I R Brieven van beroemdheden en detail Des duivels prentenboek" i PANDA EN DE DRUMDRUMS "Rechter Tie door dr. Robert van Gulik r S? door Charlotte Brontë Garcia de Eindelijk van de weg J Uniek museum gewijd aan het kaartspel a WOENSDAG 24 FEBRUARI 1965 ÖO h R.A.I.-STAND 18 Fa. FLINTERMAN BENTVELD M/WVAAAAAWWWW 143) „Ik heb nooit gezegd, dat de strepen die ik zette, iets met fouten te maken hadden. U was er niet van af te bren gen dat het zo was en ik wilde u niet tegenspreken." „Wat betekenden ze dan?" „Dat doet er nu niet meer toe." „Meneer Moore," riep Henry, „laat u Shirley eens een paar van die stukken opzeggen, die zij zo goed uit haar hoofd kende." „Als ik er een vraag, dan is het Le Cheval Dompté," zei Moore terwijl hij met zijn zakmes het potlood, dat juffrouw Keeldar zowat opgebruikt had bijsleep. Zij wendde haar hoofd af; men kon zien dat haar hals, haar gladde wang die niet meer verborgen werden door hun natuurlijke sluier, een diepe blos kregen. „Aha, ze heeft het nog niet verge ten, ziet u wel, meneer," zei Henry op gewonden. „Ze weet nog hoe ondeu gend ze was." Een glimlach, die Shirley trachtte in te houden, liet haar lippen trillen; zij boog haar hoofd en verborg het half in haar armen, half in haar krul len, die weer los neervielen toen zij dit deed. „Ja zeker, ik was een opstandeling!" antwoordde zij. „Een opstandeling!" herhaalde Hen ry. „Ja, jij en papa hdden verschrik kelijke ruzie gehad en jij trotseerde zowel hem als mamma, en mevrouw Pry or en iedereen; je zei dat hij je beledigd had „Hij had mij ook beledigd," viel Shirley in. „En je wilde Sympson Grove met een verlaten. Ja pakte je spullen in en papa wierp ze weer uit je koffer; mamma huilde mevrouw Pryor huilde, zij stonden allebei hun handen te wringen en smeekten je geduld te hebben en jij knielde op de vloer met al je dingen en je omgekeerde koffer voor je en je zag er uit, Shirley je zag er uit nou, je was in een van jouw buien. Je gezicht is niet ver trokken in zo'n driftbui; het is strak, maar heel mooi; je ziet er eigenlijk niet woedend uit, alleen maar vastbe sloten en gejaagd; toch heb je dan het gevoel dat, als er je een hindernis in de weg gelegd werd, die zou splijten als door de bliksem getroffen. Papa verloor de moed en riep meneer Moo re." „Nu is het genoeg, Henry". „Nee, het is niet genoeg. Ik weet niet hoe meneer Moore het voor el kaar kreeg, maar Ik herinner me dat hij papa waarschuwde dat opwinding slecht was voor zijn jicht; en toen praatte hij rustig tegen de dames, en kreeg hen ertoe te verdwijnen; en daarna^zei hij tegen jou, juffrouw Shirley, dat het geen zin had om nu te praten of je de les te lezen, maar dat de thee klaar stond in de leerka mer en dat hij erge dorst had en het prettig zou vinden als je nu even het inpakken uit wilde stellen en thee wilde schenken voor hem en voor mij. Je kwam; eerst wilde je niet pra ten, maar je ontdooide al gauw en werd opgewekt. Meneer Moore begon ons over het Vasteland te vertellen, over de oorlog en Bonaparte, onder werpen waar wij beiden graag over hoorden. Na de thee zei hij dat wij hem geen van beiden verlaten moes ten die avond; hij wilde ons niet uit het oog verliezen, want dan haalden wij weer kattekwaad uit. Wij zaten ieder aan een kant van hem; wij hadden het zo fijn. Ik heb nooit zo'n prettige avond beleefd. De volgende dag gaf hij jou, juffie, een standje van een uur lang en het slot was dat hij je opdroeg een stuk van Bossuet uit je hoofd te leren bij wijze van strafmaat regel Le Cheval Dompté. Dat heb je gedaan in plaats van je koffer te pakken, Shirley. Wij hebben niets meer gehoord over dat weglopen van je. Meneer Moore heeft er jou nog wel een jaar lang mee geplaagd." „Nooit heeft ze met meer bezieling een les opgezegd," voegde Moore er aan toe. „Zij bezorgde mij toen voor het eerst de traktatie mijn moeder taal zonder accent te horen uitspre ken door een Engels meisje." „Een maandlang is ze zo zoet als zomerkersen geweest," viel Henry weer in: „door een flinke, gezonde ruzie verbeterde Shirley's humeur al tijd." „Je praat over mij alsof ik niet aanwezig ben", merkte juffrouw Keeldar op, die haar gezicht nog niet had opgeheven. „Bent u er wel zeker van dat u aan wezig bent?" vroeg Moore: „Sinds mijn komst hier zijn er ogenblikken geweest, dat ik in de verzoeking kwam aan de eigenares yan Field- head te vragen of zij wist wat er van mijn vroegere leerlinge gewor den was?" „Zij zit nu hier." „Ik zie haar wel en zij is deemoedig genoeg; maar ik zou noch Harry noch iemand anders aanraden een al te blind vertrouwen te stellen in een nederigheid, die het ene ogenblik haar blozende gelaat kan verbergen als een bescheiden kindje en zich het volgende ogenblik als een marmeren Juno bleek en trots verheft." „Eén man in lang-vervlogen tijden, wordt er gezegd, gaf leven aan het beeld, dat hij had gehouwen. Ande ren hebben misschien de tegengestel de gave om het leven in steen te veranderen." Moore wachtte even voordat hij op deze opmerking antwoordde. In zijn blik, die getroffen en tegelijk pein zend was, stond te lezen, „een vreemd gezegde; wat kan dit betekenen?" Hij overwoog het in zijn geest, diep en langzaam nadenkend, als een Duit ser, die over de hogere filosofie zit te piekeren. Eindelijk zei hij: „U bedoelt dat sommige mensen afkeer inboezemen en een vriendelijk hart op die ma nier verkillen." „Vernuftig!" antwoordde Shirley. „Indien deze verklaring u bevalt, laat haar dan vooral gelden. Ik vind het best." En hierbij hief zij haar hoofd op met een trotse blik en de kleur van een standbeeld, zoals Louis het had beschreven. „Aanschouw de gedaanteverwisse ling!" zei hij: „Nauwelijks voorge steld of ze is werkelijkheid gewor den: een ootmoedige nimf ontwikkelt zich tot een ongenaakbare godin. Maar Henry moet niet teleurgesteld worden wat de voordracht betreft en Olympia zal zich verwaardigen hem dat plezier te doen. Laten wij begin nen." „Ik weet de eerste regel al niet meer." „Ik wel. Mijn geheugen werkt lang zaam, maar goed. Ik v.erwerf bewust zowel kennis als genegenheid. De aanwinst groeit in mijn brein en het gevoel in mijn borst; en het is geen snel opschietend gewas, dat daar het geen wortels heeft, een tijdlang op bloeit en maar al te spoedig ver welkt. Let op, Henrt! Juffrouw Keel dar wil aan je wens voldoen. „Voyez ce Cheval ardent et impétueux," zo begint het." Juffrouw Keeldar wilde de poging doen; maar zij hield al gauw op. „Indien ik het niet hele maal hoor opzeggen, kan ik er niet mee doorgaan," zei zij. „Toch was het spoedig geleerd, „snel verworven, snel verdwenen"," moraliseerde de leraar. Hij droeg het stuk bedaard voor, heel precies, met langzame, treffende nadruk. Shirley boog haar hoofd langzamer hand naar hem toe terwijl hij verder ging. Haar gezicht, dat eerst van hem afgewend was keerde zich nu weer om. Toen hij ophield, nam zij het woord als van zijn lippen over. Zij deed zijn toon na, zij gebruikte pre cies hetzelfde accent, zij sprak de volzinnen uit zoals hij het gedaan had; zij bootste zijn manier van doen, zijn uitspraak, zijn uitdrukkingswijze na. Nu was het haar beurt om een ver zoek te doen. „Herinner u Le Song d'Athalie," vroeg zij dringend, „en zeg het op voor ons. Hij deed het. Zij nam het van hem over; het verschafte haar een leven dig genoegen zijn taal tot de hare te maken. Zij vroeg nog meer gunsten. Alle oude voordrachten uit de school tijd werden opgehaald, en daarmee tevens de vroegere leerjaren van Shirley. (Wordt vervolgd) IN HET PARIJSE Quartier latin houden veel straten de bezoekers vast, maar wellicht geen ervan meer dan de rue de Seine. Daar vindt men naast goedkope (en verbluffend goedkope) restaurantjes een grote verscheidenheid aan kunst en antiek niet te vergeten de nederzetting van Raymond Duncan, de zonderlinge broer van de eertijds befaamde danseres Isidora en tenslotte, wat weggestopt tussen grotere zaken, de winkel van de heer G. Morssen. Hij heeft zichgespecialiseerd in histo rische en litteraire souvenirs en bezit een eerbiedwaardige verzameling handteke ningen en handschriften van beroemde personen. Een unieke collectie, zeker ook belangwekkend voor psychologen, die uit brieven van artistieke hoogvliegers aller lei conclusies kunnen trekken. DE ROLLUIKEN zijn neergelaten, hoewel het elf uur in de morgen is, zo dat ik alle recht heb te verwachten de winkel in bedrijf te zien. In een klein vitrinetje naast het ijzeren gordijn heeft monsieur Morssen een vodje pa pier opgehangen, waarop hij belang stellenden kond doet dat hij 's mid dags om drie uur aanwezig hoopt te zijn. Ik ga dus eerst maar wat in kunstzaaltjes rondkijken en breng daar mee voldoende tijd zoek om recht tegenover mijn aanstaand slachtoffer te gaan lunchen. Het eten is al lang verorberd, de krant die ik me heb aangeschaft ligt al geruime tijd uitgelezen naast me, de klok heeft drie geslagen en ik zit nog over mijn derde kopje koffie te dralen. De rolluiken blijven onverbiddelijk neer. Pas wanneer ik om over half vier teleurgesteld wil vertrekken, schuift een struise dame ze resoluut naar boven. De dag is wel bijna om, maar het zakendoen kan toch beginnen. EEN ECHTPAAR dat in een auto heeft gewacht klopt mij met een neus lengte, een enorm voordeel voor mij, naar het blijkt, want terwijl man en vrouw onmiddellijk hartstochtelijk be ginnen te onderhandelen, heeft mijn nieuwsgierigheid het rijk even alleen. Ik weet niet waaraan ik het eerst moet beginnen, zo tot barstens toe is de win kel volgepropt. Aan de wanden, voor zover ze niet in beslag worden genomen door hoog opgetaste planken, prijken talloze prenten en schilderijen. Ik doe een willekeurige greep in de voorraad en begin geboeid te lezen in een druk proef van een artikel, door Chateau briand in 1815 geschreven (Over de bin nen- en buitenlandse toestand van Frankrijk, vierhonderdvijftig franc), als madame Morssen zich losmaakt van de beide potentiële klanten en mij wat wantrouwend toevoegt: „Komt u hier iets kopen?" Vriendelijkheid lijkt niet haar groot ste deugd, gevoel voor publiciteit bezit ze ongetwijfeld niet. Desondanks beken ik, mij in haar collectie te interesseren, omdat ik er voor mezelf enig finan cieel voordeel in zie. Haar gezicht be trekt en ge stelt wreed het ultimatum: „Quelques minutes!" Ongelooflijk wat je in enkele minu ten (die tot ruim drie kwartier uit groeien) kunt rommelen en lezen. Ik kan het u niet eens allemaal navertel len, zo uitgebreid worden mijn aan tekeningen. Vrij spoedig raak ik verza digd van componistenbrieven, want de meeste, zelfs van de allergrootsten, stellen me een beetje teleur. Veel ver- helderends over hun karakters bieden zij niet. De reuzen in de litteratuur doen zich echter ook voor als mensen met dezelfde vreugden en zorgen als u en ik. Als Baudelaire aan een vriend schrijft, bijzonder gelukkig te zullen zijn als het hem zou lukken vijf francs te bemachtigen, kan ik er alleen maar uit concluderen dat dichters er honderd jaar geleden al net zo beroerd voor stonden als vandaag. Voor deze brief moet men nu vierhonderdvijftig franc neertellen en slechts twintig voor een geërgerde ontboezeming van Marcel Aymé aan het adres van een meisje: „Ga mijn boek maar kopen, ik denk er niet aan het te sturen." DE PRIJZENPOLITIEK in deze zaak is mij niet geheel duidelijk geworden. Is maarschalk Bernadotte, de latere (en eerste) koning van Zweden, een be langrijk mens of niet? Toch vraagt men niet meer, dan vijfenveertig franc voor de gedetailleerde orders van de maarschalk, als commandant van de linkervleugel van het Donauleger, aan generaal Gudin, die het bevel voerde over de troepen op de linker Rijnover. En een onnozele vier franc meer voor elf pagina's in het Russisch van Ivan Bunine, een winnaar van de Nobelprijs voor litteratuur. Dan is Chagall al duurder (honderd franc) als hij alleen maar aan Gilles de Tourelle schrijft, dat van een samen komst bij Sévérin niets kan komen, omdat daar ten huize een kind ziek is geworden. De complimenten van Victor Hugo, in 1859 gericht aan Ernest Hamel („U hebt een uitstekend boek ge schreven") moeten twintig franc meer opbrengen. EN DAAR ontdek ik een duur stuk, maar dat is dan ook van niemand min der dan van Willem de Zwijger: een in 1577 geschreven soort geloofsbrief -ten name van Hendrick van Meerthen. Me dunkt dat het voor zeshonderdvijftig franc nog een koopje is. Beroemdheden uit de geschiedenis en uit alle takken van de kunst trekken aan mij voorbij. Hector Berlioz, Raoul Dufy, Manuel de Falla, Gabriel Fauré, César Franck, Ilja Ehrenburg (ook al een vertaler van Franqois Villon, me neer van Alten a), Charles Dickens, David en Léon Delibes liggen naast Enrico Caruso (een kerstkaart uit 1906 plus zijn foto voor achtentwintig franc) en Colette (honderd franc voor een brief aan een prinses van Griekenland, die haar had gecondoleerd ter gelegen heid van het ontslapen van „haar hond je!). Paul Claudel en Jean Cocteau ont breken niet, Albert Einstein evenmin, maar die is knap duur: vijfhonderd negentig franc. Het is dan ook een in het Duits gestelde missive aan de Zwit serse Nobelprijswinnaar prof, dr. Joh. Stark en ik heb niets van het (wiskun dige) onderwerp begrepen. MARIE CURIE zal nooit hebben ver moed dat de heer en mevrouw Mors sen een brief van haar aan een vrien din thans voor vierhonderdnegentig franc van de hand willeft doen. Maar het komt mij voor dat Catharina de Grote van Rusland nog verbaasder en zelfs een tikje gechoqueerd zou zijn als ze kon weten dat haar brief van augustus 1761 aan een zekere heer de Coppelman nu open en bloot en voor iedere belangstellende ter inzage (koopprijs driehonderdvijftig franc) in dat winkeltje aan de rue de Seine ligt. Het epistel gaat over „de persoon in kwestie" (voor de heer de Coppelman moet dat geen raadsel zijn geweest), over wie zij „de behoefte gevoelt mede te delen, dat hij in verband met her haald en hinderlijk verslikken van min is veranderd." ELKE DAG worden overal ter we reld miljoenen speelkaarten geschud, gedeeld en uitgespeeld of proberen „helderziende" dames haar klanten uit de kaarten de toekomst te voor spellen. Maar wie van al die „consu menten" weet iets af van de geschie denis van het kaartspel, en van zijn vaak niet geringe invloed op mensen en gebeurtenissen? IN DE Westduitse stad Bielefeld is een museum dat op vele van die vra gen een antwoord verschaft. Dit „Spiel- kartenmuseum" is een schepping van Eberhard Pinder, een zoon van de ver maarde kunsthistoricus Wilhelm Pinder en dit jaar viert het zijn tienjarig bestaan. In die tien jaar heeft het tal van unieke curiosa uit de wereld van „des Duivels prentenboek" vergaard en vandaag-de-dag behoort het tot de drukstbezochte cultuurhistorische mu sea van Duitsland. Want ook de Duitsers zijn fervente kaartspelers, al stellen zij dan hun partijtje „Skat" ver boven bridge, canasta en klaverjas. Op de vrije zaterdag staan er soms hele rijen be zoekers voor de deuren van dit kaar- tenmuseum te wachten. WAT VINDT men er? De rijk voor ziene vitrines en wanden tonen een keur aan speelkaarten uit alle tijden en uit alle landen ter wereld. Ze zijn uitgevoerd in allerlei technieken, koper gravure, houtsnede en houtgravure, steendruk en offset. Maar er zijn ook oudere spellen, daterend van vóór de uitvinding der drukkunst. Dat zijn dan meestal bijzonder zeldzame (en kostba re) handbeschilderde exemplaren een kunstvorm waarvoor zelfs beroem de schilders zich vroeger niet te hoog achtten. Maar nog veel ouder zijn de speelkaarten. Zij waren er al voor de mens papier had leren vervaardigen. Men maakte ze toen van hout, bamboe, ivoor, leer, parelmoer, kameelhuid, lin nen en geperst stro, om maar een paar grondstoffen te noemen. De oude Perzen speelden zelfs met zilveren speel- spel". Elke voorstelling was voorzien van een bijpassende bijbeltekst.Kar dinaal Mazarin liet in 1649 voor de zes jarige Dauphin, de latere Zonneko ning, een leerspel over de Franse ko ningen vervaardigen. Van vele beroem de kaartspelen bezit het museum in Duitsland originelen of kopieën. Alle soorten speelkaarten vindt men er, al leen de zogeheten „pin-up"-kaarten blij ven buiten zijn deuren. D. K. i ttute/iïp kaarten, waarvan het Bielefeldse mu seum enkele fraai bewerkte exemplaren heeft kunnen verwerven. WAT GEBEURT er eigenlijk, als drie, vier kaartspelers bij elkaar zitten? Vaak krijgt men de indruk dat zij „voor de wereld verloren" zijn. Ze gaan zo in hun spel op, dat er als het ware een onzichtbare muur om hun ta feltje verrijst. De spelers isoleren zich en rond hen ontstaat een magische cir kel, waarin bewust of onbewust een soort van samenzweringsmentaliteit groeit: een samenzwering, als het wa re, tegen heel de „buitenwereld". Men kan in ieder geval begrijpen waarom het kaartspel altijd een doorn in het oog is geweest van dictators en tyran- nen: Hitier wilde het wettelijk verbie den en Stalin koesterde overeenkomstige voornemens. Maar hoe groot hun macht ook was, dat is er nooit van geko men. Zelfs in de laatste oorlogswinter werd er in Hitiers ondergaande „Dui zendjarige Rijk", bij surrogaatkoffie en kaarslicht, gekaart of het leven ervan afhing. Het was de laatste luxe die de burgers zich permitteren konden. SPEELKAARTEN en politiek! een boeiend chapiter. Wie heeft ooit gewe ten dat keizerin Maria Theresia tijdens de Silezische oorlogen een kaartspel on der haar Slavische soldaten liet distri bueren, waarop de geschiedenis en de tradities van de Slavische volken ver heerlijkt werden? Een propagandastunt die overigens door nazi-minister Goeb- bels gekopieerd werd: tijdens de Twee de Wereldoorlog liet deze een kaart- Behalve speelkaarten uit alle landen tijden bezit het museum in Biele feld ook een grote colectie curiosa en kunstwerken, op het kaartspel betrekking hebbend. Deze oude gra vure toont een kaartspelend echtpaar. De gescoorde punten werden (voor grond) op het tafelblad „afgeturfd" spel vervaardigen met karikaturen van Churchill, Roosevelt en Stalin, compleet met boosaardige onderschriften, alles om het „moreel van de Duitse bevol king te stimuleren". Lang na de oor log, in 1953, bracht de S.P.D. (Duitse socialistische partij) een spel kaarten met politieke grapjes in omloop, als een bijdrage tot de verkiezingsstrijd. Alleen vergat het partijbestuur, de daar toe vereiste belastingpremie te storten met het resultaat dat alle kaarten door de justitie in beslag genomen werden. KAARTEN ZIJN er niet alleen om wille van het spel. Soms zijn ze be doeld ter lering, en vermaak van de spelers. Een voorbeeld daarvan zijn de bekende kinder-kwartetten, waarop be roemde bouwwerken, steden, bergen en rivieren, historische persoonlijkheden, dichters, schilders en musici staan af gebeeld. Zulke leerspelen bestonden reeds in de vijftiende eeuw. Het oud ste bekende spel is afkomstig uit 1430: het was een geschenk aan de zoon van de Milaanse familie Visconti ter ere van diens zesde verjaardag. Thomas Murnau uit Krakau ontwierp in 1509 een „logisch kaartspel". Andreas Strobl van het klooster Lauffen in Würtemberg schiep in 1691 een „geestelijk kaart- OAKMERE (AP) De beroemdste automobiliste van Engeland is einde lijk van de weg af althans voor een jaar. Een rechter in Oakmere heeft de 66-jarige juffrouw Margaret Hunter maandag een rij verbod van die duur op gelegd nq. een botsing met een boom. Juffrouw Hunter erkende dat de boom rustig langs de weg stond en dat de 30 meter lange wielsporen hoogstwaar schijnlijk van haar auto afkomstig via- ren. Maar zij weet het ongeluk aan een mysterieuze macht die zich meester had gemaakt van haar auto. Een politieagent verklaarde, dat zij in antwoord op een vraag naar de aard van die macht gezegd had: „het was alsof een straalmotor mij van de weg duwde." Voor de rechtbank zei juffrouw Hun- ter: „Ik voelde iets achter me. Ik zou willen weten wie dat doet en waarom. De politie behoort dat uit te zoeken!" Juffrouw Hunter verwierf in 1962 in ternationale faam doordat haar rij-in- structeur in een drukke straat uit haar auto sprong met de kreet „dit is zelf moord!" Zij legde ettelijke malen tevergeefs het rijexamen af en verwierf tenslotte een rijbewijs door zich tijdelijk in Ier land te vestigen, waar men dit docu ment zonder rijexamen kan krijgen. Het rijbewijs werd door de rechter in beslag genomen, hoewel juffrouw Hun- ter de arrestatie van de griffier eiste wegens diefstal. Zij gaf te kennen in hoger beroep te zullen gaan met de opmerking: „Het land zal al dit gewauwel niet willen ge loven." Advertentie OOOCOOCODCOOOCOOOOCOOOOOOOOOOCOCOOCCOOCOCOOOOCCOOCOOOCOC 11. Pat O'Nozel bestaarde de wriemelende hoop jon gelieden door zijn vergrootglas en vroeg zich af, hoe hij tussen al die gepruikte fans de drumdrums zou kun nen ontdekken. Het was een probleem, waar zelfs het meesterbrein van de grote detective geen raad mee wist. „De drumdrums hebben lange harens", mompelde hij. „Maar nu alle fans pruikens dragen, valt het niet meer op. Ik zie geen verschil tussen pruikens en ha rens." Maar gelukkig kwam nu een schouwburgbezoe ker binnen, die het verschil wel kon vaststellen. Het paard, dat door Joris en Panda naar birtnen werd ge duwd, mengde zich in het gedrang en begin links en rechts pruiken te verslinden. Weldra zag men de ene jongeling na de ander met afgegraasde haardracht vluchten. „Die pruiken zijn van hooi, Pat", verklaar de Panda trots. „En dat bracht me op het idee, dat paard erbij te brengen, zodat je kunt zien, wie. „Stil!" viel de speurder hem in de rede. „Ik sta op het punt, dit probleem op te lossen. Dus stoor me nu niet met kletspratensl DC VOLGCNDC OCHTEND, IN CCCHTCR TIC'S WEKMAME* FANG WAS EEN EENZAME WEDUWNAAREN ASTER EEN KNAPPE VROUW. PANG ZAL VOOR Z'JN ZWAKHEID ZWAAR MOETEN BOETEN, Z'JN HOOFD ZAL VAUEN OP HET SCHAVOT. IK HEB 0E STRAF VAN DE Z'JDEVENTER VERMINDERD TOT EEN MAAND, EN DE OLIEBOER KR'JGT DRIE MAANDEN WEGENS HET AFLEGGEN VAN VALSE GETUIGENIS. IK SNAP NIET HOE EEN EERZAAM AUN ALS FANG ZICH DOOR EEN DIENST MEID TOT MISDAAD KON LATEN VERLEIDEN AAN L0 PING HES IK DE OPBRENGST VAN FANG'S GE CONFISKEERDE HUIS EN MEUBELS TOEGEWEZEN,SAMEN VUF ENTWINTIG GOUDSTUK KEN. FANG HAD AL Z'JN GELD VERLOREN, TSJIAOTAI. ARMOEDE HEEFT WEL STERKER KARAKTERS DAN FANG TOT MIS DAAD GEBRACHT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 9