant vormen voor „Het rijke roomse
leven" van Michel van der Plas en in
zekere zin ook voor „De lachende
kerk" van Fons Jansen.
De schrijvers benaderen hun onder
werp verschillend: niet alleen werkt
Flex jaar voor jaar af en groepeert De
Gooyer zijn stof naar onderwerp, de
laatste is ook wat sensationeler, wat
meer op zeden en gebruiken en wat
minder op politiek ingesteld dan Van
Kaam. Wie eens echt wil gniffelen om
vreemde zaken uit die tijd komt in De
Gooyer aan zijn trek, wie een bepaalde
affaire nog eens wil opslaan heeft meer
aan het boek van Van Kaam. We den
ken aan de kwestie-Geelkerken,
aan het ontslag van Fedde Schurer en
ook aan „De tante van Charley". De
Gooyer is wat algemener, hij is meer
de man, die vertelt over „zo was het
vroeger ongeveer."
Het sensationeler karakter van De
Gooyers boek kan duidelijk worden uit
twee fragmenten, waarin de moraal uit
die dagen wordt belicht. Bij De Gooyer
is het onderwerp „De zelfbevlekking,"
bij Van Kaam „De vleeskleurige kous".
De Gooyer, die gretig uit tijdschrif
ten en boeken citeert, heeft hier de
brochure „Stomme zonden" van Jo
hanna Breevoort bemachtigd, „een
waarschuwend woord voor onze jonge
lieden." Zo leest men het in „Het
Beeld der Vad'ren":
„De zestig bladzijden tellende bro
chure heeft de volgende indeling in
hoofdstukken: 1. Stomme zonden. 2.
Wat zijn stomme zonden? 3. Stomme
zonden zijn strafbaar en verderfelijk. 4.
Lichamelijke en geestelijke gevolgen
der zelfbevlekking. 5. Ban der zonde.
6. Bestaan er middelen tot genezing?
7. Voorbehoedmiddelen. 8. Leugens van
Satan. Uit de inleiding van de schrijf
ster:
Dit éene staat vast. Mijn pen werd
gedreven door hartelijke liefde voor on
ze jeugd en de vurige begeerte het ver
lorene te behouden en het weggedreve
ne te verzamelen.
Dit boekje is noodig, omdat het de zon
den bij hun naam noemt. Zelf wist ik,
reeds volwassen, niet waarin de zonde
der onanie bestond. De vage aandui
dingen hadden mij niet voldoende voor-
bij de teraardebutelllng van
Ds. H. Kievit te Veenendaal f 0.25.
Postrekening No. 119018.
Wederverkoopers gevraagd legen hooge
provisie.
Advertentie in Het Schouwvenster.
gelicht. Zelfs uitnemende boeken als
„Het Huwelijk" van dr. Dupont noemen
het kwaad niet ronduit en duidelijk bij
hun naam. Uit kieschheid, ik stem het
gaarne toe. Maar de mensch die niet
weet welke zonden hij bedrijft moet we-
vijand." „Was dat vol te houden?"
vraagt mevrouw Kuyper-Van Oordt zich
af. Ook in de rubriek „Hoe gaan wij
gekleed?" in het weekblad Christelijk
Vrouwenleven van juli 1929 herinnert
een schrijfster zich deze uitlating.
,;t Zal een vijftal jaren geleden zijn,
dat ik eens in „een brief" las: „Wie
gekleurde kousen draagt, staat met bei
de voeten in de ongerechtigheid." Dit
woord maakte veel indruk op me, maar
de algemeenheid der lichte kousen
maakt toch, dat ik stellig vermoed, dat
bedoelde dame dezen regel nu niet
meer zóó schrijven zal."
ten! Dit is mijn honderdmaal bevestig
de ondervinding. God zegene de lezing
van dit boekje voor ziel en lichaam van
velen, jongen en ouden.
Enkele citaten:
„Stomme zonden zijn de kwaadaar
digste en machtigste vijanden van on
ze jeugd. Zij vernielen uw leven in den
bloei, uw toekomst, uw denkvermogen
en uw lichaamskracht, zij tasten uw
levenswortel aan.
Stomme zonden bezoedelen uw li
chaam, verontreinigen uw ziel. Door
stomme zonden haalt gij den toom en
den afkeer van God over uw gansche
bestaan. God die te rein is van oogen,
dat Hij het kwade aanschouwen zou.
Stomme zonden binden u vast met
kétenen aan het lichamelijk en geeste
lijk verderf, zware boeien, die slechts
God in den hemel verbreken kan."
De schrijfster gaat dan uitvoerig in
op het wezen van de onanie, die als
gevolg van onkuise voorstellingen
wordt bedreven, doch welke ook be
dreven wordt zonder dat onreine ge
dachten zijn opgewekt:
Er zijn helaas honderden kinderen,
die reeds van hun prilste jeugd, te be
ginnen in den kinderstoel, deze zonde be
drijven. Alle kinderen weten helaas
niet dat het betasten der schaamdelen
een zonde en een kwaad is.
Opgroeiende houden de kleine kinde
ren almeer deze vieze en ongezonde ge
woonte vol. Ze worden zwak en zie
kelijk, zien er ongezond uit met blau
we kringen onder de oogen, ze slapen
slecht en zijn heel lastig. Och, al dit
ellendige gevolg van onbewust bedrij
ven van de zonde der zelfbevlekking.
Worden zulke kinderen groot (velen
sterven vroeg) dan zijn het arme ge-
bondenen van Satan. Zij kunnen het
kwaad niet meer nalaten. Zij zijn sla
ven van het kwaad, met schandelijke
lusten en bevlekte verbeelding.
Freuds belangrijkste werken moesten
nog verschijnen en een Cremer of Wol
kers choqueerden nog niet. Veel dage
lijks en nachtelijks gebeuren werd ge
toetst aan de Heilige Schrift. Mevrouw
Breevoort beroept zich op Gen. 38:9 en
10 als zij de zonde van Onan als een
direct door God met de dood gestrafte
daad ziet. Direct daarop volgt:
Dat zaad te verspillen is vuil moed
wil. Het verlies van één ons zaad ver
zwakt het lichaam meer dan het ver
lies van veertig ons bloed. Denk eens
aan: veertig ons, dat is acht pond, dat
is vier kilo bloed!"
Een dergelijk fragment zal men bij
Van Kaam niet vinden. Hij zoekt het
meer in zeer futiele dingen, die tot
enorme discussies leiden. Zoals die over
de vleeskleurige kousen. Hier enkele
uitlatingen van Kuypers schoondochter
mevrouw Hendrika Kuyper-Van Oordt
in het weekblad Timotheus van 5 okto
ber 1929:
,,'t Is nooit verstandig, als 't zulke
wisselende, uiterlijke dingen betreft,
dadelijk zo over-gedecideerd te wéten
en te vonnissen, en zo erg principieel
„de antithese" te zien. Weet u waar
dat meestal op uitloopt? Op: bakzeil ha
len; zijn eigen woorden opeten; achter
uit krabbelen; zwenken; z'n draai ne
men, en hoe de volksmond deze weinig
fiere en stichtelijke behandeling meer
betitelt."
Mevrouw Kuyper herinnert er (uit het
hoofd citerend) aan, dat, toen de mode
van de lichte kousen begon een hoog
staande vrouw, die zeer veel invloed be
zit in de christelijke meisjeswereld, in
een gezaghebbend blad schreef: „Wie
vleeschkleurige kousen draagt, staat
met beide beenen op. 'i erf yan den
Maar de dame in kwestie denkt er
nog wel zo over. Zowel aan Christelijk
Vrouwenleven als van Timotheüs laat
Kuypers dochter Henriëtte weten, dat
zij het was, die deze woorden schreef
in een „Brief aan een verre vriendin"
in De Standaard. De uitspraak luidde
precies: „Wie vleeschkleurige kousen
draagt, staat met beide beenen op het
terrein van den vijand."
En over deze kleding oordeelt Kuypers
dochter nog steeds: „de vleesch
kleurige kous bedoelt: het been bloot te
doen lijken, en is dus een oneerbare
drachtTegen vleeschkleurige kou
sen, tegen alle vleeschkleurige boven-
en ondergoed' handhaaf ik mijn protest
onverzwakt. Iedere eerbare vrouw voelt
dat vleeschkleurige kleeding oneerbaar,
en daarom onoorbaar is. Iedere eerbare
vrouw, die 'n paar kousen koopt, voelt
heel goed het onderscheid tussen
vleeschkleurige en lichte kousen, zelfs
al naderen de tinten elkaar."
Nu ze toch aan het woord is in Timo
theüs van 9 november, wil Henriëtte ook
over de roklengte nog iets zeggen.
„Misschien mag ik hier den raad her
halen, dien ik reeds velen gaf, en ook
onlangs aan mijn „verre vriendin" in
De Standaard schreef. Wie een japon of
blouserok koopt, neme toch eerst de zit
proef. Zo dikwijls is een rok niet te
kort, als men staat of loopt, maar
wórdt hij tekort als men gaat zitten,
en den rok optrekt tot boven de knieën
soms. Men vrage aan de verkoopster
een stoel, en ga daarop, met den rok
aan, voor een lagen spiegel zitten. Dan
kan men zelf zien, of de rok, bij 't
zitten, eerbaar blijft of oneerbaar
wordt."
Wie een beeld wil krijgen van het po
litieke gebeuren kan het best bij Van
Kaam terecht. Ook van de „Notenkra
ker" en de „Houten Pomp" maakt hij
veel gebruik. Tal van problemen op
theologisch gebied worden behandeld,
de godsdiensttwisten komen duidelijk
uit de verf.
Hoe de gereformeerde opvattingen bij
voorbeeld in het jaar 1920 waren, moge
blijken uit dit Van Kaam-fragment:
„In de Gereformeerde Kerken woelt
een vernieuwingsdrang. Men wil bij den
tijd blijven. Maar hoe móet dat? Hoop
volle oogen zijn gericht op de Noorder-
kerk in Leeuwarden, waar sterke man
nenhanden in hoefijzervorm een rij ta
fels voor een preekstoel opstellen. Ern
stige mannen in zwarte pakken en hooge
witgesteven boorden nemen achter die
tafels plaats, de synode vergadert. De
mannen zijn zich bewust dat er na den
wereldoorlog andere tijden zijn aange
broken. Conservatisme is fout, zeggen
ze tot elkaar. „Valsch conservatisme
althans", zo voegen ze er verduidelij
kend aan toe. Er worden vele studie
commissies benoemd. De Leeuwarder
Kerkbode schrijft:
„Wij moeten vooruit. Maar wij willen
daarbij niet ons eigen karakter verlie
zen. Wij willen vooruit, maar wij willen
als Gereformeerden vooruit."
En daarom wordt ds. Netelenbos als
dominee afgezet. Niet „gereformeerd"
genoeg. Te ethisch. Hij heeft in een her
vormde kerk gepreekt. Zijn christen
zijn wordt niet betwist. Hoe kómt men
daarbij? Buiten de gereformeerde ker
ken is best zaligheid. Maar „ethischen"
horen er niet in.
Niet „gereformeerd" genoeg is ook
de Nederlandse Christen Studenten Ver-
eeniging (NCSV). Met de woorden van
ds. J. C. de Moor ontraadt de synode
het lidmaatschap van deze organisatie
„ten zeerste" aan gereformeerde stu
denten.
Nog meer gevaren bedreigen de gere
formeerde kerken, de gereformeerde
leer en de gereformeerde zede. De sy
node besluit om „een getuigenis" te
doen uitgaan naar alle kerken in het
land, waarin op de zonden van de we
reld wordt gewezen en waarin de hoop
wordt uitgesproken,
.dat wij onszelven onbesmet zullen
bewaren van de wereld en van den
geest, die nu werkt in de kinderen der
ongehoorzaamheid.
Gewaarschuwd wordt tegen de
„schandelijke praktijken" van het Neo-
Malthusianisme. En gewezen wordt op
de gevaren van toneel, dans en kaart
spel.
De bejaarde prof. Herman Bavinck
Tot zover Van Kaam. De boeken van
Van Kaam en De Gooyer doen iemand
vaak verbaasd opzien over de dingen,
waarover men zich in die periode na de
eerste wereldoorlog druk maakte. Maar
is er nu werkelijk zoveel veranderd?
Maakt men nu geen ruzie over ds. Van
der Ziel, die als vrijgemaakt predikant
wel eens met de gereformeerden zou
willenprgten? Heeft een foto van een
CHRISTELIJK
LIEDERENUURTJE
5.156.15 n.m.
JOHANNES DE HEER
VROUWEN-HALEUURTJE
n.m.
H*l tteiMft *e«r ét mutninfrxhoqf.
wordt het te bar. Hij wraakt de eng
hartigheid in dit alles. Hij vraagt zijn
mede-synodeleden of daar nu „het"
kwaad in schuilt. Hij wil graag weten
waarom er in het getuigenis met geen
woord wordt gerept over zoveel andere
zonden, zoals het maken van woeker
winsten in de crisisjaren. Maar het stuk
gaat uit."
Veelbeluisterde NCRV-programma's in
1935. Midden: het NCRV-busje.
dansende ds. Martin Luther King ook al
geen deining veroorzaakt in sommige
kringen? Zou het volgende fragment
uit een toespraak van ds. Geelker
ken nu werkelijk zo uit de tijd zijn?
Dit is een voorbeeld van de kerkelijks
troost, die talloze arbeiders van de kerk
heeft vervreemd. Men schermde met de
hemelse beloning, maar sociale be
wogenheid ontbrak veelal.
„Het Is jammerlijk eenzijdig om in
onzen dag de wereld, de menschheid
niet anders te zien dan als een samen-
knoopsel van enkel dwaling en ketterij,
leerverbastering en sectewezen, afval
in het belijden en afwijking in den wan
del, goddeloosheid en onzedelijkheid,
vijandschap en zinnenlust, ongodisterij
en opstandigheid".
Diezelfde ds. Geelkerken wordt
later het middelpunt van een enorm
conflict met zijn Genesis-uitlegging als
aanleiding. In beide boeken kan men er
veel over lezen.
Het is verleidelijk te blijven citeren
uit deze boeken. We willen ons beper
ken tot nog één onderwerp: de NCRV.
Voor Van Kaam is de christelijke om
roep het enige werkelijk waardevolle
wat ons uit de tijd van de Mannen
broeders is overgebleven. In het na
woord op het boek van De Gooyer denkt
D. van der Stoep daar heel anders
over: „Als men er een sprekend voor
beeld van wil hoe vaak men in veertig
jaar met de gereformeerde beginselen
over de kop kan slaan behoeft men
slechts naar de NCRV-televisie te kij
ken. In dit boek komt een program
ma voor zoals dit voor de eerste ja
ren van de NCRV-(radio)uitzendingen
gebruikelijk was. Veel preken en veel
gewijde muziek. In dit boek komt ook
een artikeltje uit het Gereformeerde
Jongelingsblad voor, waarin men het
toejuicht dat de jongelingen, dank zij
de NCRV, voortaan niet meer naar da
wereldse muziek van Chelmsford behoe
ven te luisteren. En voorts citeert dit
boek een aantal uitspraken van de
NCRV-antwoordman, wanneer hij toornt
tegen de aantasting van de christe
lijke zede, tegen het kaartspel, het
dansen, de toneel, de bioscoop.
Al deze vervloekte zaken heeft dt
NCRV inmiddels klemvast aan haar
hart gedrukt. Zij staat nergens meer
voor. Zij onderscheidt zich nauwelijks
nog in iets van de andere omroepver
enigingen. De NCRV-televisiespelen
zijn even werelds, de NCRV-dansmeis
jes even bloot, de films even braaf en
liberaal, de reportages even neutraal,
de actualiteitenrubriek even agressief,
de amusementsprogramma's even dol
of iets doller (Lucille Ball, Stiefbeen en
Zn.) Wat de NCRV van de andere om
roepverenigingen onderscheidt is dat zij
op vaak ongelegen ogenblikken een
preek tussenvoegt, zoals de REM haar
reclamespots, en dat zij zich onthoudt
van het meedoen aan uitzendingen van
sportevenementen, die op zondag plaats
vinden, hetgeen natuurlijk nog wel een
merkwaardig atavistisch trekje is."
Beide boeken geven een zeer ge
slaagd tijdsbeeld van een periode, die
de ouderen onder ons zich nog goed her
inneren. De aanpak is anders, maar
dat maakt het lezen van de twee boe
ken des te boeiender. Maar het stemt
ook tot voorzichtigheid. Wat zal men
over twintig jaar niet allemaal over ons
kunnen schrijven?
Kees Maas
„Parade der mannenbroeders" door Ben
van Kaam (Zomer en Keuning, Wageningen),
„Het beeld der vad'ren" door A. C. d«
Gooyer (Ambo-boeken, Utrecht),