SHIRLEY De luie brandweerauto PANDA EN DE DRUMDRUMS [(0 ~V> /"Wonderland DE DODE BRUID V door Charlotte Brontë '&Q ÖL 30DC XE Ons vervolgverhaal Handen en Lippen ruw? J /7fór/pet ver/?<&/ w/? LEWIS CARROLL door dr. Robert van Gulik ZATERDAG 6 MAART 1965 Elka 3 c Koetoe MET EET ME -reew*.35 het wam were 99 99 gewoon iets te doen geven, iets te ver beteren: een onderwerp voor mijn le raars-standjes. Ik lees Henry nooit de les: ik voel mij nooit geneigd dat te doen; indien hij iets verkeerds doet en dat gebeurt heel zelden bij die lieve brave jongen is één enkel woord voldoende; vaak doe ik niet meer dan mijn hoofd schudden; maar zodra ik haar „minois mutin" in het oog krijg, dringen de vermanende woorden mij naar de lippen; zij zou mij, geloof ik, van een zwijgzame man in een veelprater veranderen. Waar komt het genot vandaan dat ik in dat praten schep? Ik begrijp het zelf niet; hoe uitdagender, ondeugen der, plagender haar stem is, zodat zij mij de duidelijkste reden tot afkeu ring geeft, des te meer zoek ik haar op, des te meer houd ik van haar. Nooit is zij wilder dan wanneer zij haar rijkleed aan heeft en haar bol hoed op; nooit is zij onhandelbaarder dan wanneer zij en Zoë gloeiend warm terugkomen van een wedloop met de wind op de heuvels; en ik be ken het op deze stomme bladzijde mag ik het bekennen ik heb een uur staan wachten op de binnenplaats met de kans haar te zien terugkomen en met de nog dierbaarder kans haar in mijn armen op te vangen uit het zadel. Ik heb opgemerkt (weer is het alleen op deze bladzijde dat ik het neerschrijf) dat zij nooit van iemand anders behalve van mij deze hulp aan neemt. Ik heb gezien hoe zij beleefd de hulp van Sir Philip Nunnely af wees: zij is altijd buitengewoon vrien delijk tegen haar jonge edelman; zij zorgt er waarachtig bijzonder goed voor zijn gevoelens en zijn tere eigen liefde niet te kwetsen; ik heb haar de hulp van Sam Wynne uit de hoogte zien weigeren. Nu weet ik mijn hart weet het, want dat heeft het ge voeld dat zij zich zonder aarzelen aan mij overgeeft; is zij er zich van bewust hoe het mijn kracht verheugt haar te dienen? Ikzelf ben niet haar slaaf dat verklaar ik maar al mijn vermogens worden aangetrok ken door haar schoonheid, zoals de Genii door het schitteren van de Lamp. Al mijn kennis, al mijn kalm te, al mijn macht staan in haar aan wezigheid nederig op een taak te wachten. Hoe blij zijn zij wanneer er een opdracht komt! Welk een genot putten zij uit de inspanning, die zij vraagt! Weet zij dat? „Ik heb haar zorgeloos genoemd; het is merkwaardig dat haar zorge loosheid nooit iets afdoet aan haar be schaafdheid; ja, zelfs kan de echt heid, de diepte, de onvervalstheid van die beschaving juist door dat kijk gaatje van haar karakter worden vastgesteld; een gaaf kledingstuk be dekt soms een vermagerd en mis vormd lichaam; door een scheur in de mouw, kan een mooie ronde arm te zien komen. Ik heb veel van haar bezittingen gezien en in mijn handen gehad omdat zij dikwijls ergens blij ven liggen. Ik heb nooit iets gezien dat niet de dame aangaf, niets onver kwikkelijks, niets vuils; in de ene zin is zij even nauwgezet als onnaden kend in de andere; als boerenmeisje zou zij er altijd netjes en schoon uit zien. Zie dat zuivere leer van dit hand schoentje het frisse, onbevlekte satijn van het tasje. „Wat is er een verschil tussen S. en die parel van een C.H.! Ik stel mij voor dat Caroline de angstvallige nauwgezetheid en de stipte nauwkeu righeid in persoon is; zij zou precies voldoen aan de huiselijke eisen van een zeker kieskeurig familielid van mij; zo fijn, handig, vlug, rustig, ouderwets; alles heel precies, tot op een strobreedte geregeld; zij zou bij Robert passen; maar wat zou ik met zo iets bijna volmaakts beginnen? Zij is mijn gelijke; even arm als ik; zij is zeker lief om te zien; een Rafaël- kopje heeft zij; de trekken als bij Rafaël, de uitdrukking helemaal En gels; een en al Engelse bevalligheid en zuiverheid; maar waar is er iets te veranderen, iets te verdragen, te berispen en iets waar men zich zor gen over moet maken? Daar is zij, een lelietje van dalen, ongekleurd, geen kleur behoevend. Welke veran dering zou haar verbeteren? Welk penseel zou het wagen haar te ver ven? (Wordt vervolgd) «MMANINIIWMimAWMMmMIMimflNWIWIMUMNWMIIMMMMWIMMMMnMMMMUMIIMMMMVIMM 152) Ik ben mis schien een van de onnozelste zoals ik ook een van de lelijkste mannen ben; maar die verlegenheid van haar trof mij werkelijk op een heerlijke ma nier: ze streelde mijn teerste gevoe lens. Ik zag er uit als een stom blok hout, denk ik. Ik voelde een paradij selijk leven in mij toen zij haar blik van de mijne afwendde en haar hoofd zachtjes opzij boog om de blos op haar wang te verbergen. „Ik weet dat dit het gepraat van een dromer is van een verrukte, romantische krankzinnige: ik droom inderdaad: ik wil nu en dan dromen; en indien zij mijn prozaïsche aard met romantiek heeft bezield, wat kan ik daar dan aandoen? „Wat is zij soms nog een kind! Wat is zij een ongekunsteld, en eenvoudig wezentje! Ik zie haar voor mij zoals zij naar mij opkeek en mij bezwoer dat ik hen moest weerhouden haar te overladen met zorg en haar vast en zeker een sterk verdovend middel ge ven; ik zie haar bekennen, dat zij niet zo zeker van zichzelf was, zo on afhankelijk van medegevoel, als de mensen dachten. Ik zie de heimelijke traan stilletjes van haar wimper val len. Zij zei, dat ik haar kinderachtig vond, en dat was ook zo. Zij dacht dat ik haar minachtte. Haar minacht te! Het was onuitsprekelijk zoet te voelen dat ik tegelijk zo dichtbij en zo ver boven haar stond: mij bewust te zijn van een natuurlijk recht en de macht haar te steunen, zoals een man zijn vrouw moest steunen. „Ik aanbid haar volmaaktheden; maar het zijn haar fouten, of althans haar zwakheden, die haar nader tot mij brengen, die zich tegen mijn hart aan vlijen, die maken dat ik haar in mijn liefde wikkel, en dat alles om een zeer zelfzuchtige, maar natuur lijke reden: deze fouten zijn de tre den waarlangs ik naar mijn overwicht over haar klim. „Indien zij zich verhief als een glad de kunstmatige heuvel, zonder enige ongelijkheid, welk voordeel zou zij de voet bieden? Het is de helling van de natuurlijke hoogte met haar bemoste kloven en gaten, die een klimpartij uitlokt en wier top men met ge noegen bereikt „Afgelopen met de beeldspraak. Het verrukt mijn ogen om naar haar te kijken: zij hoort bij mij: indien ik een koning was en zij de werkmeid, die de trappen van mtjn paleis veeg de zouden mijn ogen dwars over al die ruirhté tussen ons haar goede ei genschappen herkennen; een warm hart zou voor haar in mijn borst klop pen, al maakte een onoverbrugbare kloof de kennismaking onmogelijk. Indien ik een rijk heer was, en zij mijn bediende, zou ik er niets aan kunnen doen dat ik van die Shirley hield. Neem haar opvoeding weg neem haar versierselen, haar kostba re kleding weg alle uiterlijke voor delen neem alle bevalligheid weg behalve wat de symmetrie van haar gestalte onvermijdelijk maakt; stel haar in een wollen jurk aan mij voor bij de deur van een klein huisje; laat zij mij een dronk water aanbieden met die glimlach, met die warme wel willendheid waarmee zij nu gastvrij heid betoont op het Huis dan zou ik van haar houden. Ik zou een uur bij haar willen blijven: ik zou daar blijven hangen om met dat boeren meisje te praten. Ik zou niet hetzelf de gevoelen als nu. Ik zou niets god delijks in haar vinden, maar altijd wanneer ik het jonge meisje tegen kwam zou het met genoegen zijn, al tijd wanneer ik haar verliet, zou het met spijt zijn. „Wat schandalig zorge loos van haar om haar cassette open te laten; ik weet dat ze er geld in be waart! In het slot hangen de sleutels van haar bewaarplaatsen, zelfs van haar juwelenkistje. In dat kleine satij nen tasje is een portemonnaie: ik zie het kwastje van zilveren kralen er uit hangen. Dat gezicht zou mijn broeder Robert boos maken; ik weet dat al haar kleine gebreken een bron van er- genis voor hem zouden zijn; indien ze mij ergeren, is het een bijzonder aangename ergenis: ik vind het heer lijk haar op een fout te betrappen en ben er mij van bewust dat, indien ik altijd bij haar woonde, zij niet karig zou zijn met de genoegens, die zij mij op deze wijze verschaft. Zij zou mij De brandweerauto van Zevenbroek gaapte zo hard „Oeoeaaaaahhhh", dat de twee spreeuwen, die op de dakgoot van de brandweergarage zaten, van schrik bijna naar beneden vielen. „Dat die brandweerauto zo lui is," kwetterde de eerst espreeuw. „Heb je het brandalarm niet gehoord? Het maakte anders een behoorlijk lawaai. Kijk, daar komen de brandweermannen al aangerend." „Brand, brand", riep een dikke brandweerman. „Brand in het huis van de burgemeester!" „Oeoeaaahhh", gaapte de brandweer auto nog eens. „Ik heb vandaag lekker geen zin om een brand te blussen. Ik blijf slapen. Afgelopen." Tevreden deed hij z'n blauwe knipperlichtoog dicht en sliep. „Hoorde je dat?" kwetterde de eerste spreeuw. Hoorde je wat die brandweer auto zei? Hij heeft geen zin vandaag! Moet het huis van de burgemeester dan maar afbranden?" Intussen waren de mannen van de brandweer bij de auto gekomen. Ze klommen er bovenop. De chauffeur ging aan het stuur zitten en startte de mo tor. Maar er gebeurde niets. De auto loeide niet, het knipperlicht hield zijn oog stijf dicht, en ook de motor, die al tijd direct begon te pruttelen, gaf geen geluid. „Wat heb ik nou aan mijn helm han gen," brulde de hoofdbrandweerman. „Opschieten mannen!" „Jij hebt mooi praten", schreeuwde de chauffeur. „Maar de auto doet het niet." Dat was een schrik. Maar de hoofd brandweerman wist wel raad: „Bel de brandweerauto van Knollendam maar op. Vooruit! Piet Blus, als jij nu opbelt, dan rennen wij alvast naar het bran dende huis van de burgemeester." Zo gebeurde het, dat vijftien brand weermannen hard over straat renden Op weg naar de brand. De twee spreeuwen waren ondertussen als een pijl uit de boog weggevlogen. Het dorp je Knollendam was niet zo ver weg. „Als we vlug vliegen," hijgden ze „kunnen we er zijn, voordat er is op gebeld." Ze vlogen wat ze konden. Na een paar minuten waren ze er. Opgewon den vertelden ze aan de vuurrode brandweerauto van Knollendam wat er gebeurd was. „Maak je alvast klaar1 kwetterden ze. „Jij slaapt tenminste niet." „Slapen?" De Knollendamse brand weerauto loeide van plezier.*„Laat me ■niet lachen Welke echte brandweer auto slaapt er nu?" Ondertussen had Piet Blus ook opge beld. Met een luid geloei raasde de Knollendamse brandweerauto naar het brandende huis van de burgemeester van Zevenbroek. Achterop de auto za ten twee spreeuwen. Niemand zag ze daar zitten. Iedereen had het veel te druk met aan de brand te denken. De twee spreeuwen moesten zich met hun pootjes stevig vasthouden. De wind suisde om hun veren, zo hard ging het. Toen de auto bij de brand was aangekomen, legden de mannen de grote spuit uit en onder luid gejuich van alle mensen, spoten ze een dikke straal water in het vuur. Sssssst, ssssst. siste het water. Langzaam werd de vlam kleiner totdat de brand ge- geblust was. De twee spreeuwen hadden vol ver bazing toegekeken. Toen het vuur uit was, vlogen ze naar de brandweergara ge terug. Daar stond de luie brand weerauto van Zevenbroek. Hij was klaar wakker en loeide: „Ik wil naar de brand. Ik wil de brand gaan blus sen!!" De spreeuwen lachten hem heel hard uit: „De brand is allang geblust," kwetterde de ene spreeuw." „Jij moest toch zo nodig slapen, he?" piepte spreeuw nummer twee venijnig. Tranen van spijt biggelden over de ra men en deuren van de auto. Maar het was al te laat. Onder gejuich kwam de bevolking van Zevenbroek naar de ga rage. Voorop reed triomfantelijk de brandweerauto van Knollendam. De Advertentie N.V. MIJ. „HOLSTER" - OVERVEEN Tel. 02500 - 60002, 57290 en 57833 Centrale verwarming Airconditioning Aut. oliestook Pli - - COP. MARTIN TOONDER 20. Het hotel, waarheen Joris de drumdrums had gebracht, was ouderwets en deftig. Men hield zich daar verre van luidruchtig modern gedoe en zodoende had de hotelklerk nog nooit van de drumdrums gehoord. „Een kamer voor deze personen?" zei hij, de harige knaapjes wantrouwend bekijkend. „Hm, ik geloof niet„Het zijn drie beroemde musici", legde Joris haastig uit. „Maar zij willen hun namen liever geheim houden, omdat zij niet lastig gevallen willen worden door bewonderaars. Alles, wat zij verlangen, is rust en dat hopen ze hier te vinden". „Ah, juist", zei de klerk toeschietelijker, „dan zijn ze hier aan het juiste adres!" Niet ver vandaar vroeg de heer Edelstein zich wanho pig af, waar de beroemde zangertjes gebleven konden tiin. „Ik begrijp niet, hoe ze zomaar konden verdwij nen, zonder aandacht te trekken!" jammerde hij. „Zoekgeraakt, alsof het doodgewone persoontjes be trof! Ach, dit is slechte publiciteit! Heel slechte publi citeit!" Hij wendde zich tot de ongelukkige Pat en ver volgde woest: „Wat moeten we straks de kranten ver tellen? Jouw schuld! Wat ben jij voor een detective?! Jij had ze moeten beschermen, jij had Het gerinkel van de telefoon maakte een einde aan zijn verwijten. Driftig nam hij de hoorn op, maar nadat hij even ge luisterd had, klaarde hij zichtbaar op. „Ah gelukkig', zei hij met een zucht. Dat is een grote zorg minder!" Zijn ze gevonden?" vroeg Panda. „Nee", antwoordde de manager. „Veel beter: ze zijn ontvoerd! dat is pas goeie publiciteit!" mensen juichten en zwaaiden. Bovenop de auto zat de burgemeester. Bij de garage gekomen riep hij: „Stilte. Stil te Geachte mensen. Als deze mooie, rode auto er niet geweest was, had ik geen huis meer gehad. Samen met deze brave mannen van Knollen dam, heeft hij de brand geblust. Helaas konden onze mannen niets doen, omdat onze brandweerauto kapot was. Nu wil ik, de burgemeester van Zevenbroek, de Knollendamse auto be lonen voor de bewezen diensten. Hij krijgt een extra litertje benzine en een mooi, nieuw knipperlicht. Een hoe raatje voor Knollendam hiep, hiep, hiep „Hoeraaaaa", riepen alle mensen. In de brandweergarage stond de brandweerauto van Zevenaar. Hij schaamde zich verschrikkelijk. Geluk kig wist niemand behalve de twee spreeuwen, dat hij zo lui was geweest. Maar hij nam zich voor, om nooit meer te slapen als er brand was. Wie weet kon hij de volgende keer dan ook een extra knipperlicht verdienen. Advertentie owH si DOOR UW DEUR 3ev<\Nnoa-küek'- ÜE HEEFT HAAR LANG GEMARKT.' EROP IAAT ALICE op wonow?- BAARl'JKe W'JZE- C5R0E1EN ZE WORDT 6TEEP9 GROTER. TtoTCAT ZE MET HAAR HOOFP TEGEN TPIAFOWP STOOT E BART DE FIE<5 WAAI? „pFINK MEOP STAAT EN PRlNkT DEZE IN EEN TEUG LEEC3 ZE WD&Cn HEEL kfLElKj. ZE VALT IN DE FLES EN DRUPT DOOR SLEUTELGAT UCH...UCH...UCH... DE FLES VLUG VOORDAT IR verdrink; DCOR OE I tranen: oh: ik wou dat ik niet zo GEHUILD HA O IJ AuÖeëLÜFT EEN PCOS- DE PR DVEkJDAN SPOELT EEN GOLF ALICE AflN OP HET STRAND, WAAR DUBT, EEN RRRE OUDER DE IN DRUK kTURT ALICE NAAR DE VREEMDE PARADE KOM EN DOE MEE IN DEZB RACE WAAR IEDEREEN -,IN WINT I CORUIT... ACHTERUIT NNENWAARTS... U iten WAARTSKOM DOE MEE MET DE EDSTRUD! PARADgJS V/wij Riehti Xticrvfd HE-, WAAR 16 H'JyNS, flpLOTSELIN<S DUIKT HET WlTTe KoNUW WEER OP. .ALICE HOLT ER ACHTER AAN; NU GEBLEVEN?i>$: OH...MENEER KONUN. AiLICE MERKT ER NIETS» VAN DAT TWEE VREEMDE MANHETDES NAAR HAAR KUKEN, DuiHfcund bf Ki«4 Fwtuffi SrfJkttt NU HET TWEEDE STAAFJE - "DE MATK00S LIST NEER U DREIGT GEVAAR DIT KLINKT GRIEZELIGENFIN, HIERAAN DE KADE HESSEN WE MEER KANS'N MATROOS TE ONTMOETEN DAN EEN RINGSLANG... KOM,LATEN WE MAAR EENS VERDER GAAN/ DEZE SPREUKEN HESSEN HARD EEN UITLEG NODIG! IK SNAP ER NIETS VAN - DE RINGSLANG ROERT ZICH VREES VOOR DE DOOD DER BRUID... NEE,TSJIAO TAI, ERG HELDER IS DIT NIET.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 25