SHIRLEY VROUWEN ONDER DE DOODSKOPVLAG PANDA EN DE MEESTER-BALLONNIST fm DUURDER? neen GOEDKOPER! sensationele opruiming KUHLING Rechter Tie Zeeroversschatjes uit vroeger tijd en uit deze eeuw l tot 60% korting door Charlotte Brontë IÉ 15 Ons vervolgverhaal I door dr. Robert van Gulik WOENSDAG 13 JANUARI 1965 HOOFDSTUK XXI MEVROUW PRYOR Vrouwenregiment De Grote Drie Bloot slaat dood Liefde zegepraalt Mevrouw Chans bende WAAR KR'JGT MEN VEEL BABY'S? iOI Profiteert nu nog in onze RESTANTEN KARPETTEN TAPIJT BEDDEN DEKENS GORDIJNEN enz. Ziet vooral onze etalages Haarlems grootste speciaalzaak in woningtextiel ANEGANG hoek WARMOESSTRAAT - TELEFOON 12610 KUIHIIAW/KWWUWMIA 106) „Zo heeft de heer Helstone mij op de pastorie ingekwartierd! De héren denken dat zij buitengewoon slim zijn! Ik wens u van harte geluk met dat denkbeeld en ik hoop dat de smaak ervan, wanneer u het nog eens herkauwt, u genoegen zal ver schaffen. Scherpzinnig en geslepen, waarom bent u niet ook alwetend? Hoe komt het dat er dingen rucht baar worden, vlak onder uw neus, waarvan u niets vermoedt? Het moet zo wezen, anders zou de heerlijke voldoening van u eens te slim af te zijn, ons ontgaan. O, mijn vriend, u mag mijn gezicht bespieden, maar lezen kunt u het niet." Moore zag er inderdaad uit of hij dat niet kon „U vindt mij een gevaarlijk exem plaar van mijn sexe. is 't niet zo?" „Eigenaardig, op zijn minst." „Maar Caroline is zij eigenaar dig?" „Op haar manier ja." „Haar manier? Wat is haar ma nier?" „U kent haar even goed als ik." „En, omdat ik haar ken, verzeker ik u, dat zij noch zonderling noch moeilijk te leiden is; is 't wel?" „Dat hangt er van af „Maar er is niets mannelijks in haar?" „Waarom legt u zo de nadruk op haar? Vind u dat zij 'n contrast vormt met u in dat opzicht?" „Dat vindt u ongetwijfeld, maar dat doet er niet toe. Caroline is noch mannelijk noch behoort zij tot wat men de vurige soort vrouwen noemt." „Ik heb haar wel eens zien opvlie gen." vIk ook, maar niet met mannelijk vuur; het was een korte, levendige, trillende flits die naar boven schoot, die licht verspreidde en verdween." „En dan schrok zij van haar eigen durf. U beschrijft ook nog anderen behalve Caroline." „Wat ik bewijzen wil is dat juf frouw Helstone, al is zij nog zo zacht handelbaar en openhartig, toch vol komen in staat is zelfs het door zicht van de heer Moore te tarten." „Wat hebben u en zij gedaan?" vroeg Moore plotseling. „Hebt u ontbeten?" „Wat is uw beider geheim?" „Als u honger hebt zal mevrouw Gill u hier iets te eten geven. Gaat u maar in de zitkamer met het eiken beschot en wanneer u belt zult u be diend worden als in een restaurant; of als u dat prettiger vindt gaat u dan maar terug naar de Hollow." „Ik heb geen keus; ik móet terug. Goedemorgen; zodra ik even tijd heb kom ik weer bij u." Terwijl Shirley met Moore sprak was Caroline naar boven gegaan naar mevrouw Pryor. Zij vond deze dame in een sombere stemming. Zij wilde niet zeggen dat de uitval van juffrouw Keeldar haar gevoelens ge kwetst had; maar het was duidelijk dat zij gehinderd werd door een in wendige pijn Iedereen, die haar niet begreep, zou gedacht hebben dat zij ongevoelig was voor de rustige, lieve attenties die juffrouw Helstone haar bewees om haar te troosten; maar Caroline wist dat zij er wel gevoelig voor was, dat zij ze op prijs stelde en dat ze erdoor geholpen werd, ook al leek zij onbewogen of slechts heel weinig ontroerd. „Ik heb gebrek aan zelfvertrouwen en ik kan geen besluiten nemen," had zij ten slotte gezegd. „Dat heb ik al tijd gehad, maar ik vind dat juf frouw Keeldar mij nu goed genoeg moest kennen om te weten dat ik ook een zelfs pijnlijke bezorgdheid voel om te doen wat juist is, wat het bes te is. De ongewone eis, die aan mijn oordeel werd gesteld, bracht mij in de war, vooral doordat het na de onrust van de nacht kwam. Ik kon het er niet op wagen meteen op te treden voor een ander; maar ik hoop dat er geen ernstige nadelen uit mijn gebrek aan flirtkheid zijn voort gekomen." Er klonk een zacht klopje op de deur en deze werd half geopend. „Caroline, kom even hier," zei een zachte stem. Juffrouw Helstone ging de kamer uit; daar stond Shirley op het portaal, zij zag er berouwvol, beschaamd en bedroefd uit als een kind, dat ergens spijt van heeft. „Hoe is het met mevrouw Pryor?" vroeg zij. „Nogal verdrietig," zei Caroline. „Ik heb mij schandalig gedragen, heel onedelmoedig, heel ondankbaar tegenover haar," zei Shirley. „Het was onbeschoft van mij om zo tegen haar op te spelen over iets dat ten slotte geen fout van haar was, alleen een overdreven nauwgezetheid. Maar ik heb oprecht spijt van mijn vergis sing. Zeg haar dat maar en vraag of zij mij vergeven wil." Caroline kweet zich met veel genoe gen van deze opdracht. Mevrouw Pryor stond op, kwam naar de deur. Zij hield niet van scènes; zij was er bang voor zoals alle verlegen men sen. Zij zei stamelend: „Kom binnen, lieve". Shirley kwam wat onstuimig naar binnen. Zij sloeg haar armen om haar goevernante heen en, terwijl zij haar hartelijk kuste, zei zij: „U moet mij echt vergeven mevrouw Pryor. Ik zou niet weten wat ik moest doen als er een misverstand tussen u en mij was". „Ik heb niets te vergeven" was het antwoord. „Laten wij er alsjeblieft niet meer over praten. De slotsom van het voorval is, dat er duidelijker dan ooit uit blijkt hoezeer ik tekort schiet in sommige moeilijke omstan digheden". En dat was het pijnlijke gevoel dat in de geest van mevrouw Pryor bleef hangen; wat Shirley of Caro line ook probeerden, zij konden het daar niet uitwissen. Zij kon de fout van haar leerling vergeven, haar eigen onschuldig wezen niet. Juffrouw Keeldar, die de gehele morgen ergens bij geroepen werd, moest even later weer naar beneden. Eerst kwam de predikant. Een leven dige begroeting en een nog levendiger kritiek stonden hem de wachten; hij had beide voorzien en, daar hij in een best humeur was, nam hij ze even goed op. Gedurende zijn korte bezoek vergat hij helemaal naar zijn nichtje te vra gen; het oproer, de oproerlingen, de weverij, de overheid, de erfgename namen zijn gedachten zozeer in be slag, dat er geen plaats overbleef voor familiebanden. Hij zinspeelde op de rol, die hij en de hulpprediker ge speeld hadden bij de verdediging van de Hollow. „De fiolen van een schijnheilige gramschap zullen over onze hoofden uitgestort worden wegens onze deel name aan deze zaak" zei. hij, „maar ik tart iedere lasteraar. Ik was daar alleen om de wet te verdedigen, en mijn plicht te doen als man en als Brit, welke hoedanigheden naar mijn mening zeer wel samen kunnen gaan met die van priester en Leviet, in hun hoogste betekenis. Uw huurder, Moore", ging hij voort, „heeft mijn goedkeuring verworven. Ik zou geen kalmere commandant hebben gewenst noch een die vastbeslotener was. Daar bij toonde de man een gezond en een goed verstand; ten eerste door gron dig voorbereid te zijn op de gebeur tenis, die plaats heeft gevonden, en vervolgens door te weten hoe hij zijn succes, toen zijn goed uitgedachte plannen hem dat verschaft hadden, moest gebruiken zonder misbruik te maken van zijn overwinning. Enkelen van de overheidspersonen hebben nu een flinke schrik te pakken en ver tonen, zoals alle lafaards, een neiging tot wreedheid. Moore weerhoudt hen met een bewonderenswaardig beleid. Hij is tot nu toe zeer impopulair ge weest in de buurt; maar, let op mijn woorden, het getij van de openbare mening zal een keer nemen te zijnen gunste; de mensen zullen er echter ko men, dat zij hem verkeerd beoordeeld hebben, en zij zullen zich haasten om hun dwaling te herstellen; en wan neer hij bemerkt, dat het publiek er voor voelt zijn verdiensten te erken nen, zal hij ons een minzamer voor komen laten zien dan waarmee hij ons tot nu toe begunstigd heeft". (Wordt vervolgd) ^yvvwyyVVin#VV%nA#VVWWVVVWVWVWVVVVVVVVVVVVWWVVVIfVVlfWWVVWVVVWllVMWWWVVWinfWVWWlV%»WVVWV%»VWVinAA>WW' EEN ROVERSBENDE in Spanje, zo hebben onlangs de kranten gemeld, is opgerold, waarbij bleek dat verscheidene vrouwen, als mannen verkleed, lid van deze bende waren. Men liet dit voorkomen als een teken van het verval der zeden in onze tijd, maar ik moet de schrijvers teleurstellen: In vroeger eeuwen waren er vrouwen bij elke roversbende „werkzaam", ja zelfs op de zee roversschepen. Zij namen als mannen of zelfs zeer summier gekleed („topless" vooral) aan de gevechten deel. Dit waren dus de zeerovers-„schatten" of schatjes maar andere dan die waarover ik enige tijd geleden op deze plaats schreef. IN DE LATE middeleeuwen was het normaal dat vrouwen de huurlingen- legers van die tijd volgden in de achter hoede, de „tros". Zij waren vaak met een soldaat getrouwd of wat daar voor doorging en dreven een han deltje in drank, kookten voor de man nen, verbonden gewonden en deden die duizend-en-een karweitjes die nu eenmaal gedaan dienen te worden en waarvoor een ruwe krijgsman zich te goed voelt. Het is begrijpelijk dat ook zij, wanneer de nood aan de man in dit geval de vrouw kwam, en de legertros aangevallen werd, zich wisten te weren. Toen het leger van de hertog van Alva de Nederlanden binnentrok, was er een „regiment" bij, dat geheel uit vrouwen bestond. Het was verdeeld in compagnieën en de aanvoerster van het geheel was een vrouwelijke kapitein op een paard gezeten. Nu hadden déze vrouwen wel een bepaald beroep, het oudste ter wereld. Maar ook zij zullen als het nodig was, wel hebben mee gevochten. Tijdens onze vrijheidsoorlog hebben heel wat vrouwen op de muren van de belegerde steden zij aan zij met hun man gestreden. Wel een bewijs dus dat de vrouw ook toen niet achterbleef als er gevaar te duchten viel. Maar toen de tijden weer rustiger werden, zullen veel van deze vrouwen hun draai zeker niet meer hebben kun nen vinden in de alledaagse sleur van het huishouden. Er waren er die als marketensters de Staatse legers volgden. Anderen mon sterden als man verkleed aan boord van koopvaarders. In onze verzameling matrozenliederen uit vroeger eeuwen lezen we verschillende keren over zulke voorvallen. Van een „Merckwaerdig Verhael van een Dienst-Maegddie, voor Matroos na Oost-Indiën ging varenZij werd ontdekt „aen Borsten en aen Vrouwe leeden." Zij verdronk jammerlijk toen ze bij ruwe zee overboord sloeg; daarom staat bij de titel van het lied dan ook „seer droevig om te singhen". Een ander meisje in Tessel zynde, Kaperkapiteine Mary-Anne Blythe, zoals een tijdgenoot zich haar voor stelde. Of zij inderdaad in zo'n luchtig tenu opereerde, gelijk de legende wil, weet niemand. Want Mary Anne placht alle ooggetuigen van haar euveldaden over de kling te jagen. 37. „Die tekeningen hebben wij gemaakt!" zei Panda haastig. „Om generaal hamawajos te plagen. We zijn dus uw bondgenoten!" Dat zag generaal Amezolos nu ook wel in. En op zijn bevel werden Panda en de ballon- nist van hun boeien bevrijd. „Dat hebben jullie leuk gedaan!" riep hij prijzend. „Haha! hamawajos zal wel razend geweest zijn, hahaha!" Dat was hij," beaamde Panda met een gedwongen lachje. „Hij wou ons dood schieten, haha!" Hij stootte de ballonnist aan en fluis terde: „Lachen, meneer Dick, Nou mag het!" Maar nu kon de onberekenbare ballonnist er juist niets grap pigs in zien. Hij staarde met bange voorgevoelens naar de rebellenleider, die met uitgebreide armen op hem af kwam. En ja hoor, de vrees van meneer Dick werd bewaarheid: opnieuw werd hij aan een rinkelende generaalsborst gedrukt en ontving hij een zoen op beide wangen. „Broeder!" riep de generaal stralend. „Zoete vriend! Voortaan strijden wij zij aan zij!" „Jaja!" kreunde de geplaagde ballonnist. „Laat los! Die me dailles prikken.' 'Na een laatste omhelzing liet de krijgsoverste hem los. „Volg mij!" riep hij fier. „Ik leid, u naar de vrijheid!" Ze moesten hem wel volgen, want zijn mannen hadden de ballon meegenomen. „Bah," bromde de ballonnist. „Nog meer tijdverlies. Maar het ergste vind ik dat gezoen. Lach niet, Panda. Het is helemaal niet leuk!" is ontdekt en ontslagen." Maar velen zijn misschien niet ontdekt of op hen is geen liedje gemaaktuitgezonderd aan de reeds genoemde en enkele ande re „beroemde zeevrouwen". Van deze varende vrouwen zijn er drie zeer berucht geworden. Ze werden zeerovers of moet ik zeeroveres zeg gen? en vochten als de beste piraat. Ze dienden met ere onder de zwarte vlag met de doodskopvoor zover men dan hier van eer kan spreken! Zo kennen we Anne Bonney die met de zeerovers meevocht en steeds als een der eersten de te enteren schepen be klom. Ze was een Iers meisje dat reeds jong met haar vader naar Carolina emigreerde. We lezen van haar dat ze er lief uitzag, „doch een heftig, opvlie gend temperament" bezat. Bij een twist stak ze een dienstmeisje dood! Om haar straf te ontgaan vluchtte ze naar een havenstad en dook onder. Toen een kaperkapitein haar het hof maakte, „trouwde" ze met deze en ging, als matroos vermomd mee naar zee. Tus sen legaal kaper en vogelvrije piraat was in die dagen einde achttiende eeuw maar één stap en al spoedig maakten de oorlogsschepen van ver schillende landen jacht op de boekanier met de vrouwelijke piraat aan boord. Het schip werd genomen en de beman ning, onder wie ook Anne, veroordeeld tot de galg. Zij vroeg en kreeg uitstel van executie wegens haar „gezond heidstoestand". We weten helaas niet wat er verder van haar geworden is. Is ze toch opgehangen? HET LEVEN van haar Engelse col- lega-pirate Mary Read was nog avon tuurlijker. Als dertienjarig meisje liep ze weg uit haar dienst je, reisde als ver- stekelinge naar het vasteland en werd, als man verkleed, ruiter bij een Staats- regiment in Vlaanderen. Ze verloor haar hart echter aan een mede-cavalerist en onthulde haar geheim. De brave man stond er op dat ze netjes zouden trou wen. Het huwelijk tussen twee „cavale risten" was een sensatie in die dagen. Het echtpaar vestigde zich in een her berg vlak bij Breda en deed daar goede zaken. Toen Mary als dertigjarige we duwe was geworden nam ze, verkleed, opnieuw dienst, nu als matroos. Ze deserteerde en werd zeerover. Toen korte tijd later het schip door een En gels oorlogsschip werd genomen, ont sprong Mary de dans niet. Ze werd met de hele kaperbemanning opgehangen. DE MEEST beruchte vrouwelijke piraat uit die bewogen tijd was Mary- Anne Blythe. Zij bracht het zelfs tot kapitein van een zeeroversschip en onder haar vlag moeten meer vrouwen dan mannen hebben gevochten. Als een koopvaarder geënterd werd, sprong de vrouwelijke bemanning om psy chologische redenen zeer summier ge - kleed, op het dek van het an dere schip. De aangevallen matrozen durfden eerst niet te schieten noch met een sabel op deze „zwakke" lieftallige wezentjes" in te houwen totdat ze hun vergissing inzagen en merkten dat deze „Swakke kreaturen" heel wat mans waren. Maar dan was het meestal al te laat! Als meisje van vijftien jaar ging Mary-Anne van Liverpool naar New York. Onderweg werd het schip geno men door Zwartbaard, een van de be ruchtste piraten van de Caraïbische Zee. Inplaats van om haar leven te smeken, lachte het kind hem in zijn ge zicht uit. Dat imponeerde Zwartbaard en hij besloot haar te sparen. Zij werd eerst zijn talisman, vervolgens zijn lief je en al heel gauw ook zijn onderbevel- hebster. Luitenant Mary-Anne onder scheidde zich door haar dapperheid en wreedheid. In het gevecht droeg zij lieslaarzen en hanteerde ze sabel en pistolen als een man. Haar „battle- dress" had overigens niet veel om het lijf, als wij de afbeeldingen uit die tijd geloven mogen. TOEN Mary-Anne twintig was, kreeg zij van Zwartbaard een eigen kaper schip. Onder haar commando werd rijke buit vergaard en veel bloed vergoten. Maar tenslotte zegevierde ook bij dit manwijf „das ewig Weibliche". Zij werd verliefd op een Spanjaard die drie jaar als gevangene op haar schip verbleef en van haar gunsten genoot, voordat Zwartbaard erachter kwam. Mary- Anne en haar Spanjool konden ternau wernood zijn wraak ontlopen door te deserteren. Zij vluchtten naar Zuid- Amerika en niemand heeft ooit meer iets van hen gehoord. NU DENKT u wellicht, dat al deze strijdbare vrouwen in vroeger eeuwen 0£>: Chan Lo You was een der laatste „zeeroveressen" die de Zuidchinese Zee onveilig maakten. Na een mislukte overval op een Engels schip viel haar bende in 1951 uiteen. leefden, en dat dergelijke dingen tegenwoordig niet meer gebeuren. Maar vergist u niet. Rond de jaren 20 van deze eeuw wemelde de Zuidchinese Zee van piraten die het vooral op jonken en kleine kustvaarders gemunt hadden. Officieele rapporten vermelden dat van 22 januari 1922 tot en met 8 december 1929 29 schepen werden geënterd, ge plunderd en daarna verlaten. De be manning werd, behalve de slachtoffers tijdens de gevechten (in die tien jaar „slechts" 21) meestal ongemoeid gelaten. Gewoonlijk verborg een aantal zee rovers zich op een stil plekje aan boord van koopvaarders om dan met de zee roversjonken en prauwen samen te werken bij de aanval op zo'n schip. Deze overvallen werden door verschillende benden uitgevoerd. Een tweetal van deze benden werd aangevoerd door een frêle bekoorlijke Chinese dame, die er evenwel niet tegen op zagen een gevangene een oor af te laten snijden om de familie te „bewe gen" tot het betalen van de geëiste losprijs. Goed, zult u zeggen, dat was bijna een kwart eeuw geleden. Maar nu OP 3 JANUARI 1951 werd de „Hai- sching" van de Douglas Steamship Compnay Ltd. uit Hongkong, een schip van 2182 BRT, nog door de zeerovers bende van ene mevrouw Chan Lo You aangevallen. Maar de schepelingen, die goed bewapend waren, sloegen de aan val af, zij het ten koste van vier doden. Nadien schijnen de Chinese zee roversbenden geen schepen van Euro pese eigenaars meer te hebben aange vallen. Maar de vrouwen en meisjes die op avontuur uitgaan, zijn daarom zeker nog niet verdwenen. Zij worden nog steeds lid van een misdadigersbende waar ter wereld ook. En over een paar honderd jaar kunnen onze nakome lingen dan wellicht schrijven over die slechte twintigste eeuwtoen vrou wen „als mannen verkleed lid van roversbenden waren". Ferdinand van Leeuwen jaarlijks aanhol geboorten per 1000 inw. Venezuela 44 Mexico Nederland 21 Engeland 18 ivoorki si (Afrika} 56 Ver.Shahen 22 België 17 W-Berlijn 11. Advertentie ER WAS NIETS TUSSEN ONS, IK WILDE SOENG ALLEEN MAAR OVERHALEN MU TWINTIG GOUDSTUKKEN TE LENEN. IK WIL ZO GRAAG MET JOU WEG OM MET JE BLUF VAN M'N MEISJE AF, J'J ARMOED ZAAIER TERZAKE» JULLIE TWEE Z'JN VANMIDDAG SAMEN NAAR SOENG'S PAVILJOEN GEGAANHET PARK LIGT IMMERS VLAK ACHTER MENEER FANG'S HUIS EN TERW'JL LENTEWOLK SOENG AAN DE PRAAT HIELD, GLIPTE J'J VIA DIENS ACHTERDEUR NAAR BINNEN EN STAK HEM VAN ACHTEREN MET EEN MES NEER NEE, NEE..."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 15