SHIRLEY
De verwende zeeprinses
PANDA EN DE MEESTER*BALLONNIST
m?
.Rechter Tie
Ons vervolgverhaal
door Charlotte Brontë
Een bijzondere
walvis
De slagers van
Rommeledam
MH
wMm
door drRobert van Gulik
ZATERDAG 9 JANUARI 1965
23
Elka
m
wwim
'ÖVN?,
JÜK
tü
7
I WWWIIMWIWIIWA/UI
103) En dan te horen
hoe zij in extase geraken over eikaars
scheppingen hoe zij de heldin van
een gedicht, roman, drama vereren,
het prachtig, goddelijk vinden! Prach
tig en goddelijk is het misschien wel,
maar dikwijls volkomen kunstmatig
zo onecht als de roos op mijn mooi
ste hoed. Indien ik alles zei wat ik
denk op dit punt, indien ik mijn ware
mening ten beste gaf over sommige
eersteklas vrouwenkarakters in eer-
ste-klas boeken, wat zou er dan met
mij gebeuren? In een half uur zou ik
doodgestenigd onder een grafmonu
ment van keien liggen."
Shirley, je praat zoveel, ik kan je
japon niet vastmaken; sta toch even
stil. Ten slotte zijn de heldinnen van
de schrijvers bijna even goed als de
helden van de schrijfsters."
„Helemaal niet: vrouwen begrijpen
meer van mannen dan mannen van
vrouwen. Dat zal ik de een of andere
dag bewijzen in een artikel, als ik er
de tijd voor heb; ze zullen het alleen
nooit opnemen; het zal met „vriende
lijke dank geweigerd" worden en bij
de uitgever afgehaald mogen wor
den."
„Natuurlijk: je zou niet knap genoeg
schrijven; je weet niet genoeg, je bent
niet ontwikkeld, Shirley."
„God weet dat ik je niet kan tegen
spreken, Cary; ik ben zo onwetend
als een klein kind. Maar er is één
troost, jij bent niet veel beter."
Zij gingen naar beneden om te ont
bijten.
„Ik zou wel eens willen weten hoe
mevrouw Pryor en Hortense de nacht
hebben doorgebracht," zei Caroline
terwijl zij koffie zette.
„Wat ben ik toch een egoïst! Ik heb
tot op dit ogenblik aan geen van hen
beiden gedacht. Zij zullen al het la
waai gehoord hebben, Fieldhead en
de Cottage zijn zo dichtbij en Horten
se is vreesachtig bij zulke gelegenhe
den; en mevrouw Pryor natuurlijk
ook."
„Geloof mij maar, Lina, Moore
heeft zeker kans gezien zijn zuster uit
de buurt te houden. Zij is met juf
frouw Mann naar huis gegaan; hij
heeft haar zeker daar ondergebracht
voor de nacht. Wat mevrouw Pryor
betreft, ik geef toe dat ik ongerust
ben over haar; maar over een half
uur zijn wij bij haar."
Omstreeks deze tijd was het nieuws
over wat er in de Hollow gebeurd was,
in de hele burt bekend geworden. Fan
ny, die naar Fieldhead was geweest
om melk te halen, kwam hijgend van
het hollen terug met verhalen, dat er
m de nacht een gevecht was geweest
bij de weverij van mijnheer Moore
en dat er volgens sommigen twintig
doden waren gevallen. Gedurende de
afwezigheid van Fanny was Eliza door
de slagersjongen op de hoogte ge
bracht van het feit, dat de weverij
tot de grond toe was afgebrand. De
twee vrouwen stormden de zitkamer
in om deze verschrikkelijke gebeurte
nissen aan de dames te vertellen en
besloten hun duidelijk en nauwkeurig
verslag met de bewering, dat zij er
zeker van waren dat de meester over
al bij was geweest. Zij wisten zeker
dat hij en Thomas, de koster, de vori
ge avond uitgegaan waren om zich
bij mijnheer Moore en de soldaten te
voegen; van mijnheer Malone had
ook niemand in zijn kosthuis iets ge
hoord sinds gistermiddag; en de
vrouw en kinderen van Joe Scott ver
keerden in de ergste wanhoop omdat
zij niet wisten wat er met het hoofd
van het gezin gebeurd was.
Nauwelijks waren deze inlichtingen
medegedeeld of een klop op de keu
kendeur kondigde de boodschappen
jongen van Fieldhead aan, die in vlie
gende vaart kwam aanzetten met een
briefje van mevrouw Pryor. Het was
haastig geschreven en zij verzocht juf
frouw Keeldar dringend direct terug
te komen, daar de buurt en het huis
waarschijnlijk in een chaotische toe
stand zouden geraken en er bevelen
zouden moeten worden gegeven, die
alleen de meesteres van het landhuis
op zich kon nemen. In een naschrift
smeekte zij juffrouw Helstone niet al
leen te laten in de pastorie; zij stelde
voor dat zij juffrouw Keeldar zou ver
gezellen.
„Daar kunnen geen twee verschil
lende meningen over zijn," zei Shir
ley, terwijl zij haar eigen kapothoed
vastbond en toen wegliep om die van
Caroline te halen.
„Maar wat moeten Fanny en Eli
za doen? En als mijn oom terug
komt?"
„Je oom kcmt nog niet terug; hij
heeft wel wat anders te doen; hij zal
de hele dag heen en weer galopperen
van Briarfield naar Stillbro', de poli
tierechter en de officieren in de ka
zerne opjagen; en Fanny en Eliza
kunnen de vrouw van Joe Scott en
die van de koster hierheen halen om
hen gezelschap te houden. Bovendien
is er natuurlijk geen werkelijk gevaar
te duchten; er zullen weken voorbij
gaan voordat de oproerlingen weer
bijeenkomen of weer een poging wa
gen; en ik zou mij al heel erg ver
gissen als Moore en de heer Helstone
niet gebruik zouden maken van de uit
barsting van verleden nacht om hen
voorgoed te onderdrukken. Zij zullen
de overheid van Stillbro' wel tot ener
gieke maatregelen dwingen. Ik hoop
alleen maar dat zij niet al te streng
zullen zijn dat zij de verslagen
tegenstanders niet al te onbarmhartig
zullen vervolgen."
„Robert zal niet wreed zijn, dat
hebben wij gisternacht wel gezien,"
zei Caroline.
„Maar wel hard," zei Shirley, „en
je oom ook."
Toen zij over de weiden en het pad
door de aanplantingen naar Fieldhead
liepen zagen zij de grote weg vol le
ven en beweging door een ongewone
stroom van ruiters en voetgangers,
die allen in de richting van de ge
woonlijk zo eenzame Hollow trokken.
Toen zij bij het landhuis kwamen za
gen zij, dat de hekken van het achter
erf openstonden en dat de binnen
plaats en de keuken vol opgewonden
mensen waren, die melk kwamen ha
len, mannen, vrouwen en kinderen,
die mevrouw Gill, de huishoudster, te
vergeefs aanmaande hun melkkannen
mee te nemen en weg te gaan. (Het
is of was de gewoonte in het noorden
van Engeland, dat de boerenarbeiders
op het landgoed van een landedelman
hun voorraden melk en boter uit de
melkerij van het Huis kregen, dat ge
woonlijk op zijn weiden een kudde
melkkoeien voedde ten nutte van de
buurt. Juffrouw Keeldar bezat zo'n
kudde allemaal koeien met lange
halskwabben, die opgefokt waren op
het malse gras en het heldere water
van het lieflijke Airedale; en zij was
heel trots op hun glanzende huid en
hun uitstekende gezondheidstoestand).
Toen zij zag hoe de zaken erdoor
stonden en dat het wenselijk was het
erf te ontruimen, liep Shirley naar de
pratende groepen mensen toe. Zij
wenste hun goedemorgen op een be
paalde openhartige, kalme manier
haar gewone manier van doen wan
neer zij grote aantallen toesprak,
vooral wanneer die tot de arbeiders
klasse hoorden; onder haars gelijken
was zij minder hartelijk en tegen
mensen, die boven haar stonden, ta
melijk trots. Zij vroeg hun of zij al
len de hun toekomende hoeveelheid
melk gekregen hadden en toen zij
hoorde dat dit zo was, merkte zij op,
dat zij „niet begreep waar zij dan
nog op wachtten."
„We waren maar zo'n beetje aan
het praten over dat gevecht, dat er
bij uw weverij geweest is, juffrouw,"
antwoordde een man.
„Een beetje aan het praten! Net
iets voor jullie!" zei Shirley. „Het is
toch gek dat de hele wereld zo graag
over dingen praat. Jullie praten als
er plotseling iemand doodgaat; jullie
praten als er ergens brand is; jullie
praten als er een fabriekseigenaar
failliet gaat; jullie praten als hij ver
moord wordt. Wat geeft al dat ge
praat?"
Er is niets dat de lagere standen
prettiger vinden dan een flink, goed
gemeend standje. Op vleierij zien zij
neer; oprechte scheldwoorden waar
deren zij. Zij noemen dat „geen blad
voor je mond nemen" en zij genieten
ervan wanneer het tegen hen zelf ge
richt is. Het flinke optreden van juf
frouw Keeldar maakte, dat de gehele
menigte meteen naar haar luisterde.
„Wij zijn niet slechter dan sommi
gen die boven ons staan, of wel?"
vroeg een man glimlachend.
(Wordt vervolgd)
'VVVVtAAAfVVVVVVWWVWWWVWWWWWWWWWVMIVWVWWWWWWWVWWVWWVWWWWWWW
r
11 L '>l Lx"
Diep onder de golven van de zee
woonde koning Marebol. Hij had een
prachtig paleis van rode rotssteen en
een tuin vol wuivend wier, waar blin
kende vissen in- en uitzwommen. De
zeebewoners van het kleinste ha
rinkje tot de grootste walvis hielden
veel van hem, want koning Marebol
was een goede en wijze man. Eigenlijk
had hij maar één gebrek: hij verwende
zijn dochtertje veel te veel. Prinses Zee
ster kreeg altijd haar zin en daarom
was ze een vervelend en nuffig meisje.
De ministers klaagden er wel eens over
maar dan zei de koning: „Zeester heeft
geen moeder meer. Zij is het enige kind
dat ik heb. Wat geeft het dan dat ik
haar een beetje verwen?"
Op een keer maakte de koning met
zijn dochtertje een rijtoer over de gol-
EEN WALVIS uit de Zuidpoolzee
Die zwom eens met een zeeschip mee.
Hij kwam in China en in Cannes.
En ook in New York en Japan.
DE MENSEN zeiden in Japan:
Kijk nou, wat zeg je daar nu van.
In China zeiden ze: ach, hé,
Wat zwemt er nou met het
zeeschip mee?
IN NEW YORK had men een idee.
Men ving het beestje, hup één, twéé.
„We stoppen hem in het dierenpark,
Hij past precies in onze ark!"
IN NEW YORK zei men
daarna: Well,
We leren hem een simpel spel.
We leren hem kwartet of kaart.
Dat visje dat is dollars waard.
NU ZIET men in het dierenpark,
Een vijver met daarin een ark.
Een walvis die zich nooit verveelt,
Maar die voor dollars poker speelt.
Marjon Koch-Ketelaar
De koningin van Rommeledam
wilde graag worst op haar boterham
„Tja", zei de minister heel ontdaan
„alle slagers zijn op vakantie gegaan."
De koningin liep met een verdrietig
gezicht
Langs alle slagers; maar ze waren dicht.
Toen is ze, om haar verdriet te vergeten
op de hoek van de straat een
croquetje gaan eten.
5H&2
Cöc. y*8TeN roo«tt*
34. Op bevel van de beledigde generaal werden Pan
da en de ballonnist stevig vastgebonden. „Maar gene
raal!" riep Panda. „Ik begrijp wel, dat U boos bent
over die pamfletjes, maar daar kunnen we toch echt
niets aan doen, hoor!" „O nee?!" grauwde Lamawajos.
„En jullie wierpen ze zelf rond! Bij zakken vol!" „Dat
waren ballastzakken" legde Panda uit. „Die gevuld
waren met zand. Maar hoe, inplaats van zand, die
papiertjes er in kwamen, weten we niet. Heus waar!"
JZ.0 is het," beaamde de ballonnist. „We weten niets
van die papiertjes met die „ha-humtekeningetjes.
Ik zou er niet aan denken ...ha-hum om U zo in Uw
..haha-hum.. uw hemd te zetten., haha -hum..."
„Meneer Dick!" riep Panda „Begin nou niet weer!"
Maar de onverbeterlijke ballonnist kon zich weer niet
goed houden. Dat deed de deur dicht! „Carrambissi-
mo!" brulde de generaal. „Tegen de muur met ze!"
„Sorry", mompelde meneer Dick. „Ik zal niet meer
lachen. „Jaja", antwoordde Panda bogs. „Maar nou
is het te laat!"
ven. Razendsnel ging hun scheepje over
het water, want de vier dolfijnen die
hen voorttrokken hadden een dolle bui.
De koning zat stilletjes te genieten,
maar prinses Zeester keek met een zuur
gezicht voor zich uit. „Wat ben je toch
stil, m'n kind. Wat is er aan de hand?"
vroeg de koning. „Ik verveel me zo,
papa," zei de prinses. „Ik heb geen
enkel speelkameraadje. Zou u niet voor
een leuk mensenkind kunnen zorgen,
waarmee ik kan spelen?" De koning
schrok geweldig: „Maar lieveling, men
senkinderen gaan dood als ze op de zee
bodem moeten wonen." Toen deed de
prinses of ze heel erg moest huilen en
snikte: „Ziet u wel, u houdt niet van
me. Anders gaf u me immers wel een
mensenkind." De koning kon zijn doch
tertje niet zien huilen en antwoordde
zonder na te denken: „Droog je traan
tjes, kindje. Jij krijgt een mensenkind
om mee te spelen en we zullen probe
ren het in leven te houden in ons paleis.
We gaan er meteen een zoeken."
Nu had de tovenaar Hokuspokus alles
gehoord en omdat hij de prinses wel
eens een lesje wilde geven, veranderde
hij zich in een jongetje dat in een roei
bootje op zee dobberde. „Kijk eens, wat
toevallig," riep de koning, „daar in
die roeiboot zit een jongetje. Dat zullen
wij meenemen." Hij stuurde zijn
scheepje naar de roeiboot en nam het
spartelende knaapje mee. Pijlsnel scho
ten de dolfijnen door het water naar
het paleis en al gauw stond het jonge
tje in de kamer van de prinses, die
o zo blij was. Koning Marebol ging te
vreden naar zijn kamer om een dutje
te doen. Prinses Zeester probeerde in
tussen het jongetje aan het praten te
krijgen. „Je moet met mij spelen," zei
ze tegen het bibberende ventje. „Voor
uit, stel je niet zo aan. We gaan ver
stoppertje doen." Maar opeens veran
derde het jongetje in de tovenaar en
de prinses gaf een gil van schrik. „Jij,
lelijk en naar kind," zei Hokuspokus.
„Het kan jou niets schelen hè, dat een
mensenkind verdrinkt als het op de zee
bodem komt. Wacht maar, ik zal je le
ren ontevreden te zijn. Kom mee
Voor de prinses wist wat er gebeur
de, voerde de tovenaar haar mee naar
het land van de mensen. Hij gaf de
prinses een armoedig hutje om in te
wonen en een oude jurk en klompen
om aan te trekken. Toen sprak hij: „Je
zult deze hut net zo lang moeten schoon
houden totdat je veranderd bent. Pas
als je geleerd hebt je niet te vervelen,
mag je terug naar je vader. Vooruit,
aan je werk."
NOG NOOIT had iemand zo tegen
haar gesproken en de prinses huilde
dan ook van woede en angst. Ze stamp
voette op de grond en ze wilde niet
werken. Maar toen ze na twee dagen
nog steeds niets had gedaan, kwam da
tovenaar terug en zei: „Denk eraan,
alleen als ik tevreden ben mag je te
rug naar het paleis". Er zat voor de
prinses dus niets anders op. Huilend
ging ze aan het werk. Toen Hokuspokus
na een paar uur terugkwam, was hij
niet tevreden. „Je hebt helemaal niet
je best gedaan. Begin maar opnieuw".
O, wat vond de prinses Hokuspokus
streng en wat verlangde ze terug naar
het paleis onder de golven! De tove
naar liet haar werken van 's morgens
vroeg tot 's avonds laat en gaf haar
nooit een vriendelijk woord. En toen
gebeurde er iets heel vreemds.
NA EEN PAAR weken kreeg de
prinses plezier in haar werk. Ze zette
geen zuur gezicht meer, maar zong
terwijl ze de hut schoonmaakte. Ze
plukte bloemen uit de tuin en versier
de daarmee de kale kamer. En als
bij toverslag veranderde ook Hokuspo
kus. Hij bromde niet meer op haar,
maar was heel vriendelijk. Op een dag
zei Hokuspokus: „Ik zie dat je geleerd
hebt om je niet meer te vervelen. Dat
je geen vervelend meisje meer bent.
Nu mag je terug naar je vader"
De tovenaar bracht haar weer terug
naar het paleis en was toen plotseling
verdwenen. O, wat werd daar op de
bodem van de zee een feest gevierd
toen de prinses weer terug was! Maar
de zeebewoners waren nóg blijer toen
ze merkten dat de prinses helemaal
veranderd was en goed en vriendelijk
was geworden.
Jan Nelissen
PlWOCOHIO KAP INTUSSEN E»J NJEUW
VRIENDDE SEKEESSN EEN ONDC'JtSgWPe
domsen dis pietje smeerpoes heette
NA EEN LANGE EN
VERMOEIENDE
ZEEREIS KOMEN
DE DONGEN? B'J
EEN EILAND.
PAAR IS LUILEK
KERLAND 11
PINSCCWI»,
DIE HELE
MAAL NIET
MEER NAAIT
DA PIE KREKEL
WILDE LUIS -
«TUURL'JK,
MAAR PAT tS
NIETSOf
ER ALLES
..ROKEN
VECHTEN,
ALLES'
hoera i
alleen
MAAR AAN
LUILEKKER
LAND.
ÖÜAlTDlSNEyS
NOU... IS'THIEK NI6T SEWELDIS,
PINOCCHIOT DRAAIMOLENS EN VUUR
iWEEK.. V/AT EEN FEEST.
WAT IS HIER
VEEL TE SMULLEN!
MAG DAT HIER
ALLEMAAL?
HIER.NOG MEER, JONGENS
.GOOI ZOVEEL STENEN
DOOR DE RUITEN ALS/
06 KUNT
OM! REUZE IS HET
HIER 1 HET BeSTE
PLAATS0E IN DE
wereld
MAS
PRECIES 30ALS
DANTOE FATSOEN, I 4jjU
VOS, VERTEL.
DE.'
EEN FONTEIN
MET FUNE
LIMONRDE'
ENTflRKT
IRUGUCKEM
aan één Boom
TEewyL DB
DOKkSENS
ptEZiee ma
ken, DENkrr
pe wuze
ORPIE KNEKEL
Dl EP NA]
HET KLOPT
WIET, DENKT
HU..
WAT
NOG NIICSl
EK IS NOS
VEEL MEEE!
RUIT*
MAAL
HIER. VAST
NIET
OH...WAT GEBEURT
DRfAR 7
NU DE KISTEN klaar zetten.'
EN OPPASSEN, HOOR! DAT DE
ENS NIETS /MERKEN...
KOM.DONSENS
EN DE DEUREN GOED
DICHT ,'l
ZE MOESTEN EENS
WETEN WAT HCVPN
plhn ben... ha-ha-hb.'
WAT ZOU HU WIL
LEN? KAN'TZUN
DAT..? GROOT GEVAAR
IKM05T PINOCCHIO
WAARSCHUWEN,
LENTEWOLK, IK WIL JE IETS VRAGEN, EN
HET IS BELANGR'JK DAT JE M'J DE WAARHEID
WANDELDE JE ALLEEN IN HET
1Ux HM, WE ZUL
f LEN 7 GAUW GENOEG ZIEN...
ER KOMT ZO METEEN IEMAND HIER
DIE JE WOORDEN WAAR KAN MA
KEN OF NIET 1
JA, EXCELLENTIE
KOMT HIER IEMAND
EXCELLENTIE? WIE
JA...
EH... NEE...IK
BEDOEL... EERST WEL,
MAAR LATER ONTMOETTE
IK DAAR EEN VRIEND-
DIE ISMETME OPGELOPEN