De witte verleiders
Een winter-weekend in de bergen
is een onvergetelijke belevenis
door
Alfred Schreuder
ZATERDAG 9 JANUARI 1965
Erbij
PAGINA DRIE
MBiiiÉlnySl!;.»ël:!ill!:;::i.i: 1 j.' "iJÜijj 'u&J
De top lokt tot klimmen
smal paadje op naar de boerderij van
bekenden. Zij kloppen op de deur en
lopen de brede gang in. Nog eens klop
pen en we staan in de sober gemeubel
de, maar oergezellige keuken. Op het
zwarte fornuis met koperen knoppen en
droogstangen staan grote pannen te
dampen
Enthousiaste begroeting over en weer.
Vooral in de wintermaanden leven de-
ze bergboeren vrijwel afgezonderd. Zo'n
onverwacht bezoek is dus zeer wel
kom. Prachtige mensen zijn het, open
gebruinde gezichten. Levendig wordt ge
ïnformeerd naar familie en vrienden in
de stad, en waar de tocht op dit onge
wone uur van de dag wel naar toe voert.
ONDER DE koffie worden de plannen
verteld. Vandaag naar de Alpenvereins-
hütte en morgen naar de privé-hut van
onze vrienden om vandaar skitouren te
maken. Na een hartelijk afscheid wordt
de behaaglijk warme keuken verwisseld
voor de koude buitenlucht. Het is helder
der geworden en een paar sterren zijn
zichtbaar. Toch is het aardedonker want
het pad gaat nu door een dicht den
nenbos. Het lopen is moeilijk. De voor
ste man moet zich moeizaam een weg
banen door de dikke sneeuw, steil om
hoog. Na een eindeloos lijkende, inspan
nende klim, waarbij rugzak en ski's op
de schouders steeds zwaarder gaan we
gen wordt opzij, door de bomen heen,
een lichtje zichtbaar. Ondanks onze be
kendheid met het terrein, hadden we
de hut nog bijna gemist.
Als we uit het bos treden, beseffen
we hoe romantisch de hut daar ligt. In
de diepte flonkeren lichtjes van dorpen
en stadjes.
Diep laten wij die indrukken op ons
inwerken alvorens op de deur af te
gaan. Een oudere vrouw, de Wirtin,
doet open. Kennelijk had zij geen gasten
meer verwacht. Maar kwiek maakt zij
het fornuis aan en spoedig verspreidt
een pan soep heerlijke geuren. Daar
blijft het niet bij. Een gang naar de
kelder en weldra liggen enorme, gepa
neerde Schnitzels in de pan.
Na de maaltijd volgen vele koppen
thee. De stijgende barometer wettigt de
beste verwachting voor morgen en dus
wordt al gauw het slaapvertrek opge
zocht. De volgende morgen ligt er een
dun laagje ijs in de waskommen.
Een stralende, nog laagstaande zon
schijnt naar binnen als de lui
ken opengestoten worden. Gouden licht
vult het vertrek. Toilet is gauw gemaakt
en de rugzakken gepakt. In de warme
keuken is de Wirtin al druk gezig met
ons ontbijt. De koffie uit halve-liter-
koppen smaakt beter dan het oude
brood. Buiten straalt een witte, blinken
de sprookjeswereld ons tegemoet. Het
zonlicht wordt door duizenden glinste
rende sneeuwkristallen weerkaatst. De
dennen rond de hut zijn zwaar beladen
met een witte vacht. Over enkele uren
zal de zonnewarmte en misschien de
wind de mooiste pracht van de takken
af laten glijden.
Met de ski's op de schouders gaat
het steil het bos in omhoog. In de zo
mer loopt hier een paadje. Nu wijst een
„Markierung", rode strepen op de bo
men, de weg. Onze vrienden geven het
tempo aan. Langzaam, met zekere stap
wordt geklommen. Hoewel het steiler is
dan de vorige avond, is het bij daglicht
veel minder inspannend klimmen.
Na een goed uur wordt „onze" hut be
reikt, een mooie gelegen, schilderachtig
houten hutje. De kou treedt ons uit het
duistere interieur tegemoet. Maar als de
luiken geopend zijn blijken er bij het for
nuis hout en papier klaar te liggen. In
een ogenblik brandt de oven. Harslucht
en rook vullen even de kamer en di
rect wordt het behaaglijk. Ook het ka
cheltje in het slaapverblijf wordt aange
stoken om het vocht te verdrijven. Mee
gebrachte levensmiddelen, een paar
boterhammen met boerenspek en koffie
vormen het tweede ontbijt. Dan wordt
de omgeving van de hut verkend. Niet
ver er vanaf is een voederplaats voor
herten en reeën. Vele sporen verraden
dat deze druk bezocht wordt.
Duizenden landgenoten gaan in deze tijd
van het jaar naar de wintersport. Wie dat een
maal gedaan heeft, die is doorgaans voorgoed
„verkocht"; wie er nog nooit geweest is, die
weet niet recht wat hij allemaal mist. Van
daar dat wij een bekende Haarlemse skiër en
„kletteraar" (die zelf geen jaar overslaat) ge
vraagd hebben, eens precies uit de doeken te
doen, wat zijn ervaringen en indrukken zijn
waarom hij en zoveel anderen met hem, steeds
weer bezwijken voor de lokroep van de be
sneeuwde hergen, de stille, witte verleiders
die onder een strakblauwe hemel baden in
gouden zonlicht. Zijn verhaal, het relaas van
een weekendtocht in Tirol, spreekt voor zich
zelf.
Op de alm ligt de sneeuw zo hoog
dat de deuren van de hutten niet
meer te zien zijn.
voert naar de top. De wind heeft de
meeste sneeuw er afgewaaid. Prachtig
steken de kale rotsen tegen de sneeuw
en de blauwe lucht af. Van dit punt
begint straks de afdaling, maar die
top... die lokt.
Kort overleg of de beklimming nu, in
de winter, mogelijk zal zijn. Wij hadden
er op gehoopt en de touwen zijn mee
genomen. Een plek in de sneeuw wordt
aangestampt, de ski's afgebonden en
rechtop in de sneeuw gezet. Rugzakken
vliegen van de schouders. De touwen
worden met reepsnoeren omgebonden
en de beklimming te voet begint.
Na al die sneeuw is het toch prettig
even op rots te lopen. Makkelijk is het
niet, het profiel van de skischoenen
„grijpt" de steen veel minder dan berg
schoenen dat doen. Heel omzichtig
wordt geklommen. Waar sneeuw ligt
zijn de rotsen glad of kunnen verbor
gen spleten zijn. De wanten gaan uit
om beter steun te kunnen zoeken. Uit
glijden zou, dankzij de touwbeveiliging,
wel niet fataal zijn, maar veel van het
genot van deze winterse klettertour
kunnen bederven. Op een sneeuwrug
kunnen even de handen gewarmd wor
den, daar een rotstoren de weg ver
spert. De voorman van het eerste „Seil-
schaft" verkent de toren en klimt een
stuk naar boven. Het is te moeilijk en
voorzichtig klimt hij terug. Dan probeert
hij de flank van de Grat. Losse sneeuw
ligt op een harde onderlaag. Liever
daarom hadden wij dit stuk vermeden.
De skistok biedt steun, toch begint hij
even te glijden. Gelukkig, het gaat goed.
Gezekerd door de tweede man, ver
dwijnt hij achter de toren. Dan klinkt
zijn roep: „Nachkommen".
De weg naar de top ligt verder open.
Weinige minuten later staan wij aan de
voet van het grote kruis dat de top
siert en wensen elkaar Bergheil.
Het is een ideale winterdag: wind
stil, zon en helder. Ongeloof
lijk groots en weids is het uitzicht op
de nabije bergen, de ketens van de noor
delijke kalkalpen, de drieduizenders in
de verte en daarachter zelfs de Dolo
mieten. We worden er stil van.
De terugtocht wordt het nog groter
voorzichtigheid gemaakt. Bij de ski's
teruggekomen, wordt het meegenomen
proviand genuttigd. In het januarizon
netje is het nu zelfs lekker warm. Vol
daan maken we alles klaar voor de
afdaling. Dan, vrolijk jodelend, duikt de
eerste naar beneden, een scherp spoor
snijdend in het ongerepte wit. Geen
antwoord klinkt, want deze bergen zijn
vandaag voor ons alleen. Kort na elkaar
schieten allen weg, wolken poeder
sneeuw achter zich aan trekkend. Gro
te bochten draaiend in de pulverschnee
die januari kenmerkt, profiterend van
bulten en kuilen in het sneeuwdek, suist
het moeiteloos naar beneden. Een kor
te zwaai en een sprong, en wij staan
gnuivend naast elkaar stil. Vrijwel even
wijdig lopen onze sporen tot zij in de
verte in elkaar vloeien. Zuchten van
voldoening en bruine, verhitte gezich
ten in de sneeuw. Met een brede grijns
op het gelaat, vliegt nummer een al
weer weg. Hij is een meester in het
skiën en weet het terrein volledig uit
te buiten. Het volgende halt is bij de
ingesneeuwde alm. De sneeuw ligt hier
zó hoog, dat van de meeste hutten de
deur niet eens meer te zien is. Vele
maanden moeten nog verstrijken voor
de koebellen hier weer klinken en de
Senner met zijn knecht in de eenzaam
heid van het afgelegen dal zijn kaas
kan maken.
De laatste etappe begint. Speels en
wel eens even overmoedig wedelnd, glij
den wij door verrukkelijke sneeuw naar
beneden tot we bij de boomgrens de
sporen van de vorige dag treffen. In
hoog tempo gaat het door het bos. Een
gevoel van spijt is nauwelijks te onder
drukken als door de bomen heen onze
hut zichtbaar wordt.
In de nacht, voor het naar bed gaan,
stappen we nog even naar buiten. De
maan staat als een sikkel aan de hemel
in gezelschap van miljoenen sterren.
Hun flonkerend licht wordt door de
sneeuw opgevangen en weerkaatst.
Ook nu glinsteren de sneeuwkristallen
in reinste pracht. Een verheven
schoonheid ligt over het landschap,
ahof de natuur in kerststemming is
gebleven. Woordeloos nemen wij het
volmaakte beeld in ons op. Het zal als
een geschenk mee naar huis worden
genomen, als een der mooiste her
inneringen aan ons winterweekend in
de bergen.
j AAT IN DE MIDDAG verlaten
JLj wij het stadje. De lucht lijkt iets
te breken en dat geeft hoop dat de
miezerige regen nu toch spoedig zal
ophouden. De laaghangende wolken,
die het dal reeds dagen lang vtdlen,
worden dunner. Door de flarden heen,
slechts een paar honderd meter bo
ven de modderige dalbodem, wor
den grauw-witte plekken zichtbaar:
sneeuw.
Als de wolken zich, kort voor het
ondergaan van de zon even verder
openen, licht die sneeuw op in won
derbaar wit. Het is maar voor een
kort ogenblik, doch dat witglanzend
licht doet de harten sneller kloppen,
want het is als een belofte voor de
dag van morgen.
Over de natte wegen spoeden wij
ons voort met onze Tiroler vrienden.
Maar de avond gaat reeds vallen en
daar de wandeling dus toch in het
duister gemaakt moet worden, stap
pen wij iets langzamer. De Tirolers
mopperen omdat die bus maar eens
per dag rijdt in de winter„Om je het
weer een flinke hoeveelheid sneeuw
smelten! Ieder verricht ongevraagd een
taak, fornuis aanmaken, ontbijt verzor
gen, bedden opschudden, hout halen.
Op zijn tenen komt de houthaler bin
nen: er zijn reeën op de voederplaats!
Een fraai gezicht, die sierlijk slanke
dieren die zich tegoed doen aan het
hooi in de ruiven, welriekend hooi, dat
de geur van de zomer verspreidt. Op
een waarschuwingssein van een der
reeën, schieten zij met hoge sprongen
het bos in.
Proviand, koffie, reserve skispitsen
en andere uitrustingsstukken worden in
de rugzakken gepakt. De vellen worden
weer onder de ski's gespannen, de deur
valt in het slot en de vrolijke groep
trekt er in de vrieskou op uit. Een
eind wordt de weg van de vorige dag
gevolgd, dan verlaten wij het spoor en
gaan tegen de helling omhoog, steeds
maar hoger, ver boven de boomgrens
uit. Hoewel nu en dan een koude wind
vlaag er aan herinnert dat het hartje
winter is, denkt niemand aan de kou.
Integendeel, ondanks het vroege uur
worden de anoraks uitgetrokken en
gaat het in truien verder, waarvan de
mouwen nog worden opgestroopt. Ach
ter elkaar loopt, of eigenlijk schuift
men door de sneeuw. Soepel buigen de
houten latten door en passen zich aan
bij het oppervlak. Af en toe wordt de
voorste man, die het spoor moet leg
gen en dus de zwaarste taak heeft, af
gelost.
Op een kam wordt even gepau
zeerd. Het uitzicht is weidser, maar
hoog verheffen zich nog de toppen,
waarvan één het doel vormt voor van
daag. De kaart komt tevoorschijn, de
beste route wordt vastgesteld. De
sneeuwval van de laatste dagen maant
tot voorzichtigheid, zelfs hier, waar la
wines vrijwel nooit voorkomen.
Aan de andere zijde van de kam gaat
het verder. Weldadig is de rust die van
het weidse landschap en de intense stil
te uitgaat.
De vellen worden onder het loopvlak
van de ski's gegespt. De wandeling naar
boven is niet zo steil en kan op de ski's
gemaakt worden. De vellen beletten
daarbij het terugglijden. Het wordt
maar een kort tochtje; de zon is het
hoogste punt al gepasseerd, zodat na
een uur, aan de boomgrens, de vellen al
worden afgespannen. Het wordt een vrij
korte afdaling die dicht langs onze hut
voert.
Enthousiast wordt gestart. Zoals
meestal bij afdalingen door een bos
worden er zware eisen aan de skitech
niek gesteld. Maar behendig worden de
moeilijke plaatsen genomen. Veel te
gauw sturen onze kameraden naar
rechts, een opening in het bos in en vrij
wel horizontaal glijdend wordt na enige
minuten, nog net voor de avondscheme
ring, de hut bereikt. De lampen worden
ontstoken, het fornuis opgerakeld. Na
dat vele koppen thee met rum of ci
troen verorberd zijn, pakt een der Tiro
lers een cither, die met een gitaar een
vaste plaats in de hut heeft. Terwijl hij
zacht een volksliedje aan de snaren ont
lokt, schenkt de gastheer een glas rode
wijn. Vrolijke verhalen komen los, ski-
avonturen worden verteld. En na het
„Abendbrot" worden de plannen voor
de volgende dag besproken. Alpenver-
einkaarten met skirouten worden bij
het vage petroleumlicht bestudeerd.
Het laatste stuk is een vrij steile
helling die te voet genomen
moet worden.
plezier in een skitour te bederven:
bijna twee uur extra lopen!'
Enkele sneeuwvlokken mengen zich
tussen de regendruppels. Nog een
vijftig meter hoger en het geluid van
de zware skischoenen wordt gedempt
door een laagje zachte sneeuw.
IN HET DORPJE waar de weg door
heen voert, geven enkele lantaarns een
spaarzaam licht. Veel licht is er niet
nodig, want niemand is buiten. Het vee
is verzorgd en het werk in de stallen
is klaar. Hout voor het fornuis werd
's morgens al binnen gebracht van de
hoog opgetaste stapels die onder de ver
overhangende daken tegen de muren
staan.
Een vredige indruk maakt het dorp
je. Haast jammer het voorbij te gaan.
Het verlichte uithangbord van het Gast
hof doet bovendien uitnodigend aan. We
moeten echter verder. De autoweg
heeft plaats gemaakt voor een klein
wegje dat in zigzag langs de berghel
ling de boerderijen verbindt. Het is te
duister om iets van die eeuwenoude
hoeven te onderscheiden, slechts bij een
enkele brandt een zwakke buitenlamp.
Onze vrienden staan stil en lopen een
ALLES wordt klaar gemaakt voor een
paar dagen verblijf. De voorraad hout
in huis wordt aangevuld van de stapels
die in de zomer reeds gehakt zijn. Een
watervoorraadje wordt aangelegd door
sneeuw te smelten, véél sneeuw voor
weinig water. De petroleumlampen
worden schoongemaakt en gevuld.
Kruidige geuren stijgen inmiddels uit
de pannen op. Lang wordt echter niet
over de lunch gedaan want het verlan
gen de ski's nu eindelijk onder te kun
nen binden, is groot.
Moe, maar voldaan worden de bed
den opgezocht, tweemaal vier naast el
kaar onder het schuine dak. Warme,
donzen dekbedden liggen er op. In kor
te tijd heeft de rust in de hut zich aan
gepast aan de volmaakte stilte buiten.
Hoog boven de laatste sneeuwhelling torenen de „drieduizenders",
In snelle vaart glijden we het bos in,
behendig de zware dennebomen
ontwijkend.
Nog voor zonsopgang ratelt de
wekker op de plank boven de
bedden. Iedereen komt, direct over
eind. De eerste gang is naar het ven
ster. Verblekende sterren verraden een
heldere lucht.
Met het waswater moet zuinig wor
den omgesprongen. Vanavond maar
Wij komen in de schaduw van de
berg. Fel bijt de koude ineens in de
oren. De bivakmutsen worden opgezet.
Anoraks zijn niet nodig; wind is er niet
en door de beweging blijven de spieren
warm. Als wij weer in de zon komen,
wordt even gestopt. Onwerkelijk en
speelgoedachtig klein liggen daar die
paar hutjes.
STEILER gaat het nu, naar een
Joch, een zadel in de kam. De wande
ling duurt al enkele uren maar de in
spanning doet alleen maar goed, ver
moeidheid voelen we niet. Op het Joch
aangekomen, staan we aan de achter
zijde van de berg. Een vrij steile Grat