SHIRLEY
De grote zwendel
PANDA EN DE DRUMDRU
PUZZEL NUMMER 12
r
r
r
r
r
r
r
n
r
n
DE DODE BRUID
mmz*
T
PI
L
S
door Charlotte Brotitë
1
Uil*
Zeg het
met
bloemen
19
door dr. Robert van Gulik
VRIJDAG 26 MAART 1965
Ons vervolgverhaal
ALS SIR WILLIAM WATERLOW
niet een zeer rijk man was geweest,
had hij niet in 1930 het ambt van
Lord Mayor van Londen kunnen be
kleden. Deze honorabele functie kost
te de drager namelijk ongeveer 25.000
pond gedurende zijn ambtsjaar. Dat
hij zich deze luxe kon permitteren,
had hij te danken aan zijn directeur
schap van de firma Waterlow and
Co., befaamde drukkers, onder meer
van bankbiljetten. Sir William was
echter even gierig als rijk en deze
slechte eigenschap is hem duur, heel
duur komen te staan.
9HPWP
m r-Jamm
il
HkëÉÉIIIII
1 m i
iÊlêiëiili
De Nederlander M. kreeg voor zijn
aandeel in de zwendel vijf jaar. De
hoofdschuldige werd gestraft met
25 jaar, die hij helemaal heeft uitge
zeten. En what about Sir William?
De Bank van Portugal vroeg een
schadevergoeding van 200.000 pond.
Sir William vond echter, dat zijn fir
ma geen schuld had en vocht enige
jaren tot hij door de hoogste ge
rechtelijke instantie, the House of
Lords veroordeeld werd. Arme Sir
William: 5 percent commissie voor
zijn vertegenwoordiger had hij teveel
gevonden! Om de 200.000 pond, die
de Bank van Portugal van zijn firma
had geëist, had hij enige jaren ver
beten gevochten. En nu had de totale
schade een hoogte bereikt van 700.000
pond, om maar te zwijgen over het
feit, dat hij de Bank van Portugal als
klant kwijt was.
Deze geschiedenis werd teveel voor
Sir William Waterlow. Hij kon alle
emoties niet langer verwerken, en hij
stierf als een verbitterd mens.
P. Loopuyt
UI
1
99
99
Zi
V;. - t :v - -r'.'et-;'
.t-0'
'vi?-
169)
„En je moeder en de anderen?"
„Alles is in orde."
Caroline verviel in een lang stil
zwijgen, maar toch liep zij door met
haar geleider. Zij zagen Briarmains
liggen.
„Hebt u een besluit genomen?"
vroeg hij.
Zij zweeg.
„Zeg het nu. Wij zijn er bijna. Ik
wil hem niet zien dat zeg ik u
behalve om uw komst aan te kondigen.
„Martin, je bent een wonderlijke
jongen en dit is een vreemde onderne
ming; maar alles wat ik voel is
vreemd en is al een hele tijd vreemd
geweest. Ik zal naar hem toegaan."
„•Nu u dat gezegd hebt zult u niet
meer aarzelen of terugkrabbelen?"
„Neen".
„Hier zijn we dan. Weest u maar
niet bang om langs het raam van de
zitkamer te gaan; niemand zal u zien.
Mijn vader en Matthew zijn op de fa
briek Mark is op school, de dienstbo
den zijn in de bijkeuken, juffrouw
Moore is in de Cottage, mijn moeder
ligt in haar bed en mevrouw Horsfall
is in het Paradijs. Let u maar op
ik hoef niet te bellen. Ik doe de deur
open; de vestibule is leeg, de trap rus
tig, de galerij ook. Het hele huis en
ai zijn bewoners zijn onder een beto
vering, die ik niet zal verbreken voor
dat u weg bent."
„Martin ik vertrouw je."
„Daar hebt u groot gelijk aan. Laat
mij uw shawl maar nemen- ik zal er
oe sneeuw afschudden en hem voor u
drogen. U bent koud en nat, het hin
dert niet, boven brandt een vuur.
Ben' u klaar?"
„Ja."
„Volg mij dan."
Hij liet zijn schoenen achter op de
mat, klom op kousevoeten de trap
op. Caroline sloop zacht achtei hem
aan, met geluidloze stappen. Daar
was een galerij, en daar was een
gang; aan het eind van die gang bleef
Martin voor een deur staan en klopte.
Hij moest twee drie maal kloppen;
een stem die slechts een van de luis
teraars kende, zei ten slotte „Kom
binnen."
De jongen ging vlug naar binnen.
„Meneer Moore, een dame kwam
vragen hoe het met u was. Er was
geen een van de vrouwen te zien: 't
was wasdag en de meiden zitten tot
over hun oren in de zeepvlokken in de
bijkeuken, dus heb ik haar gevraagd
om boven te komen."
„Hier boven?"
„Hier boven, meneer: maar als u
er bezwaar tegen hebt, gaat ze weer
naar beneden."
„Is dit een plaats en ben ik iemand,
waar je een dame daartoe kunt bren
gen, gekke jongen dat je bent?"
„Nee; dan zal ik haar maar weer
meenemen."
„Martin, blijf hier. Wie is het?"
„Uw grootmoeder uit dat kasteel
aan de Schelde, waar juffrouw Moore
het altijd over heeft.
„Martin," zei een heel zachte fluis
terstem bij de deur, „doe niet zo idi
oot."
„Is zij daar?" vroeg Moore haastig.
Hij had een geluid opgevangen.
„Zij is daar en op het punt van
flauw te vallen; zij staat op de mat
en zij is geschokt door uw gebrek aan
kinderlijke liefde."
„Martin, je bent een slechte krui
sing tussen een duiveltje en een page.
Hoe ziet ze er uit?"
„Ze lijkt meer op mij dan op u,
want ze is jong en mooi."
„Je moet haar binnenbrengen. Hoor
je het?"
„Komt u maar, juffrouw Caroline."
„Juffrouw Caroline!" herhaalde
Moore.
En toen juffrouw Caroline binnen
kwam, werd zij ontvangen in het mid
den van de slaapkamer door een lan
ge, magere, zwakke gedaante, die
haar beide handen in de zijne nam.
„Ik geef u een kwartier," zei Mar
tin toen hij zich terugtrok: „niet
meer. U moet maar zeggen wat u te
zeggen hebt in die tijd. Tot het voor
bij is zal ik op de galerij wachten; er
komt niets door, ik zal u weer veilig
wegbrengen. Mocht u langer probe
ren te blijven, dan laat ik u aan uw
lot over."
Hij deed de deur dicht. Op de gale
rij was hij zo opgewekt als iets; hij
was nog nooit in een avontuur verwik
keld geweest dat hij zo enig vond,
want geen avontuur had hem ooit zo'n
belangrijke rol verschaft of hem zo
veel belangstelling ingeboezemd.
„Eindelijk ben je gekomen," zei de
vermagerde man en keek met holle
ogen naar zijn bezoekster.
„Heb je me dan eerder verwacht?"
„Een maand, twee maanden bijna,
zijn wij heel dicht bij elkaar geweest;
en ik heb veel pijn geleden en gevaar
en ellende doorstaan, Cary."
„Ik kon niet komen."
„Kon je niet komen? Maar de pas
torie en Briarmains zijn vlak bij el
kaar geen drie kilometer van el
kaar af."
Op het gelaat van het meisje was
smart maar ook geluk te lezen toen
zij naar deze verwijten luisterde. Het
was heerlijk het was bitter om
zich te verdedigen.
„Wanneer ik zeg dat ik niet kon ko
men bedoel ik, dat ik je niet op kon
zoeken; want ik ben dezelfde dag dat
wij hoorden wat er gebeurd was met
mamma hier geweest. De heer Mac-
Turk zei toen, dat er geen vreemden
toegelaten konden worden."
„Maar daarna iedere mooie mid
dag in al de afgelopen weken heb ik
gewacht en geluisterd. Er was iets
hier, Cary" (zijn hand op zijn borst
leggend) „dat mij dat zei dat je aan
mij moest denken. Niet dat ik het ver
dien, maar wij zijn oude vrienden,
wij zijn familie van elkaar."
„Ik ben nog eens gekomen, Robert,
mamma en ik zijn weer gekomen."
„Ja? Zo, dat is prettig om te horen.
Daar je nog eens bent gekomen, zul
len we maar gaan zitten en er over
praten."
Zij gingen zitten. Caroline trok haar
stoel naar de zijne toe. De lucht was
nu donker van de sneeuw: er woei
een hevige IJslandse wind. Deze twee
mensen hoorden de lange „woeste"
vlagen niet en zagen ook de witte last
niet, die erdoor voortgedreven werd.
Zij schenen zich slechts van één ding
bewust te zijn de aanwezigheid
van de ander.
„En dus kwamen mamma en jij
nog eens?"
„En mevrouw Yorke heeft ons heel
vreemd behandeld. Wij vroegen of wij
je mochten bezoeken. „Neen," zei zij,
„niet in mijn huis. Ik ben op het ogen
blik verantwoordelijk voor zijn leven;
dat zal niet in gevaar gebracht wor
den door een half uur onnozel ge
praat." Maar ik moet je niet alles
vertellen wat zij gezegd heeft: het
wa heel onaangenaam. En toch zijn
wij weer terug gekomen mamma,
juffrouw Keeldar en ik. Dit keer dach
ten wij dat wij het winnen zouden,
daar wij met ons drieën waren tegen
één en omdat Shirley bij ons was.
Maar mevrouw Yorke opende zo'n ge
weervuur!"
Moore glimlachte. „Wat zei ze?"
„Dingen waar wij zeer verbaasd
over waren. Shirley glimlachte ten
slotte, ik weende, mamma was echt
boos. Wij werden alle drie wegge
jaagd van het terrein. Sindsdien heb
ik alleen maar eens per dag langs het
huis gewandeld, zo maar om het ge
noegen te hebben naar je raam te kij
ken, dat ik herkennen kon aan de
dichte gordijnen. Ik durfde heus niet
naar binnen te komen."
„Ik heb naar je verlangd, Caroline."
„Dat wist ik niet. Ik heb mij nooit
één ogenblik verbeeld, dat je aan mij
dacht. Indien ik slechts in de verste
verte van zo'n mogelijkheid gedroomd
had
„Mevrouw Yorke zou je toch versla
gen hebben."
„Niet waar. Ik zou het met krijgs
list geprobeerd hebben, indien woor
den niet hielpen. Ik zou door de keu
kendeur zijn gekomen; de dienstbode
zou mij wel binnengelaten hebben, en
ik zou regelrecht naar boven zijn ge
lopen. Het was eigenlijk veel meer
angst om mij op te dringen de
angst voor jou, die mij tegenhield,
dan de angst voor mevrouw Yorke."
„Gisteravond nog wanhoopte ik er
aan of ik je ooit weer zou zien Mijn
zwakte heeft mij verschrikkelijk
neerslachtig gemaakt verschrikke
lijk".
„En zit je hier zo maar alleen?"
„Erger dan alleen."
(Wordt vervolgd)
vvwwwvwvvwwwvwwwwvwvvwwvvw-.fv.*vwv*vww*yvv..wwwww-.. ^^^V>^r^^WVVV..-W\^fWWW%^^VVWVVWW-^VVVVVVVV%^#WWVVVVVWWV%^WVVVVVVVVWVVWVVWVVVVW^fVVI^^WVWW'W^. .WW
y ATEN WE liet eens hebben over die stukjes papier, die terecht of ten
Jj onrechte zo een belangrijke rol in ons leven spelen. Het publiek dat
er dagelijks mee omgaat, weet er zo weinig van. Om te beginnen denkt
haast iedereen, dat elk land zijn eigen bankbiljetten fabriceert. Dat is echter
niet het geval. Het grootste deel van het in omloop zijnde bankpapier wordt
door vier of vijf firma's vervaardigd, waarvan de grootste in Engeland is ge
vestigd, de rest in Noord-Amerika en Nederland. Het is interessant te weten
dat op het Amerikaanse continent 21 republieken zijn, waarvan slechts vier
hun eigen bankbiljetten maken. De overige landen worden bezocht door ver
tegenwoordigers die de héle wereld bereizen en met de regeringen of staats
banken in meer dan honderd landen contact houden, om hen van bankbiljetten
te voorzien. Ik was een van hen, en heb niet alleen een zeer gelukkig doch ook
een interessant leven gehad.
HET SPREEKT vanzelf dat de fir
ma's die zich met dit bedrijf bezig hou
den, een zeer goede reputatie genieten
en over een legertje specialisten moe
ten beschikken, die hoog betaald wor
den en moeilijk te vervangen zijn. Dat
is de voornaamste reden dat zoveel
landen geen eigen bankbiljettenindus-
trie hebben. De geschoolde en techni
sche krachten ontbreken, en zelfs in
dien die aanwezig zijn, zal met moder
ne machines de jaarlijkse oplage in eni
ge maanden voltooid zijn. Het dure per
soneel zou een groot gedeelte van het
jaar geen produktieve arbeid kunnen
verrichten. Ook zijn voor het moderne
Taille-douce proces (een Franse uitvin
ding) persen nodig, die ongeveer zes
ton per stuk kosten. Dus wenden ze
zich tot buitenlandse firma's. Het gaat
dan als volgt.
De bank van uitgifte vraagt enige bui
tenlandse firma's ontwerpen te sturen
voor een uitgifte van biljetten. Het ma
ken daarvan duurt enige maanden. In
dien goedgekeurd, moeten deze op staal
gegraveerd worden. Men moet weten
dat goede graveurs zeldzaam zijn. Ver
volgens worden van de harde staalplaat
afdrukken gemaakt op zachter staal.
Deze gaan in de grote persen, als bo
ven genoemd. Gewoonlijk krijgt de fir
ma die het goedkoopst en snelst levert
het contract, maar niet altijd. Andere
factoren komen ook in aanmerking. De
bekwaamheid en presentatie van de
vertegenwoordiger spelen hierbij ook
een belangrijke rol.
VERVALSINGEN van bankbiljetten
komen natuurlijk voor, maar relatief
weinig. Het is zeer moeilijk, en zij die
het proberen lopen snel tegen de lamp.
De straffen hiervoor zijn zwaar.
In 1930 deed zich in Portugal een
bankbiljetten-zwendel voor die men in
de ware zin van het woord geen ver
valsing kan noemen, maar die wat vin
dingrijkheid en durf betreft, zijn weer
ga nimmer heeft gevonden. Hier volgt
het relaas.
OP EEN dag in 1930 ontving de fir
ma Waterlow een brief van de Bank
van Portugal, waarin de Bank de druk
kers op de hoogte bracht van het feit,
dat een deel der bankbiljetten, die kort
tevoren waren afgeleverd, door brand
was vernield. De firma Waterlow kreeg
de opdracht de gehele oplage te her
drukken. Dit was een buitenkansje voor
de drukkers en ze startten direct met
de order.
Ongeveer gelijktijdig was een verte
genwoordiger van de firma, de heer Ro
mer op reis van Brazilië naar Lon
den een dag met het schip in Lissa
bon. Gevlogen werd er in die jaren
haast nog niet. Hij besloot het nutti
ge met het aangename te verenigen en
zijn persoonlijke relatie, de gouverneur
van de Bank van Portugal, even te gaan
groeten. Op zijn achteloos gestelde
vraag, of er misschien toevallig weer
bankbiljetten te drukken waren, verze
kerde de gouverneur hem, dat dit de
eerste zes maanden zeker niet het ge
val was. Er was immers juist een grote
oplage gedrukt en het geld was net in
circulatie.
De verbazing van de heer Römer
was groot, toen hij bij zijn terugkeer
in Londen ontdekte, dat er bij zijn fir
ma hard gewerkt werd aan Portugese
bankbiljetten. Hij vroeg onmiddellijk
belet bij de president-directeur, en ver
telde hem over zijn onderhoud van eni
ge dagen tevoren met de gouverneur
van de Bank van Portugal.
Sir William antwoordde zijn vertegen
woordiger, dat deze order rechtstreeks
door de Bank bij de firma was ge
plaatst, zonder tussenkomst van de heer
Römer. Dit impliceerde, dat de presi
dent-directeur er niet over peinsde de
heer Römer zijn 5 pet. commissie te
geven. De vertegenwoordiger, die al ja
ren voor de firma werkte, wist dat er
met Sir William niet te praten viel en
bitter gestemd ging hij weg. Wat hij
echter niet begreep, was de vreemde
houding van de gouverneur van de Bank
van Portugal. Waarom had die hem niet
de waarheid verteld?
ppfll
AL SPOEDIG ontving de firma Wa
terlow weer een brief van de Bank.
Een zekere meneer M„ schreef men,
zou binnenkort met zijn jacht in de ha
ven van Londen aankomen. De druk
kers werd verzocht de bankbiljetten
over te dragen aan de heer M., nadat
deze zich had gelegitimeerd. Inderdaad
presenteerde zich kort daarop een jon
geman bij de firma. Hij was M„ een
Nederlander, geboren in het voormali
ge Nederlands Indië. Hierop verlieten
twee vrachtwagens met kisten bankbil
jetten de fabriek om hun last af te le
veren bij een fraai jacht in de haven
van Londen. De waarde van de biljet
ten was ongeveer 72 miljoen gulden.
ER verstreken enige maanden. Toen,
op een dag, bemerkte een kassier van
de Bank van Portugal, dat er twee bil
jetten van 500 escudo's in zijn kas wa
ren met hetzelfde nummer. Dat kon niet
mogelijk zijn! Enigszins verontrust door
liep hij de aanwezige bankbiljetten en
tot zijn ontsteltenis vond hij verschei
dene met hetzelfde euvel. Snel verwit
tigde hij de directie van zijn ontdek
king. De gouverneur zond onmiddellijk
een telegram naar Londen, waarin hij
om opheldering verzocht. Sir William,
die waarschijnlijk wel nattigheid voel
de, ging in eigen persoon naar Lissa
bon. Daar hoorde hij, dat de Bank in
het geheel geen instructies had gegeven
om biljetten, die verbrand zouden zijn,
te herdrukken. Het was duidelijk: men
was het slachtoffer geworden van een
ingenieuze zwendel.
NOOIT EERDER hadden oplichters
kans gezien 72 miljoen gulden buit te
maken. De politie had ze echter spoe
dig te pakken. Het hoofd van de bende
was een employé van de Bank, die op
een handige manier het postpapier en
een stempel van de directie had bemach
tigd. Voorts behoorden bij de groep een
diplomaat en de Nederlander M. Met
hun enorme kapitaal richtten zij een
bank op, die enige maanden goed flo
reerde. Behalve de bank werden ook
enige fabrieken opgericht, iets, wat fi-
nanciel-economisch gezien een aardig
kantje heeft. Want hoewel die fabrie
ken gefinancierd waren met vals geld,
dus waardeloze papiertjes, bestaan ze
heden ten dage nog.
Advertentie
enbeste! tijdig!
WWWWWWWWWWWWWWVWWWWMWWIIMWWWMMyWWWVWWWVWIWWniWIMWfWIWWVWWtfWMWWMVWWWMWWWWWWMWWWWWW'
m
37. Jolliepop zat al enige uren in de cel, toen Panda
met meneer Edelstein en Joris binnenkwam. „Arme
Jolliepop", zei Panda. „Ik vind het heel naar, dat je zo
opgesloten bent. Maar ik laat je niet in de steek, hoor.
Ik zal de agenten vertellen, dat de ontvoering van de
drumdrums alleen maar een reclamestunt van meneer
Edelstein was." „Nee, nee", zei de manager, terwijl
hij Panda terzijde schoof. „Ik weet een betere oplossing.
Ik stel voor, dat de heer Jolliepop bekent, dat hij de
populaire zangers heeft ontvoerd. Niet om geldelijk ge
win, doch omdat hij zo'n hartstochtelijk bewonderaar
van ze was. Dan komt hij er vast met een lichte ver
oordeling af." „Meneer!" riep Jolliepop oprijzend. „Ik
denk er niet aan, om zo'n onware en onzinnige beken
tenis te doen!" „Kom, kom", zei de manager met een
knipoogje. „Voor de publiciteit wordt er wel eens meer
wat onwaars beweerd. En dat wordt dan altijd goed
betaald. Wat zou u zeggen van honderdduizend florij
nen?" „Meneer", zei Jolliepop rood aanlopend. „Mijn
goede naam is mij meer waard dan een miljoen!" ,JEen
miljoen herhaalde meneer Edelstein peinzend.
„Daar valt over te praten „Ja, dat ken ik!" riep
Panda. „Dan steekt u zeker weer het grootste deel in
uw zak! Maar Jolliepop laat zich niet omkopen, hoor.
Hij moet vrij! En daarom ga ik de agenten alles
vertellen!"
Horizontaal: 1.
van de stam van
een eik wordt
geen stopverf ge
maakt, 3. Alvo
rens dat te gaan
kopen, mo t je
eerst de kachel
opharken, 5. ,,'t
is bar, zoals die
haren groeien",
zei Ad, 7. Ana ging
in de grot de vo
gel achterna, 8.
het meisje zei
niets, 10. Tom en
Ot hebben het
zelfde devies, 12.
de graat gleed
langzaam door
zijn keel, 13. teren
op de interest, 14.
De Hr. A. Smid
is een rijkaard,
16. Ali en An
brachten die plant
mee, 18. in die
plaats staat een
bergplaats voor de
kippenloop, 19. er
is 'n ei in dat wa
ter, 20. Ger gipg
op reis om die
vogels te halen,
22. in de Engelse
handel zit een
rat, 23. Ed brengt
het sop vlug naar
de stal, 24. toen
Tom voor de beek
stond was hij in
België.
i
2
3
5
6
8
9
10
11
Ï3~
14
15
16
17
Ï8~
19
20
21
2T
23~
24~
Verticaal: 1. „Kom, er is hier toch geen
hamer te vinden", zei vader, 2. de jongen
had de la van de kas gauw open, 3. pak
dat riet weg, daar loopt een vogel, 4. „Ik
vind het eng om naar Tiel te gaan, 't ia
trouwens op het ogenblik lastig voor mij",
zei moeder tegen haar dochter, 5. er brak
brand uit toen de werkman in de stokerij
was, 6. toen gaf Ida die schenking, 8. een
klap en hij kwam in Afrika terecht, 9.
Erna gaat dan naar Het Gooi, 10. voor
dat soort metaal moet men naar die man
gaan, 11. Ans en Roel gaan naar Frankrijk,
14. na de markt was het in 't oog vallend
hoe vuil alles was, 15. „Sar niet zo", zei
moeder, „geef Dien dat visje", 16. in Limb,
vond ik een gordel om een boom, 17. „Dina,
men mag het geen enkel persoon laten
zien", zei tante tot haar nichtje, 20. Trani
is idyllisch gelegen, 21. 't is gek, een vier
voeter zit op de nek van een vis.
Oplossingen, uitsluitend per briefkaart,
dienen voor woensdag a.s. in ons bezit te
zijn.
OPLOSSING PUZZEL NUMMER 11:
grompot - emballage - luiaard - etiket
gratis - eendracht - netelig - handlanger -
ellips - ingenieus - driftig.
Het gezegde luidde: gelegenheid maakt
de dief.
PRIJSWINNAARS PUZZEL NUMMER 11:
7.50: W. Hartenberg, Broekbergenlaan
37, Santpoort; 5.00: J. Voogel, Jac. v.
Lenneplaan 5, Haarlem; 2.50: mevr. A.
Looyen, Kam. Onnesstraat 46, Haarlem.
MAKKEK HEEFT 00K Al ZO
WURMPJE OP Z WARM
NIKS B'JZONEERS...
ALLEEN MAAR DAT IK
DIE GETATOEËERDE
SLANG AL'NS EERDER
HEB GEZIEN)
WAAROVER
KLETS JE TOCH?