SHIRLEY
De échte Dick
k r
PANDA EN DE DRUMDRUMS
WSXm,
fout
door Charlotte Brontë
«uTki
O!
El
P ZOEI
EN Al
LOL
*JAAR DE B
JDE ENGEL
RONr
SE
*JEN VAN
LEGENDE
Te laat
15
Ons vervolgverhaal
"N
J
DONDERDAG 25 MAART 1965
ELK LAND, iedere streek en elke
oude stad kent zijn sagen en legen
den. Verzamelaars hebben die ver
halen opgetekend en vastgelegd,
opdat zij voor het nageslacht behou
den zouden blijven. Soms beleven
die oude volksverhalen een renais
sance, als heemkunde weer eens
„in" is. Maar in de meeste landen
zijn ze zo langzamerhand in het
vergeetboek geraakt: men leest lie
ver Jan Gremer dan sagenboeken.
Een land is er echter waar al die
oude legenden in ere gehouden en
gecultiveerd worden: Engeland.
Daar wemelt het van spook- en
volksverhalen, die goeddeels al uit
de middeleeuwen stammen en die
altijd van vader-op-zoon verteld en
weer verteld worden. Een der be
roemdste legenden is die van de
arme Dick Whittington en zijn kat:
A
iron
Heeft ze eindelijk
tegen u gezegd
,ja
t
CLAUDIA
verlovingsringen
VOORKOM VERMOEIDHEID
„BE BOBE BRUIB" door drRobert van Gulik
1
V "t
1AAAAAAAAAA#MWWMM
168)
Hij wist dat een botsing tussen
hem en Matthew mevrouw Yorke al
tijd op het idee bracht, dat een aan
val van hysterie geboden was; hij wist
ook dat, volgens het beginsel van rust
na de storm, zijn moeder na een mor
gen vol zenuwen in ieder geval 's mid
dags naar bed ging. Dat zou voor hem
heel goed uitkomen.
De botsing vond dan ook plaats in de
vestibule. Een droog lachje, een bele
digend scheldwoord, een minachtende
schimpscheut beantwoord door 'n non
chalante, maar zeer scherpe uitval wa
ren de signalen. Zij vlogen op elkaar
af. Martin, die bij deze gelegenheden
meestal weinig lawaai maakte, was nu
zeer luidruchtig. De dienstboden kwa
men aanhollen, mevrouw Yorke, juf
frouw Moore: geen vrouwenhand kon
hen scheiden. De heer Yorke werd
geroepen.
„Zoons" zei hij, „één van jullie
moet mijn huis verlaten, indien dit
weer gebeurt. Ik wil hier geen Kaïn
en Abel strijd hebben".
Martin liet zich nu wegleiden. Hij
was volkomen kalm, niet driftig; hij
glimlachte zelfs, want hij was tevre
den dat het moeilijkste deel van het
werk, dat hij zichzelf had opgedragen,
voltooid was.
Eén keer scheen hij te verslappen in
de loop van de morgen.
,,'t Is niet de moeite waard om me
voor die Caroline in te spannen" merk
te hij op. Maar een kwartier later was
hij weer in de eetkamer en keek naar
het portret met de verwarde haren en
de ogen die troebel waren van wan
hoop.
„Ja," zei hij, „ik heb haar aan het
snikken, aan het huiveren gebracht en
zij is bijna flauw gevallen. Ik wil dat
ze glimlacht voordat ik met haar af
gedaan heb; bovendien wil ik al die
vrouwmensen te slim af zijn".
Dadelijk na het middageten vervulde
mevrouw Yorke de voorspelling van
haar zoon door zich in haar slaapka
mer terug te trekken. Nu Hortense nog.
Die dame had zich juist gerieflijk
geïnstalleerd in de achterkamer en
wilde kousen gaan stoppen toen Martin
een boek neerleggend, dat hij, uit
gestrekt op de sofa (hij voelde zich
nog altijd niet goed volgens zijn eigen
zeggen) had liggen lezen in al de weel
derige luiheid van een nog onervaren
pasja op een trage toon een ge
sprek begon over Sara, het dienst
meisje op de Hollow. Met veel omhaal
van woorden gaf hij te kennen, dat van
deze jonge dame verteld werd dat zij
drie vrijers had, Frederic Murgatroyd,
Jeremiah Pighills en John van Mally
van Hanna-van Deb; en dat juf
frouw Mann beweerd had dat zij ze
ker wist dat, nu het meisje alleen op
de Cottage moest passen, zij haar
minnaars dikwijls ten eten vroeg en
hen op het beste trakteerde wat er
maar in huis te vinden was.
Meer was niet nodig. Hortense zou
het geen uur hebben kunnen uithouden,
zonder zich naar het toneel van deze
schandalige gebeurtenissen te begeven
en in eigen persoon de stand van za
ken te onderzoeken. Mevrouw Horsfall
bleef over.
Martin, die nu meester van het ter
rein was, haalde een bos sleutels uit
het werktafeltje van zijn moeder; daar
mee maakte hij het buffet open, haal
de er een zwarte fles en een klein
glaasje uit, zette ze op de tafel, klom
vlug de trap op, liep naar de deur van
de heer Moore en klopte aan; de ver
pleegster deed open.
„Mevrouw, u bent uitgenodigd om in
de achterkamer te komen, als u wilt,
en daar wat verversingen tot u te
nemen".
Niemand zal u storen; de familie
is uit."
Hij ging met haar naar beneden;
hij ging met haar naar binnen; hij
deed zelf de deur dicht. Hij wist dat
er van haar niets te vrezen was. Het
zware werk was gedaan; nu kwam
het genoegen. Hij pakte zijn pet en
weg was hij naar het woud.
Het was pas half vier. Het was een
mooie morgen geweest, maar nu was
de lucht betrokken. Het begon te
sneeuwen, de wind was koud, het bos
zag er naargeestig uit, de oude boom
grimmig. Toch had Martin geen be
zwaar tegen de schaduw op zijn pad,
hij werd zelfs bekoord door de spook
achtige aanblik van de afgeknotte eik.
Hij moest wachten; hij liep heen en
v/eer terwijl de vlokken steeds snel-
ier vielen en de wind, die eerst al
leen maar gejammerd had, nu vrese
lijk begon te huilen.
„Het duurt lang voordat ze komt,"
mompelde hij terwijl hij het smalle
pad opkeek. „Ik vraag me af," voeg
de hij er aan toe, „waarom ik haar
zo graag wil zien? Zij komt niet voor
mij, maar ik heb macht over haar en
ik wil dat ze komt, zodat ik die macht
gebruiken kan."
Hij liep weer door.
„Nu," hernam hij toen er weer een
tijd voorbij was gegaan, „indien zij
niet komt, zal ik het land aan haar
hebben en haar minachten."
Het sloeg vier uur: hij hoorde de
kerkklok in de verte. Een stap, zo
licht en zo vlug, dat hij nauwelijks te
horen was geweest op de bosgrond
wanneer de bladeren niet geritseld
hadden, maakte een eind aan zijn on
geduld. De wind blies nu hard en
een lichte witte sneeuwstorm werd
hoe langer hoe heviger; maartoch
kwam zij er aan en zij was niet ont
moedigd.
„En Martin," zei zij verlangend,
„hoe is het met hem?"
,,'t Is gek zoals ze aan hem denkt."
overwoog Martin. „Die verblindende
sneeuw en de bittere kou betekenen
niets voor haar, geloof ik; toch is ze-
maar een „schraal klein ding" zoals
mijn moeder zou zeggen. Ik zou echt
wel een mantel willen hebben om
haar in te wikkelen.'
Terwijl hij zo in zichzelf stond te
c-enken, vergat hij juffrouw Helstone
te antwoorden.
„Heb je hem gezien?"
„O! Je hebt me beloofd dat je het
doen zou."
„Ik ben van plan iets beters voor u
te doen dan dat. Heb ik niet gezegd
dat ik er niet om gaf hem te zien?"
„Maar nu zal het zo lang duren voor
dat ik iets zekers te horen krijg over
hem en ik kan niet meer wachten.
Martin ga hem opzoeken en geef hem
de hartelijke groeten van Caroline
Helstone en zeg, dat zij graag wilde
weten hoe het met hem was en of er
iets voor hem gedaan kon worden, dat
hij prettig vond."
„Dat doe ik niet."
„Je bent veranderd, gisteravond
was jc zo vriendelijk."
„Kom, we moeten niet in dit bos
blijven staan; het is te koud." „Maar
voordat ik wegga moet je me beloven,
dat je morgen weer zult komen met
nieuws."
„Nee hoor; ik ben veel te zwak om
zulke afspraken te maken en te hou
den in het winterseizoen. Als u eens
wist wat ik vanmorgen voor een pijn
in mijn borst had en hoe ik geen ont
bijt heb gehad en ook nog tegen de
grond geslagen ben, zou u voelen hoe
onbehoorlijk het is om mij hierheen
te laten komen in de sneeuw. Kom
nu, zeg ik."
„Ben je heus zo zwak, Martin?"
„Zie ik er niet naar uit?"
„Je hebt rode wangen."
„Dat is van de teringkoorts. Gaat
u nu mee of niet?"
„Waarheen?"
„Met mij mee. 't Is erg stom van
me dat ik geen mantel bij me heb,
dam had u het lekker warm kunnen
hebben."
„Jij gaat naar huis? Mijn naaste
weg is de andere kant op."
„Steek uw arm maaj door de mij
ne. Ik zal op u passen."
„Maar, de muur de heg dat
klimmen is zo moeilijk en jij bent te
slank en te jong om mij te helpen zon
der jezelf pijn te doen
„U gaat door het hek."
„Maar
„Maar! maar! Vertrouwt u mij
of niet?"
Zij keek hem aan.
„Ik geloof dat ik het maar doen zal.
Alles is beter dan even ongerust naar
huis te gaan als ik gekomen ben."
„Daar kan ik niet voor instaan.
Maar dit beloof ik u: doe wat ik u zeg,
dan zult u Moore zelf zien."
„Ik hem zien?"
„Ja, u."
„Maar lieve Martin, weet hij dat?"
„O! Nu ben ik ineens lief. Nee, hij
weet het niet."
(Wordt vervolgd)
SiU
pm
De toren van St. Marv-Le-Bow wel
ker klokken de kleine zwerver
„terugriepen".
De Whittington-steen in Highgate
Hill: hier zou de jongen gerust heb
ben na zijn aanvankelijke mislukking
HET VERHAAL van Dick Whittington heb ik voor het
eerst gehoord toen ik een jaar of zeven was. Het was in de
oorlog; bij ons thuis brachten we de lange, lichtloze avon
den door met spelletjes en voorlezen. Tussen sprookjes van
Andersen en verhalen van Twain en Dickens hoorde ik toen
de geschiedenis van die middeleeuwse Engelse jongen met
zijn kat.
Dick Whittington zo wil de legende
was een arme jongen, die na het ver
lies van zijn ouders samen met zijn
enige bezit, een kat, de wijde wereld
introk. Hij besloot zijn geluk te gaan
beproeven in Londen en begaf zich op
weg daarheen. Toen hij na een voetreis
van vele dagen de stad eindelijk be
reikte, was hij zo moe en uitgeput dat
hij op de eerste stoep de beste neer
zakte.
EEN DIENSTBODE trof de ver
kleumde jongen aan en haalde hem
naar binnen. De heer des huizes, een
welgestelde reder, hoorde van het ge
val en stond de jongen toe te blijven,
mits hij wilde werken voor de kost.
Dick had in Londen niemand bij wie
hij kon aankloppen en dus nam hij het
voorstel gretig aan. Hij kreeg een baan
tje als hulp in de keuken, maar hij be
sefte al gauw dat hij lang niet in een
hemel op aarde was terechtgekomen;
het eten was slecht, de beloning karig
en de keukenmeid humeurig. Hij kreeg
meer slaag dan eten en wat hem nog
het meest dwars zat was dat zijn kat
in het deftige huis geen goed kon doen.
Het arme dier werd doorlopend ge
plaagd, gesard en opgejaagd. Daar
kwam pas verandering in toen de rijke
reder hoorde dat in een ver land, waar
mee hij handelsbetrekkingen onder
hield, een ernstige muizenplaag was uit
gebroken en dat katten er onbekend wa
ren. Dicks kat werd per kerende boot
naar dat land gestuurd om aan de
plaag een einde te maken. Nu was er
voor de jongen geen enkel lichtpuntje
meer.
HIJ TREURDE om het verlies van
zijn kat en kwijnde weg van ellende en
verdriet. Uiteindelijk liep hij weg uit
het deftige huis. Hongerig, berooid en
moedeloos sjokte hij de stad uit en zet
te zich neer op een steen langs de weg.
Toen hij daar zo zat, hoorde hij opeens
klokken luiden en het scheen hem toe
dat ze hem iets terugriepen. In een oud
boekje, dat ik erop heb nageslagen, zin
gen de klokken „Keer weerom, Whit
tington, lord mayor van Londen". Dat
zinnetje een historische onjuistheid be
vat (de titel Lord Mayor bestond toen
nog niet; in een Engelse „nursery rhy
me" heet het dan ook: „Turn again,
Whittington, thrice Mayor of London")
doet aan het verhaal niets af. Belang
rijk is dót de jongen terugkeerde naar
de stad. Daar nog altijd volgens de
legende werd hij gehuldigd, want het
bleek dat zijp kat de opdracht naar be
horen had vervuld en na gedane zaken
per schip was teruggekeerd. Dick
Whittington bleef in Londen; hij vond
er niet alleen het fortuin waarop hij
had gehoopt, maar hij kwam tot eer en
aanzien en werd zelfs driemaal tot bur
gemeester gekozen
U ZIET: een aandoenlijk verhaal met
een happy end. Maar wat meer is, het
berust op een ware gebeurtenis. Er
hééft een echte Dick Whittington be
staan en naar alle waarschijnlijkheid
bezat hij ook een kat. Deze Dick (Ri
chard) Whittington werd geboren rond
het jaar 1358 in het graafschap Glouces
tershire. Zijn geboortehuis heette
Pauntley Court en bestaat nog. Het is
een boerderij in de Leadon-vallei, hal
verwege de plaatsjes Ledbury en Dy-
mock. Het huis is in de loop der jaren
nogal eens verbouwd en heeft zelfs eni
ge tijd gediend als onderkomen voor
jonge zwervertjes (waarschijnlijk om
dat de Dick uit het verhaal zelf een
maal een zwerver was). Deze echte
Richard Whittington stamde uit een
gegoede familie. Zijn vader was een
landedelman, zijn moeder was eerder
getrouwd geweest met Sir Thomas de
Berkeley, telg uit een bekende adellij
ke familie, welk stamslot Berkeley (tus
sen Gloucester en Bristol) nog steeds
bestaat. Haar naam was Joan; zij ligt
begraven in het kerkje van Coberley in
de buurt van Cheltenham.
EVENALS de Dick Whittington uit
de legende ging de echte Dick als jon
gen van een jaar of twaalf naar Lon
den. Of hij op die reis een kat mee
nam, staat niet vast, maar wel mogen
we aannemen dat Dicks familie veel
van katten hield. De Whittingtons had
den namelijk een huis in de stad Glou
cester en toen dat een paar eeuwen
later werd afgebroken, kwam men op
een schoorsteenmantel een gebeeld
houwde afbeelding tegen van een jon
gen, die een kat in zijn armen houdt.
Dit overblijfsel is nog te zien in het
folkloristisch museum van Gloucester.
Het beeld van Dick Whittington, dat
vroeger in Newgate stond, had even
eens een kat aan de voeten.
RICHARD Whittington kwam in Lon
den in dienst bij een handelaar in zij
den stoffen. Later begon hij voor zich
zelf en werd een van de rijkste en aan
zienlijkste kooplieden van de stad. Hij
was zo rijk dat hij de geldschieter werd
van twee koningen, Hendrik IV en Hen
drik V. De laatste vorst schonk hij na
derhand nog eens de lieve som van
60.000 pond sterling. Zijn carrière werd
tenslotte bekroond met zijn uitverkie
zing tot burgemeester van de stad. In
die functie speelde hij een belangrijke
rol, vooral in financieel opzicht, bij de
bouw van de Westminster Abbey. In een
van de glas-in-loodramen van de kerk
worden zijn verdiensten geëerd. In het
algemeen schijnt Whittington veel voor
Londen te hebben gedaan. Hij bracht
verbetering in de primitieve toestan
den in de Newgate-gevangenis en finan
cierde uit eigen zak de aankleding van
de befaamde Guild Hall. Hij verbeterde
de watertoevoor naar de stad en liet
verscheidene fonteinen aanleggen (Bis-
hopsgate en Cripplegate), waar de be
volking water kon halen. Hij stichtte 'n
tehuis voor zwervers en daklozen en
♦voerde het regentschap over verschei
dene andere, soortgelijke huizen. Ri
chard Whittington, die driemaal tot bur
gemeester werd herkozen, stierf in 1423.
Zijn graf in de kerk St. Michael werd
verwoest tijdens de grote brand van
Londen in 1666.
DE HISTORIE van de echte en die
van de legendarische Dick Whittington
lopen dus nogal sterk uiteen. Dat neemt
niet weg dat het verhaal over de avon
turen van de laatste nog altijd populair
is. Er zijn zelfs enkele tastbare zaken
die de herinnering eraan levend houden.
In Highgate Hill in het noorden van
Londen staat, omgeven door een hek,
de zogenaamde Whittington-steen. Vol
gens de legende zou deze de plek aan
geven waar de jongen heeft zitten rus
ten na zijn aanvankelijke mislukking.
De klokken die hij toen hoorde luiden,
zouden de klokken geweest zijn van de
kerk St. Mary-Le-Bow, de zogenaamde
Bow Bells. Met betrekking tot deze
klokken wordt nog altijd beweerd dat
alleen hij die geboren is binnen gehoors-
afstand van hun bronzen stemmen zich
een echte Cockney (geboren Londenaar)
mag noemen.
Henk Bouwman
De republikeinse afgevaardigde El
mer Mortensen had dinsdaa het vol
gende te zeggen naar aanleiding van
een debat over een voorstel om de
wet van Connecticut waarbii het ge
bruik van voorbehoedsmiddelen ver
boden wordt, af te schaffen. „Alles
wat ik hierover kan zeaaen is dat
ik van mening ben dat het te laat is."
Mortensen is vader van 13 kinderen.
nnnnnniuuuiniiniinwiminmn-..■.-■...■..■..■■.■...■mmmmmmmmmwmmwmkwwovmvwwmwwvwuwwwww
36. Meneer Edelstein toonde zich heel verheugd, toen
de drumdrums veilig door de politie bij hem werden
gebracht. „Alle lof voor het politie-apparaat!" sprak
hij. „Mag ik als blijk van mijn waardering, dit stor
ten in het fonds voor ontspanning van agenten? Deze
goede afloop..." „Het is niet goed afgelopen!" viel
Panda hem in de rede. „Ze hebben Jolliepop opgeslo
ten!" „Stil", fluisterde Joris, terwijl hij Panda terug
duwde. „Dat komt straks aan de orde. Laat de mana
ger even de zaak met de wetsdienaar afhandelen. En
let op, het is leerzaam." „Duizend florijnen!" zei de
agent, die verheugd het stapeltje bankbiljetten telde, dat
de heer Edelstein uit de drumdrumkas had gehaald.
„Dat is royaal, hoor!" „Juist", zei de manager. „Hier
van is dan vijftig percent voor de manager, terwijl ik
voorts nog van Uw aandeel enkele bedragen moet in
houden voor vermakelijkheidsbelasting, A.O.W., werk
loosheidsverzekering, ziekenfonds en andere zaken." Al
dus sprekend nam hij het grootste deel van het bedrag
weear terug en stak het in zijn eigen zak. Vervolgens
wees hij de verblufte agent minzaam de deur en wend
de zich tot Panda. „Nu de zaak van de trouwe knecht",
hernam hij, „ik zal hem een flinke som smartegeld uit
keren, dan zijn we allen tevreden." „Ja, U misschien!"
zei Panda nijdig. „Want U pikt er dan het grootste
deel van in!"
Advertentie
Dan wordt het tijd om aan
VERLOVINGSRINGEN
te gaan denken.
Zo moeilijk is dat niet, want
de meeste jonge mensen
vragen en dragen
het is een CONSTANT-ring,
dat zegt alles
U weet het
adviseert u goed
grote houtstraat 49
het huis met het carillon
telefoon 2 00 49
TIPS VOOR EEN GOEDE INDELING VAN HET HUISHOUDELIJK WERK
;:>J uur werlC^:.' mi nu ten rust I.
1 NsJ na het 2e uup/C*'\ •jJweerlOmin.rust
na het 3e uur
weerlumin.rust
en na het 4e uur
45 minuten rust
15 minuten rust
K'JKEEN GETAT0EEERDE RINGSLANG
GAT VALSE REPTIEL DAT IN VERMOLMD
HOUT 2ITZOIETS HAD WET'S VER
M00RDE BOEKHOUDER PANG 00K OP
Z'N ARM ZITTEN....'
STUKJE PAPIER EN
IV