SHIRLEY
Gomulka-Mercedes"
als taxi naar Györ-waar Castro-Cubaan
midden in Hongarije
leeft als een godheid
PANDA EN DE DRUMDRUMS
r
Kleine bandrecorder
met patronen
DE DODE BRUID
door Charlotte Brotitë
Stripproblemen
Ons vervolgverhaal
m
door dr. Robert van Gulik
MAANDAG 22 MAART 1965
6
M
Vurige menner
Ruski
door
Hans Rombouts
Isltf flJMififi
■I'
Modderslangen
Alleen maar loeren
99
iwwwwwiAmwi
165)
Wat Moore betreft, niemand waag
de het nu naar hem te komen vragen
Mevrouw Horsfall moest hem met de
fles grootbrengen. Zij was het die voor
hem voldoende moest zijn en alge
meen werd vermoed dat zij dit dan
ook was.
MacTurk kwam hem 's morgens en
's avonds bezoeken. Zijn geval dat op
deze manier door een nieuw ongeluk
gecompliceerd was, werd belangrijk
in de ogen van de dokter. Hij be
schouwde hem als een beschadigd
uurwerk wn hij rekende het zich tot
een eer het weer aan het lopen te
brengen. Graves en de jonge Mac
Turk de enige andere bezoekers
van Moore dachten over hem als
over degeen die op het ogenblik in de
ontleedkamer van het Stillbro' Zieken
huis lag.
Het was wel een plezierige tijd
voor Robert Moore: hij had pijn, hij
was in gevaar, hij was te zwak om
zich te bewegen, bijna te zwak om te
praten; een soort reuzin bewaakte
hem, de drie dokters waren zijn enige
gezelschap. Zo lag hij daar terwijl de
dagen korter en de nachten langer
werden, de gehele, sombere maand
november.
In het begin van zijn gevangen
schap deed Moore zwakke pogingen
zich tegen mevrouw Horsfall te ver
zetten. Hij had een afschuw van haar
grove gestalte en vreesde de aanra
king van haar harde handen; maar
zij leerde hem in een minimum van
tijd volgzaam te zijn. Zij vond zijn
zes voet lengte, zijn mannelijke spie
ren en pezen niets bijzonders; zij
keerde hem om in zijn bed zoals een
andere vrouw het een zuigeling in de
wieg zou hebben gedaan. Wanneer hij
braaf was, sprak zij hem aan met
„liefje" en „schatje" en wanneer hij
ongehoorzaam was, schudde zij hem
soms heen en weer. Indien hij een po
ging deed om te spreken wanneer
MacTurk er was, hief zij haar hand
op en beval :„sst!" als een kinder
meid, die een brutaal kind vermaant.
Als zij maar niet had gerookt, als zij
maar geen jenever had gedronken,
zou het beter zijn geweest, dacht hij;
maar zij deed het allebei. Eens, toen
zij er niet bij was, gaf hij MacTurk
te verstaan dat „die vrouw aan de
drank was."
„Ach wat, mijn beste mijnheer;
dat zijn ze allemaal," was alles wat
hij te horen kreeg voor zijn moeite.
„Maar Horsfall heeft deze deugd,"
voegde de dokter er aan toe, „dron
ken of nuchter, zij denkt er altijd aan
mij te gehoorzamen."
Eindelijk was het laatste deel van
de herfst voorbij; zijn nevels en re
genbuien trokken met hun weeklach
ten en hun tranen uit Engeland weg;
zijn windvlagen woeien verder om bo
ven afgelegen landen te zuchten. Na
november kwam de echte winter, met
een heldere lucht, stilte en vorst als
begeleiders.
Een kalme dag was in een kristal
len avond overgegaan. De wereld
droeg de kleur van de noordpool; al
zijn lichten en tinten zagen er uit als
de „reflets" (weerschijn) van witte,
violette, of lichtgroene juwelen. De
heuvels hadden een paarsblauwe
kleur, de ondergaande zon had violet
in het rood, de lucht was als ijs, zil
verachtig blauw; wanneer de sterren
opkwamen waren zij van wit kristal,
niet van goud; grijs of hemelsblauw
of heel licht smaragdgroen koel,
zuiver en doorzichtig waren de tin
ten van het landschap.
Wat is dat daar in een woud dat
niet meer groen, zelfs niet meer rood
bruin is, een woud van een neutrale
kleur dat donkere blauwe bewegen
de voorwerp? Kijk, het is een school
jongen een leerling van de middel
bare school in Briarfield die zijn
makkers, nu over de grote weg naar
huis sjokkend, in de steek gelaten
heeft en die naar een bepaalde boom
zoekt met een zeker bemost heuvel-
1 je aan zijn voet, waarop men gemak
kelijk kan zitten. Waarom hangt hij
hier rond? De lucht is koud en het
wordt al laat. Hij gaat zitten; waar
denkt hij over? Voelt hij de kuise be
koring van de Natuur vanavond? Een
'paarlemoeren maan glimlacht door
de groene bomen; is hij gevoelig voor
haar glimlach?
Wie zal het zeggen, want hij is stil
en zijn gezicht verraadt niets. Het is
nog geen spiegel die zijn gevoelens
we :rkaatst, maar eerder een masker
dat ze verbergt. Deze jongen is een
opgeschoten kn?-.p van vijftien jaar
tenger en lang voor zijn jaren. Op
zijn gezicht is evenmin innemendheid
als onderdanigheid te lezen, zijn blik
schijnt er op voorbereid te zijn de
minste poging op te merken om hem
fe bedwingen of te slim af te zijn en
de rest van zijn gelaatstrekken wij
zen op vermogens die gereed zim
voor verzet. Verstandige onderm-js-
ters vermijden onnodige bemoeiin
gen met deze jongen. Hem te tem
men door strengheid zou een nuttelo
ze poging zijn; hem te winnen door
vleierij zou erger dan nutteloos zijn.
Men kan hem het best met rust laten
De tijd zal hem opleiden en de erva
ring za. hem oefenen.
Martin Yorke (het is natuurlijk een
van de jongens Yorke) beweert open
lijk dat hij de dichtkunst met voeten
treedt. Spreek tegen hem over gevoel,
dan krijg je sarcasme als antwoord.
Hier zwerft hij alleen rond, hij maakt
eerbiedig zijn opwachting bij de Na
tuur terwijl zij een bladzijde van ern
stige, stille en plechtige poëzie voor
zijn aandachtige ogen uitspreidt.
Nu hij zit neemt hij een boek uit
zijn tas niet de Latijnse grammati
ca, maar een verboden bundel sprook
jes. Er is nog licht genoeg voor zijn
scherpe jonge ogen om een uur te kun
nen lezen. Bovendien wacht de maan
op hem; haar stralen, die nog vaag
en zwak zijn, vullen de open plek
waar hij zit.
Hij leest. Hij wordt naar een eenza
me streek in de bergen gevoerd; al
les om hem heen is woest en een
zaam, vormloos en bijna kleurloos.
Hij hoort belletjes tinkelen in de
wind. Uit de vormloze omhulsels van
de mist te voorschijn rijdend, ver
schijnt hem een schitterend visioen
een dame in een groen gewaad op
een sneeuwwit rijpaard; hij ziet haar
kleding, haar juwelen en haar ros;
zij stelt hem een geheimzinnige
vraag: hij is betoverd en moet haar
volgen naar het Sprookjesland.
Een tweede legende brengt hem
naar de kust van de zee. Daar komt
een sterke golfslag aanrollen, kokend
aan de voet van steile rotsen. Het re
gent en waait. Een zwart en rotsach
tig rif strekt zich ver in zee uit. Over
al langs en tussen en boven deze stei
le rotsen, springen en flitsen, zwellen,
schuim. Een eenzame wandelaar
heeft zich op deze stenen de zee in be
geven, met voorzichtige" stappen loopt
hij over het natte verwarde zeewier;
kijkt hij naar beneden in holten waar
het zoute water meters diep en helder
groen een wildere en vreemdere en
reusachtiger plantengroei vertoont
dan op het land te vinden is, met
schatten aan schelpen sommige
groen, sommige purper, sommige van
paarlemoer in trossen groeiend
tussen de krullen van slangachtige
planten. Hij hoort een kreet. Wanneer
hij op en voor zich uitkijkt ziet hij op
de kale punt van het rif een lang
bleek ding in de vorm van een
mens, maar gevormd door nevel
doorzichtig, trillend, ontzagwekkend.
Het staat niet alleen. Het zijn alle
maal menselijke gedaanten die darte
len tussen de rotsen een menigte
vrouwen van schuim een troep wit
te verdwijnende Nereïden.
Stil doe het boek dicht; stop het
in de tas. Martin hoort iemand lopen.
Hij luistert. Neen ja. Weer ritselen
de dode bladeren van het bospad
waarop zacht getrapt wordt. Martin
loert, de bomen gaan uiteen en een
vrouw komt te voorschijn.
Het is een dame; die in donkere zij
de gekleed is met een sluier voor
haar gezicht. Martin heeft nog nooit
een dame in dit woud gezien geen
enkel vrouwelijk wezen behalve nu
en dan een dorpsmeisje dat noten
komt rapen. Vanavond vindt hij de
verschijning niet onaangenaam. Ter
wijl zij dichterbij komt ziet hij dat
zij niet oud en niet lelijk is, maar
juist heel jeugdig; en wanneer hij
haar nu niet herkende als iemand, die
hij dikwijls opzettelijk lelijk heeft ge
noemd, zou hij vinden dat hij sporen
van schoonheid ontdekte achter het
dunne gaas van die sluier.
(Wordt vervolgd)
lfVtAA/VV\/\nASVVt/VVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV«AA#VVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV<
NA VEEL PRATEN lukte het dan. We zouden
een taxi nemen van Boedapest naar Györ. De bus,
die ons van het vliegveld naar het kleine Hon
gaarse stadje moest brengen, had geen plaats meer
voor ons. En we móésten in Gtjör zijn. Bij het
horen van de vraag „een taxi naar Gijör" rolden
de ogen bijna uit de kassen van de man, wie wij
het vroegen. „Het is een heel eind, ruim honderd
twintig kilometer! Neem de stoomtrein toch" We
dachten eerst, dat hij ons wilde waarschuwen voor
het kostbare van de affaire, hoewel dat nogal mee
viel. Later werd ons duidelijk, dat de man maar al te goed wist, hoe het met
taxi's in Hongarije gesteld kon zijn. Toen hij dan eindelijk overtuigd was, dat
wij even koppig waren als de ezels, die hij overal op het prachtige Hongaarse
platteland wist, haalde hij de schouders op. „Stap maar in", zei hij. Nu dachten
wij linea recta naar Gijör te rijden, maar daarin vergisten wij ons deerlijk. De
reis ging eerst naar het taxi-hoofdkwartier in Boedapest, waar we van voertuig
moesten verwisselen, zoals vroeger de reizigers verse paarden voor hun troïka
kregen. Onze troïka heette Warsawa en moest een aardig aantal paarde-
krachten onder de kap hebben. Moest hebben. Het bleken afgeleefde krachten
te zijn, zoals wij later zouden bemerken.
DE ook verse zwierige donker
harige chauffeur verborg de inferieure
kwaliteit van zijn vehikel niet. „Een
moment", riep hij. En hij laten we
hem Szoltan noemen rende weg om
even later terug te komen, de handen
vol met reserve-onderdelen, zoals een
drijfriem, een verdeelkap. moeren en
schroeven. „Op weg, op weg", riep
onze Szoltan opgewekt, lachend om on
ze bezorgde gezichten. „Mijn Warsa
wa is wel wat oud" wij beaamden
het, wegzakkend in de versleten veren
en de bijtende lucht van de Russische
benzine „maar het is een Gomulka-
Mercedes". Zijn ogen, zijn tanden, al
les lachte aan hem. Hij stoof weg. De
wagen kraakte in zijn voegen. Wij had
den ons lol in Szoltan's handen gelegd
„Servus".
SZOLTAN was als een vurige men
ner, die eindelijk de ruimte van het
Hongaarse land in kon vliegen. Weg
uit Boedapest. De heuvels in, die in
nevels gevangen op de lente wachtten
en de sneeuw van zich afschudden.
Langs de hopvelden. Door de kleine,
vriendelijke gehuchtjes. Szoltan „ik
ben geen dit of dat, geen communist
of socialist, ik ben een Hongaar"
zong, vertelde en toeterde bedrijvig als
hij een mooi meisje zag en dat wa
ren er heel wat. Achteraf is ons opge
vallen dat de claxon van zijn wagen
het niet begaf. Waarschijnlijk heeft on
ze chauffeur hem als het belangrijkste
onderdeel van zijn wagen beschouwd
en de claxon met zorg gekoesterd. Hoe
wel de rood-wit-geblokte Warsawa niet
bepaald soepel liep, meenden we toch,
dat de voorzorg van de reserve-onder
delen wel wat overdreven was. Szol
tan praatte maar en lachte en zwaaide
naar de weinige tegenliggers (er rij
den maar heel weinig auto's in Hon
garije). Totdat hij ineens gebaren ging
maken met zijn handen, alsof de sa
tan zelf plaats had genomen onder de
motorkap en hoogstpersoonlijk bezig
was de motor te vernielen. De Warsa
wa trilde en bokte. Geplof, gesputter.
We stonden stil. ,,'t Is niets", zei Szol
tan. Hij griste wat uit de bijelkaar ge
knoopte reserve-onderdelen. „Gomulka-
Mercedes" riep hij, terwijl hij zich
over de motor boog. Het euvel was
vlug verholpen. „Lebe der Sozialis-
mus", grinnikte Szoltan en verder ging
het. Maar een kilometer verder stonden
we weer langs de kant. Er wandelde
een man voorbij, een bontmuts op,
waaruit een baard groeide. De man
knikte. „Servus". Hij had beter „Wie-
dersehen" kunnen zeggen, want twee
keer haalde hij ons in, waaruit we bij
na de conclusie trokken, dat men in
Hongarije beter kan lopen dan met
een taxi op stap gaan.
SZOLTAN was weer verscheidene
malen de satan te lijf gegaan, die de
ze keer aan de bezineleiding en de ver
deelkap had zitten frommelen. De voor
raad onderdelen slonk angstwekkend.
Maar de voorraad grappen van onze
wagenvoerder bleek onuitputtelijk. En
de claxon bleef het doen.
Tussen de reparaties door draafde
onze gemotoriseerde troïka langs vrien
delijke dorpjes, onder kabelbanen door,
33. Onweerstaanbaar drong de horde drumdrumfans
Huize Hobbeldonk binnen. „Stop! Terug! niet zo schreeu
wen!" riep Panda. „Als jullie echt van de drumdrums
houden, moeten jullie ze laten slapen! Ze zijn geweldig
moe!" Maar niemand trok zich iets van deze woorden
aan en toen Panda ze bij de slaapkamer van de drum
drums probeerde tegen te houden, werd hij met een
zwieper opzij gezet. De korte rust van de drumdrums
was voorbij. Maar nu verscheen Jolliepop ten tonele.
„Halt!" riep hij met groot gezag. „Wie heeft jullie ge
zegd, dat jullie hier binnen mogen komen, zonder je
voeten te vegen?" Deze vraag bracht de jongelieden
even in verwarring. De noodzakelijkheid van voeten ve
gen was hen thuis reeds zo vaak ingepompt, dat zij
hier niet luchtig overheen konden stappen. Maar dat
duurde niet lang, want het besef, dat zij met velen wa
ren, had een slechte invloed op hun manieren. „Zijn
het jouw vloeren?!" riep een belhamel. „Dan ben jij
zeker de vent, die onze drumdrums heeft ontvoerd!" De
ze gedachtengang werd gretig overgenomen. Er ging
een kreet op, waarvan de gangen weergalmden. „De
ontvoerder! Grijp 'm bij z'n jasje!" De horde drong
op en Jolliepop begreep, dat thans alleen nog maar
een snelle vlucht hem kon redden.
waarmee kalksteen hoog uit de bergen
werd vervoerd, naar de Donau. Weer
begaf de Warsawa het. Een achter ons
rijdende auto knipperde met de lich
ten. Was er een stuk van onze wagen
afgevallen? Het viel mee. Alleen de
uitlaat hing er maar bij. En onder het
uitroepen van „Lebe der Sozialismus"
dook onze goede Szoltan weer onder de
auto. Stukjes ijzerdraad deden wonde-
WE REISDEN nu langs de boorden
van de met drijfijs bedekte Donau. Aan
de overkant lag Tsjechoslowakije. Af
en toe doken er met machinegeweren
gewapende patrouilles in de heuvels op.
Aan de overkant stonden wachttorens,
waaruit de zwarte stelen van automa
tische wapens staken, alsof er venijni
ge toverkollen op de torens waren neer
gestreken en er hun bezems hadden
gestald. Langs de weg, links en rechts
Jagen kleine kazernementen. „Ruski,
Russen", wees onze chauffeur. De Rus
sen, in lange jassen met pelskragen en
beremutsen op het hoofd, ploeterden
wat met paarden in de modderbrij tus
sen de gebouwen. Ze keken niet op.
Later hoorden wij, dat er nog zo'n
half miljoen Russen in Hongarije zijn.
Ze zijn niet in de grote steden gele
gerd. Ze liggen op het platteland, langs
de hoofdwegen, zoals onze E-weg van
Boedapest naar Wenen, waar Györ aan
ligt. De internationale route was vaak
Twee boze leden van de Britse bond
van „striptease-artiesten" hebben de
eis gesteld, dat een filmstudio drie
actrices, die als stripjuffrouwen moe
ten optreden de laan uitstuurt. „Ieder
meisje kan haar kleren uittrekken'"
zei een der klaagsters, de 25-jarige
Sheila Sands. „Maar het komt erop
aan, hoe ze het doet. Deze actrices
kunnen misschien toneel spelen, maar
striptease eist grote vaardigheid en
een bepaald talent." De ruzie betrof
een film, getiteld „Promise her any
thing", die door de Amerikaanse pro
ducer Stanley Rubin wordt vervaar
digd in de Shepperton studio's bij
Londen. De 3 actrices zijn geënga
geerd om stripdames voor te stellen.
Een van haar, de 19-jarige Vivienne
Ventura, zei namens haar mede-
amatrices in de stripkunst: „Wij
stellen in de film geen beroeps-
stripsters voor Wij spelen voor begin
nelingen en de scènes, waarin we op
treden, eisen dat men ook kan acte
ren. Daarom hebben ze ons gekozen."
De blonde professional stripjuffrouw
Sheila en haar „b ond"genote, de
roodharige, 23-jarige Rhoda Briesten:
„We gaan naar de producer." „Als
de delegatie komt, zal ik haar moeten
ontvangen," zei producer Rubin,
„Maar ik kan de actrices niet aan
de dijk zetten, dat zou niet billijk
zijn." Hij deelde mee, dat hij zal pro
beren tot een compromis te komen,
door in de film rollen voor een of
twee meisjes van de stripdamesbond
op te nemen. (AP).
«fes fe
feiSii
'feBfeB
fe
IU
r fesss - 'afeaaaa
goed geasfalteerd, maar bevatte ook
slechte stukken met „kasseien". De
weg was alleen te smal, zodat zwaar
verkeer elkaar in de bochten nauwe
lijks kon voorbij komen.
Buiten de hoofdweg was normaal ver
keer onmogelijk. De zijwegen voor
zover ze die naam mogen dragen
zijn niet verhard en in het voorjaar,
zoals wij dus meemaakten, kronkelen
ze zich als modderslangen naar de
hoofdweg toe. De „straten" in de dor
pen kan men slechts met laarzen door
ploegen. De modder ligt er in de dooi-
tijd centimeters dik. Het is de tol, die
vroegere regimes (die zich niets aan
het plattelandsvolk gelegen lieten lig
gen) vroegen. En ook het huidige staats
bestel heeft er nog weinig aan kunnen
veranderen Maar het is maar zoals
men het gewend is. Dat bleek ook hier.
De mensen waren goedlachs en vrien
delijk en gulpten door de modder heen
zonder er een verongelijkt gezicht bij
te trekken. We zagen twee schomme
lende, in donkere kleren gestoken
vrouwtjes druk babbelend door de bag
ger ploegen.
- r-p irf-; oh orh rtöa c
De Warsawa hield zich nu kranig.
Wel moest de wagen het in snelheid
afleggen tegen de trein, die zich, ge
trokken door een woest rookgorgelen-
de locomotief, parallel langs de weg
voortbewoog. Een trein met eerste en
tweede klas! Vreemd in een volksre
publiek. „Lebe der Sozialismus". De
gelijkheid is kennelijk nog niet zo of
niet meer zo ver doorgevoerd, dat
iedereen gelijk is.
IN IEDER geval was er in Györ één
figuur, die leefde als een vorst, als een
toerist, zo ge wilt. Dat was Pedro de
Cubaan, maar daarover straks. De
mensen in Györ, een provinciestad van
80.000 inwoners, hadden ons als Wes
terse gasten uitbundig begroet. Enke
len van hen troffen we 's avonds in
het enige hotel van de stad, Vörös
Csillag, aan, een hotel dat in Amster
dam niet misstaan zou hebben. Alles
was er keurig verzorgd, de keuken bleek
zeer goed te zijn en de bediening liet
evenmin iets te wensen over.
In dat hotel zagen we Pedro de
Cubaan voor het eerst. Als kleurling
was hij een opvallende figuur. Wat deed
hij daar in het afgelegen stadje, dat
leeft van een zeer grote wagonfabriek
(15.000 arbeiders) en van textielonder
nemingen? We hoefden er niet om te
vragen. Er schoof een man naar onze
richting aan tafel, die graag wat wilde
praten. Hij was een Maurer, een op-
perbaas, die het hotel nog had helpen
bouwen, zoals hij trots vertelde. We
boden hem wat Amerikaanse sigaret
ten aan, maar hij weigerde ze aan te
nemen, hoewel zijn ogen fonkelden. We
wilden er geen geld voor accepteren,
maar hij stond er op en werd bijna
kwaad. „Ik ben een Hongaar. Ik neem
niets aan. Ik betaal u er voor". We
knikten. En langzaamaan begon hij te
praten, nippend aan zijn glaasje Ba-
rakc. Onderwijl voelden we stekende
blikken uit verscheidende hoeken van
de hotelzaal, waar lustig gedanst en op
bescheiden wijze, ook getwist werd.
„Ja, dat zijn ze. Polizisten. Die daar
bij de deur is de Hauptmann. Ik ben er
van overtuigd, dat ze morgen of over
morgen bij me komen om te horen,
wat ik u gezegd en gevraagd heb. Ik
Boedapest: hier, langs de weg naast
de Donau, begint de rit naar Györ.
ben een goede arbeider. Ik ben mijn
geld waard. Die partij-agenten doen niet»
dan alleen maar loeren. Ze werken niet.
Volgens hun eigen principes zijn ze
dus fout. Laat ze gaan werken in plaats
van ons steeds maar in de gaten te
houden!"
Pedro de Cubaan lachte uitbundig op
de dansvloer. Onze Maurer schoot vuur
en vlam. „Kijk hem daar nou. Wij in
Györ moeten voor die kerel betalen.
Hij is op uitnodiging van „ons" uit het
Cuba van Fidel Castro hier gekomen
om te studeren. Landbouw geloof ik.
Maar hij doet niets anders dan feest
vieren op onze kosten en met Hongaarse
meisjes op stap gaan". We keken onze
tafelgenoot eens aan. Het was geen ja
loezie. Zijn haren waren grijs en hij
vertelde ons van zijn vrouw en zijn kin
deren. „Wij moeten hard werken en kun
nen daarvan het broodnodige kopen,
meer niet. Maar hij leeft als een vorst.
Laat hij op Cuba blijven".
Pedro drukte een stevig Hongaars
vrouwtje tegen zich aan. Later aan een
tafeltje vroeg ze hem om de hele avond
bij hem te mogen blijven. Pedro, dia
blij was weer eens Engels te kunnen
praten, mompelde in onze richting
„Plenty girls here. It is a nice country".
En hij wiegde op't ritme van de muziek
mee en trommelde met zijn lange, kno
kige vingers op de tafel als was hij
drummer van een steelband. De Poli
zisten loerden. De Maurer greep grom
mend zijn glas. Het meisje aaide Pe
dro over zijn zwarte krulhaar.
Laat in de avond stapte de Hongaar
aan onze tafel op. We keken hem na.
Hij liep het donkere, verlaten Györ in.
In de bomen van de hoofdstraat zaten
duizenden spreeuwen roerloos te
slapen. Ze waren als veren appels, die
wiegden in de wind. De stappen van
de Hongaar stierven weg. In het hotel
speelde het orkest een Zuidamerikaan-
se wals, ter ere van Pedro de Cubaan.
Een Japanse firma heeft een nieuwe
bandrecorder met patronen ontwikkeld, die
niet alleen het lastige inbrengen van de
bandjes overbodig maakt, doch die boven
dien zeer geringe afmetingen heeft.
Deze nieuwe bandrecorder, de „Magazine
50" is in december van het vorige jaar op
de markt gekomen en kost 62,50 dollar
(ruim 100,—).
De band bevindt zich in een doosje van
kunsthars en wordt met doos en al in de
recorder gebracht. Als men aan het eind
van de band komt, stopt de recorder auto
matisch. Men behoeft niet bang te zijn dat
de band breekt of van de spoel afloopt.
De afmetingen van de recorder bedra
gen 206x144x57 mm. Het apparaat weegt
slechts 1,4 kg. De stroom wordt geleverd
door een gewone batterij of door aanslui
ting op het lichtnet. De patroon met band
is zo klein, dat hij in de palm van de hand
kan liggen.
De prijs van een patroon met band van
50 minuten bedraagt 1,40 dollar (ƒ5,
De fabrikant heeft tevens een aantal band
jes met klassieke en populaire muziek op
de markt gebracht, alsmede cursussen in
vreemde talen.
JULLIE ZWAAIEN MAAE
METJEZWAAED...
EN DAN BEN JE EE
GEWEEST
IHEB JE2WAAED
AL
FOUT GEZIEN, MAK
KEK! K'JK...NU...
AAAAAIlf
'fV/rs *aoEzè*jo*/-