Chef^kok Ver way ens
Ms ik werk hek ik geen
Behoefte aan eten
ME
Postzegels verzamelen
De eerste luchtpost
reisde per ballon
Betatron ten strijde tegen kanker
m
Uit nood geboren
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1965
Erbij
PAGINA VIER
If
Leraarschap komt boven
Woekeren met budget
Ideeën opdoen
Chef ging blootshoofds
Agent van
Intelligence Service
„Australiërs geen koks"
Vertekend beeld
Op de voorgalerij
Autoritair optreden
„Dat gaf gedonder
Echt boos maken
Postzegel redde kanaal
Deviezenbron
Chej Verwayen in zijn Indische jgren
een kalkoen voorsnijdend.
Nu is het, dunkt ons, de tijd om
u, trouwe lezers en lezeressen
van deze rubriek een mooi
voorjaar toe te wensen. We blazen nog
even uit na de vermoeienissen van de
lange, winterse feestavonden vol culi
naire geneugten. Daarom willen wij u
deze keer het portret van een chef-kok
voorzetten. Hij is een van de vele ano
nieme werkers, die tijdens de feestdagen
in hotels en restaurants bergen werk
verzet hebben. Soms, zo rond de feest
dagen, worden ze even uit deze anoni
miteit gelicht. Dan komen ze met hun,
specialiteiten in de krant. U zult met
ons wel willen geloven dat zij werke
lijk in staat zijn al die fraaie schotels
uit te denken en op te maken; de vrgag
die zich opdringt is: Gaat er een per
soonlijkheid schuil achter dat smettelo
ze koksbuis, wat gaat er vooraf aan die
aanstelling tot chef over een legertje
koks en keukenhulpen? Geeft de anoni
miteit waarin wordt gewerkt voldoening
of heeft ze een ontmoedigende en wel
licht geestdodende invloed, kan het
werk blijven boeien of wordt men op
den duur een saaie (keuken) piet? Vra
gen, vragen en nog eens vragen; oor
deelt u zelf. Wij stellen u voor: een
man wiens carrière zozeer en zolang in
ternationaal van aard was, dat hij zeifs
de Britse nationaliteit verwierf en pas
enige maanden geleden gerenaturali-
seerd werd tot Nederlander:
Hij is chef-kok Verwayen, 54 jaar, nu
hoofd van de keuken van het exclusie
ve wildrestaurant Puck, idyllisch gele
gen in de Kaag, waar men in het ge
sloten (jacht)seizoen kip in ontelbare
variëteiten kan eten en in dit jaarge
tijde alle wildspecialiteiten van de chef.
De heer Verwayen was al ver voor
de tweede wereldoorlog chef-kok in het
luxueuze Preangerhotel in Batavia. (Hij
spreekt ook nu nog voortdurend van
Batavia). In diezelfde stad was hij le
raar aan de hotelvakschool. En dat le
raarschap kwam boven toen wij hem
vroegen hoe hij dacht over de elfde
internationale kookkunsttentoonstelling
te Frankfort, waaraan hij als lid van
de prijswinnende Amsterdamse equipe
heeft deelgenomen.
„Ja", zegt hij „er bestaat een groot
verschil tussen de twee onderdelen
waarin de wedstrijden zijn gesplitst. De
eerste week het koud buffet: voor mij
zijn het de artistieke kwaliteiten die in
deze afdeling de boventoon moesten voe
ren. Daarop konden we ons uitleven.
De tweede week waren het de wedstrij-
werb („beweurb" zegt Verwayen, maar
dat is een van de weinige Engelse ver
sprekingen die hij maakt), daarbij
sprak vooral het commercieel-verant-
woord-zijn een woordje mee."
„Geen chef kan het zich veroorloven",
doceert hij ernstig, „om allèen extra
vagante en zeer exclusieve schotels sa
men te stellen en daarvoor slechts pe
perdure ingrediënten te gebruiken. Hij
heeft zijn budget en dient daarmee te
woekeren. Een hoteldirectie verwacht
smakelijke, goeduitziende gerechten die
bovendien betaalbaar blijven voor het
publiek. Dat laatste, die verkoopbaar
heid, woog voor zo'n internationale ju
ry in Frankfort heel zwaar.''' De heer
Verwayen deed voor het eerst mee aan
deze kookkunsttentoonstelling.
Wij vroegen hem hoe hij als oud-leraar
van een vakschool en als chef-kok van
verscheidene grote buitenlandse hotels
na 1953 ging hij naar Australië waar
hij in Sydney de leiding had van de
keuken in het Australia-hotel en later
de supervisie over de keukens van alle
race-courses hoe hij dus dacht over
het nut van concoursen als in Frank
fort.
Hij antwoordt: „Als u mij vraagt:
kent u uw vak, dan zeg ik ja, maar
vraagt u mij: kon u daar nog wat le
ren, dan zeg ik ook ja. Kijk eens, je
loopt op zo'n tentoonstelling rond en je
ziet er schotels van concurrenten staan,
met de rauwe ingrediënten er naast.
Voor de vakman is dat voldoende. Je
bekijkt het, je denkt „hé" en je bent
al weer op weg naar de volgende stand.
Je ziet andere mensen werken. Ieder
heeft zo zijn eigen methode, maar plot
seling zie je iets, dat je zelf altijd an
ders, omslachtiger gedaan hebt. De vent
naast je doet het simpeler. Ideeën op
doen. Ogen en oren openzetten. Dat heb
ik altijd gedaan. Ik ben een zwerver
van nature, ik heb altijd veel van de
wereld willen zien. Dat is me gelukt.
Terwille van offers, ook persoonlijke,
maar ik heb er nooit spijt van gehad.
Hij zoekf in zijn paperassen en toont
getuigschriften van vorige werkgevers.
Onveranderlijk in het Engels. Foto's
uit zijn Indische jaren komen ook op
tafel. Als kok de kalkoen voorsnijdend
en als jager hij was een liefhebber
van de hertenjacht de buit inspecte
rend.
Chef Verwayen, hier in Nederland ge
tooid met de hoge koksmuts, die hij
met een gewoontegebaar van voor naar
achter op het hoofd verschuift, staat op
de foto's uit Indië blootshoofds tussen
het voltallige Indische keukenpersoneel.
„Was het te warm om een koksmuts
te dragen?"
„Nee," lacht hij, „maar u weet de
inlander droeg zijn kopiah (mutsje) en
daarom ging ik blootshoofds."
In Indië maakte hij ook de overval
door de Japanners mee. Na zijn eerste
arrestatie zat hij maar kort in de cel,
want de bezetters bemerkten al na een
dag, dat hun maaltijden in gevaar
kwamen als de chef-kok nog langer ge
vangen bleef. Met toestemming van zijn
Nederlandse superieuren en met grote
instemming van de Intelligence Service,
de Britse inlichtingendienst, nam hij
zijn oude taak als chef weer op.
Hij bewoog zich in die tijd vaak per
soonlijk door de eetzaal waar hoge Ja
panse officieren en met hen heulende
Indonesiërs drukke gesprekken voer
den. De bezetters toonden zich gevleid
door de bijzondere aandacht van chef
Verwayen voor hun welzijn. Zij be
kommerden zich nauwelijks om ge
heimhouding. Waarschijnlijk is de heer
Verwayen de enige Nederlandse chef
kok die zo als agent van de inlichtin
gendienst heeft gewerkt. Zijn Britse op
drachtgevers waren vol lpf over de wij
ze waarop hij zich van die voor hem
ongewone taak heeft gekweten. Dat
blijkt uit een officiële dankbetuiging
van de Intelligence Service.
Dan komt de Australische tijd ter
sprake. Hij is een goed verteller en
slaat bewust blijkt later de na
oorlogse Indische jaren over.
„Australiërs zijn geen koks," consta
teert hij nu nog spijtig. „Je kunt ze
leren hoe ze iets moeten, koken, maar
ze zullen het hun leven lang zó blijven
doen. Het ontbreekt hen ten enenmale
aan fantasie."
„Wist u overigens dat Australië een
oesterland is?" vraagt hij onverwacht.
„Natuurlijk, lamsvlees daar werkten
we veel mee, maar oestersOnvoor
stelbaar. Ik heb m'n ogen uitgekeken.
Wat hier toch geldt als een kostbare
delicatesse was daar een normaal voor
gerécht. Per dozijn bestelde men ze en
die oesters kwamen op allerlei manie
ren bereid ter tafel. Daarvan heb ik
nog veel geleerd!"
Op de vraag wat hij doet om zijn
slanke lijn te behouden hij is een
grote forsgebouwde man, echter zon
der overtollig vet om het middel wei
gert hij lachend het antwoord. Hij
haalt er de charmante, donkerharige
eigenaresse van het Wildrestaurant bij
en wij herhalen onze vraag. Mevrouw
Hommels zegt: „Soms eten we dagen
niets, de chef en ik. Dan zegt hij te
gen mij: mevrouw, u mag -wei eens
wat nemen; maar bijna even vaak
moet ik hem eraan herinneren dat hij
nog niet gegeten heeft."
„Als ik werk en dat is meestal het
geval, heb ik geen behoefte aan eten,"
vult Verwayen aan. Hij voegt er met
een aan toe dat hij vindt dat de teke
naars in hun humoristische prentjes
wel een erg vertekend beeld van de
kok in het algemeen geven.
Of hij zelf wel eens uit eten gaat?
„Oh, zeker!"
„En wat kiest u dan?"
„Een goed Indisch restaurant," zegt
hij.
„Maar denkt u dan niet vaak: Dat
hebben ze vergeten, of dit is niet gaar,
of dat had ook wel beter gekund?"
„Ja" beaamt hij, „ik eet altijd cri-
tisch en daarom kan ik er ook moei
lijker van genieten dan een niet-kok."
„Ja, die soevereiniteitsoverdracht;
wanneer was dat ook weer? "53? Ja,
nou het gouvernementspaleis was leeg.
Alles wat herinnerde aan het Neder
landse bewind was eruitgehaald en in
gepakt. Schilderijen, meubels, servie
zen en al wat daarbij behoorde. De
Nederlandse staf wachtte in een hotel
op transport. Vrijdags was alles leeg
en op maandag zou de president zo'n
vijfhonderd gasten hebben voor het di
ner. „De regering overnemen is vers
één" zegt Verwayen, „maar een der
gelijke ontvangst voorbereiden is nog
wat anders". „Nou, er was niemand
die dat kon, trouwens alle eetgerei ont
brak, evenals het tafellinnen. Toen her
innerde iemand van het Nederlandse
besjuur zich dat ergens in Batavia Ver
wayen rondliep, wachtend op reisgele
genheid naar Australië. Ik werd opge
haald en naar Soekarno gebracht die
met zijn gloednieuwe staf van minis
ters en adviseurs op de voorgalerij van
het paleis zat".
„Enfin, het kwam er in het kort op
neer of ik maar even de leiding op me
wilde nemen om alles bij de ontvangst
en het diner gesmeerd te laten verlo
pen. Ik had precies twee dagen en dat
was eigenlijk te weinig, maar ik mocht
zelf mijn honorarium bepalen, zei de
president. Als vriendschappelijk gebaar
tegenover het nieuwe bestuur vond ik
dat niet nodig", herinnert zich Ver
wayen. „Wel vroeg en kreeg ik blanco
volmacht om in het paleis alles te re
gelen".
„Tot na het diner zou iedereen pre
cies doen wat Verwayen beval" zegt
hij verstolen lachend. „Well, daarmee
ging de president onmiddellijk akkoord"
„Goed" zei ik toen, terwijl ik de ver
zameling glimmende automobielen op
het voorerf monsterde, „dan is vanaf
nu dié auto met chauffeur tot maan
dag van mij. Van wie van de heren
is-t-ie? Nou, dat had ik niet hoeven te
Vragen. Een van de assistenten van
Soekarno was woedend-protesterend
opgesprongen, maar de president legde
hem meteen het zwijgen op".
„En daar ging ik", zegt hij gnui
vend. „Ja, nu kan ik erom lachen,
maar reken dat ik 'm toen kneep. Die
ontvangst moest in kannen en kruiken
zijn, daarvoor had ik me garant ge
steld".
„Nou eerst liet ik me door „mijn"
chauffeur naar de gouvernementsopslag
plaatsen brengen, waar ik alleen door
autoritair optreden de schildwacht en
de wachtcommandant wist te overdon
deren. We bekeken de voorraden en ik
wees maar aan: 600 diepe borden, 600
platte, schalen, bestekken, enfin noem
maar op. Toen naar de stoffenmagazij-
nen. De geborduurde tafellakens waren
allemaal al ingepakt, maar ik vond er
gelukkig nog een paar balen wit linnen.
„Drie balen inpakken en afleveren aan
het paleis", beval ik, „En wee jullie
gebeente als het er niet op tijd is",
dreigde ik toen er moeilijkheden re
zen over het vervoer.
„Nou het kwam allemaal in het pa
leis, en op tijd. Man, dat was me een
opluchting". „Het keukenpersoneel was
Indisch, maar dat gaf nauwelijks pro
blemen. De keuze van het menu, het
bereiden ervan, de tafelschikking en de
versiering kostten me het hele week
end, maar het kwam voor elkaar".
„Toen brak de maandag aanhij
steekt even een sigaret op om de span
ning te vergroten.
„In twee ineenlopende zalen van het
paleis waren de tafels aangericht. In
de minst mooie van de twee, die ik de
engelenbak had gedoopt, zouden de la
gere gasten een plaats krijgen. In de
andere zou Soekarno met hoge bezoe
kers zitten. Zo'n uur voordat de presi
dent zou arriveren kwamen de gasten
voorrijden. Ik hield persoonlijk toezicht
op de plaatsaanwijzing en toen begon
nen de moeilijkheden", windt Verwayen
zich nog op.
„Het hoofd van de Indische staats
politie, kom hoe heette hij ook weer,
doet er ook niet toe, kwam met twee
adjudanten, die hij per se rechts en
links naast zich wilde hebben".
„Dat gaf gedonderd; ik werd erbij
geroepen en probeerde de man ervan
te overtuigen dat zijp adjudanten in
de andere zaal thuishoorden, maar hij
wist van geen wijken", zegt chef Ver
wayen. „Teneinde raad liet ik alle be
langrijke gasten naar links en naar
rechts opschuiven zodat die politiechef
zijn zin had. Ik kon op dat ogenblik
geen herrie gebruiken. Het was alles
geregeld toen een mandoer (een van
de zaalchefs) op me afschoot en opge
wonden begon te fluisteren. Er was ru
zie in de andere zaal. Een dronken
chauffeur wilde mee aan tafel schui
ven. Ik ging kijken en ja hoor een
stomdronken figuur tussen de lagere
gasten, het was bijna vechten geblazen.
Ik haastte me terug naar de hoofd
zaal en de politiechef. Kunt u zich voor
stellen hoe ik me voelde; alles was
prima in orde en nu zou zo'n dronken
herrieschopper de boel willen versto
ren en dat een paar minuten voor de
komst van de president," zegt Ver
wayen.
„Een paar gefluisterde woorden in
het oor van de politiechef waren vol
doende. Glimmend van trots gaf hij
zijn adjudanten, die hij zo nodig naast
zich aan tafel had moeten hebben, op
dracht maatregelen te nemen. Als haan
tjes stapten ze driftig naar de andere
zaal en werkten de dronken chauffeur
onzacht naar buiten."
Verwayens ogen twinkelden, „Man",
zegt hij dan „wist ik veel dat die „dron-
kfen chauffeureen van de leden van
Soekarno's kabinet was," en tegelijker
tijd schiet de chef in een bulderende
lach.
Hij is een persoonlijkheid in een
smetteloos koksbuis.
Gaston Gourmet
at
Eén van de belangrijkste Westduitse
elektro-technische firma's heeft on
langs de grootste en krachtigste me
dische bestralingsinstallatie gebouwd.
Het is een betatron, die een capaci
teit van 42 miljoen volt ontwikkelt.
Met behulp van deze installatie kun
nen de volgens het principe van de
kringversneller op lichtsnelheid ge
brachte elektronen direct in het door
kwaadaardige woekeringen aangetas
te weefsel „geschoten" worden. On
geveer 8 ton weegt de eigenlijke
betatronstraler, die in een cirkel rond
de patiënt kan worden bewogen. Op
deze manier wordt de tumor aan een
zo groot mogelijke, de huid echter
aan een zo klein mogelijke dosis
straling blootgesteld.
POSTZEGELS VERZAMELEN door
K. E. König (tweede druk) en POST
ZEGELS ALS GELDBELEGGING door
H. Wittmann, uit het Duits vertaald
en voor Nederland bewerkt door K. E.
König, verschenen bij Uitgevers-Com
pagnie „De Branding" te Amsterdam.
Twee boekjes, het ene van nog geen
honderd en het andere van ruim hon
derd bladzijden, die verzamelaars van
postzegels zullen aanspreken. Het eerst
genoemde werkje is eenvoudig van op
zet, maar de beginnende verzamelaar,
hij zij jong of oud, vindt er alles in wat
hem kan helpen wegwijs te raken in de
filatelie. Het andere werkje is bestemd
voor ervaren postzegelverzamelaars die
hun kennis willen toetsen aan die van
een „beleggingsdeskundige" op hun ge
bied. Minder ervaren filatelisten kun
nen de inhoud beter beschouwen als
een schriftelijke cursus over de moei
lijkste tak in de filatelie, zoiets als judo
in de sport, dat men evenmin uit een
boekje kan leren. Er ligt dus wel een
grote afstand tussen het een en het
ander, maar wie de grenzen 'van zijn
hobby kent, kan aan beide veel ge
noegen beleven.
«a«gnnpnm«ga»
Hij haalt voorbeelden aan van res
taurants waar op de kaart bijvoorbeeld
Casseler rib vermeld staat, maar waar
hij een ondefinieerbare portie vlees-
resten op zijn bord kreeg toen hij dit
bestelde.
„Als ik dan alleen 'Ben, betaal ik en
ga weg, maar soms als je met een
gezelschap uit bent kan dat niet, dan
reclameer je en de fout wordt hersteld,
maar voor mij is het plezier er in zo'n
geval al af."
Hij kan zich echt boos maken over
het ontbreken van een wettelijke be
scherming van de namen die op menu
kaarten worden vermeld.
„Bijna alles is hier beschermd," zegt
hij zich opwindend, „maar als een res
tauranthouder wil knoeien, of het niet
zo nauw neemt, kan hij je onder de
klinkendste namen voorzetten wat hij
kwijt wil."
Hij lacht verontschuldigend na die
felle uitval, verschuift zijn muts nog
eens en haalt dan een foto uit zijn ver
zameling die hij ons al een paar keer
terloops heeft laten zien. „Dit is Soe
karno aan zijn eerste officiële staats
banket, ja dat heb ik voor hem ver
zorgd," grinnikt hij.
„Ik weet eigenlijk niet of ik het wel
mag vertellen" aarzelt hij, en dan
schouderophalend: „enfin, u moet maar
zien of het geschikt is voor de krant".
DE POSTZEGEL is te allen tijde nauw verbonden geweest met het doen
en laten van de mensheid. Toen de eerste postzegels verschenen waren post
koetsen een geliefd motief, later werden het mailboten, spoortreinen en ten
slotte ook vliegtuigen en luchtschepen. De nieuwste postzegels dragen Telstar
als afbeelding over de wereld. De luchtpost is echter altijd een bijzonder
geliefd terrein voor verzamelaars geweest. Brieven die de eerste postvluchten
maakten naar Zuid-Amerika, Indonesië of die over de pool naar Japan vlogen
werden al even geliefd als brieven die met de luchtschepen naar Noord- en
Zjiiid-Amerika werden vervoerd. De aloude duivenpost buiten beschouwing
latend, werden de luchtpostbrieven per luchtballon vervoerd ten tijde van de
belegering van Parijs door de Duitsers (1870-1871).
IN DAT PARIJS was het leven hard;
er was geen vlees, geep groente, om
over boter maar niet te spreken. Men
behielp zich tegen duur geld met talk
en wagensmeer. Kaas was een dierba
re herinnering geworden waarover men
niet meer sprak en aardappelen had
men ook niet meer. Olifantenbloedworst
en kameelnieren behoorden tot de deli
catessen. Een vette rat kostte anderhal
ve goudfrank. Men kan zich voorstellen
wat onder zulke omstandigheden de uit
vinding van de ballonpost betekende.
Men moet dit kunnen aanvoelen om te
beseffen welke een sterke psychologisch
uitwerking de luchtballon had op de be
angste gemoederen van de belegerde
Parijzenaars. Bij het begin van het be
leg namen de Parijs posterijen vijf
ballons in beslag welke zich in de stad
bevonden. De firma Eugène Godard
kreeg een opdracht voor de vervaardi
ging van nieuwe ballons terwijl de pos
terijen ballonvaarders gingen opleiden.
De eerste ballon zou op 21 september
starten, maar bij het vullen scheurde
het omhulsel. Daarna had men meer
geluk en de ballons stegen regelmatig
op, van het Gare du Nord, uit de tui
nen van de Tuilerieën, van de Place St.
Pierre en van de Boulevard d'Italie.
Deze ballons brachten brieven en brief
kaarten uit het bezette Parijs naar alle
delen van het onbezette Frankrijk. De
mensen binnen de belegerde stad had
den het gevoel niet helemaal van de
buitenwereld te zijn afgesneden. De or
ganisatie werkte perfect; de ene na de
andere ballon vertrok met zijn kostbare
lading poststukken naar de provincie.
HET IS wel eens aardig de tarieven
van die eerste luchtpost aan de verge
telheid te ontrukken. Een brief die niet
meer mocht wegen dan vier gram
moest met twintig centimes gefran
keerd zijn; voor een briefkaart tot drie
gram werd tien centimes verlangd. Voor
waardezendingen was een halve frank
extra verschuldigd, maar de posterijen
vergoedden de gehele waarde als de
zending-per-ballon verloren zou gaan.
De regelmaat van de postdienst was
verbluffend; van de zevenenzestig
ballons kwamen er drieënzestig veilig
naar buiten de belegerde stad. Gedu
rende de drie weken van het beleg van
Parijs werden tweeënhalf miljoen brie
ven en briefkaarten per „ballon mon-
té" verzonden. De eerste „luchtbrug"
ter wereld had zijn bestaansrecht be
wezen.
EEN ANDERE postzegel speelde op
een heel andere manier een rol in de
wereldgeschiedenis. Het was een felle
strijd om de verbinding tussen de Atlan
tische Oceaan en de Stille Zuidzee door
Midden-Amerika. In het Amerikaanse
Huis van Afgevaardigden werd er heftig
over gedebatteerd. Een deel van de af
gevaardigden wilde het Panama-kanaal
project van De Lesseps voorzetten, een
ander deel was bijzonder gesteld op
een kanaal door Nicaragua.
HET LAATSTE woord zou in de Se
naat vallen; op de dag van de stem
ming over het plan vond elke senator
bij zijn zitplaats een vel papier waarop
een postzegel was geplakt. De post
zegel was afkomstig uit Nicaragua en
vertoonde de vulkaan Momotombo. Bo
ven de krater zweefde een angstaan
jagende wolk. De senatoren keken el
kaar aan. Was die Momotombo niet al
lang dood en uitgeblust? Vanwaar die
kraterwolk?
Er waren mensen die de moeite na
men om de tekst onder de opgeplakte
postzegel te lezen. Deze vertelde hen
dat de doodgewaande Momotombo
weer actief was geworden en dat het
bijzonder riskant zou zijn, hier een ka
naal door de vulkanische bodem aan
te leggen. De senatoren schrokken en
stemden merendeels voor het Panama
kanaal. De postzegel had de doorslag
gegeven. Toen later bekend werd dat
de postzegel een knappe vervalsing
was van een bestaande zegel die kun
stig van een rookwolk was voorzien,
viel er niets meer aan te doen: het
Panama-kanaal werd afgemaakt
REEDS LANG hebben vele mogend
heden postzegels ontwikkeld tot een be
langrijk middel van bestaan. Verschei
dene kleine Europese staten zijn be
roemd om hun fraaie en vaak verschij
nende postzegelseries. Zuidamerikaan-
se staten houden hun begroting in even
wicht met nieuwe postzegeluitgiften. In
de jaren na de oorlog zijn het de staten
van het oostelijk blok die met postze
gels deviezen trachten te verwerven.
Vooral de satellietlanden in Oost-Euro
pa sloegen kapitaal uit de filatelie. Bij
de eerste de beste aanleiding lieten zij
een stroom nieuwe postzegels los. De
Chinese Volksrepubliek, gedwongen
door een bijna universele boycot, over
stroomde de postzegelmarkt met talrij
ke postzegelseries, alle even fraai uit
gevoerd. Bulgarije en Roemenië her
dachten de start van de eerste Russi
sche kosmonaut met een speciale serie
postzegels in vele waarden. Albanië,
geïsoleerd van zijn Oosteuropese bond
genoten, bedacht heel iets nieuws: een
serie Europazegels, die ook al opvielen
door bijzonder fraaie typografie.
De Duitse Demokratische Republiek
ontdekte nog een andere manier om
aan geld te komen. Men gaf nieuwe
reeksen uit, waaraan net één zegël ont
brak. die helaas nog niet gedrukt was.
Mondjesmaat werden de ontbrekende
zegels in de handel gebracht. De ver
zamelaars, die hun series graag com
pleet wilden hebben, haastten zich om
extra hoge bedragen te betalen. De
postzegelhandel moest tandenknarsend
meespelen; hij had geen keus.
ELKE internationale postzegelfirma
heeft een aantal vaste klanten. Sommi
gen van hen willen alleen nieuwe series
uit bepaalde landen hebben, andera
weer verlangen alleen bepaalde motie
ven uit alle landen. Voor de postzegel-
handel komt het erop neer, dat hij al
tijd orders heeft op ettelijke tientallen,
ja honderden complete nieuwe series in
elk land. Voor elk postzegeluitgevend
land betekent het, dat de uitgifte van
een nieuwe postzegelserie al meteen is
gedekt met een verkoop van vele dui
zenden complete series, waarvoor geen
enkele prestatie behoeft te worden ver
richt. Het is bijna zuivere winst, wat
daaruit voortvloeit. Diverse staten in de
wereld maken daarvan een schaamte
loos gebruik om hun deviezenpot te
spekken
V