£R VARINGEN VAN EEN
R USLANDREIZIGER
stralend domein van ontelbare
kunstschatten uit vrijwel alle
tijden en culturen der wereld
door1
H. P. Baard
ritMfM
aan alle edities van
hte Haarlemsche Cou
er Cou
MmmmmM I
V/
;1I
'«fe m
JR* <W mR )(wt /Wx
mmmmm mmm »J*3»
GEHOOR GEVEND aan een officiële Russische uitnodiging om het
tweede eeuwfeest van de Ermitage in Leningrad bij te wonen, heeft de
heer H. P. Baard, directeur van het Frans Halsmuseum te Haarlem, van
20 tot 25 oktober een bezoek ge
bracht aan Rusland. Met de heer
J. C. Ebbinge Wubben, directeur
van het museum Boymans-Van
Beuningen, heeft de heer Baard de
Nederlandse musea vertegenwoor
digd. In een tweetal artikelen
geeft hij voor onze lezers zijn in
drukken van het korte bezoek. Het
eerste artikel treft men op deze
pagina aan, het tweede op een
binnenpagina. De heer Baard heeft
deze artikelen op ons verzoek ge
schreven.
m
DE ERMITAGE,
S%:. X-.v X >;::x :'X :'ï- L.v'yX
ALS EEN BUITENLANDER met kennis van onze cultuur Nederland be
zoekt, zal hij vóór alles worden getroffen door reminiscenties op het gebied
van de beeldende kunsten, waarmee hij zich als algemeen geïnteresseerde
dus vertrouwd heeft kunnen maken door middel van reprodukties en littera
tuur. Wat door Jan van Goyen werd vereeuwigd zal hij thans zélf ondergaan
door persoonlijke confrontatie met onze hoge, grijze hemel en daaronder het
lage land en het watervlak van meren of rivieren. Hij zal atmosfeer, gesteld
heid en stemming herkennen, dank zij zijn aanvankelijke benadering daarvan
door artistieke informatie. In de oude stadskernen en in landelijke omgeving
zal hij de Hollandse intimiteit thans „uit de eerste hand" ondergaan, de intimi
teit, waarvan hij zich door reprodukties naar het Straatje van Vermeer bij
voorbeeld in eigen land een vage notie had kunnen vormen. En in de mensen
zal hij het complex van eigenschappen herkennen, waarmee onze grote portret
tisten hem al vertrouwd hadden gemaakt.
TEN AANZIEN van Rusland ligt
dit anders. Dat wil zeggen, het ele
ment van herkenning is er wel, maar
dat ligt beslist niet op het gebied van
het beeldend scheppen, maar op het
terrein van de litteratuur, de muziek
en sedert de werkzaamheid tvwi de
grote Eisenstein, ook op dat van de
filmkunst. Ik heb mij dit gerealiseerd
bij de eerste schreden die ik na aan
komst op het. vliegveld van Moskou
op Russische grond héb gezet: het
was in de grote zaal, waar passagiers
geduldig wachtten op hun vertrek.
Zoals hun grootouders en ouders m,et
hetzelfde geduld hadden gewacht op
reiskoetsdiligence of stoomtrein, zo
hooptenzij thans gelaten op het
vliegtuig.
DAAR IN DIE WACHTZAAL werd
Ik verrast door de figuren, de ménsen,
die mij voordien hadden geboeid in de
Russische litteratuur en ik denk daar
bij allereerst aan de geniale novellen
van Tsjechov. Men zou kunnen aanvoe
ren dat het aspect van zulk een wach
tende gemeenschap evenzeer werd ver
bééld door Russische kunstenaars, zo
dat de herkenning ook hier toch even
goed trefpunten heeft in de sfeer van
het beeldend scheppen. Toch niet. Wan
neer men die héél aparte stemming
heeft ondergaan, zal men getuigen dat
de synthese van HET Russische even
dwingend vorm kreeg in de litteratuur
als het intrinsiek Hollandse in de schil
derkunst: in de beeldende kunst komt
de Russische kunstenaar n.l. veelal
niet uit boven het anecdotische, maar
in litteratuur of muziek vermag hij de
sfeer van het „verhaaltje" te overwin
nen. Hij maakt ons dan deelgenoot van
het algemeen meselijke, maar vooral
van de nostalgie, waarvan mens en na
tuur zijn vervuld. De nostalgie, die zo
karakteristiek is voor de Russische
mens in de immense uitgestrektheid
van zijn land. Zoals een Vermeer van
Delft de Hollandse intimiteit (of noem
het de Hollandse „euphorie") pictu
raal vermocht te sublimeren, zo ver
mochten het Tjsechov of Dostojewski
de Russische nostalgie. Evenzo dringen
zij als schrijvers door in het algemeen
menselijke, gelijk Rembrandt en Frans
Hals dit hebben gedaan in de portret
ten van hun landgenoten.
IK GEWAAGDE zo juist van gedul
dig wachten. Dat geduld ervoer ik in
het bewuste wachtlokaal als kenmer
kend voor de instelling, die de Rus van
nature meekreeg, geplaatst als hij zich
weet in die immense ruimte van zijn
land. Ook Amerika is grenzen-loos,
maar daar heeft de techniek het land
overwonnen. Daar is de mens tech
nisch souverein. De ruimte werd inge
damd door een gigantisch verkeerssy
steem. te land, te water, in de lucht en
ondergronds, hetwelk de afstanden hun
macht over de ruimte ontneemt. Niet
tegenstaande de krachten die in Rus
land door de revolutie werden vrijge
maakt, is men er nog niet in geslaagd
de ruimte te onderwerpen. De achter
stand is té groot dan dat ook het meest
vooruitstrevende regime dat had kun
nen bewerkstelligen, ook al speelt men
op het stuk der ruimtevaart een leiden
de rol! En zo kan men in de wacht
zaal teruggekomen hoewel een vlieg
tuig de wachtenden straks met Ameri
kaanse snelheid naar hun verre be
stemming zal brengen, tóch de eigen
schappen speuren van een volk, dat
door de eeuwen een karig leven in een
eindeloos gebied werd beschoren; eigen
schappen die zich het best laten om
schrijven door de begrippen soberheid
en berusting. En hoewel de tsaar al-
De Ermitage te Leningrad., gezien
vanaf de Newa-oever.
De eerste aanwinsten die de kern vor
men van de verzamelingen van het
Winterpaleis dateren uit 1764, waaron
der een portret door Frans Hals, „Man
met handschoen". Deze gedenkwaardi
ge datum was aanleiding om van 20 tot
25 oktober 1964 het tweede Eeuwfeest
te vieren van een der oudste musea
in de wereld, zij het ook dat het tot
1852 duurde aleer het complex onvoor
waardelijk voor het publiek toeganke
lijk wérd gesteld. Vóórdien was de
groep geprivilegeerden uiterst klein,
waarvan de tot ver in de 19e eeuw gel
dende voorwaarde getuigt, dat men
de verzamelingen slechts mocht bezoe
ken in geklede jas en met hoge hoed.
De grote Catharina scheen in dit op
zicht nog radicaler in haar opvattin
gen, getuige haar bewering dat zij al
leen voor eigen genoegen verzamelde
en dat niemand behalve zij zelf en de
muizen toegang hadden tot haar schat
tenMaar dit zal haar wel in een
boze bui ontvallen zijn, want als vor
stin en als vrouw zal zij maar al te
graag gecoquetteerd hebben met haar
bezittingen! In Engeland dacht men
intussen wel wat democratischer als
men bedenkt dat het British Museum
reeds in 1753 als eerste openbare ver
zameling ter wereld voor het publiek
werd opengesteld!
DE GESCHIEDENIS van de Ermi
tage van Catharina de Tweede tot op
heden is een roman op zich zelf, geen
stof dus voor een artikel dat het be
knopte relaas beoogt van de ervarin
gen van een Rusland-reiziger. Het im
posante resultaat van twee eeuwen
Emitage is geen kunsttempel, maar
een kunst-domein, dat in honderden za
len tienduizenden schatten van kunst
en volkenkundige waarde herbergt en
daarmee vrijwel alle culturen van de
wereld vertegenwoordigt, van het ste
nen tijdperk tot op heden. De „voe
dingsbodem" van het grandioze mu
seum was een gans andere dan in de
musea van West-Europa. In dit opzicht
is het tot op zekere hoogte te verge
lijken met de grote Amerikaanse mu
sea. De bezittingen van de Westeuro-
pese musea, (denken we bijv. aan ons
Frans Halsmuseum!) waren voor een
groot deel te danken aan de produktAe
van plaatselijke schildersscholen, de
bezittingen van openbare gebouwen
enz., terwijl de Ermitage zijn bezit
dankt aan aankopen, grotendeels buiten
de eigen cultuursfeer.
Tot de systematiek bij de opbouw der
verzamelingen behoorde het streven
van Catherina de Tweede en haar op
volgers om afgeronde particuliere ver
zamelingen aan te trekken, waartoe
kunstveilingen in Dresden, Londen, Ro
me, Holland, maar bovenal in Parijs
de gelegenheid boden. Zij verzekerden
zich daarbij van de tussenkomst en de
adviezen van terzake kundigen. Daar
onder waren de Franse filosoof en
kunstcriticus Diderot, de Graaf Golit-
zyn, aanvankelijk Russische gezant te
Parijs, later in Den Haag, de beeld
houwer Falconet en de encyclopedist
F. Q. Grimm die trots Franse pro
testen - o.m. de 7000 boeken omvattende
bibliotheek van Voltaire met brieven,
aantekeningen en al, voor Catharina
verwierf.
DE ARTISTIEKE VOORKEUR van
die dagen vooral in de toonaangeven
de kunstmarkt Parijs ging uit naar
de Franse, Hollandse en Vlaamse mees
ters, die daarom ook zo voortreffelijk in
de Ermitage zijn vertegenwoordigd. On
der de vele figuren, die ook nadien de
Ermitage hebben verrijkt, dienen twee
met ere te worden genoemd, zij het ook
dat. zij dit indirect en onvrijwillig heb
ben gedaan: Serge Scukin en Iwan
Morosov. Zij kochten, elk voor opbouw
van eigen verzameling vóór 1914 een
„Museum" aan werken van Van Gogh,
Cézanne, Gauguin, van Impressionisten,
Fauves en Kubisten. Na de Revolutie
werden ook hun verzamelingen genatio
naliseerd en geraakten deze in de Er
mitage, die de Ecole de Paris daar
door op indrukwekkende wijze vertegen
woordigt. Alleen de ontwikkeling van Pi
casso (33 jaar oud in 1914!) neemt een
abrupt einde, aangezien de rijke, en
toch onfortuinlijke Russen, naar Parijs
uitgeweken, zich in hun vaderland niet
langer als verzamelaars konden ont
plooien.
OOK NA DE oktober-revolutie wer
den tal van kunstwerken aangetrokken.
Door nationalisatie en coördinatie is om
trent 1932 het schilderijen-bezit van da
Ermitage verdubbeld! Daar staat ech
ter tegenover dat zeer belangrijke zaken
werden verkocht, zoals dit ook reeds
het geval was geweest onder de rege
ning van tsaar Nicolaas I, die in 1853
het besluit nam om niet minder dan
1219 schilderijen van de hand te doen.
Omtrent de jaren '30 werden behalva
enige duizenden prenten en tekeningen
(waaronder Rembrandts en Dürers) tal
van schilderijen verkocht. Bepaald de
sastreus voor de Ermitage was de ver
koop van werken van de allerhoogste or
de, zoals de Annunciatie door Jan van
Eyck, thans in the National Gallery of
Art te Washington en een aantal mees
terwerken (waaronder een Dirck Bouts,
twee Rembrandts en een Rubens) ver
worven door de grote collectionneur wij
len C. S. Gulbenkian. Ik herinner in dit
verband aan de „Verloochening van Pe
trus" van Rembrandt, die door Ca
therina II voor de Ermitage gekocht
in 1933, mét Rembrandts Titus uit het
museum te Moskou, werd verworven
door het Rijksmuseum.
De staatsietrap in het Winterpaleis,
Detailvergroting van de voeten
van de verloren zoon.
Detail van „De terugkeer van de
verloren zoon" van Rembrandt.
Ier Russen en zijn ganse regime lang
en voorgoed ter ziele zijn, moest ik on
willekeurig in het wachtlokaal denken
aan een verzuchting die mij uit de Rus
sische literatuur is bijgebleven: „De
hemel is hoog en de tsaar is ver"
Wat ik in de wachtzaal ervoer, in
die ..anti-chambre" van het grote wij
de Rusland, bleek overeen te komen
met mijn latere ervaringen ten aan
zien van het algemeen leefpatroon.
Naar de maat en de sfeer van onze
levensstandaard en levensgewoonten
zou men het Russische leven vreugde
loos kunnen noemen, maar zelfs het
vluchtige contact met de Russische
gastheren bevestigde wat wij in littera
tuur, muziek en film al hadden bena
derd: inherent met het onmiskenbaar
nostalgieke in de Russische geest is de
uitbundigheid die ons flegmatieke
Noorderlingen vreemd is, omdat wij
meer zijn afgestemd op een gemiddeld
temperament. Het Russische sentiment
daarentegen is niet vreemd aan het
„Himmelhochjauchzende" en het „Zum
Tode betrübte". De ingeboren sober
heid en het ogenschijnlijk vreugdeloze
kan plotseling verkeren in een bijkans
tomeloze uitbundigheid, die geen symp
toom is van uit de band springen in
de strikte zin, maar veeleer een spon
taan en onbevangen openen van de
geest, die haakt naar begrip en toege
negenheid en die bij het vinden daar
van in een weldadige roes geraakt. Zó
heb ik de Russische mens ervaren, een
ervaring die ik reken tot de meest
waardevolle en beklijvende van mijn
te kort verblijf in Leningrad, dat met
zijn Ermitage overigens niets minder
is dan een sprookje.
HET BETOVERENDE hart van Le
ningrad herinnert des te gereder aan
het sprookje, omdat het een weldadige
tegenstelling vormt tot de kazerneachti
ge huizenblokken die het grootste deel
van de stad tot een zakelijke en weinig
vreugdevolle aangelegenheid maken.
Die schrille tegenstelling vormt het
Leitmotiv van Ruslands historie in het
algemeen. Aan de ene zijde was er de
nooddruft van de,duldende massa, aan
de andere zijde de vermogens-verslin
dende luxe van een uiterst kleine groep
bevoorrechten. Deze voerde haar staat
in de vorstelijke behuizingen o.m. aan
de oevers van de Newa, in de onmid
dellijke nabijheid van het Winterpaleis,
tot. de rekening hardhandig en afdoende
werd gepresenteerd.Leningrad
blijft ons onverminderd herinneren aan
het tijdperk van vóór de grote revolu
tie, toen zij als Petrograd Tsaar Peter
de Grote als haar stichter erkende
(1703). Vergeten we niet dat Petrograd
in 1917 geen beeldenstorm heeft beleefd
en dat het op dat historische uur on
verlet in Leningrad werd herboren!
HET DOET DAAROM welhaast ana
chronistisch aan als men de sober gekle
de burgers zich ziet bewegen tussen de
architectonische weelde, die haar cul
minatie vindt in het meergenoemde
Winterpaleis, een der oudste monumen
ten van de stad. Dit paleis, een gran
dioos barok decor in groen en wit,
vormt de oudste kern van het museum
complex en werd tussen 1754 en 1762
door de Italiaans-Parijse architect Bar-
tholomeo Francesco Rastrelli gebouwd.
In de loop der jaren werd het paleis
uitgebreid met bijgebouwen, bekend ge
worden als de kleine, de oude en de
nieuwe Ermitage.
Bescheiden verzamelingen in de eer
ste helft van de 18e eeuw ontstaan,
waren reeds in paleizen in St. Peters
burg en omgeving ondergebracht, zoals
in „Monplaisir" en het grote slot te
Zarskoje Sselo.