SHIRLEY KORFOE: EZELS, KREEFT EN TEVREDENHEID... Eilandparadijs waar „status" een nog onbekend begrip is DE ONVERSLIJTBARE MUIZENVAL PANDA EN DE DRUMDRUMS DE DODE BRUID door Charlotte Brontë Garcia de Successtuk van Agatha Christie trekt na 5000 voorstellingen in Londen nog altijd volle zalen J 23 Ons vervolgverhaal door dr. Robert van Gulik TEGENOVER DE KUST van Albanië en dus nagenoeg uit het oog van de regering ligt het Griekse eiland Korfoe of, om het de inheemse naam te geven, Kerkyra. Korfoe kan zifn geschiedenis terugvoeren tot ongeveer 1200 vóór onze jaartelling, maar ondanks die hoge ouderdom is het jong en onbedorven gebleven. Invasies van Corinthiërs, Romeinen, Italianen, Fransen en Engelsen hebben zeer weinig in de aard van land en volk veranderd. Een Britse invloed is te vinden in de sportwereld: cricket is er nog steeds de populairste vrijetijds besteding. Ochtendconcert Tevreden mensen In Odysseus' spoor LONDEN (AP). Het was op 25 no vember 1952. In Moskou was Joseph Stalin nog druk bezig zijn persoonlijk heid te verheerlijken..., In New York bombardeerde Andrei Wisjinsky de UNO met spiksplinternieuwe „nyets" en in Londen trof men voorbereidselen voor de kroning van koningin Eliza beth II.Ook in Londen, maar bijna onopgemerkt, werd het doek gehaald voor de eerste opvoering van een pre tentieloos stuk over een geheimzinnige moord, getiteld „The Mousetrap" (De Muizenval). Stalin is dood, Wisjinsky ook en de koningin is gekroond, maar zes avonden en twee middagen per week gaat nog altijd het doek omhoog voor „The Mousetrap", een bewerking voor het toneel van een kort verhaal onder de zelfde titel van ene Agatha Christie. 99 99 ■wmwyvwtfifwwww 174) Het was in de namiddag, buiten heerste nog de schemering, een sche mering zonder sterren en zonder maan; want ofschoon het nog hard vroor en de grond droog en zwart was, droeg de hemel een masker van bevroren en dicht aaneengesloten wol ken. De molenbeek was ook bevro ren: de Hollow was erg stil; binnen was het al donker. Sara had een flink vuur aangelegd in de zitkamer; zij was bezig de thee klaar te maken in de keuken. „Hortense," zei Moore, toen zijn zuster zich haastte om hem uit zijn mantel te helpen, „ik ben blij dat ik thuis ben." Hortense besefte niet hoe buitenge woon deze uitdrukking van haar broer was, die nooit de Cottage zijn thuis had genoemd en voor wie de kleine ruimte tot nu toe altijd meer een op sluiting dan een beveiliging had be tekend maar toch, alles wat tot zijn geluk bijdroeg, verheugde haar; en zoiets zei zij dan ook. Hij ging zitten, maar stond spoedig weer op, hij ging naar het raam; hij kwam terug bij het vuur. „Hortense „Mon frère?" „Dit zitkamertje ziet er blinkend en gezellig uit: merkwaardig helder, lijkt het me." „Dat is waar, broeder: ik heb het hele huis in je afwezigheid grondig en nauwgezet laten schoonmaken." „Zuster, ik vind dat je op de eerste dag van mijn thuiskomst iemand op de thee moest vragen; al was het al leen maar om te laten zien hoe fris en keurig je het huisje gemaakt hebt." „Dat is zo, broeder; indien het niet zo laat was, zou ik juffrouw Mann laten halen." „Ja, dat zou je kunnen doen; maar het is inderdaad te laat om die goede dame te storen; en de avond is veel te koud voor haar om uit te gaan," „Wat attent van je, lieve Gérard! Wij moeten het tot een andere dag uitstellen." „Ik wil vandaag iemand hier heb ben, lieve zuster; een rustige gast, die geen van ons beiden vermoeien zou." „Juffrouw Ainley?" „Een voortreffelijk mens, zeggen ze; maar ze woont te ver weg. Laat Harry Scott even naar de pas torie gaan met een verzoek van jou of Caroline Helstone vanavond bij je wil komen." „Zou morgen niet beter zijn, lieve broeder?" „Ik zou graag willen dat ze het huis zag zoals het nu is; die blinken de zindelijkheid en volmaakte netheid strekken je zo tot eer." „Het zou misschien wel goed voor haar zijn bij wijze van voorbeeld." „Dat zou het zeker; zij moet ko men." Hij ging naar de keuken. „Sara, we drinken een half uur la ter thee." Toen droeg hij haar op Harry Scott naar de Pastorie te stu ren met een haastig gekrabbeld pot loodbriefje van hemzelf en geadres seerd aan „Juffrouw Helstone". Sara had nauwelijks tijd om ongeduldig te worden uit vrees dat haar gerooster de brood, dat al gereed was, zou be derven, toen de koerier terugkwam en met hem de genode gast. Zij kwam door de keuken naar bin nen, liep zachtjes de trap van Sara op om haar hoed en bont af te leggen en kwam even stil weer naar bene den met haar mooie krullen glad ge streken; haar elegante wollen japon en keurige kraag netjes en vlekke loos, haar aardige naaitasje in haar hand. Zij bleef even een vriendelijk praatje met Sara maken, en bekeek het nieuwe schildpadkleurige poesje dat zich voor het vuur lag te koeste ren, praatte met de kanarie op zijn stokje, die door een plotselinge op vlamming van het vuur geschrokken was, en begaf zich toen naar de zit kamer. De vriendelijke begroeting, het har telijke welkom werden op zo'n kalme wijze uitgewisseld als het familiele den betaamt; een gevoel van plezier, zo teer en bijna onmerkbaar als par fum, verspreidde zich door de kamer; de pas aangestoken lamp brandde helder; het blad en de zoemende wa terketel werden binnengebracht. „Ik ben blij dat ik thuis ben," her haalde de heer Moore. Zij gingen om de tafel zitten. Hor tense praatte het meest. Zij wenste Caroline geluk met de kennelijke ver betering van haar gezondheid; haar kleur en haar gevulde wangen kwa men weer terug, merkte zij op. Het was waar. Er was een duidelijke ver andering in juffrouw Helstone; alles aan haar leek veerkrachtig; de neer slachtigheid, de angst en de trooste loosheid waren verdwenen: zij was niet meer verslagen en droevig, lang zaam en kwijnend, zij zag er uit als iemand, die een hartversterkend mid del heeft gedronken en op de vleuge len van de hoop opgeheven is. Na de thee ging Hortense naar bo ven. Zij had al een maand lang niet in haar laden zitten rommelen en de drang om die operatie nu te verrich ten was onweerstaanbaar geworden In haar afwezigheid nam Caroline de leiding van het gesprek over. Zij deed het ongedwongen; zij geraakte in haar beste conversatietoon. Een in- nemende gemakkelijkheid en een sier lijke woordkeuze gaven een frisse be koring aan vertrouwde onderwerpen; een nieuwe klank in de altijd zachte stem verraste en boeide hem, die naar haar luisterde op een aangena me wijze; ongewone lichten en scha duwen van uitdrukking gaven het jonge gelaat een edel karakter en een levendige gloed. „Caroline, je ziet er uit alsof je een goed bericht had ontvangen," zei Moore nadat hij een paar minuten naar haar had zitten staren. „Ja?" „Ik heb je gevraagd vanavond hier te komen om mij wat op te vro lijken; maar dat doe je boven ver wachting." „Daar ben ik blij om. Maak ik je heus vrolijker?" „Je ziet er gelukkig uit, je bewe gingen zijn levendig, je spreekt met een klankvolle stem." „Het is prettig om weer hier te zijn." „Dat is zeker prettig; zo voel ik het ook. En het is ook prettig, Cary, ge zondheid op je gezicht en 'n hoopvol le uitdrukking in je ogen te zien; maar waar hoop je op en wat is de bron van die zonneschijn, die ik om je heen zie?" „Om te beginnen, ben ik gelukkig door Mamma; ik houd zoveel van haar en zij van mij. Zij heeft mij lang en teder verpleegd; nu haar zorg mij beter gemaakt heeft, kan ik de ge hele dag met en voor haar bezig zijn. Ik zeg haar, dat het nu mijn beurt is om aandacht aan haar te besteden; en dat doe ik dan ook. Ik ben zowel haar kamenier als haar kind. Ik vind het heerlijk jij zou er om lachen als je wist hoe prettig ik het vind ja ponnen voor haar te maken en voor haar te naaien. Zij ziet er nu zo lief uit, Robert; ik wil niet dat ze er ou derwets uitziet. En dan is het zo ver rukkelijk om met haar te praten; zij is heel wijs; zij heeft een rijp oordeel; zij bezit een schat van kennis; zij heeft onuitputtelijke voorraden, die haar waarnemingsvermogen rustig op gezameld heeft. Iedere dag dat ik met haar samen ben, houd ik meer van haar, heb ik meer achting voor haar, is mijn liefde voor haar tederder." „Dat is dan één ding, Cary. Je praat zó over „mamma", dat men ja loers op de oude dame zou worden." „Zij is niet oud, Robert „Op de jonge dame dan." „Zij wil niet doen alsof zij jong is." „Nu op de moeder dan. Maar je zei dat „mamma's" liefde één ding was, nu het volgende." „Ik ben blij dat jij beter bent." „Wat nog meer:" „Ik ben blij dat wij vrienden zijn." „Jij en ik?" „Ja; ik heb wel eens gedacht, dat we het nooit zouden zijn." „Cary, de een of andere dag ben ik van plan je iets over mijzelf te vertel len, dat niet voor mij pleit en dat jou dus niet bevallen zal. „O! liever niet! Ik kan het niet verdragen slecht over je te denken." „En ik kan het niet verdragen, dat je beter over mij denkt dan ik ver dien." (Wordt vervolgd) >WVVVVVWVVWVVV%A»VWWWfVWWVVWlfVW\^fl#WWWWWlA»WVWVWVWWWWVWWVWVWWWWWW%l'VWWWWW HIJ BLIJKT een onuitputtelijke bron van inlichtingen te zijn. Van het eiland weet hij alles, hij heeft het in al zijn zeshonderd vierkante kilometer ver kend. Hij heeft ook gereisd en kan dus vergelijken; alle deugden en ondeugden van zijn landgenoten liggen voor hem open. Ondeugden bezitten zij overigens niet veel. Hun opvatting van „avrio", morgen, is alleen nog wat vager dan die van Spanjaarden en Portugezen wan neer zij respectievelijk „manana" en „amanha" zeggen. In de conceptie van de Iberische volken betekent dat „wel eens een keer, als het zo uitkomt". De bewoners van Korfoe gebruiken „avrio" als een excuus voor „nooit". Maar hebben wij enig recht, hun dat te verwijten? Nog afgezien daarvan dat EEN VLIEGTUIG zet me behoefzaam op het eiland neer. Het werpt, al taxiënd naar het hoofdgebouw, een fraai watergordijn op want de landings baan staat vol plassen. „Het regent hier wel, maar hoogstens eenmaal per week," vergoelijkt een employee. Fijn, ik kan dus de eerste zeven dagen mijn regenjas aan de kapstok laten! Het is al nacht wanneer de autobus me over onzichtbare slingerwegen naar de plaats van bestemming brengt, Paleokastritsa. Hier, vijfentwintig kilo meter van hoofdstad en vliegveld, ein digt de wereld. Wie verder wil, moet over land- en bergpaadjes de ezel als vervoermiddel nemen. Mijn verwachtingen zijn hoog gespan nen. Ik bevind me immers op dezelfde plek waar eertijds Odysseus voet aan wal zette. Aangenomen wordt dat Ho meros voor deze gebeurtenis gedacht heeft aan de baai van Ermones. De Griekse held werd er ontvangen door de bekoorlijke koningsdochter Nausi- kaa, ik ben dik tevreden met het wel kom door een moderne Griekse schoon heid, Helena Ziniati, wier echtgenoot hotel Zefyrus beheert. Als ik dan voor het slapen gaan nog hoor dat mijn ka mermeisje Afrodite heet, heb ik niets klassieks of moderns meer te wensen. Ik word gewekt de zon is me nau welijks voor door een merkwaardig concert. De functie van de haan wordt op Korfoe door het ezeltje vervuld of laat ik het maar meteen royaal in het meervoud zetten, want ezels lijken er talrijker dan bij ons 't wakkere pluim vee. Het droefgeestig gebalk van een grauwtje in de olijfgaard tegenover het hotel wordt onmiddellijk door anderen overgenomen. Ik stel me voor dat zij, gewend als zij zijn aan zware arbeid, elkaar verre van opgewekt vertellen dat het alweer zo laat is. Hun ochtendgroe- ten planten zich als berichten van de tamtam over het hele eiland voort. Ik besluit, me voor deze keer aan hun wekroep te houden. Op het strand voor het hotel het is een kwestie van enkele stappen om het fijne zand te bereiken is het nog stil. Kleine roeibootjes schommelen traag op de golfslag. Dit is het mooiste plekje van Europa, zegt Lawrence Dur- rell en hoewel zo'n uitspraak sterk sub jectief is, kan ik zo gauw geen correc tie bedenken. De baai is een paar hon derd meter breed en vormt een veilig haventje, doordat hij aan twee kanten begrensd is door weelderig-begroeide rotsen. De puurblauwe zee is zo helder dat haar geheimen tot op de bodem worden prijsgegeven. Terzijde en ach ter mij bloeien de oleanders, doen won derlijk gegroeide olijfbomen zich op hun gedrochtelijkst voor en springt hier en daar de roestkleurige rots tussen het groen uit. Ik ben zo verdiept in deze nog onbedorven schoonheid, dat ik bij na schrik van een stem en me haastig omwend. „Kalimera, goede morgen! Wilt u soms een bootje huren?" Bij het betreden van het strand heb ik niet gelet op een klein keetje, van blikken en kisten tegen de muur ge bouwd die de weg afscheidt. Het is niet meer dan anderhalve meter hoog en als ik het gezien zou hebben, had ik gedacht dat jongetjes er hun hoofdkwartier in hadden gevestigd voor een roversspel letje. Maar er woont een mens in en wat voor een mens. Een prachtig ge bruinde kerel met een kapiteinspet op, een disharmoniërend onderdeel van zijn toilet dat voorts slechts uit een broek en een singlet bestaat. Zijn blote bruine voeten waden nu door het zand en hij herhaalt vlak bij mij zijn aanbod en voegt er in gebroken Frans nog een paar verkoopargumenten aan toe. Hij vat mijn weigering, al zo vroeg op stap te gaan filosofisch op, accep teert een sigaret en begint meteen maar aan zijn levensgeschiedenis. Nicolas heet hij en hij woont eigenlijk bij het oude klooster dat op de rots rechts van mij staat. In de zomer is de da gelijkse klim van wel tien minuten hem echter te veel, dan blijft hij liever aan het strand slapen. Toni Ziniati, mijn hotelhouder, vertelt me later dat hij een vakbekwame timmerman is en na de keukenkasten te hebben gezien die onder zijn handen vandaan zijn geko men, bekijk ik Nicolas de rest van mijn verblijf met gepaste eerbied. zij hun leven wensen te leiden zoals hun dat goeddunkt, mag men zeker niet oppervlakkig concluderen dat zij lui zijn. Integendeel! Hun arbeidstempo is anders, een ge volg van het klimaat. Zij zijn echter bereid, van zonsopgang tot ver na de avondschemering in actie te blijven als dat nodig is. Anders dan wij, voelen zij er niets voor zich druk te maken om statussymbolen; zij kennen zelfs het be grip niet. Zij hebben hun eigen huisje en stukje grond, een geit voor melk en een ezel voor transport, een paar kippen en een moestuintje en daarbij bezitten zij elk hun deel van de vijf miljoen olijfbomen van het eiland. Dit alles le vert een zeker niet luxueus, maar ook geen armelijk bestaan op. Zij verlangen niet meer en hun karakter is door de eeuwen heen bepaald door een trotse zelfstandigheid: een enorm ontwikkeld gevoel van eigenwaarde onderscheidt hen van andere zuidelijke volken, die nog niet zo lang geleden onder de duim van grootgrondbezitters zaten. HET IS bijna logisch dat gastvrijheid hun grootste deugd is. In de hoofdstad, ook Korfoe of Kerkyra geheten, heeft het grotere contact met vreemdelingen die eigenschap wat verwaterd. Ik ben er in openbare gelegenheden nooit af gezet, maar men kent de waarde van geld. Op het platteland zet men u een uitstekende fles portokalala (limonade) voor en rekent aarzelend anderhalve drachme, twintig cent. Uzo, de geest rijke drank van Griekenland, te verge lijken met de Turkse raki en de Fran se pernod, heb ik voor één drachme gedronken en het was nog een flinke dosis ook. Kapitein Nicolas bezorgt mij een ezeltje. Op een zondag, wat me wel een gevoel van wroeging geeft, want het dier zou normaal een rustdag onder de olijfbomen kunnen doorbrengen. Maar ik wil de ervaring niet missen. Er zijn nog twee deelnemers aan de tocht, maar natuurlijk moet ik juist de enige ezel met een acute indigestie tref fen, waardoor het rugpand van mijn over de broek hangende witte over hemd geleidelijk een andere kleur aan neemt. Daarbij zit mijn zadel een aantal om het lichaam van het dier ge bonden dekens bepaald verkeerd en ik heb de grootste moeite mijn even wicht te bewaren. Dat ik bergopwaarts ook voortdurend naar achteren glijd, be hoeft geen betoog. En op de duur be gint me nog een kleinigheid te hinde ren: het zadel is zo breed dat ik mijn benen onnatuurlijk wijd van elkaar moet sperren. Mijn spieren beginnen onverdraaglijk pijn te doen, maar ik zak op de terugweg wat meer naar de hals af en heb het dan iets makkelij ker. De volgende dag kan ik alleen maar als een stokoude man lopen, maar ik heb de voldoening, een spor tieve prestatie te hebben verricht. En ik heb Lakones gezien, een dorp dat aan de bergwand gekleefd ligt en van waar het uitzicht over het eiland en de azuren zee onvergetelijk is. In tegenstelling tot Nicolas laat ik me een paar dagen later door tien mi nuten klimmen niet weerhouden, het dertiende-eeuwse klooster te bekijken. Ik vertrek tegen zonsondergang, in het kerkje staat nog voldoende licht om de warme gloed van rood gouden ikonen te bewonderen. De volgebaarde pope gaat naast me op een muurtje zitten en vertelt van het Venetiaanse fort dat het fundamen vormt van het klooster en van nog ouder dingen: waarschijn lijk heeft hier het paleis gestaan van koning Alkinoös, de vader van Nausi- kaa, zegt hij. En zo af en toe pratend, soms lange tijd zwijgend, wachten wij op de maan. Als ze hoog genoeg, staat tekent ze een groot, zilveren wak op de doodstille zee. De struiken en bomen krijgen scherpgetekende schaduwen. De weg is een glanzend wit lint, de rotswanden hebben gouden pieken. De olijfbomen twinkelen alsof er lichtjes in branden. De avond is vol geluiden: de branding die met een eentonige en daardoor fascinerende regelmaat komt aanrollen, geritsel tussen het struikge was van onbekende beestjes, een veraf gebalk van een melancholieke ezel. Ik kan dit beeld van pure schoonheid maar moeilijk loslaten, maar beneden in het hotel wacht het diner, mogelijk met de hier zo overvloedige kreeft. En daarna zal het personeel de gasten voorgaan in de ingewikkelde Griekse reidansen alsof ik de vermoeidheid daarvan nog nodig heb om 's morgens door de karakteristieke wekroep van het eiland heen te slapen! „VOOR ZOVER IK WEET", zegt de Britse impresario Peter Saunders „is dit het stuk, dat de meeste opvoeringen ter wereld heeft gehaald, „The Drunkard" niet meegerekend. Het is enig in zijn soort, zoals de Beatles: een fenomeen in de vermaaksindustrie". „The Mousetrap" heeft alleen al in Lon den meer dan een miljoen pond sterling (tien miljoen gulden) opgebracht. Het stuk is behalve in Engeland gespeeld in 31 landen. Op 9 december van het vorige jaar heeft in „The Ambassadors" in het Lon- dense Westend de 5.000ste opvoering hü-Sdkss. COP. MAMEH TOCNOE8 42. „Dit soort jeugd groeit op voor galg en rad!" sprak de rechter, op Panda wijzend. „Straatrelletjes schoppen en „Oe-oe" zingen. Drumdrumfans, bah.' De wilde haren moeten er eens af!" Op dat moment werd Mijn fraaie pruik getroffen door een beurse tomaat en raakte zijn schrijfmap bedekt onder enig rottend ooft dat vanuit de woedende publieke tribune was gewor pen. „Ontruim de zaal!" riep de magistraat tegen en kele toesnellende parketwachters en agenten. „Ik duld geen vandalisme in het gerechtshof!" Panda volgde de gebeurtenissen met beklemd gemoed. „Dit loopt vast niet goed af!" mompelde hij. „Die rechter ziet er echt kwaad uit en mijn advocaat helpt me helemaal niet! Hij praat allemaal onzin over me!" „Die onzin moet nu maar eens afgelopen zijn!" sprak de rechter, toen de laatste drumdrum-fan was verdwenen. „Ik zie deze ehPanda als de aanstichter! Zolang hij op vrije voeten rondloopt, ontspoort de jeugd! Een strenge straf zal een goed voorbeeld geven!" Agatha Christie. plaatsgevonden. Bijna twee miljoen men sen hebben het stuk in de loop der jaren in Londen gezien, meer dan 70 toneelspe lers en toneelspeelsters zijn in de acht rol len opgetreden. Door acht keer per week over het toneel te lopen heeft de bezetting vier stel karpet ten versleten. Costumière Maisie Wilmer- Brown, die van het begin af voor het stuk heeft gewerkt, gelooft dat zij meer dan 30 km overhemden voor de mannelijke Mou- setrappers heeft gestreken en een paar handschoenen,dat door de vrouwelijke hoofdrol in, maar nooit aan de hand wordt gedragen, moest viermaal worden ver nieuwd. Mysie Mon te, een actrice, die al bijna negen jaar de rol van mevrouw Boyle speelt en op het toneel een brief moet schrijven, vertelde: „Ik heb meer dan 3.000 velletjes papier gebruikt veel meer". HOELANG het stuk nog zal gaan? „Ik weet het eenvoudig niet", zegt Saun ders. „Ik heb het al lang geleden opgege ven, te voorspellen hoelang het nog zal lo pen. Ik heb al te vaak ongelijk gekregen". In het tweede jaar is het bijna afgelopen geweest. Zonder aanwijsbare oorzaak be gon het bezoek te verminderen en vervol gens begonnen eveneens zonder aan wijsbare oorzaak de bezoekers opnieuw te komen en ze bleven komen. Hoe komt het, dat „The Mousetrap" zo'n succes is geworden? De schrijfster Agatha Christie zegt er dit van: „Het is het soort stuk, waar je iedereen mee naar toe kunt nemen. Het is niet echt angstaanjagend, het is niet echt griezelig, het is niet hele maal een klucht, maar het heeft iets van dat alles en dat vinden misschien veel mensen fijn." Miss Monte stelde het zo: „Je kunt er je kind en je grootmoeder mee naar toe nemen, ze zullen allebei, plezier hebben. Mijn zoon is niet gek op toneel, maar hij heeft het acht keer gezien en hij zegt: „Het lijkt ook op een goeie quiz pro beren te raden wie de moordenaar is." HET PUBLIEK, dat het stuk komt zien, houdt zich aan een soort erecode. Na af loop van elke voorstelling komt een acteur uit de coulissen en verzoekt de aanwezigen, niet verder te vertellen wie de moorde naar is. Agatha Christie, die haar stuk on geveer 20 keer heeft gezien, zegt, dat zij nog nooit iemand heeft ontmoet, die voor de ontknoping de schuldige had ontdekt. „Sir Winston Churchill beweerde eens, dat hij na êén bedrijf van het stuk al wist wie de moordenaar was," vertelt zij. „Maar dat geloof ik niet." Het stuk wordt verondersteld in onze tijd te spelen. Dat legt de producer ver schillende verplichtingen op. Zinspelingen in de dialoog cp nieuwtjes moeten up to date worden gehouden. En dan de kle ren... al naar de modedictators van Pa rijs voorschreven moesten er kortere of langere, nauwere of ruimere japonnen ko men. „We hebben ook herhaaldelijk de bezet ting veranderd," vertelde Saunders. Daar door hebben we de voorstellingen fris ge houden. Een acteur kan afzakken en ge noeg krijgen van een bepaalde rol." HET STUK heeft elf hoofdrolspeelsters gehad. Het is thans een instituut gewor den. In 1964 is een „Mousetrap Club" op gericht met als leden al diegenen, die twaalf jaar lang te maken hebben gehad met het stuk en het Ambassadors Thea tre. De mannelijke leden kregen clubdas sen, de vrouwen insignes, beide met een muizenval als motief. Het is misschien gek, maar de directri ce van het bespreekbureau heeft nooit een opvoering van het stuk gezien. „Maar ik heb de generale repetitie ge zien", zei juffrouw Wood vine. „Ik heb het in de regel te druk in het oespreekbureau om in de zaal te gaan kijken." Zij lachte en vervolgde: „Maar mis schien komt het nog eens zover. Ik kan natuurlijk niet. eeuwig blijven werken. Iedereen gaat eens met pensioen. Mis schien ga ik dan eens kijken over zo en zoveel jaar." JA, HU PROBEERT GOUD TE MAKEN, DE OUDE DWAAS! MEN MAGZ'JN VROUW TOCH NIH IN ZO'N AKM0EDZ00ITJE LA TEN LEVEN.' IK ZIE DOOK 0IE DEUR ALLERLEI INSTRUMENTEN^* DAT 15 ZEKER HWA'S LABO RATORIUM ME NEER LAU EN NU IS HAAR DOCHTER ANEMOON GETROUWD, EN 6AAT HET HUIS VERLATEN. NU IS ME VROUW HWA HELEMAAL AL LEEN MET DIE OUDE ZONDERLING...

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 23