I
R
Brieven
van
beroemdheden
en
detail
Des duivels
prentenboek"
i
PANDA EN DE DRUMDRUMS
"Rechter Tie door dr. Robert van Gulik
r
S?
door Charlotte Brontë
Garcia de
Eindelijk
van de weg
J
Uniek museum
gewijd aan
het kaartspel
a
WOENSDAG 24 FEBRUARI 1965
ÖO
h
R.A.I.-STAND 18
Fa. FLINTERMAN
BENTVELD
M/WVAAAAAWWWW
143)
„Ik heb nooit gezegd, dat de strepen
die ik zette, iets met fouten te maken
hadden. U was er niet van af te bren
gen dat het zo was en ik wilde u niet
tegenspreken."
„Wat betekenden ze dan?"
„Dat doet er nu niet meer toe."
„Meneer Moore," riep Henry, „laat
u Shirley eens een paar van die
stukken opzeggen, die zij zo goed uit
haar hoofd kende."
„Als ik er een vraag, dan is het Le
Cheval Dompté," zei Moore terwijl
hij met zijn zakmes het potlood, dat
juffrouw Keeldar zowat opgebruikt
had bijsleep.
Zij wendde haar hoofd af; men kon
zien dat haar hals, haar gladde wang
die niet meer verborgen werden door
hun natuurlijke sluier, een diepe blos
kregen.
„Aha, ze heeft het nog niet verge
ten, ziet u wel, meneer," zei Henry op
gewonden. „Ze weet nog hoe ondeu
gend ze was."
Een glimlach, die Shirley trachtte
in te houden, liet haar lippen trillen;
zij boog haar hoofd en verborg het
half in haar armen, half in haar krul
len, die weer los neervielen toen zij
dit deed.
„Ja zeker, ik was een opstandeling!"
antwoordde zij.
„Een opstandeling!" herhaalde Hen
ry. „Ja, jij en papa hdden verschrik
kelijke ruzie gehad en jij trotseerde
zowel hem als mamma, en mevrouw
Pry or en iedereen; je zei dat hij je
beledigd had
„Hij had mij ook beledigd," viel
Shirley in.
„En je wilde Sympson Grove met
een verlaten. Ja pakte je spullen in en
papa wierp ze weer uit je koffer;
mamma huilde mevrouw Pryor
huilde, zij stonden allebei hun handen
te wringen en smeekten je geduld te
hebben en jij knielde op de vloer met
al je dingen en je omgekeerde koffer
voor je en je zag er uit, Shirley je
zag er uit nou, je was in een van
jouw buien. Je gezicht is niet ver
trokken in zo'n driftbui; het is strak,
maar heel mooi; je ziet er eigenlijk
niet woedend uit, alleen maar vastbe
sloten en gejaagd; toch heb je dan het
gevoel dat, als er je een hindernis in
de weg gelegd werd, die zou splijten
als door de bliksem getroffen. Papa
verloor de moed en riep meneer Moo
re."
„Nu is het genoeg, Henry".
„Nee, het is niet genoeg. Ik weet
niet hoe meneer Moore het voor el
kaar kreeg, maar Ik herinner me dat
hij papa waarschuwde dat opwinding
slecht was voor zijn jicht; en toen
praatte hij rustig tegen de dames, en
kreeg hen ertoe te verdwijnen; en
daarna^zei hij tegen jou, juffrouw
Shirley, dat het geen zin had om nu
te praten of je de les te lezen, maar
dat de thee klaar stond in de leerka
mer en dat hij erge dorst had en het
prettig zou vinden als je nu even het
inpakken uit wilde stellen en thee
wilde schenken voor hem en voor
mij. Je kwam; eerst wilde je niet pra
ten, maar je ontdooide al gauw en
werd opgewekt. Meneer Moore begon
ons over het Vasteland te vertellen,
over de oorlog en Bonaparte, onder
werpen waar wij beiden graag over
hoorden. Na de thee zei hij dat wij
hem geen van beiden verlaten moes
ten die avond; hij wilde ons niet uit het
oog verliezen, want dan haalden wij
weer kattekwaad uit. Wij zaten ieder
aan een kant van hem; wij hadden het
zo fijn. Ik heb nooit zo'n prettige
avond beleefd. De volgende dag gaf
hij jou, juffie, een standje van een
uur lang en het slot was dat hij je
opdroeg een stuk van Bossuet uit je
hoofd te leren bij wijze van strafmaat
regel Le Cheval Dompté. Dat heb
je gedaan in plaats van je koffer te
pakken, Shirley. Wij hebben niets
meer gehoord over dat weglopen van
je. Meneer Moore heeft er jou nog
wel een jaar lang mee geplaagd."
„Nooit heeft ze met meer bezieling
een les opgezegd," voegde Moore er
aan toe. „Zij bezorgde mij toen voor
het eerst de traktatie mijn moeder
taal zonder accent te horen uitspre
ken door een Engels meisje."
„Een maandlang is ze zo zoet als
zomerkersen geweest," viel Henry
weer in: „door een flinke, gezonde
ruzie verbeterde Shirley's humeur al
tijd."
„Je praat over mij alsof ik niet
aanwezig ben", merkte juffrouw
Keeldar op, die haar gezicht nog niet
had opgeheven.
„Bent u er wel zeker van dat u aan
wezig bent?" vroeg Moore: „Sinds
mijn komst hier zijn er ogenblikken
geweest, dat ik in de verzoeking
kwam aan de eigenares yan Field-
head te vragen of zij wist wat er
van mijn vroegere leerlinge gewor
den was?"
„Zij zit nu hier."
„Ik zie haar wel en zij is deemoedig
genoeg; maar ik zou noch Harry
noch iemand anders aanraden een
al te blind vertrouwen te stellen in
een nederigheid, die het ene ogenblik
haar blozende gelaat kan verbergen
als een bescheiden kindje en zich het
volgende ogenblik als een marmeren
Juno bleek en trots verheft."
„Eén man in lang-vervlogen tijden,
wordt er gezegd, gaf leven aan het
beeld, dat hij had gehouwen. Ande
ren hebben misschien de tegengestel
de gave om het leven in steen te
veranderen."
Moore wachtte even voordat hij op
deze opmerking antwoordde. In zijn
blik, die getroffen en tegelijk pein
zend was, stond te lezen, „een vreemd
gezegde; wat kan dit betekenen?"
Hij overwoog het in zijn geest, diep
en langzaam nadenkend, als een Duit
ser, die over de hogere filosofie zit
te piekeren.
Eindelijk zei hij: „U bedoelt dat
sommige mensen afkeer inboezemen
en een vriendelijk hart op die ma
nier verkillen."
„Vernuftig!" antwoordde Shirley.
„Indien deze verklaring u bevalt, laat
haar dan vooral gelden. Ik vind het
best."
En hierbij hief zij haar hoofd op
met een trotse blik en de kleur van
een standbeeld, zoals Louis het had
beschreven.
„Aanschouw de gedaanteverwisse
ling!" zei hij: „Nauwelijks voorge
steld of ze is werkelijkheid gewor
den: een ootmoedige nimf ontwikkelt
zich tot een ongenaakbare godin.
Maar Henry moet niet teleurgesteld
worden wat de voordracht betreft en
Olympia zal zich verwaardigen hem
dat plezier te doen. Laten wij begin
nen."
„Ik weet de eerste regel al niet
meer."
„Ik wel. Mijn geheugen werkt lang
zaam, maar goed. Ik v.erwerf bewust
zowel kennis als genegenheid. De
aanwinst groeit in mijn brein en het
gevoel in mijn borst; en het is geen
snel opschietend gewas, dat daar het
geen wortels heeft, een tijdlang op
bloeit en maar al te spoedig ver
welkt. Let op, Henrt! Juffrouw Keel
dar wil aan je wens voldoen. „Voyez
ce Cheval ardent et impétueux," zo
begint het." Juffrouw Keeldar wilde
de poging doen; maar zij hield al
gauw op. „Indien ik het niet hele
maal hoor opzeggen, kan ik er niet
mee doorgaan," zei zij.
„Toch was het spoedig geleerd,
„snel verworven, snel verdwenen","
moraliseerde de leraar. Hij droeg het
stuk bedaard voor, heel precies, met
langzame, treffende nadruk.
Shirley boog haar hoofd langzamer
hand naar hem toe terwijl hij verder
ging. Haar gezicht, dat eerst van hem
afgewend was keerde zich nu weer
om. Toen hij ophield, nam zij het
woord als van zijn lippen over. Zij
deed zijn toon na, zij gebruikte pre
cies hetzelfde accent, zij sprak de
volzinnen uit zoals hij het gedaan had;
zij bootste zijn manier van doen, zijn
uitspraak, zijn uitdrukkingswijze na.
Nu was het haar beurt om een ver
zoek te doen.
„Herinner u Le Song d'Athalie,"
vroeg zij dringend, „en zeg het op
voor ons.
Hij deed het. Zij nam het van hem
over; het verschafte haar een leven
dig genoegen zijn taal tot de hare te
maken. Zij vroeg nog meer gunsten.
Alle oude voordrachten uit de school
tijd werden opgehaald, en daarmee
tevens de vroegere leerjaren van
Shirley.
(Wordt vervolgd)
IN HET PARIJSE Quartier latin houden veel straten de bezoekers vast, maar
wellicht geen ervan meer dan de rue de Seine. Daar vindt men naast goedkope (en
verbluffend goedkope) restaurantjes een grote verscheidenheid aan kunst en antiek
niet te vergeten de nederzetting van Raymond Duncan, de zonderlinge broer van
de eertijds befaamde danseres Isidora en tenslotte, wat weggestopt tussen grotere
zaken, de winkel van de heer G. Morssen. Hij heeft zichgespecialiseerd in histo
rische en litteraire souvenirs en bezit een eerbiedwaardige verzameling handteke
ningen en handschriften van beroemde personen. Een unieke collectie, zeker ook
belangwekkend voor psychologen, die uit brieven van artistieke hoogvliegers aller
lei conclusies kunnen trekken.
DE ROLLUIKEN zijn neergelaten,
hoewel het elf uur in de morgen is, zo
dat ik alle recht heb te verwachten de
winkel in bedrijf te zien. In een klein
vitrinetje naast het ijzeren gordijn
heeft monsieur Morssen een vodje pa
pier opgehangen, waarop hij belang
stellenden kond doet dat hij 's mid
dags om drie uur aanwezig hoopt te
zijn. Ik ga dus eerst maar wat in
kunstzaaltjes rondkijken en breng daar
mee voldoende tijd zoek om recht
tegenover mijn aanstaand slachtoffer
te gaan lunchen.
Het eten is al lang verorberd, de
krant die ik me heb aangeschaft ligt al
geruime tijd uitgelezen naast me, de
klok heeft drie geslagen en ik zit nog
over mijn derde kopje koffie te dralen.
De rolluiken blijven onverbiddelijk
neer. Pas wanneer ik om over half
vier teleurgesteld wil vertrekken,
schuift een struise dame ze resoluut
naar boven. De dag is wel bijna om,
maar het zakendoen kan toch beginnen.
EEN ECHTPAAR dat in een auto
heeft gewacht klopt mij met een neus
lengte, een enorm voordeel voor mij,
naar het blijkt, want terwijl man en
vrouw onmiddellijk hartstochtelijk be
ginnen te onderhandelen, heeft mijn
nieuwsgierigheid het rijk even alleen.
Ik weet niet waaraan ik het eerst moet
beginnen, zo tot barstens toe is de win
kel volgepropt. Aan de wanden, voor
zover ze niet in beslag worden genomen
door hoog opgetaste planken, prijken
talloze prenten en schilderijen. Ik doe
een willekeurige greep in de voorraad
en begin geboeid te lezen in een druk
proef van een artikel, door Chateau
briand in 1815 geschreven (Over de bin
nen- en buitenlandse toestand van
Frankrijk, vierhonderdvijftig franc), als
madame Morssen zich losmaakt van de
beide potentiële klanten en mij wat
wantrouwend toevoegt:
„Komt u hier iets kopen?"
Vriendelijkheid lijkt niet haar groot
ste deugd, gevoel voor publiciteit bezit
ze ongetwijfeld niet. Desondanks beken
ik, mij in haar collectie te interesseren,
omdat ik er voor mezelf enig finan
cieel voordeel in zie. Haar gezicht be
trekt en ge stelt wreed het ultimatum:
„Quelques minutes!"
Ongelooflijk wat je in enkele minu
ten (die tot ruim drie kwartier uit
groeien) kunt rommelen en lezen. Ik
kan het u niet eens allemaal navertel
len, zo uitgebreid worden mijn aan
tekeningen. Vrij spoedig raak ik verza
digd van componistenbrieven, want de
meeste, zelfs van de allergrootsten,
stellen me een beetje teleur. Veel ver-
helderends over hun karakters bieden
zij niet. De reuzen in de litteratuur
doen zich echter ook voor als mensen
met dezelfde vreugden en zorgen als u
en ik. Als Baudelaire aan een vriend
schrijft, bijzonder gelukkig te zullen
zijn als het hem zou lukken vijf francs
te bemachtigen, kan ik er alleen maar
uit concluderen dat dichters er honderd
jaar geleden al net zo beroerd voor
stonden als vandaag. Voor deze brief
moet men nu vierhonderdvijftig franc
neertellen en slechts twintig voor een
geërgerde ontboezeming van Marcel
Aymé aan het adres van een meisje:
„Ga mijn boek maar kopen, ik denk er
niet aan het te sturen."
DE PRIJZENPOLITIEK in deze zaak
is mij niet geheel duidelijk geworden.
Is maarschalk Bernadotte, de latere
(en eerste) koning van Zweden, een be
langrijk mens of niet? Toch vraagt
men niet meer, dan vijfenveertig franc
voor de gedetailleerde orders van de
maarschalk, als commandant van de
linkervleugel van het Donauleger, aan
generaal Gudin, die het bevel voerde
over de troepen op de linker Rijnover.
En een onnozele vier franc meer voor
elf pagina's in het Russisch van Ivan
Bunine, een winnaar van de Nobelprijs
voor litteratuur.
Dan is Chagall al duurder (honderd
franc) als hij alleen maar aan Gilles de
Tourelle schrijft, dat van een samen
komst bij Sévérin niets kan komen,
omdat daar ten huize een kind ziek is
geworden. De complimenten van Victor
Hugo, in 1859 gericht aan Ernest Hamel
(„U hebt een uitstekend boek ge
schreven") moeten twintig franc meer
opbrengen.
EN DAAR ontdek ik een duur stuk,
maar dat is dan ook van niemand min
der dan van Willem de Zwijger: een in
1577 geschreven soort geloofsbrief -ten
name van Hendrick van Meerthen. Me
dunkt dat het voor zeshonderdvijftig
franc nog een koopje is.
Beroemdheden uit de geschiedenis en
uit alle takken van de kunst trekken
aan mij voorbij. Hector Berlioz, Raoul
Dufy, Manuel de Falla, Gabriel Fauré,
César Franck, Ilja Ehrenburg (ook al
een vertaler van Franqois Villon, me
neer van Alten a), Charles Dickens,
David en Léon Delibes liggen naast
Enrico Caruso (een kerstkaart uit 1906
plus zijn foto voor achtentwintig franc)
en Colette (honderd franc voor een
brief aan een prinses van Griekenland,
die haar had gecondoleerd ter gelegen
heid van het ontslapen van „haar hond
je!). Paul Claudel en Jean Cocteau ont
breken niet, Albert Einstein evenmin,
maar die is knap duur: vijfhonderd
negentig franc. Het is dan ook een in
het Duits gestelde missive aan de Zwit
serse Nobelprijswinnaar prof, dr. Joh.
Stark en ik heb niets van het (wiskun
dige) onderwerp begrepen.
MARIE CURIE zal nooit hebben ver
moed dat de heer en mevrouw Mors
sen een brief van haar aan een vrien
din thans voor vierhonderdnegentig
franc van de hand willeft doen. Maar
het komt mij voor dat Catharina de
Grote van Rusland nog verbaasder en
zelfs een tikje gechoqueerd zou zijn
als ze kon weten dat haar brief van
augustus 1761 aan een zekere heer de
Coppelman nu open en bloot en voor
iedere belangstellende ter inzage
(koopprijs driehonderdvijftig franc) in
dat winkeltje aan de rue de Seine ligt.
Het epistel gaat over „de persoon in
kwestie" (voor de heer de Coppelman
moet dat geen raadsel zijn geweest),
over wie zij „de behoefte gevoelt mede
te delen, dat hij in verband met her
haald en hinderlijk verslikken van min
is veranderd."
ELKE DAG worden overal ter we
reld miljoenen speelkaarten geschud,
gedeeld en uitgespeeld of proberen
„helderziende" dames haar klanten
uit de kaarten de toekomst te voor
spellen. Maar wie van al die „consu
menten" weet iets af van de geschie
denis van het kaartspel, en van zijn
vaak niet geringe invloed op
mensen en gebeurtenissen?
IN DE Westduitse stad Bielefeld is
een museum dat op vele van die vra
gen een antwoord verschaft. Dit „Spiel-
kartenmuseum" is een schepping van
Eberhard Pinder, een zoon van de ver
maarde kunsthistoricus Wilhelm Pinder
en dit jaar viert het zijn tienjarig
bestaan. In die tien jaar heeft het tal
van unieke curiosa uit de wereld van
„des Duivels prentenboek" vergaard
en vandaag-de-dag behoort het tot de
drukstbezochte cultuurhistorische mu
sea van Duitsland. Want ook de Duitsers
zijn fervente kaartspelers, al stellen zij
dan hun partijtje „Skat" ver boven
bridge, canasta en klaverjas. Op de vrije
zaterdag staan er soms hele rijen be
zoekers voor de deuren van dit kaar-
tenmuseum te wachten.
WAT VINDT men er? De rijk voor
ziene vitrines en wanden tonen een
keur aan speelkaarten uit alle tijden
en uit alle landen ter wereld. Ze zijn
uitgevoerd in allerlei technieken, koper
gravure, houtsnede en houtgravure,
steendruk en offset. Maar er zijn ook
oudere spellen, daterend van vóór de
uitvinding der drukkunst. Dat zijn dan
meestal bijzonder zeldzame (en kostba
re) handbeschilderde exemplaren
een kunstvorm waarvoor zelfs beroem
de schilders zich vroeger niet te hoog
achtten. Maar nog veel ouder zijn de
speelkaarten. Zij waren er al voor de
mens papier had leren vervaardigen.
Men maakte ze toen van hout, bamboe,
ivoor, leer, parelmoer, kameelhuid, lin
nen en geperst stro, om maar een
paar grondstoffen te noemen. De oude
Perzen speelden zelfs met zilveren speel-
spel". Elke voorstelling was voorzien
van een bijpassende bijbeltekst.Kar
dinaal Mazarin liet in 1649 voor de zes
jarige Dauphin, de latere Zonneko
ning, een leerspel over de Franse ko
ningen vervaardigen. Van vele beroem
de kaartspelen bezit het museum in
Duitsland originelen of kopieën. Alle
soorten speelkaarten vindt men er, al
leen de zogeheten „pin-up"-kaarten blij
ven buiten zijn deuren.
D. K.
i ttute/iïp
kaarten, waarvan het Bielefeldse mu
seum enkele fraai bewerkte exemplaren
heeft kunnen verwerven.
WAT GEBEURT er eigenlijk, als drie,
vier kaartspelers bij elkaar zitten?
Vaak krijgt men de indruk dat zij
„voor de wereld verloren" zijn. Ze
gaan zo in hun spel op, dat er als het
ware een onzichtbare muur om hun ta
feltje verrijst. De spelers isoleren zich
en rond hen ontstaat een magische cir
kel, waarin bewust of onbewust een
soort van samenzweringsmentaliteit
groeit: een samenzwering, als het wa
re, tegen heel de „buitenwereld". Men
kan in ieder geval begrijpen waarom
het kaartspel altijd een doorn in het
oog is geweest van dictators en tyran-
nen: Hitier wilde het wettelijk verbie
den en Stalin koesterde overeenkomstige
voornemens. Maar hoe groot hun macht
ook was, dat is er nooit van geko
men. Zelfs in de laatste oorlogswinter
werd er in Hitiers ondergaande „Dui
zendjarige Rijk", bij surrogaatkoffie en
kaarslicht, gekaart of het leven ervan
afhing. Het was de laatste luxe die de
burgers zich permitteren konden.
SPEELKAARTEN en politiek! een
boeiend chapiter. Wie heeft ooit gewe
ten dat keizerin Maria Theresia tijdens
de Silezische oorlogen een kaartspel on
der haar Slavische soldaten liet distri
bueren, waarop de geschiedenis en de
tradities van de Slavische volken ver
heerlijkt werden? Een propagandastunt
die overigens door nazi-minister Goeb-
bels gekopieerd werd: tijdens de Twee
de Wereldoorlog liet deze een kaart-
Behalve speelkaarten uit alle landen
tijden bezit het museum in Biele
feld ook een grote colectie curiosa
en kunstwerken, op het kaartspel
betrekking hebbend. Deze oude gra
vure toont een kaartspelend echtpaar.
De gescoorde punten werden (voor
grond) op het tafelblad „afgeturfd"
spel vervaardigen met karikaturen van
Churchill, Roosevelt en Stalin, compleet
met boosaardige onderschriften, alles
om het „moreel van de Duitse bevol
king te stimuleren". Lang na de oor
log, in 1953, bracht de S.P.D. (Duitse
socialistische partij) een spel kaarten
met politieke grapjes in omloop, als
een bijdrage tot de verkiezingsstrijd.
Alleen vergat het partijbestuur, de daar
toe vereiste belastingpremie te storten
met het resultaat dat alle kaarten door
de justitie in beslag genomen werden.
KAARTEN ZIJN er niet alleen om
wille van het spel. Soms zijn ze be
doeld ter lering, en vermaak van de
spelers. Een voorbeeld daarvan zijn de
bekende kinder-kwartetten, waarop be
roemde bouwwerken, steden, bergen en
rivieren, historische persoonlijkheden,
dichters, schilders en musici staan af
gebeeld. Zulke leerspelen bestonden
reeds in de vijftiende eeuw. Het oud
ste bekende spel is afkomstig uit 1430:
het was een geschenk aan de zoon van
de Milaanse familie Visconti ter ere
van diens zesde verjaardag. Thomas
Murnau uit Krakau ontwierp in 1509 een
„logisch kaartspel". Andreas Strobl van
het klooster Lauffen in Würtemberg
schiep in 1691 een „geestelijk kaart-
OAKMERE (AP) De beroemdste
automobiliste van Engeland is einde
lijk van de weg af althans voor een
jaar. Een rechter in Oakmere heeft de
66-jarige juffrouw Margaret Hunter
maandag een rij verbod van die duur op
gelegd nq. een botsing met een boom.
Juffrouw Hunter erkende dat de boom
rustig langs de weg stond en dat de 30
meter lange wielsporen hoogstwaar
schijnlijk van haar auto afkomstig via-
ren.
Maar zij weet het ongeluk aan een
mysterieuze macht die zich meester
had gemaakt van haar auto.
Een politieagent verklaarde, dat zij
in antwoord op een vraag naar de aard
van die macht gezegd had: „het was
alsof een straalmotor mij van de weg
duwde."
Voor de rechtbank zei juffrouw Hun-
ter: „Ik voelde iets achter me. Ik zou
willen weten wie dat doet en waarom.
De politie behoort dat uit te zoeken!"
Juffrouw Hunter verwierf in 1962 in
ternationale faam doordat haar rij-in-
structeur in een drukke straat uit haar
auto sprong met de kreet „dit is zelf
moord!"
Zij legde ettelijke malen tevergeefs
het rijexamen af en verwierf tenslotte
een rijbewijs door zich tijdelijk in Ier
land te vestigen, waar men dit docu
ment zonder rijexamen kan krijgen.
Het rijbewijs werd door de rechter in
beslag genomen, hoewel juffrouw Hun-
ter de arrestatie van de griffier eiste
wegens diefstal.
Zij gaf te kennen in hoger beroep te
zullen gaan met de opmerking: „Het
land zal al dit gewauwel niet willen ge
loven."
Advertentie
OOOCOOCODCOOOCOOOOCOOOOOOOOOOCOCOOCCOOCOCOOOOCCOOCOOOCOC
11. Pat O'Nozel bestaarde de wriemelende hoop jon
gelieden door zijn vergrootglas en vroeg zich af, hoe
hij tussen al die gepruikte fans de drumdrums zou kun
nen ontdekken. Het was een probleem, waar zelfs het
meesterbrein van de grote detective geen raad mee
wist. „De drumdrums hebben lange harens", mompelde
hij. „Maar nu alle fans pruikens dragen, valt het niet
meer op. Ik zie geen verschil tussen pruikens en ha
rens." Maar gelukkig kwam nu een schouwburgbezoe
ker binnen, die het verschil wel kon vaststellen. Het
paard, dat door Joris en Panda naar birtnen werd ge
duwd, mengde zich in het gedrang en begin links en
rechts pruiken te verslinden. Weldra zag men de ene
jongeling na de ander met afgegraasde haardracht
vluchten. „Die pruiken zijn van hooi, Pat", verklaar
de Panda trots. „En dat bracht me op het idee, dat
paard erbij te brengen, zodat je kunt zien, wie.
„Stil!" viel de speurder hem in de rede. „Ik sta op het
punt, dit probleem op te lossen. Dus stoor me nu niet
met kletspratensl
DC VOLGCNDC OCHTEND, IN
CCCHTCR TIC'S WEKMAME*
FANG WAS EEN EENZAME
WEDUWNAAREN ASTER EEN KNAPPE
VROUW. PANG ZAL VOOR Z'JN ZWAKHEID
ZWAAR MOETEN BOETEN, Z'JN HOOFD
ZAL VAUEN OP HET SCHAVOT. IK HEB
0E STRAF VAN DE Z'JDEVENTER
VERMINDERD TOT EEN MAAND,
EN DE OLIEBOER KR'JGT DRIE
MAANDEN WEGENS
HET AFLEGGEN VAN
VALSE GETUIGENIS.
IK SNAP NIET HOE EEN
EERZAAM AUN ALS FANG
ZICH DOOR EEN DIENST
MEID TOT MISDAAD KON
LATEN VERLEIDEN
AAN L0 PING HES IK DE
OPBRENGST VAN FANG'S GE
CONFISKEERDE HUIS EN MEUBELS
TOEGEWEZEN,SAMEN VUF
ENTWINTIG GOUDSTUK
KEN.
FANG HAD AL
Z'JN GELD VERLOREN,
TSJIAOTAI. ARMOEDE HEEFT
WEL STERKER KARAKTERS
DAN FANG TOT MIS
DAAD GEBRACHT