toenemende verzilting Havenuitbreidingen oorzaak van Hoogheemraadschap van Rijnland schrijft minister en provinciaal bestuur Noord- en Zuid-Holland Verbreding van het Noordzeekanaal: nieuwe aanval op zoet water Ü8 i%V^«y»rè«>. WOENSDAG 24 MAART 1965 7 - *Ct,<> <r<r<w:r-r w'" HET ZIET ER NIET NAAR UIT DAT het zoutgehalte in de Hollandse boezemwateren beneden het aanvaard bare minimum geraakt en het wordt niet waarschijnlijk geacht dat in de toekomst deze onheilspellende situatie zal ver beteren. Dit geeft reden tot ernstige onge rustheid. De zoetwatervoorziening in het westen van Nederland wordt namelijk door de steeds toenemende verzilting in ernstige mate bedreigd. Tijdens de verenigde vergadering van Rijnland, het hoogheemraadschap waar onder een groot deel van de provincies Noord- en Zuid-Holland op het gebied van de waterhuishouding ressorteert, heeft de dijkgraaf van het schap, mr. F. M. A. Schokking uit Leiden zijn ernstig veront rusting uitgesproken over de verzilting in het westelijk deel van het land. Tijdens de vergadering, die vanmiddag om twaalf uur is begonnen werd besloten de minister van verkeer en waterstaat en de colleges van Gedeputeerde Staten van Noord- en Zuid-Holland de bezorgdheid ter kennis te brengen. Hoe groot die bezorgdheid is blijkt uit een rede van dijkgraaf Schok king, waaruit wij de voornaamste passa ges hieronder laten volgen. Geen effect Bedreigd Noordzeekanaal Geen reëel uitzicht weest. Rijnland beschikt echter niet over een tweede waterinlatingsmogelijkheid evenwaardig aan die bij Gouda. Op de zoetwatervoorziening zijn van di recte invloed: de Rijnkanalisatie, de Delta werken, de werken en plannen rondom de Rotterdamse Waterweg en de komende veranderingen aan het Noordzeekanaal. De in uitvoering zijnde kanalisatie van Nederrijn en Lek beoogt bij lage afvoeren van de Rijn via de Gelderse IJssel meer water naar het IJsselmeer te stuwen, ten einde o.m. de watervoorziening van het meer noordelijke gedeelte van het land te verbeteren en tevens de bevaarbaarheid van de IJssel te bevorderen. Het gevolg van de Nederrijn/Lekkana- lisatie zal zijn, dat de minimale toevoer van zoet water via de Lek naar het Wes ten van het land verminderd wordt, moge lijk tot 50 m3/sec.; een vermindering, die te denken geeft als in aanmerking wordt genomen, dat volgens het in 1957 uitgebrachte rapport van het Werkcomité Watervoorziening Midden West Nederland de behoefte aan suppletiewater voor de toekomst gesteld wordt op 128 m3/sec. Tegen de vermindering van de zoetwa tertoevoer naar het westen hebben Delf land, Schieland en Rijnland in 1954 de Het afdammen van de Zeeuwse gaten heeft niet die geruststellende wer- kin gehad die men er jaren geleden aan heeft toegekend. De prognoses die ten aanzien van de zoetwater voorziening aanvankelijk gunstig luidden, heeft men moeten herroepen. Alarmerend geluid over bedreiging zoetwatervoorziening in Holland 99 toenmalige Minister van Verkeer en Wa terstaat gezamenlijk gewaarschuwd. Een schriftelijk geruststellende verkla ring, dat de kanalisatie niet in werking zal worden gesteld alvorens ten opzichte van de zietwatervoorziening compenserende maatregelen zijn genomen, is weliswaar niet verkregen, doch aangenomen mag en moet worden, dat met de stuwen niet zoda nig zal worden gehandeld, dat de zoetwa tersituatie benedenstrooms nog meer zal verslechteren. Met bedoelde compenserende maatrege len werd gedacht aan werken in het Delta- damse Waterweg naar zee kunnen worden geloosd, waardoor het bezwaar van de ten gevolge van de kanalisatie van de Neder rijn verminderde afvoer van deze Rijntak kan worden gecompenseerd en het bin nendringende zout met meer succes zal kunnen worden tegengehouden" De motieven voor optimisme zijn echter sedert 1960 weggevallen. Later opgekomen ontwikkelingen hebben veroorzaakt, dat de hoopvolle verwachtingen van de Deltacom missie niet zullen worden gehonoreerd. De toegenomen verzilting van de Boven- rijn, de verzilting als gevolg van de ver dieping van de mond van de Nieuwe Wa terweg en van de uitbreiding van de Rot terdamse havenbekkens, de bedreiging met verzilting door het Schelde-Rijnkanaal en door de aanleg van het Sloehavencom plex zijn enige van bedoelde ontwikkelin gen. De mond van de Nieuwe Waterweg is gebracht op een diepte van 16 m. om gro te tankers de gelegenheid te geven de wa- Het Noordzeekanaal bij Umuiden zal volgens dijkgraaf mr. Schokking van het hoogheemraadschap Rijn land uit het noorden een aanval op het zoete water in Noord- en Zuid- Holand ondernemen. tingsmechanisme van de Waterweg en de Oude Maas. De ministeriële mededeling aan Delf land alsook het besluit van de Rijkswater staat bij de bouw van de zeesluis tussen het Europoorthavenbekken in het Hartel. kanaal ten zuiden van de Nieuwe Water weg af te zien van het nemen van zout- werende maatregelen, geven grond aan het vermoeden dat het geen sin heeft te verwachten, dat de toenemende verzilting als gevolg van de uitbreiding van het Rot terdamse havencomplex nog met effect kan worden bestreden. „De reglementaire taak van het hoogheemraadschap Rijnland tot het be schermen van de hoedanigheid van het boezemwater is ten gevolge van een onvoldoende zoetwatervoorziening door de jaren heen moeilijker geworden en is reeds nu bij een lage afvoer van de Nederrijn-Lek in feite niet uitvoerbaar meer. Dè verwachtingen door de Delta-commissie uitgesproken, dat de af sluiting van de zeegaten de waterhuishouding in Zuidwest-Nederland aan merkelijk zou verbeteren, kunnen niet verwezenlijkt worden en zijn achterhaald door nieuwe ontwikkelingen. Een vast en reëel uitzicht op een verbetering van de zoetwatervoorziening is er op dit moment niet". Zo begon vanmiddag dijk graaf Schokking zijn rede. Deze onheilspellende mededeling betekent, dat in bepaalde omstandigheden de garantie ontbreekt, dat het zoutgehalte van het boezemwater zal blijven beneden het aanvaardbaar minimum. De gevolgen hiervan voor de ingelanden van Rijnlands territoir van 105.505 ha zijn bijzonder bedenkelijk. Binnen de ruw getrokken grenslijn van Velsen af tot midden-Amsterdam, vandaar naar het zuiden tot Gouda, verder tot Den Haag-Scheveningen en voorts langs de kust naar het noorden tot Velsen, moet bij het optreden van bepaalde factoren rekening worden gehouden met een beslist te hoog zoutgehalte van het boezemwater, dat wil zeggen met een voor vele belangen van genoemd gebied actief schadelijke waterkwaliteit. De gegevens wijzen op sterk verontrustende omstandigheden, die de zoetwatervoorziening van het westen van Nederland, waartoe Rijnland behoort, bedreigen. Rijnland bestrijdt de boezemwaterver- •ntreiniging langs twee wegen. Ten eerste door verversing vla inlating of inmaling in hoofdzaak van het water van de Hollandse IJssel bij Gouda en uit- maling dan wel natuurlijke lozing via de gemalen van Katwijk, Spaarndam en Halfweg. Ten tweede door beperking en regulering van de vervuilingsbronnen. Dit laatste zal ongerief en kosten kunnen me debrengen voor zowel particuliere als in dustriële ingelanden. Voor de bestrijding van de boezemwa terverontreiniging door middel van ver versing wordt het water van de Hollandse IJssel, dat Rijnland bij Gouda inlaat, ge voed door de Nederrijn Lek. Zoals alge meen bekend is, wordt deze rivier in de bovenloop in het Ruhrgebied en in de El- zas zodanig met zouthoudend afvalwater verontreinigd, dat de schadelijkheidsgrens van 300 mg Chl 1. bij een lage afvoer van de Nederrijn Lek wordt overschreden. Alsdan behoort ondanks de behoefte daar aan, de inlating van verversingswater in feite achterwege te blijven. De waterhuishouding in Rijnland eist •venwel een vrijwel continue inlating van water In de Internationale Commissie tot be scherming van de Rijn tegen verontreini ging hébben de Nederlandse vertegen woordigers als uiterst toelaatbare grens voor het jaargemiddelde van de chloride- afvoer een hoeveelheid gesteld van 225 kg chl sec. en een uiterst toelaatbaar chlo ride-gehalte van 250 mg chl/1. De grens van 225 kg chl/sec. wordt reeds enkele Jaren belangrijk overschreden. Zo is in 1963 de afvoer 260 k 270 kg chl/sec. ge- „Door de afstuiting van de zeegaten in het zuidwesten des lands zal een zeer be langrijke verbetering van de zoetwater huishouding worden verkregen omdat daardoor de primaire bron van het uit zee binnendringende zout over het groot ste deel van het Deltagebied wordt uitge schakeld. Naast de vergroting van de vei ligheid in het zuidwesten van ons land bie den de Deltawerken samen met de werken van de Nederrijn-Lekkanalisatie de moge lijkheid om een belangrijke verbetering van de zoetwaterhuishouding voor een zeer groot gedeelte van ons land, zelfs in het noorden, tot stand te brengen. De afdammingen van de zeegaten schap pen de mogelijkheid om de verdeling van het afstromende water van Rijn en Maas in het gebied van de beneden-rivieren naar behoefte te regelen. Na het gereedkomen van de afsluitingen van Haringvliet, Vol kerak en Oude Maas zal in droge tijden vrijwel al het water van Lek, Waal en Maas via de Nieuwe Maas en de Rotter- Vio de Vfaterweg en het brede ha vengebied van Rotterdam dringt het zout steeds verder op. „De verzilting kan onder zekere omstandigheden op grote schaal actief nadelig werken" zo verklaart het hoogheemraadschap van Rijnland ongerust. terweg in te lopen zonder risico. Deze verdieping betekent, dat de bedding van de rivier zich meer stroomopwaarts verdiept door uitschuring. Het gevolg hiervan is, dat de zouttong vanuit zee verder landin waarts de rivier opdringt. Plannen om de mond van de waterweg verder te verdie pen tot 18 m. zijn in overweging. De voortgaande aanleg van havens langs de Nieuwe Waterweg verhoogt het zoutge halte van de Nieuwe Maas en de Rotter damse Waterweg. Het einde van de haven uitbreidingen is nog niet te zien. Integen deel: een nieuwe binnenscheepvaarthaven bovenstrooms van Rotterdam is in voorbe reiding. Het Schelde-Rijnkanaal, dat het zout uit de Schelde krijgt opgedrongen en de aan leg van het Sloehavencomplex, dat open staat voor zoutpenetratie uit de Wester- schelde, zullen aanleiding geven tot groter zoutbezwaar daar, waar de verwachting met betrekking tot de Delta-werken juist uitging van een verbetering van de zoet watersituatie. Voor het terugdringen van het zoutfront in het Schelde-Rijnkanaal en het Sloehavencomplex is weer meer zoet water nodig. Afgezien van de vraag of dit zoete water alsdan in voldoende mate voor handen zal zijn, geschiedt deze zoetwa terdoorspoeling in het zuiden ten koste van het zoetwaterdebiet dat langs Rotterdam naar zee- afstroomt, waarmede de drei ging voor Rijnlands inlaatpunt bij Gouda toeneemt. Het inlatingspunt van Rijnland bij Gou da wordt door deze ontwikkelingen be dreigt, zowel vanuit het oosten als vanuit het westen. Zij hebben er voorts toe bij gedragen, dat de Minister van Verkeer en Waterstaat op 13 januari 1965 aan Delf land heeft moeten mededelen „dat er niet op mag worden gerekend, dat de uitvoe ring van het Deltaplan ook met afgeslo ten Oude Maas bij de Parkhaven te Rotterdam een zodanige toestand kan wor den verkregen, dat aldaar gedurende vol doende lange tijd rivierwater van een re delijke kwaliteit zou kunnen worden inge laten". Terzijde dient hier opgemerkt te wor den, dat een afsluiting van de Oude Maas, beoogd om meer water langs Rotterdam af te voeren teneinde het vanuit zee op dringen zout terug te dringen, bij lage ri- vierafvoeren niet voetstoots zal mogen plaats hebben wegens de neveneffecten, die een dergelijke afsluiting teweeg zou brengen met betrekking tot het verzil- Als men weet, dat de Parksluizen t« Rotterdam voor Delfland relatief dezelfde betekenis hadden als Gouda voor Rijn land heeft, dan wordt het duidelijk, waar om men in Delfland, zoals men onlangs in de pers heeft kunnen lezen, de nood klok heeft geluid. Het ziet er naar uit, dat Delfland, dat thans gebaat is met een semipermanent* inmaling vanuit Rijnland bij Leldschen- dam, in de toekomst geheel op Rijnland zal zijn aangewezen. Rijnlands verantwoordelijkheid, die in on gunstige omstandigheden om de hiervoor uiteengezette oorzaken reeds thans voor het eigen gebied niet meer volledig kan worden aanvaard, wordt nog zwaarder be last door de bijzonder précaire situatie, waarin Delfland verkeert. Met de rug tegen de muur staande en geen andere mogelijkheid van oplossing ge boden krijgend van hogerhand, heeft Rijn land herhaaldelijk overwogen in hoeverre wellicht naast het inlaatpunt bij Gouda een tweede evenwaardig inlaatpunt denk baar was in het noorden, waarbij gedacht werd aan het water van het IJsselmeer. Het dóórdenken in deze richting lijkt echter zinloos door hetgeen ons nader be kend is geworden. Er zijn nl. plannen in overweging om het Noordzeekanaal te ver ruimen en te verdiepen. Gedacht wordt aan een profiel van het Noordzeekanaal, dat 2Va maal zo groot is als het huidige. Ook het profiel van liet Amsterdam-Rijn kanaal, dat in open verbinding staat met het Noordzeekanaal, overweegt men bijna 2 maal zo groot te maken. Door de uit voering van deze werken zal de zouttong in het Noordzeekanaal en het daarmee in open verbinding staande Amsterdam-Rijn kanaal, veroorzaakt door het schutten met de zeesluizen te IJmuiden' ver in Amstel- land doordringen. Dit betekent, dat aan d« bedreiging van Rijnland met zout water vanuit het zuiden een nieuwe bedreiging vanuit het noorden wordt toegevoegd. Op dit moment is geen enkel reëel t« verwezenlijken uitzicht op verbetering van de zoetwatervoorziening bekend, terwijl niet te verwachten is dat zodanig perspec tief op zeer korte termijn kan worden ge boden. Mat dit betekent voor Midden West Nederland, is niet met enkele woorden te zeggen. In ieder geval staan de belangen van de tuinbouw- bloemen- en bloembol lenteelt fundamenteel op het spel. De nationale belangen van de werken rondom Rotterdam zal wel niemand willen ontkennen. Maar daartegenover moet wèl en met grote nadruk de vraag worden ge steld of de ontwikkeling van deze werken betekent, dat bewust beslist is over de prioriteit van de belangen van onze we reldhaven Rotterdam boven essentiële be langen van het middenwesten van Neder land. Mocht dit zo zijn, dan dient dit in het belang van de belanghebbende inwo ners van Midden West Nederland duidelijk te worden uitgesproken (Zie ook pagina 9 l) gebied. Het eindverslag van de Deltacom missie, uitgebracht op 10 december 1960, zegt over de zoetwatervoorziening het vol gende:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 7