A Yang en Yin A versierde boerderijen en geschoren bomen m "Uil f mi tuuS f 1 fn j èHêmmm r (TH "•iflllllllillin 'f ÊiÊÈÊ ïum i,.h r frjj j ,y. 4 T s tf - vê-m f f iï ZATERDAG 20 MAART 1965 W Erbij 'iè PAGINA DRIE Als wij mensen in de hemel woonden, dan zouden we er een stuk van ommuren, er een tuin voor ontwerpen, er de naam Het aan geven en er af-en-toe eens fijn gaan uitrusten. r t %i,T j ÜBi smmmógggsm ju, m iiSliS i? 'sSgr^"" üi ftflt Pi i51 f f. Ai S3 BA-.'J. r t.t Mil1" f'f Het hier besproken boek „The History of Garden Design" is doorspekt met bijzonderheden en anek dotes die een verrassend idee geven van de wijze waarop mensen vroeger hun tuinen inrichtten. Tot de geliefde, maar zeer kostbare elementen van de „poëtische tuin" in de 18de eeuw behoorde de kluizenarij die, om het helemaal mooi te maken, natuurlijk ook bewoond moest zijn. Zo vindt men in een advertentie een oproep vermeld voor de be trekking van kluizenaar op een buiten nabij Preston. De kandidaat diende zich te verplichten gedurende zeven jaar ondergronds te wonen zonder iemand te zien of te spreken, en hoofdhaar, baard, vinger nagels en teennagels niet te knippen. Hiertegen over stond: maaltijden uit de keuken van de be woners gratis verstrekt, een bel om personeel te waarschuwen, een koud bad, zoveel boeken als verlangd werden, een orgel, en na afloop van de zeven jaar een lijfrente van 50 pond sterling jaar lijks. Ondanks dergelijke aantrekkelijke voorwaar den bleek het in de praktijk moeilijk gegadigden te vinden, zodat dikwijls een opgezette heremiet de afwezigheid van een echte moest vergoeden. <b- 'wfTiir MENS en TUIN „EEN TUIN is de geïdealiseerde kijk van de mens op de wereld; daar de meeste mensen vertegenwoordigers zijn van de samenleving waarvan ze deel uitmaken, zullen de tuinen van een bepaalde maatschappelijke groep en een bepaald, tijdvak iets laten zien van de droomwereld die het ideaal van dat tijdvak was. De geschiedenis is een eenheid. Tuinen kunnen niet los gezien worden van de mensen door wie ze gemaakt zijn i De tuin van de Hertog van Buckingham te Stowe, in de versie van Lancelot Brown. Evenwichtige toepassing van de golflijn met ongedwongen plaatsing van de boomgroepen. t-L. n #ra "r Ié J P .ff H. .*y» l»ij Williamsburg (V.S.). Reconstructie van een zeventiende-eeuwse Hollandse tuin. DEZE uitspraken zijn te vinden op de laatste bladzijde en in het voor woord van A History of Gar den Design door Derek Clifford (Faber Faber, Londen), een boek zo Engels als het maar zijn kan omdat alleen een Engelsman op de gedachte kan komen de betrekkingen tussen de mens en zijn tuin als thema voor een cultuurhistorische studie te kiezen, een thema dat evenveel variaties en ontwikkelingen vertoont als de ge schiedenis van het poëtisch begrip, de sociale gedragsvormen en het wereldbeeld. (Met alle drie heeft de geschiedenis van de Tuin trouwens van alles te maken). Zeg mij hoe uw tuin er uit ziet, en ik zal u zeggen wie u bent. Een tuin kan vele functies vervul len. Ze kan zijn (het gaat niet over lapjes grond in het dichtst bevolkte land ter wereld): een schouwtoneel, een promenade, een schilderij, de om lijsting voor een bouwwerk, een ge dicht. de manifestatie van een filoso fisch beginsel, een wetenschappelijke verzameling. DE EISEN waaraan een tuin in een bepaalde gemeenschap moet voldoen kunnen van fysieke, intellectuele, so ciale of speculatieve aard zijn. De oude Grieken bijvoorbeeld waren de eersten die in hun Akademia, Lukeion, Gymna- nasion etc. 'n soort semi-publieke par ken kenden, een mengvorm van koffie huis, sportpark en tempel waar atletiek en worstelwedstrijden plaats vonden evenals filosofische debatten, politieke meningsvorming en theatervoorstellin gen, zodat de Engelse auteur deze tuin ziet als 'n sociaal wijkcentrum met trek ken van Hyde Park Corner, Regent's Park, de Festival Hall, het Brits Mu seum en Westminster Abbey. De Romeinen de machtigen en rij ken althans waren de scheppers van de villatuin waarvan wij ons een indruk kunnen maken uit de opgravin gen te Pompeji en uit de geschriften van Plinius de Jongere. De Moren wa ren de eerste meesters in de kunst van het waterwerk (de fonteinen van het Alhambra), de Inca's verpoosden zich lang voor Jayne Mansfield in gepar fumeerde openluchtbassins van zuiver goud. De Japanners maakten tuinen met bijna niets er in, drie typen: de heuvel- tuin, de vlakke tuin en tuinen om thee te drinken, ontworpen volgens een mystieke code van meren, heuvels, bruggetjes, dwergbomen en steensoorten de stenen geplaatst naar de grote be ginselen van het Yang en het Yin, het ideaal was vijf „mannelijke" tegenover vier „vrouwelijke" stenen, een soort gouden snede. En riviertjes die niet aïïsÉi&ÉSiÉii, -u# echt waren, maar nagebootst met den- nenaalden, de punten allemaal in één richting gelegd zodat een volmaakte suggestie van stromend water ontstond wat in de Japanse opvatting veel be langrijker is dan echt-water omdat de kwintessens van een beekje zich aldus zuiverder aan de beschouwer onthult. Tuinen vol geheimzinnige betekenis. En de Hollandse tuin van de Gouden Eeuw, aan één kant begrensd door een kanaal of rivier, vol planten in potten, geraniums en geschoren bomen, een prieel om toeback te suyghen, versierd met fluitspelende herderinnen, harlekij nen en schaatsenrijders. Gevoel voor detail maar weinig fantasie, geen weid se uitzichten. Waarom ook? zegt de schrijver, de Nederlander bezat die im mers al in zijn vlakke landschap, dus behoefde hij ze niet eens in zijn tuin te zoeken. Wèl was er de liefde voor de tulp, die via de portemonnaie ging. ALS KUNST met een grote K kun nen tuinen alleen gedijen in een atmos feer van rijkdom, welbehagen, vrije tijd en ruimte. Zijn deze voorwaarden aan wezig, dan kan een tuin de weerspiege ling worden van een levensstijl, al thans voor de duur van een periode waarin enkele uitverkoren lieden de na tuur op grote schaal naar hun inzichten van de bodem met lineaal en passer gecorrigeerd dienen te worden. Hier lag de kiem van het protest tegen de rech te alleeën, de cirkelvormige bassins, de tot dieren- en mensenfiguren verknipte heesters. De schrijver Addison was de heraut van een nieuwe opvatting: „Misschien sta ik alleen in mijn me ning, maar persoonlijk kijk ik liever naar een boom in de volle weelde van zijn twijgen en takken dan wanneer ze gesneden en gekuist is tot een mathe matische figuur; voor mijn fantasie is een bloesemende bongerd oneindig veel heerlijker dan al die kleine labyrinten van de meest perfecte „parterre". Wat deze periode uit een oogpunt van hor ticultuur zo interessant maakt zijn de j i f t x r t 'M W-J- v j w m m t m m w m SP .lAvftfV rtU-Ji r r V T ;CS& L' j >4 V V f J -ffH 1 f i i ;Si8& •w fesa! i i|f ma J -i i é- m h A - j i mmwmmÊmmm Trentham HalL Negentiende eeuwse aanleg in renaissance-trant. Tuin van een hoge ambtenaar ten tijde van Amenhotep III (ca 1400 v. Chr.). Dit is half een platte grond, half een afbeelding, vgl. de toegangspoort aan de rechterzijde. modelleren. De vorstenfamilies van de Renaissance, de Medici, de Estes, de Farneses, droegen de aanleg van hun tuinen op aan de architecten van hun paleizen. De tuin, het park kon in dit sub-tropische klimaat gezien worden als een voortzetting van het huis door middel van marmeren terrassen, orna mentele trappen, ballustrades en beel den, dit alles zorgvuldig gecalculeerd in overeenstemming met het levensideaal van de wereldse, geletterde humanist die zijn bezittingen wilde genieten als een symbool van smaak, ontwikkeling en persoonlijk welzijn. In de zeventiende eeuw wordt de tuin, in het Frankrijk der Bourbons, een projectie van absolute macht, een geo metrische orde opgelegd aan de aarde. Versailles is het beroemdste voor beeld, André Le Nötre, tuinarchitect van Lodewijk XIV, de geniale naam. In deze stijl wordt de tuin een symme trisch georganiseerd panorama van „parterres" en „compartiments de bro derie", een aan de natuur afgedwongen statie, openluchttoneel voor feesten, ontvangsten, balletten en de Grote Opera van de vorstelijke zonnebloem, omrankt door zijn hofstaat in de bloei van zijn grandeur. MAAR HET VOLK voor welk het be grip tuin de meeste mogelijkheden in hield, voor wie een tuin een ernstige zaak is waarover getheoretiseerd wordt en dan aan de normen van een alge mene esthetiek moet beantwoorden, zijn de Engelsen. Een adellijk theore ticus, de Graaf van Shaftesbury, was omstreeks 1690 de eerste die critiek uitte op de idee dat de toevalligheden litterair bepaalde, en dikwijls bizarre opvattingen aangaande de natuur en het natuurlijke. De dichter Alexander Pope, een van de voormannen in de tuinrevolutie aan het begin van de acht tiende eeuw, bezat in zijn tuin te Twic kenham een tempel van schelpen, een wijngaard, een obelisk ter nagedachte nis aan zijn moeder, een grasveld vcor „Bowling" (een soort kegelspel), een sierbos, een oranjerie, een groentetuin en een grot. Van de grot heeft hij een beschrijving van vele pagina's nagela ten, ze was kennelijk zijn trots. Daar zag men: vuurstenen, mos, brokken, marmer, stukken glas, verschillende mooie stukken lava van de Vesuvius (van de uitbarsting van 79 n.C.), fos sielen, koper-, zilver- en gouderts, Bra ziliaanse kiezelstenen, bloedsteen, di verse kolibri's met hun nestjes, zeer natuurgetrouwe rotspartijen samenge- De Myrtenhof te Granada. De Waterspiegel als element om ruimte te scheppen. steld uit keistenen en sintels, enzo voorts, met nauwkeurige opgave van de goede gever van iedere steen en ieder stuk glas, hetgeen, zoals Clif ford opmerkt, bewijst hoe voorzichtig wij het gebruik van het woord „na tuur" in die tijd moeten benaderen. EêN DING stond vast; de rechte lijn was uit den boze. „Het onmiddellijk re sultaat van deze grote ontdekking was dat ieder pad en ieder beekje zich in bochten en kronkels begon te wrin gen die een Natuur met de gave des onderscheids zonder twijfel nog meer moest verafschuwen" (Clifford). De tuinarchitect William Kent propa geerde de Italiaanse renaissance-tuin maar wat hij daaronder verstond (op zichzelf een fascinerend voorbeeld van die averechtse noties die altijd zo be vruchtend zijn als het op nieuwe vin dingen aankomt) was wat hij. met. eigen ogen in Italië gezien had: bijna tweehonderd jaar oude tuinen, verwil derd, verlaten, mos duimdik op het marmer, hagen uitpuilend van vegeta tie, standbeelden overwoekerd door on kruid, starend naar droge fonteinbak- ken. LANGZAMERHAND ONTSTOND uit deze tastende aanzet de landschap-tuin die op drie principes gebaseerd was: 1) ongeschoren bomen, 2) de structuur van de tuin als een opeenvolging van schilderijen, 3) het loslaten van de re latie van de onderdelen van de tuin tot elkaar, en van de gehele tuin ten op zichte van het huis. Onregelmatigheid, verrassing, charme en detail-effect wa ren de noemers waarop de nieuwe ont werpen berustten. Het gevolg was, in de minder gunstige zin, een gemeubi leerde tuin die ons doet beseffen dat „kitsch" geen voorrecht is geweest van de laatste eeuwwisseling. Een fraai voorbeeld hiervan is wat genoemd werd de „ferme omée", oftewel versierde boerenhoeve. „Deze techniek bestond hoofdzakelijk in het aanleggen van kie zelpaadjes rondom akkers met zitjes op geschikte punten, het camoufleren van heggen met sierbomen en vooral met rozen, het zaaien van bloeiende planten in die onhandige hoeken waar de ploeg niet bij kon komen. Verder viel er weinig te doen op dit gebied ten zij men z'n koe met tekens van de die renriem zou willen beschilderen en haar hoorns vergulden als die van een Hindoese heilige os." EEN TYPERENDE accentverschui ving brengt ook de zogenaamde „Belt", een ringweg met vrije boombeplanting, als een losse ceintuur om de geheln tuin heengelegd. Dit maakte wandelin gen door de tuin mogelijk, met wisse lende gezichtspunten (in Versailles wandelt men niet, men schrijdt hoog stens), wat naar de zin was van da Britse grootgrondbezitter die steeds nieuwe indrukken van zijn domein wil de opdoen. Een practische vinding was ook de verzonken omheining waardoor het aangrenzende wildpark voor het (Zie verder pagina 8). Karlsruhe. Dolgedraaide imitatie van de Franse geometrische tpin.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 15