Eert kort verhaal van Agatha Christie ZATERDAG 9 JANUARI 1965 Erbij PAGINA VIJF EDWARD WORDT 'N MAN „Met een zwaai van zijn machtige armen tilde Bill haar op en drukte haar aan zijn borst. Met een diepe zucht gaf ze hem haar lippen in een kus zoals ze zich die nooit had kun nen dromen Met een zucht legde Edward Ro binson Als Liefde Koning is neer en staarde uit het raam van de onder grondse. Edward Robinson dacht na over Bill. Bill was de echte, honderd percent „he-man", de man op wie in romans alle vrouwen dolverliefd wa ren. Edward benijdde hem zijn spie ren, zijn robuust, knap uiterlijk, zijn heftige passies. Hij nam het boek weer op en las de beschrijving van de trotse marchesa Bianca (die hem haar lippen had gegeven!). Haar schoonheid was zó verrukkelijk, haar betovering zó groot, dat sterke man nen voor haar door de knieën gingen, zwak en hulpeloos van liefde. „Het is natuurlijk allemaal non sens," zei Edward bij zichzelf, „en toch vraag ik me af Zijn ogen stonden wat droevig. Be stond er ergens zoiets als een wereld van romantiek en avontuur? Beston den er vrouwen wier schoonheid zó bedwelmend was? Bestond er zoiets als liefde die je als een vlam ver teerde? „Dit hier, mijn normale leven, is het werkelijke leven," dacht Edward. „Ik moet op deze manier doorgaan, net als andere mannen." Hij geloofde wel dat hij zich over 't algemeen als een gelukkig jong mens mocht beschouwen. Hij had een goed baantje bij een bloeiende firma. Hij was gezond, niemand was van hem afhankelijk en hij was verloofd met Maud. Doch de gedachte aan Maud wierp een schaduw over zijn gezicht. Al zou hij het nooit durven bekennen: hij was bang van Maud. Hij hield van haar, jazeker, hij hield van haar, en hij herinnerde zich nog best de emo tie waarmee hij haar blanke hals had zien oprijzen uit haar goedkope blou se, toen hij haar voor het eerst had ontmoet. Hij had in de bioscoop achter haar gezeten en de vriend die bij hem was kende haar en had hem aan haar voorgesteld. Het leed geen twij fel dat Maud erg superieur was. Ze was mooi, ze was lang niet dom en ze had altijd gelijk, in alles. Ze was een van die meisjes van wie men zegt dat ze zo'n uitstekende huisvrouw zul len worden. Edward vroeg zich af of marchesa Bianca ook een uitstekende huisvrouw zou zijn geworden. Om de een of an dere reden twijfelde hij eraan. Hij kon zich de weelderige Bianca met haar rode lippen en haar wiegende ge stalte niet voorstellen bezig met kno pen aannaaien voor de vitale Bill. Nee, Bianca was romantiek en dit hier was het normale leven. Hij en Maud zou den heel gelukkig samen worden. Ze had zoveel gezond verstand. Maar tochtoch wou hij dat ze niet zo.zo altijd als de kippen erbij was om aanmerkingen te maken, dat ze niet zo bijdehand was. Het kwam natuurlijk door haar voorzichtigheid en haar gezond ver stand. Maud was heel verstandig, en meestal was Edward ook heel verstan dig, maar soms Zo had hij bij voorbeeld met Kerstmis willen trou wen, maar Maud had erop gewezen hoeveel verstandiger het zou zijn nog een poosje te wachten een paar jaar misschien. Zijn salaris was niet groot genoeg, vond ze. Hij had een dure ring voor haar gekocht, maar ze had hem gedwongen hem te ruilen voor een goedkopere. Ze bezat voor treffelijke eigenschappen, maar soms wilde hij wel dat ze meer fouten en minder deugden had. Juist die deug den van haar brachten hem soms tot Wanhopige daden. Bij voorbeeld Een blos van schaamte steeg naar zijn wangen. Hij moest het haar ver tellen en gauw ook. Zijn schuldbesef maakte nu al dat hij zich vreemd gedroeg. Morgen was de eerste van de drie vrije kerstdagen. Ze had voorgesteld dat hij zou overkomen en die dag bij haar familie doorbrengen, en op een onhandige, dwaze manier, die natuurlijk haar achterdocht had opgewekt, had hij zich eruit weten te draaien met een lang leugenverhaal over een vriend van hem die buiten woonde en aan wie hij had beloofd die dag te komen. En hij had helemaal geen vriend die buiten woonde. Hij had alleen zijn schuldig geheim. Drie maanden geleden had Edward Robinson met een paar honderddui zend andere jongelui meegedaan aan een prijsvraag die door een weekblad was uitgeschreven. Er moesten twaalf meisjesnamen in volgorde van popu lariteit worden opgeschreven. Edward had toen een schitterend idee gekre gen. Zijn eigen keus zou stellig fout zijn, dat had hij bij verschillende an dere prijsvragen al gemerkt. Hij schreef daarom eerst de namen op volgens zijn eigen beoordeling en deed dat daarna in omgekeerde volgorde, zodat de naam die eerst onderaan stond op de bovenste plaats kwam te staan, enzovoort. Toen de uitslag bekend werd had Edward acht van de twaalf namen goed genoteerd en kreeg de eerste prijs van 500. Dit resultaat, dat aan louter geluk moest worden toe geschreven, bleef Edward hardnekkig beschouwen als het directe gevolg van zijn „systeem" en hij was buiten gewoon trots op zichzelf. De volgende vraag was nu: wat te doen met dat geld? Hij wist vooruit wat Maud zou zeggen: degelijk beleg gen als een appeltje voor de dorst En natuurlijk had Maud groot gelijk, dat wist hij ook wel. Maar geld win nen door een prijsvraag geeft je een heel bijzonder gevoel. Was het geld hem door een erferfis ten deel geval len, dan zou Edward het natuurlijk braaf op de spaarbank hebben gezet. Maar geld dat je door één streek van je pen, door louter en ongelooflijk ge luk had gekregen, viel onder dezelfde rubriek als het kwartje dat je als kind kreeg: „helemaal voor jou alleen om mee te doen wat je wilt." In zekere dure zaak, waar hij da gelijks op weg naar kantoor langs kwam, stond de „droom", een kleine two-seater met een lang, glanzend voorstuk, en de prijs die er duidelijk bijstond was £465. „Als ik rijk was," had Edward el ke dag weer gedacht, „als ik rijk was zou ik die wagen kopen." En nu was hij rijk. Nou ja, niet bepaald rijk, maar hij had geld ge noeg om zijn illusie te verwezenlijken. De auto, die glanzende mooie wagen, zou van hem zijn als hij de prijs er voor wilde betalen. Hij was van plan geweest Maud over het geld te vertellen. Als hij dat eenmaal gedaan had, zou hij te gen de verleiding beschermd zijn. Te genover Mauds afschuw en afkeuring zou hij nooit de moed hebben kunnen opbrengen om bij zijn krankzinnig voornemen te volharden. Maar het ge viel zo dat Maud zelf de - beslissing bracht. Hij was met haar naar de bioscoop geweest en had de duurste plaatsen genomen. Ze had hem vrien delijk doch beslist gewezen op de dwaasheid van zijn gedrag om zoveel geld uit te geven drie shilling en fourpence terwijl je op de laatste even goed kon zien. Ze vond het mis dadige verkwisting. Edward had haar verwijten in dof stilzwijgen aangehoord en Maud con stateerde tevreden dat ze indruk had gemaakt. Je mocht Edward maar niet toestaan op die onverantwoordelijke manier geld uit te geven. Ze hield van Edward, maar besefte dat hij zwak was dat op haar de taak rustte altijd klaar te staan om hem de weg te wijzen die hij behoorde te gaan. Ze observeerde zijn verslagen houding met voldoening. Edward was inderdaad verslagen, maar niet onderworpen. Hij zweeg, maar op hetzelfde moment besloot hij de auto te kopen. „Verdraaid," zei hij bij zichzelf, „ik zal nu eens één keer in mijn le ven doen wat ik wil. Ze kan naar de maan lopen." En meteen de volgende dag stapte hij het paleis van spiegelglas met zijn vorstelijke inhoud van glanzend lak en blinkend metaal binnen en kocht met een nonchalance waarover hij zelf verbaasd stond, de auto. Het was eigenlijk verbazend gemakkelijk om een auto te kopen. De wagen was nu al vier dagen van hem. Hij had, uiterlijk even be daard als altijd, rondgelopen, maar inwendig was hij een en al extase. Hij had er nog geen woord over te gen Maud gezegd. In het lunchuur had hij nu vier dagen achter elkaar les gehad in het behandelen en bestu ren van zijn verrukkelijk bezit. Hij was een vlugge leerling. Morgen, de dag vóór Kerstmis, zou hij ermee uitrijden. Hij had tegen Maud gelogne en hij zou het wéér doen als het nodig was. Hij was nu met lichaam en ziel de slaaf van zijn nieuw bezit. Het betekende voor hem romantiek, avontuur, alles waarnaar hij altijd had verlangd en wat hij nooit had gekend. Morgen zou hij met zijn geliefde de weg veroveren. Ze zouden door de pittige, koude lucht vliegen, de drukte en het gewoel van Londen ver achter zich laten weg weg naar de wijde, open vlakten. Op dat moment was Edward, zon der het te beseffen, bijna een dich ter. Morgen. Hij keek eens naar het boek dat hij in zijn hand hield: „Als liefde Koning is", lachte en stopte het in zijn zak. De auto en de rode lippen van marchesa Bianca en de verbijs terende moed van Bill schenen door elkaar gemengd te zijn. Morgen. Het weer, doorgaans een hevige te leurstelling voor hen die erop reke nen, was Edward gunstig gezind en schonk hem de dag van zijn dro men, een dag van fonkelende vorst, een lichtblauwe hemel en een gou den zon. Zo reed Edward dan, gereed voor het avontuur, in een doldrieste stem ming, Londen uit. Hij had moeilijk heden op Hyde Park Corner en een droevig contretemps op Putney Bridge er was veel geknars van remmen, van krijsend overschakelen, en scheld woorden en vloeken van de bestuur ders van andere voertuigen werden rijkelijk op Edward afgevuurd. Toch bracht hij het er voor een nieuwe ling lang niet slecht af, en eindelijk bereikte hij een van die mooie, bre de autowegen die de vreugde van de automobilist uitmaken. Er was vandaag op die weg weinig verkeer. Edward reed maar door, dronken door zijn meesterschap over dit schepsel met de glanzende flan ken; met de verrukking van een god voortsnellend door de koude, witte wereld. Het was een opwindende dag. Hij stopte voor de lunch bij een ouder wetse herberg en later nog eens om thee te drinken. Toen keerde hij met tegenzin naar Londen terug, naar Maud, naar de onvermijdelijke ver klaring, de verwijten. Hij schudde die gedachten met een zucht van zich af. Hij zou zich geen zorgen maken voor de dag van mor gen. Hij had vandaag nog. En wat kon er betovender zijn dan voortsnel len door het donker, terwijl de kop lampen de weg voor hem met hun felle stralen verlichtten? Dat was bij na nog het heerlijkste van alles! Hij beoordeelde dat hij geen tijd had om ergens te dineren. Dit rijden in het donker was lastig en het zou langer duren dan hij gedacht had om weer in Londen te komen. Het was precies acht uur toen hij door Hind- head reed en uitkwam op de rand van de Devil's Punchbowl. De maan scheen en de sneeuw, twee dagen ge leden gevallen, was nog niet gesmol ten. Hij stopte en keek om zich heen. Wat kwam het erop aan, al kwam hij pas tegen middernacht in Londen te rug? Wat gaf het, al kwam hij nooit meer terug? Hij kon niet zo gauw van dit alles scheiden. Hij stapte uit en liep naar de rand van de weg. Vlak bij hem daalde een pad naar beneden af. Hij bezweek voor de verleiding, en een vol half uur dwaalde hij verrukt door een be sneeuwde sprookjeswereld. Nog nooit had hij zich zoiets voorgesteld. En al dit schoons was van hem, werd hem geschonken door zijn glanzende ge liefde, die trouw boven op de weg op hem stond te wachten. Hij klom weer naad boven, stapte in de wagen en reed weg, een beetje duizelig door deze openbaring van pu re schoonheid, die een enkele maal de meest prozaïsche mens kan overwel digen. Toen kwam hij met een zucht tot' zichzelf en stak zijn hand in de zijtas van de auto, waarin hij die morgen een sjaal had verstopt. Die was verdwenen, de tas was bij twee huizen geïnformeerd te heb ben lukte het hem toch. Toch was het een paar minuten na de afgesproken tijd toen hij voorzich tig een smalle weg opreed, scherp uitkijkend naar de Salter's Lane, die ergens links van hem moest zijn, naar men hem had verteld. Hij vond hem tenslotte onverwacht na een bocht, en terwijl hij nog rem de kwam uit het duister een gestalte naar hem toe. „Eindelijk," riep een meisjesstem. „Wat ben je eeuwig lang weggeble ven. Gerald!" Al sprekend kwam het meisje in de lichtstraal van de koplampen te staan en Edward hield zijn adem in. Het was het verrukkelijkste wezentje dat hij ooit had gezien. Ze was nog heel jong, en had git- leeg. Nee, toch niet, er zat iets hards in iets dat leek op kiezelstenen. Hij stak zijn hand dieper in zijn tas. Even later staarde hij verbijsterd naar het voorwerp in zijn hand. Aan zijn vingers hing een diamanten col lier, dat in het maanlicht in honder den facetten schitterde. Edward staarde en staarde. Er was geen twijfel mogelijk. Het was een diamenten collier dat waarschijnlijk duizenden ponden waard was, want het waren grote stenen en dat col lier had achteloos in de zijtas van de auto gelegen. Wie had het erin gestopt? Het had er beslist niet in gezeten toen hij de stad verliet. Iemand moest langs zijn auto zijn gekomen, terwijl hij in de sneeuw ronddoolde, en het collier er in hebben gestopt. Maar waarom juist in zijn auto? Had de eigenaar van het collier zich vergist? Of was het zou het kunnen dat het een gestolen collier was? En terwijl al die gedachten door zijn hoofd tolden verstijfde Edward plotse ling en werd helemaal koud. Dit was zijn auto niet. Hij leek er heel veel op, dat wél, hij had dezelfde mooie rode kleur rood als de lippen van de marchesa maar aan allerlei kleinigheden zag Edward nu dat het zijn wagen niet was. De glanzende nieuwheid was hier en daar bekrast en hij vertoonde tekenen van langdurig gebruik. In dat geval. Zonder aarzelen wilde Edward de auto keren, maar keren was niet zijn sterkste punt. Als de versnelling in de achteruit stond raakt hij altijd zijn hoofd kwijt en draaide het stuurwiel de verkeerde kant op. Ook raakte hij in de war met het gaspedaal en de voetrem, met noodlottige gevolgen. Maar tenslotte lukte het hem toch en begon de auto de heuvel weer op te snorren. Edward herinnerde zich dat er een eindje verderop nog een auto had ge staan, maar hij had daar toen niet zo op gelet. Hij was over een ander pad teruggekeerd en was, zodra hij meende, vlak bij zijn auto uitgeko men. Het moest echter de andere wa gen zijn geweest. Een minuut of tien later bevond hij zich weer op het punt waar hij had gestopt, maar er was nu nergens meer een auto te bekennen. De eige naar ervan was weggereden in de wagen van Edward, misschien ook misleid door de gelijkenis. Edward nam het diamanten collier uit zijn zak en liet het door zijn vin gers glijden. Wat nu te doen? Naar het eerste het beste politiebureau rijden? De situa tie uitleggen, het collier overhandi gen en het nummer van zijn eigen wagen opgeven? Maarwelk nummer had zijn auto? Edward peinsde en peinsde, maar kon het zich met geen moge lijkheid herinneren. Hij kreeg het be nauwd. Hij zou een figuur als mod der slaan op het politiebureau. Hij wist alleen dat er een acht in het nummer voorkwam. Het kwam er natuurlijk niet op aan althans Hij keek ontdaan naar de diaman ten. Als ze eens dachten o, maar dat zouden ze niet denken of mis schien toch? dat hij de auto en de diamanten gestolen had? Want als je er goed over nadacht, zou iemand die bij zijn verstand was ooit een kost baar diamanten collier achteloos in de open tas vah een auto stoppen? Edward stond stil en liep naar de achterkant van de wagen. Het num mer daarvan was XR10061. Behalve het feit dat dit zeker niet het num mer Van zijn auto was zei het hem niets. Toen doorzocht hij systema tisch alle zakken. In die waarin hij de diamanten had gevonden zat een klein stukje papier, waarop een paar woorden met potlood waren gekrab beld. Bij het licht van de koplampen las hij: Ontmoet me, Greane, hoek Salter's Lane, tien uur. Hij herinnerde zich de naam Grea ne vroeger op de dag op een wegwij zer gelezen te hebben. Meteen nam hij zijn besluit. Hij zou naar dat dorp Greane rijden. Salter's Lane opzoe ken, de persoon die deze boodschap had geschreven ontmoeten en alles uitleggen. Dat zou beter zijn dan een gek figuur te slaan op het politiebu reau. Hij reed bijna opgewekt weg. Ten slotte was dit een avontuur. Het soort avontuur dat je niet elke dag overkomt en het diamanten collier maakte het opwindend en geheimzin nig. Het kostte hem enige moeite om Greane te vinden en nog meer om Salter's Lane te ontdekken, maar na zwart haar en prachtige rode lippen. De zwarte bontmantel die ze droeg hing open en hij zag dat ze in avond toilet was: een soort vlamkleurige jurk, die haar volmaakt lichaam nauw omsloot. Om haar hals hing een snoer prachtige parelen. Plotseling schrok het meisje. „Maar... u bent Gerald niet." „Nee", zei Edward haastig, „ik zal het u uitleggen." Hij haalde het dia manten collier uit zijn zak en hield het haar voor. „Mijn naam is Ed ward..." Verder kwam hij niet, want het meisje klapte opgetogen in haar han den en riep: „Natuurlijk, je bent Edward. Ik ben toch zó blij! Maar die idioot van een Jimmy zei door de telefoon dat hij Gerald met de wagen zou sturen. Wat sportief van je om te komen. Ik heb er zo naar verlangd je te ontmoeten. Ik heb je niet meer gezien sedert ik zes jaar was. Ik zie dat je het col lier bij je hebt. Stop het weer in je zak. De veldwachter mocht eens voor bijkomen en het zien. Brr, ik ben steenkoud geworden van het wachten, laat me gauw instappen." Als in een droom opende Edward het portier en ze sprong luchtig naast hem. Het bont van haar mantel streel de even langs zijn wang en een vluch tige geur van viooltjes drong in zijn neusgaten. Hij had geen definitief plan, zelfs geen bepaalde gedachten. Zonder zich ervan bewust te zijn had hij zich in één minuut hals over kop in een avon tuur gestort. Ze had hem Edward ge noemd wat deed het ertoe of hij de verkeerde Edward was? Ze zou daar gauw genoeg achter komen en tot zolang kon het avontuur doorgaan. Hij schakelde in en ze gleden weg. Opeens lachte het meisje. Haar lach was even wonderheerlijk als de rest van haar. „Ik merk wel dat je niet veel ver stand van auto's hebt, die hebben ze zeker niet daar waar jij vandaan komt?" „Wat zou ze met „daar" bedoelen? dacht Edward en zei: „Niet veel." „Laat mij liever rijden," zei het meisje. „Het is lastig de weg te vin den hier in al die lanen voor we aan de hoofdweg zijn." Hij stond graag zijn plaats achter het stuur aan haar af. Even later snor den ze door de nacht met een vaart en een roekeloosheid die Edward heime lijk beangstigde. Ze draaide haar hoofd naar hem toe. „Ik ben dol op hard rijden, jij ook? Zeg, jij lijkt geen zier op Gerald. Nie mand zou jullie ooit voor broers hou den. Je ziet er ook heel anders uit dan ik me je had voorgesteld." „Dat betekent zeker dat ik zo'n al ledaags gezicht heb, is 't niet?" zei Edward. „Niet alledaags, anders! Ik kan je niet thuisbrengen. Hoe is 't met die arme ouwe Jimmy? Die heeft er ze ker schoon genoeg van?" „O, Jimmy maakt het best," zei Edward. „Jij hebt makkelijk praten maar het is een reuze pech voor hem nu met een verstuikte voet te zitten. Heeft hij jou de hele geschiedenis verteld?" „Geen woord, ik tast volkomen in het duister. Ik wou dat jij me wat wilde inlichten." „O. het marcheerde allemaal prach tig. Jimmy ging door de voordeur naar binnen in zijn vrouwenkleren. Ik gaf hem een paar minuten voor sprong en sloop toen naar het raam. De kamenier van Agnes Larella was bezig Agnes' japonnen en juwelen en de rest klaar te leggen. Toen ging de voetzoeker af en iedereen gilde: Brand! Het meisje rende de kamer uit, ik sprong naar binnen, pakte het collier en was in een wip weer buiten en het terrein af. Ik stopte het collier en het papiertje waarop stond waar hij me moest ophalen in 't voorbij gaan in de zijtas van de auto. Toen voegde ik mij bij Louise in het hotel, natuurlijk nadat ik eerst mijn sneeuw- laarzen had uitgetrokken. Een vol maakt alibi voor mij. Ze had er geen idee van dat ik uit was geweest." „En Jimmy?" „Daar weet jij meer van dan ik." „Hij heeft me niets verteld," zei Edward doodkalm. „Nou, in de algemene paniek bleef hij met zijn voet in zijn rok haken en verzwikte die. Ze moesten hem in de auto dragen en de chauffeur van de Larella's heeft hem naar huis gere den. Verbeeld je dat die chauffeur eens zijn hand in de zijtas had ge stoken!" Edward lachte mee, maar zijn brein was druk bezig. Hij begreep de situa tie nu wel zowat. De naam Larella kwam hem vaag bekend voor het was een naam die rijkdom betekende. Dit meisje en een onbekende, een ze kere Jimmy, hadden samengespan nen om het collier te stelen en waren daarin geslaagd. Door zijn verstuikte enkel en de aanwezigheid van Larel la's chauffeur had Jimmy niet in de tas van de auto kunnen kijken voor hij het meisje opbelde waarschijnlijk had hij dat ook niet gewild. Maar het was vrijwel zeker dat die andere, on bekende, Gerald dat zo gauw moge lijk wèl zou doen. En dan zou hij in die zak Edwards sjaal vinden. Een tram schoot langs hen heen, ze bevonden zich in de buitenwijken van Londen. Ze glipten in en uit het ver keer en Edwards hart klopte hem in de keel. Dat meisje was een schitte rende chauffeuse, maar ze nam te gro te risico's. Een kwartier later stonden ze stil voor een indrukwekkend huis op een stil plein. „We kunnen hier wat van onze kle ren afleggen," zei het meisje, „en ons verkleden voor we naar het Ritson gaan." „Het Ritson?" vroeg Edward. Hij sprak de naam van de beroem de nachtclub bijna met eerbied uit. „Ja, heeft Gerald je dat dan niet gezegd?" „Nee," zei Edward stug. „En wat bedoel je met verkleden?" Ze fronste het voorhoofd. „Hebben ze je dan helemaal niets verteld? We zullen jou wel op de een of andere manier in de kleren steken. We moeten dit doorzetten." Een statige butler deed open en ging voor hen opzij. „Meneer Gerald De butler noemde haar my lady. Hij wilde u heel graag spreken, maar hij wilde geen boodschap achterla ten." „Geen wonder dat hij haar wil spre ken," dacht Edward. „In elk geval weet ik nu hoe ik voluit heet: Ed ward Champneys. Maar wie is zij? De butler noemde haar my^ady. Waarom steelt ze dan een collier? Om haar bridgeschuiden te betalen?" In de feuilletons die hij weieens las werd de schone en adellijke heldin al tijd door bridgeschuiden tot wanhoop gedreven. Edward werd door de statige but ler meegenomen, die hem weer over deed aan een onberispelijke huis knecht. Een kwartier later voegde hij zich in de hal bij zijn gastvrouw, ge kleed in een rokcostuum dat stellig in Savile Row vervaardigd was en hem perfect paste. Hemel, wat een nacht! Ze reden in de auto naar het be roemde Ritson. Zoals iedereen had Edward allerlei schandaaltjes over het Ritson gelezen. Iedereen die iets betekende bezocht vroeg of laat het Ritson. Edwards enige vrees wat dat de echte Edward Champneys zou ko men opdagen, doch hij troostte zich met de gedachte dat die Edward klaarblijkelijk enige jaren niet in Engeland was geweest. Gezeten aan een klein tafeltje tegen de wand, dronken ze cocktails. Cock tails! Voor de eenvoudige Edward be tekenden die de quintessens v§n het vlotte leven. Het meisje, gewikkeld in een prachtige geborduurde sjaal, nip te nonchalant van haar glas. Opeens gooide ze de sjaal van haar schouders en stond op. „Laten we dansen." Nu was dansen het enige dat Ed ward volmaakt deed. Als hij en Maud in het Palais de Danse op de dans vloer waren hielden de minder be kwamen met dansen op om bewonde rend toe te kijken. „Ik zou het bijna vergeten," zei het meisje plotseling. „Het collier!" Ze stak haar hand uit, Edward haal de de ketting uit zijn zak en was stom verbaasd toen ze het kalmpjes om haar hals vastmaakte. Toen keek ze met een betoverend lachje naar hem op. „Nu gaan we dansen," zei ze zacht jes. Ze dansten. En in het hele Ritson was nooit volmaakter dansen gezien. Toen ze eindelijk naar hun tafeltje terugkeerden, sprak een oude heer met het gewilde air van een oude viveur Edwards danseuse aan. „Ha! Lady Noreen, altijd maar aan 't dansen? Is kapitein Folliot vanavond ook hier?" „Nee, Jimmy heeft zijn enkel ver zwikt." „Werkelijk? Hoe is dat gebeurd?" „Nu nog geen details," lachte ze en liep door. Edward volgde haar, zijn hoofd één warreling van gedachten. Hij wist het nu. Ze was Lady Noreen Elliot, de beroemde Lady Noreen, misschien het meest besproken meisje in Enge land. Beroemd om haar schoonheid, haar durf de aanvoerster van een kring die bekend stond als „De jonge durfallen" Haar verloving met kapi tein James Folliot van de cavalerie was kort geleden bekendgemaakt. Maar dat collier? Daar begreep hij nog steeds niets van. Hij riskeerde zich te verraden, maar toch moest hij het weten. Toen ze weer even rustten, begon hij erover. „Waarom deed je het, Noreen?" vroeg hij. Ze glimlachte dromerig, haar ogen ver weg, nog onder de betovering van de dans. „Je zult het wel moeilijk kunnen begrijpen, denk ik. Een mens wordt zo moe van altijd hetzelfde altijd weer hetzelfde. Schatzoeken was een poosje wel aardig, maar daar raak je ook op uitgekeken. Toen kwam ik op het idee „Inbraakje". Vijftig pond entree en je moest loten. Dit is de derde keer. Jimmy en ik trokken Agnes Larella. Je kent toch de spel regels? De inbraak moet gebeuren binnen drie dagen en de buit moet minstens een uur lang in het open baar gedragen worden, anders ver beur je je inzet en krijgt honderd pond boete. Het is pech dat Jimmy zijn enkel verzwikte, maar we zullen toch de prijs binnenhalen." „O juist, ik begrijp het," zei Ed ward, diep ademhalend. Noreen stond eensklaps op en tron haar sjaal om haar schouders. „Rijd me ergens heen. Naar de dokken, naar iets griezeligs en op windends. Wacht even "Ze maak te de diamanten om haar hals los. „Bewaar jij ze maar liever, ik wil er niet om vermoord worden." Samen verlieten ze de nachtclub en liepen naar de auto die in een nauwe zijstraat stond. Toen ze de hoek om kwamen hield een andere wagen bij het trottoir stil en een jongeman sprong eruit. „Goddank dat ik je eindelijk ta pakken krijg, Noreen," riep hij, „de poppen zijn aan het dansen. Die stomme Jimmy is er met de verkeer de auto vandoor gegaan. De hemel mag weten waar die diamanten op dit moment zijn. We zitten er lelijk in". Lady Noreen staarde hem ver baasd aan. „Wat bedoel je? We hébben de dia manten dat wil zeggen, Edward heeft ze." „Edward?" „Ja," Ze wees naar de gedaante naast haar. „Ik zit er lelijk in," dacht Ed ward. „Tien tegen een is dit broer Gerald." De jongeman staarde hem aan. „Wat bedoel je?" zei hij langzaam. „Edward zit in Schotland." „O!" riep het meisje. „O", herhaal de ze, Edward aankijkend. Ze werd beurtelings rood en bleek. „Dus jij", zei ze zachtjes, „bent een echte?" Edward had maar één minuut no dig om de situatie te overzien. Er lag vrees in de ogen van het meisje of kon het bewondering zijn? Zou hij alles uitleggen? Nee, niet zoiets tams. Hij zou tot het eind in zijn rol blijven. Hij boog hoffelijk. „Ik moet u bedanken voor de ver rukkelijke avond, Lady Noreen," zei hij op de volmaakte manier van een gentleman-struikrover. Hij wierp een snelle blik op de wagen die de ander juist had verla ten: een rode auto met een glanzen de motorkap. Zijn auto! „Ik wens u goedenavond." Met een snelle sprong zat hij in de wagen, met zijn voet op het gaspe daal. De auto sprong vooruit. Gerald stond er als versteend bij, maar het meisje was vlugger. Toen de wagen langs haar reed nam ze een sprong en kwam op de treeplank terecht De auto zwaaide even, schoot een hoek om en bleef staan. Norèen, nog hijgend, legde haar hand op Edwards arm. „Je moet het me geven, alsjeblieft, geef het me! Ik moet het aan Larella teruggeven. Wees sportief we heb ben een fijna avond samen gedanst we waren vrienden. Wil je me het collier teruggeven? Aan mij, om dat ik het je vraag?" Een vrouw die je bedwelmde met haar schoonheid. Zulke vrouwen be stonden dus Edward wilde maar al te graag het collier kwijt, het was een door de hemel gezonden kans om een nobel gebaar te maken. Hij nam het collier uit zijn zak en liet het in haar uitgestoken hand val len. „We zijn vrienden geweest," zei hij. „O!" Haar ogen straalden. Opeens boog ze zich naar hem toe. Eén mo ment hield hij haar vast, raakten haar lippen de zijne Toen sprong ze van de treeplank. De rode auto schoot vooruit. Romantiek! Avontuur! Op Eerste Kerstdag om twaalf uur stapte Edward Robinson de kleine salon van een huis in Clapham bin nen met de gebruikelijke groet: „Ge lukkig kerstfeest!" Maud, die bezig was met hulst schikken, begroette hem koeltjes. „Prettige dag gehad buiten bij die vriend van je?" informeerde ze. „Nu moet je eens goed luisteren," zei Edward. „Punt één: dat van die vriend was een leugen. Ik had een prijs gewonnen met een prijsvraag. Ik heb het je niet verteld omdat ik vooruit wist dat je er herrie over zou schoppen. Ik heb voor dat1 geld een auto gekocht en ik wil er van jou geen woord over horen. Ziezo, dat weet je dus. Nu punt twee: Ik ben niet van plan nog jaren om je heen te hangen. Mijn vooruitzichten zijn heel goed en ik wil de volgende maand met je trouwen. Begrepen?" „O," zei Maud flauwtjes. Was dat Edward, die op zo'n be velende toon sprak? „Wil je, ja of nee?" zei Edward streng. Ze keek hem verbijsterd aan. Er lag ontzag en bewondering in haar ogen en die blik bracht hem in ver rukking. Net zo had Lady Noreen hem vannacht aangekeken. Maar La dy Noreen had zich teruggetrokken, ver weg in de regionen der roman tiek, tegelijk met marchesa Biancha. Dit was het echte. Dit was zijn vrouw. „Ja of nee?" herhaalde hij, een stap dichterbij komend. „Ja-j-a," stamelde Maud. „Maar, o, Edward wat is er met je gebeurd? Je bent een heel ander mens gewor den." „Ja," zei Edward. „Ik ben vieren twintig uur een man geweest in de ware zin van het woord en, ver draaid, het was de moeite waard." Hij nam haar in zijn armen zoals Bill, de superman, het zou hebben gedaan. „Houd je van me, Maud? Zeg dat je van me houdt." „O, Edward," fluisterde Maud. „Ik aanbid je

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 17