SHIRLEY
KORFOE: EZELS, KREEFT EN TEVREDENHEID...
Eilandparadijs waar „status"
een nog onbekend begrip is
DE ONVERSLIJTBARE MUIZENVAL
PANDA EN DE DRUMDRUMS
DE DODE BRUID
door Charlotte Brontë
Garcia de
Successtuk van Agatha Christie
trekt na 5000 voorstellingen in
Londen nog altijd volle zalen
J
23
Ons vervolgverhaal
door dr. Robert van Gulik
TEGENOVER DE KUST van Albanië en dus nagenoeg uit het oog van de
regering ligt het Griekse eiland Korfoe of, om het de inheemse naam te geven,
Kerkyra. Korfoe kan zifn geschiedenis terugvoeren tot ongeveer 1200 vóór
onze jaartelling, maar ondanks die hoge ouderdom is het jong en onbedorven
gebleven. Invasies van Corinthiërs, Romeinen, Italianen, Fransen en Engelsen
hebben zeer weinig in de aard van land en volk veranderd. Een Britse invloed
is te vinden in de sportwereld: cricket is er nog steeds de populairste vrijetijds
besteding.
Ochtendconcert
Tevreden mensen
In Odysseus' spoor
LONDEN (AP). Het was op 25 no
vember 1952. In Moskou was Joseph
Stalin nog druk bezig zijn persoonlijk
heid te verheerlijken..., In New York
bombardeerde Andrei Wisjinsky de
UNO met spiksplinternieuwe „nyets" en
in Londen trof men voorbereidselen
voor de kroning van koningin Eliza
beth II.Ook in Londen, maar bijna
onopgemerkt, werd het doek gehaald
voor de eerste opvoering van een pre
tentieloos stuk over een geheimzinnige
moord, getiteld „The Mousetrap" (De
Muizenval).
Stalin is dood, Wisjinsky ook en de
koningin is gekroond, maar zes avonden
en twee middagen per week gaat nog
altijd het doek omhoog voor „The
Mousetrap", een bewerking voor het
toneel van een kort verhaal onder de
zelfde titel van ene Agatha Christie.
99
99
■wmwyvwtfifwwww
174)
Het was in de namiddag, buiten
heerste nog de schemering, een sche
mering zonder sterren en zonder
maan; want ofschoon het nog hard
vroor en de grond droog en zwart
was, droeg de hemel een masker van
bevroren en dicht aaneengesloten wol
ken. De molenbeek was ook bevro
ren: de Hollow was erg stil; binnen
was het al donker. Sara had een flink
vuur aangelegd in de zitkamer; zij
was bezig de thee klaar te maken in
de keuken.
„Hortense," zei Moore, toen zijn
zuster zich haastte om hem uit zijn
mantel te helpen, „ik ben blij dat ik
thuis ben."
Hortense besefte niet hoe buitenge
woon deze uitdrukking van haar broer
was, die nooit de Cottage zijn thuis
had genoemd en voor wie de kleine
ruimte tot nu toe altijd meer een op
sluiting dan een beveiliging had be
tekend maar toch, alles wat tot zijn
geluk bijdroeg, verheugde haar; en
zoiets zei zij dan ook.
Hij ging zitten, maar stond spoedig
weer op, hij ging naar het raam;
hij kwam terug bij het vuur.
„Hortense
„Mon frère?"
„Dit zitkamertje ziet er blinkend en
gezellig uit: merkwaardig helder,
lijkt het me."
„Dat is waar, broeder: ik heb het
hele huis in je afwezigheid grondig en
nauwgezet laten schoonmaken."
„Zuster, ik vind dat je op de eerste
dag van mijn thuiskomst iemand op
de thee moest vragen; al was het al
leen maar om te laten zien hoe fris
en keurig je het huisje gemaakt
hebt."
„Dat is zo, broeder; indien het niet
zo laat was, zou ik juffrouw Mann
laten halen."
„Ja, dat zou je kunnen doen; maar
het is inderdaad te laat om die goede
dame te storen; en de avond is veel
te koud voor haar om uit te gaan,"
„Wat attent van je, lieve Gérard!
Wij moeten het tot een andere dag
uitstellen."
„Ik wil vandaag iemand hier heb
ben, lieve zuster; een rustige gast,
die geen van ons beiden vermoeien
zou."
„Juffrouw Ainley?"
„Een voortreffelijk mens, zeggen
ze; maar ze woont te ver weg.
Laat Harry Scott even naar de pas
torie gaan met een verzoek van jou
of Caroline Helstone vanavond bij je
wil komen."
„Zou morgen niet beter zijn, lieve
broeder?"
„Ik zou graag willen dat ze het
huis zag zoals het nu is; die blinken
de zindelijkheid en volmaakte netheid
strekken je zo tot eer."
„Het zou misschien wel goed voor
haar zijn bij wijze van voorbeeld."
„Dat zou het zeker; zij moet ko
men."
Hij ging naar de keuken.
„Sara, we drinken een half uur la
ter thee." Toen droeg hij haar op
Harry Scott naar de Pastorie te stu
ren met een haastig gekrabbeld pot
loodbriefje van hemzelf en geadres
seerd aan „Juffrouw Helstone". Sara
had nauwelijks tijd om ongeduldig te
worden uit vrees dat haar gerooster
de brood, dat al gereed was, zou be
derven, toen de koerier terugkwam
en met hem de genode gast.
Zij kwam door de keuken naar bin
nen, liep zachtjes de trap van Sara
op om haar hoed en bont af te leggen
en kwam even stil weer naar bene
den met haar mooie krullen glad ge
streken; haar elegante wollen japon
en keurige kraag netjes en vlekke
loos, haar aardige naaitasje in haar
hand. Zij bleef even een vriendelijk
praatje met Sara maken, en bekeek
het nieuwe schildpadkleurige poesje
dat zich voor het vuur lag te koeste
ren, praatte met de kanarie op zijn
stokje, die door een plotselinge op
vlamming van het vuur geschrokken
was, en begaf zich toen naar de zit
kamer.
De vriendelijke begroeting, het har
telijke welkom werden op zo'n kalme
wijze uitgewisseld als het familiele
den betaamt; een gevoel van plezier,
zo teer en bijna onmerkbaar als par
fum, verspreidde zich door de kamer;
de pas aangestoken lamp brandde
helder; het blad en de zoemende wa
terketel werden binnengebracht.
„Ik ben blij dat ik thuis ben," her
haalde de heer Moore.
Zij gingen om de tafel zitten. Hor
tense praatte het meest. Zij wenste
Caroline geluk met de kennelijke ver
betering van haar gezondheid; haar
kleur en haar gevulde wangen kwa
men weer terug, merkte zij op. Het
was waar. Er was een duidelijke ver
andering in juffrouw Helstone; alles
aan haar leek veerkrachtig; de neer
slachtigheid, de angst en de trooste
loosheid waren verdwenen: zij was
niet meer verslagen en droevig, lang
zaam en kwijnend, zij zag er uit als
iemand, die een hartversterkend mid
del heeft gedronken en op de vleuge
len van de hoop opgeheven is.
Na de thee ging Hortense naar bo
ven. Zij had al een maand lang niet
in haar laden zitten rommelen en de
drang om die operatie nu te verrich
ten was onweerstaanbaar geworden
In haar afwezigheid nam Caroline de
leiding van het gesprek over. Zij deed
het ongedwongen; zij geraakte in
haar beste conversatietoon. Een in-
nemende gemakkelijkheid en een sier
lijke woordkeuze gaven een frisse be
koring aan vertrouwde onderwerpen;
een nieuwe klank in de altijd zachte
stem verraste en boeide hem, die
naar haar luisterde op een aangena
me wijze; ongewone lichten en scha
duwen van uitdrukking gaven het
jonge gelaat een edel karakter en een
levendige gloed.
„Caroline, je ziet er uit alsof je een
goed bericht had ontvangen," zei
Moore nadat hij een paar minuten
naar haar had zitten staren.
„Ja?"
„Ik heb je gevraagd vanavond
hier te komen om mij wat op te vro
lijken; maar dat doe je boven ver
wachting."
„Daar ben ik blij om. Maak ik je
heus vrolijker?"
„Je ziet er gelukkig uit, je bewe
gingen zijn levendig, je spreekt met
een klankvolle stem."
„Het is prettig om weer hier te
zijn."
„Dat is zeker prettig; zo voel ik het
ook. En het is ook prettig, Cary, ge
zondheid op je gezicht en 'n hoopvol
le uitdrukking in je ogen te zien;
maar waar hoop je op en wat is de
bron van die zonneschijn, die ik om
je heen zie?"
„Om te beginnen, ben ik gelukkig
door Mamma; ik houd zoveel van
haar en zij van mij. Zij heeft mij
lang en teder verpleegd; nu haar zorg
mij beter gemaakt heeft, kan ik de ge
hele dag met en voor haar bezig zijn.
Ik zeg haar, dat het nu mijn beurt is
om aandacht aan haar te besteden;
en dat doe ik dan ook. Ik ben zowel
haar kamenier als haar kind. Ik vind
het heerlijk jij zou er om lachen
als je wist hoe prettig ik het vind ja
ponnen voor haar te maken en voor
haar te naaien. Zij ziet er nu zo lief
uit, Robert; ik wil niet dat ze er ou
derwets uitziet. En dan is het zo ver
rukkelijk om met haar te praten; zij
is heel wijs; zij heeft een rijp oordeel;
zij bezit een schat van kennis; zij
heeft onuitputtelijke voorraden, die
haar waarnemingsvermogen rustig op
gezameld heeft. Iedere dag dat ik met
haar samen ben, houd ik meer van
haar, heb ik meer achting voor haar,
is mijn liefde voor haar tederder."
„Dat is dan één ding, Cary. Je
praat zó over „mamma", dat men ja
loers op de oude dame zou worden."
„Zij is niet oud, Robert
„Op de jonge dame dan."
„Zij wil niet doen alsof zij jong is."
„Nu op de moeder dan. Maar je
zei dat „mamma's" liefde één ding
was, nu het volgende."
„Ik ben blij dat jij beter bent."
„Wat nog meer:"
„Ik ben blij dat wij vrienden zijn."
„Jij en ik?"
„Ja; ik heb wel eens gedacht, dat
we het nooit zouden zijn."
„Cary, de een of andere dag ben ik
van plan je iets over mijzelf te vertel
len, dat niet voor mij pleit en dat jou
dus niet bevallen zal.
„O! liever niet! Ik kan het niet
verdragen slecht over je te denken."
„En ik kan het niet verdragen, dat
je beter over mij denkt dan ik ver
dien."
(Wordt vervolgd)
>WVVVVVWVVWVVV%A»VWWWfVWWVVWlfVW\^fl#WWWWWlA»WVWVWVWWWWVWWVWVWWWWWW%l'VWWWWW
HIJ BLIJKT een onuitputtelijke bron
van inlichtingen te zijn. Van het eiland
weet hij alles, hij heeft het in al zijn
zeshonderd vierkante kilometer ver
kend. Hij heeft ook gereisd en kan dus
vergelijken; alle deugden en ondeugden
van zijn landgenoten liggen voor hem
open. Ondeugden bezitten zij overigens
niet veel. Hun opvatting van „avrio",
morgen, is alleen nog wat vager dan
die van Spanjaarden en Portugezen wan
neer zij respectievelijk „manana" en
„amanha" zeggen. In de conceptie van
de Iberische volken betekent dat „wel
eens een keer, als het zo uitkomt".
De bewoners van Korfoe gebruiken
„avrio" als een excuus voor „nooit".
Maar hebben wij enig recht, hun dat
te verwijten? Nog afgezien daarvan dat
EEN VLIEGTUIG zet me behoefzaam
op het eiland neer. Het werpt, al
taxiënd naar het hoofdgebouw, een
fraai watergordijn op want de landings
baan staat vol plassen. „Het regent
hier wel, maar hoogstens eenmaal per
week," vergoelijkt een employee. Fijn,
ik kan dus de eerste zeven dagen mijn
regenjas aan de kapstok laten!
Het is al nacht wanneer de autobus
me over onzichtbare slingerwegen naar
de plaats van bestemming brengt,
Paleokastritsa. Hier, vijfentwintig kilo
meter van hoofdstad en vliegveld, ein
digt de wereld. Wie verder wil, moet
over land- en bergpaadjes de ezel als
vervoermiddel nemen.
Mijn verwachtingen zijn hoog gespan
nen. Ik bevind me immers op dezelfde
plek waar eertijds Odysseus voet aan
wal zette. Aangenomen wordt dat Ho
meros voor deze gebeurtenis gedacht
heeft aan de baai van Ermones. De
Griekse held werd er ontvangen door
de bekoorlijke koningsdochter Nausi-
kaa, ik ben dik tevreden met het wel
kom door een moderne Griekse schoon
heid, Helena Ziniati, wier echtgenoot
hotel Zefyrus beheert. Als ik dan voor
het slapen gaan nog hoor dat mijn ka
mermeisje Afrodite heet, heb ik niets
klassieks of moderns meer te wensen.
Ik word gewekt de zon is me nau
welijks voor door een merkwaardig
concert. De functie van de haan wordt
op Korfoe door het ezeltje vervuld of
laat ik het maar meteen royaal in het
meervoud zetten, want ezels lijken er
talrijker dan bij ons 't wakkere pluim
vee. Het droefgeestig gebalk van een
grauwtje in de olijfgaard tegenover het
hotel wordt onmiddellijk door anderen
overgenomen. Ik stel me voor dat zij,
gewend als zij zijn aan zware arbeid,
elkaar verre van opgewekt vertellen dat
het alweer zo laat is. Hun ochtendgroe-
ten planten zich als berichten van de
tamtam over het hele eiland voort. Ik
besluit, me voor deze keer aan hun
wekroep te houden.
Op het strand voor het hotel het
is een kwestie van enkele stappen om
het fijne zand te bereiken is het nog
stil. Kleine roeibootjes schommelen
traag op de golfslag. Dit is het mooiste
plekje van Europa, zegt Lawrence Dur-
rell en hoewel zo'n uitspraak sterk sub
jectief is, kan ik zo gauw geen correc
tie bedenken. De baai is een paar hon
derd meter breed en vormt een veilig
haventje, doordat hij aan twee kanten
begrensd is door weelderig-begroeide
rotsen. De puurblauwe zee is zo helder
dat haar geheimen tot op de bodem
worden prijsgegeven. Terzijde en ach
ter mij bloeien de oleanders, doen won
derlijk gegroeide olijfbomen zich op hun
gedrochtelijkst voor en springt hier en
daar de roestkleurige rots tussen het
groen uit. Ik ben zo verdiept in deze
nog onbedorven schoonheid, dat ik bij
na schrik van een stem en me haastig
omwend.
„Kalimera, goede morgen! Wilt u
soms een bootje huren?"
Bij het betreden van het strand heb
ik niet gelet op een klein keetje, van
blikken en kisten tegen de muur ge
bouwd die de weg afscheidt. Het is niet
meer dan anderhalve meter hoog en als
ik het gezien zou hebben, had ik gedacht
dat jongetjes er hun hoofdkwartier in
hadden gevestigd voor een roversspel
letje. Maar er woont een mens in en
wat voor een mens. Een prachtig ge
bruinde kerel met een kapiteinspet op,
een disharmoniërend onderdeel van zijn
toilet dat voorts slechts uit een broek
en een singlet bestaat. Zijn blote bruine
voeten waden nu door het zand en hij
herhaalt vlak bij mij zijn aanbod en
voegt er in gebroken Frans nog een
paar verkoopargumenten aan toe.
Hij vat mijn weigering, al zo vroeg
op stap te gaan filosofisch op, accep
teert een sigaret en begint meteen maar
aan zijn levensgeschiedenis. Nicolas
heet hij en hij woont eigenlijk bij
het oude klooster dat op de rots rechts
van mij staat. In de zomer is de da
gelijkse klim van wel tien minuten hem
echter te veel, dan blijft hij liever aan
het strand slapen. Toni Ziniati, mijn
hotelhouder, vertelt me later dat hij
een vakbekwame timmerman is en na
de keukenkasten te hebben gezien die
onder zijn handen vandaan zijn geko
men, bekijk ik Nicolas de rest van mijn
verblijf met gepaste eerbied.
zij hun leven wensen te leiden zoals
hun dat goeddunkt, mag men zeker niet
oppervlakkig concluderen dat zij lui
zijn. Integendeel!
Hun arbeidstempo is anders, een ge
volg van het klimaat. Zij zijn echter
bereid, van zonsopgang tot ver na de
avondschemering in actie te blijven als
dat nodig is. Anders dan wij, voelen zij
er niets voor zich druk te maken om
statussymbolen; zij kennen zelfs het be
grip niet. Zij hebben hun eigen huisje
en stukje grond, een geit voor melk en
een ezel voor transport, een paar kippen
en een moestuintje en daarbij bezitten
zij elk hun deel van de vijf miljoen
olijfbomen van het eiland. Dit alles le
vert een zeker niet luxueus, maar ook
geen armelijk bestaan op. Zij verlangen
niet meer en hun karakter is door de
eeuwen heen bepaald door een trotse
zelfstandigheid: een enorm ontwikkeld
gevoel van eigenwaarde onderscheidt
hen van andere zuidelijke volken, die
nog niet zo lang geleden onder de duim
van grootgrondbezitters zaten.
HET IS bijna logisch dat gastvrijheid
hun grootste deugd is. In de hoofdstad,
ook Korfoe of Kerkyra geheten, heeft
het grotere contact met vreemdelingen
die eigenschap wat verwaterd. Ik ben
er in openbare gelegenheden nooit af
gezet, maar men kent de waarde van
geld. Op het platteland zet men u een
uitstekende fles portokalala (limonade)
voor en rekent aarzelend anderhalve
drachme, twintig cent. Uzo, de geest
rijke drank van Griekenland, te verge
lijken met de Turkse raki en de Fran
se pernod, heb ik voor één drachme
gedronken en het was nog een flinke
dosis ook.
Kapitein Nicolas bezorgt mij een
ezeltje. Op een zondag, wat me wel een
gevoel van wroeging geeft, want het
dier zou normaal een rustdag onder de
olijfbomen kunnen doorbrengen. Maar
ik wil de ervaring niet missen.
Er zijn nog twee deelnemers aan de
tocht, maar natuurlijk moet ik juist de
enige ezel met een acute indigestie tref
fen, waardoor het rugpand van mijn
over de broek hangende witte over
hemd geleidelijk een andere kleur aan
neemt. Daarbij zit mijn zadel een
aantal om het lichaam van het dier ge
bonden dekens bepaald verkeerd en
ik heb de grootste moeite mijn even
wicht te bewaren. Dat ik bergopwaarts
ook voortdurend naar achteren glijd, be
hoeft geen betoog. En op de duur be
gint me nog een kleinigheid te hinde
ren: het zadel is zo breed dat ik mijn
benen onnatuurlijk wijd van elkaar
moet sperren. Mijn spieren beginnen
onverdraaglijk pijn te doen, maar ik
zak op de terugweg wat meer naar de
hals af en heb het dan iets makkelij
ker. De volgende dag kan ik alleen
maar als een stokoude man lopen,
maar ik heb de voldoening, een spor
tieve prestatie te hebben verricht. En
ik heb Lakones gezien, een dorp dat
aan de bergwand gekleefd ligt en van
waar het uitzicht over het eiland en de
azuren zee onvergetelijk is.
In tegenstelling tot Nicolas laat ik
me een paar dagen later door tien mi
nuten klimmen niet weerhouden, het
dertiende-eeuwse klooster te bekijken.
Ik vertrek tegen zonsondergang, in het
kerkje staat nog voldoende licht om de
warme gloed van rood gouden ikonen
te bewonderen. De volgebaarde pope
gaat naast me op een muurtje zitten
en vertelt van het Venetiaanse fort dat
het fundamen vormt van het klooster
en van nog ouder dingen: waarschijn
lijk heeft hier het paleis gestaan van
koning Alkinoös, de vader van Nausi-
kaa, zegt hij. En zo af en toe pratend,
soms lange tijd zwijgend, wachten wij
op de maan. Als ze hoog genoeg, staat
tekent ze een groot, zilveren wak op
de doodstille zee. De struiken en bomen
krijgen scherpgetekende schaduwen.
De weg is een glanzend wit lint, de
rotswanden hebben gouden pieken. De
olijfbomen twinkelen alsof er lichtjes
in branden. De avond is vol geluiden:
de branding die met een eentonige en
daardoor fascinerende regelmaat komt
aanrollen, geritsel tussen het struikge
was van onbekende beestjes, een veraf
gebalk van een melancholieke ezel.
Ik kan dit beeld van pure schoonheid
maar moeilijk loslaten, maar beneden
in het hotel wacht het diner, mogelijk
met de hier zo overvloedige kreeft. En
daarna zal het personeel de gasten
voorgaan in de ingewikkelde Griekse
reidansen alsof ik de vermoeidheid
daarvan nog nodig heb om 's morgens
door de karakteristieke wekroep van
het eiland heen te slapen!
„VOOR ZOVER IK WEET", zegt de
Britse impresario Peter Saunders „is dit
het stuk, dat de meeste opvoeringen ter
wereld heeft gehaald, „The Drunkard"
niet meegerekend. Het is enig in zijn
soort, zoals de Beatles: een fenomeen in
de vermaaksindustrie".
„The Mousetrap" heeft alleen al in Lon
den meer dan een miljoen pond sterling
(tien miljoen gulden) opgebracht. Het
stuk is behalve in Engeland gespeeld in
31 landen.
Op 9 december van het vorige jaar
heeft in „The Ambassadors" in het Lon-
dense Westend de 5.000ste opvoering
hü-Sdkss.
COP. MAMEH TOCNOE8
42. „Dit soort jeugd groeit op voor galg en rad!"
sprak de rechter, op Panda wijzend. „Straatrelletjes
schoppen en „Oe-oe" zingen. Drumdrumfans, bah.' De
wilde haren moeten er eens af!" Op dat moment werd
Mijn fraaie pruik getroffen door een beurse tomaat en
raakte zijn schrijfmap bedekt onder enig rottend ooft
dat vanuit de woedende publieke tribune was gewor
pen. „Ontruim de zaal!" riep de magistraat tegen en
kele toesnellende parketwachters en agenten. „Ik duld
geen vandalisme in het gerechtshof!" Panda volgde de
gebeurtenissen met beklemd gemoed. „Dit loopt vast
niet goed af!" mompelde hij. „Die rechter ziet er
echt kwaad uit en mijn advocaat helpt me helemaal
niet! Hij praat allemaal onzin over me!" „Die onzin
moet nu maar eens afgelopen zijn!" sprak de rechter,
toen de laatste drumdrum-fan was verdwenen. „Ik zie
deze ehPanda als de aanstichter! Zolang hij op
vrije voeten rondloopt, ontspoort de jeugd! Een strenge
straf zal een goed voorbeeld geven!"
Agatha Christie.
plaatsgevonden. Bijna twee miljoen men
sen hebben het stuk in de loop der jaren
in Londen gezien, meer dan 70 toneelspe
lers en toneelspeelsters zijn in de acht rol
len opgetreden.
Door acht keer per week over het toneel
te lopen heeft de bezetting vier stel karpet
ten versleten. Costumière Maisie Wilmer-
Brown, die van het begin af voor het stuk
heeft gewerkt, gelooft dat zij meer dan 30
km overhemden voor de mannelijke Mou-
setrappers heeft gestreken en een paar
handschoenen,dat door de vrouwelijke
hoofdrol in, maar nooit aan de hand wordt
gedragen, moest viermaal worden ver
nieuwd.
Mysie Mon te, een actrice, die al bijna
negen jaar de rol van mevrouw Boyle
speelt en op het toneel een brief moet
schrijven, vertelde: „Ik heb meer dan
3.000 velletjes papier gebruikt veel
meer".
HOELANG het stuk nog zal gaan?
„Ik weet het eenvoudig niet", zegt Saun
ders. „Ik heb het al lang geleden opgege
ven, te voorspellen hoelang het nog zal lo
pen. Ik heb al te vaak ongelijk gekregen".
In het tweede jaar is het bijna afgelopen
geweest. Zonder aanwijsbare oorzaak be
gon het bezoek te verminderen en vervol
gens begonnen eveneens zonder aan
wijsbare oorzaak de bezoekers opnieuw
te komen en ze bleven komen.
Hoe komt het, dat „The Mousetrap" zo'n
succes is geworden? De schrijfster Agatha
Christie zegt er dit van: „Het is het soort
stuk, waar je iedereen mee naar toe kunt
nemen. Het is niet echt angstaanjagend,
het is niet echt griezelig, het is niet hele
maal een klucht, maar het heeft iets van
dat alles en dat vinden misschien veel
mensen fijn."
Miss Monte stelde het zo: „Je kunt er
je kind en je grootmoeder mee naar toe
nemen, ze zullen allebei, plezier hebben.
Mijn zoon is niet gek op toneel, maar hij
heeft het acht keer gezien en hij zegt:
„Het lijkt ook op een goeie quiz pro
beren te raden wie de moordenaar is."
HET PUBLIEK, dat het stuk komt zien,
houdt zich aan een soort erecode. Na af
loop van elke voorstelling komt een acteur
uit de coulissen en verzoekt de aanwezigen,
niet verder te vertellen wie de moorde
naar is. Agatha Christie, die haar stuk on
geveer 20 keer heeft gezien, zegt, dat zij
nog nooit iemand heeft ontmoet, die voor
de ontknoping de schuldige had ontdekt.
„Sir Winston Churchill beweerde eens, dat
hij na êén bedrijf van het stuk al wist
wie de moordenaar was," vertelt zij.
„Maar dat geloof ik niet."
Het stuk wordt verondersteld in onze
tijd te spelen. Dat legt de producer ver
schillende verplichtingen op. Zinspelingen
in de dialoog cp nieuwtjes moeten up to
date worden gehouden. En dan de kle
ren... al naar de modedictators van Pa
rijs voorschreven moesten er kortere of
langere, nauwere of ruimere japonnen ko
men.
„We hebben ook herhaaldelijk de bezet
ting veranderd," vertelde Saunders. Daar
door hebben we de voorstellingen fris ge
houden. Een acteur kan afzakken en ge
noeg krijgen van een bepaalde rol."
HET STUK heeft elf hoofdrolspeelsters
gehad. Het is thans een instituut gewor
den. In 1964 is een „Mousetrap Club" op
gericht met als leden al diegenen, die
twaalf jaar lang te maken hebben gehad
met het stuk en het Ambassadors Thea
tre. De mannelijke leden kregen clubdas
sen, de vrouwen insignes, beide met een
muizenval als motief.
Het is misschien gek, maar de directri
ce van het bespreekbureau heeft nooit een
opvoering van het stuk gezien.
„Maar ik heb de generale repetitie ge
zien", zei juffrouw Wood vine. „Ik heb het
in de regel te druk in het oespreekbureau
om in de zaal te gaan kijken."
Zij lachte en vervolgde: „Maar mis
schien komt het nog eens zover. Ik kan
natuurlijk niet. eeuwig blijven werken.
Iedereen gaat eens met pensioen. Mis
schien ga ik dan eens kijken over zo
en zoveel jaar."
JA, HU PROBEERT GOUD TE
MAKEN, DE OUDE DWAAS! MEN
MAGZ'JN VROUW TOCH NIH IN
ZO'N AKM0EDZ00ITJE LA
TEN LEVEN.'
IK ZIE DOOK 0IE DEUR
ALLERLEI INSTRUMENTEN^*
DAT 15 ZEKER HWA'S LABO
RATORIUM ME
NEER LAU
EN NU IS HAAR DOCHTER
ANEMOON GETROUWD, EN 6AAT
HET HUIS VERLATEN. NU IS ME
VROUW HWA HELEMAAL AL
LEEN MET DIE OUDE
ZONDERLING...