Protestanten in Oost-Duitsland Heeft de mens het recht te sterven? Opleidingsmogelijkheden volop Korf nieuws Kerkverwarming en de orgels Lou koopt huis in America GEESTELIJK LEVEN ZATERDAG 3 APRIL 1965 Erbij PAGINA VIER Discussie Ds. D. ter Steege Tot 1945 heeft het communisme ternauwernood wer kelijke tegenstand ondervonden van het christendom. De oorzaak daarvan ligt in het karakter van de Russisch-ortho- doxe kerk die zeer sterk de nadruk legt op de mystiek ener zijds en op de overgeleverde liturgie anderzijds. Door deze instelling bleek men niet in staat te zijn om een antwoord te geven op de uitdaging van het communisme. Toen de Russen verder opdrongen naar het Westen kwam het com munisme te staan tegenover het protestantisme in het stam land van de reformatie, Oost-Duitsland. Het nationaal- socialisme heeft destijds in het protestantisme een felle tegenstand ontmoet, voorzover de protestanten zich ver enigden in de zogenaamde Bekennende Kirche. Zou het communisme nu ook een dergelijke tegenstand ondervinden in het door de Russen bezette Oost-Duitsland? Helaas moet deze vraag in vele opzichten negatief worden beantwoord. De statistieken wijzen uit dat tachtig tot negentig percent van de jeugd, ondanks kerkelijke tegenmaatregelen, deel neemt aan de door de overheid voorgeschreven „Jugend- weihe", een instelling die tot doel heeft om jonge mensen op te leiden tot communistische staatsburgers. Verder blijkt dat de kerk niet in staat is om een duidelijk antwoord te geven op de oproep voor jongens om zich te melden voor dienstneming bij het volksleger. Weliswaar neemt het aan tal uittredingen uit de kerk geringe omvang aan maar het getal praktiserende gelovigen is in vele gemeenten mini maal. Men betaalt de „Kirchensteuer", de kerkelijke be lasting, maar dit betekent veelal niet meer dan het voldoen van het lidmaatschap van een vereniging. Sinds jaren is trouwens door de staat de inning en administratie van de „Kirchensteuer" door bemiddeling van de openbare kassen afgeschaft. Kort na 1945 ontstond een nieuwe groep van kerkelijke medewerkers, na melijk de catecheten, omdat wegens de doorvoering van de scheiding van kerk en staat de door de overheid aange stelde onderwijzers en leraren geen godsdienstonderwijs meer gaven, pre cies zoals dat trouwens in de Verenigde Staten en andere protestantse landen het geval is. Daarentegen kreeg de kerk wel gelegenheid tot godsdienstonder wijs op de scholen. De deelname daar aan is zeer verschillend en varieert van drie tot negentig percent van de scholieren. De staat onderhoudt theologische fa culteiten aan alle zes universiteiten (Berlijn, Greifswald, Halle, Jena, Leip zig, Rostock). De daarbij ingeschreven studenten (in totaal rond achthonderd) ontvangen in gelijke mate beurzen als de studenten in andere faculteiten. Het maximum aantal toegelaten eerste jaarsstudenten bij het begin van een studiejaar wordt door de theologische faculteit vaak niet gehaald, omdat de belangstelling voor de theologische stu die niet groot genoeg is, zoals dit trou wens momenteel ook het geval is in West-Duitsland. Naast de theologische opleiding aan de staatsuniversiteiten heeft de kerk nog eigen opleidingsinsti tuten, te weten een taalkundig instituut in Berlijn, een catechetisch seminarie in Naumburg en een zendingsseminarie in Leipzig. Samen tellen deze ruim vijf honderd studenten. Behalve deze opleidingen op aca demisch niveau zijn er nog andere mo gelijkheden om predikant te worden, maar deze bevinden zich nog in een stadium van ontwikkeling. De studie duur aan deze opleidingen schommelt tussen de zes maanden en verscheidene jaren. Na hun opleiding worden deze kerkewerkers, als zij de zorg voor een predikantsplaats op zich nemen, in de meeste landskerken ook in het ambt gesteld en krijgen zij dezelfde taak en positie als de academisch gevormde predikanten. Tenslotte zijn er dan nog tal van opleidingen voor andere kerke lijke bedieningen zoals diaconen, diaco nessen en gemeentehelpsters. Naar schatting zijn daar zeker wel een der tigduizend mensen bij betrokken! Van de predikantsplaatsen is onge veer eenvijfde vacant. Dat betekent voor de predikanten, vooral voor hen die in landelijke gebieden hun stand plaats hebben, veel extra werk. Velen van hen moeten op feestdagen zes tot tien kerkdiensten leiden, een groot aan tal catechisanten onderricht geven en alle andere taken van een predikant verrichten waarbij dikwijls grote af standen moeten worden afgelegd. De taak van menige Oostduitse predikant is vaak zeer zwaar. Het protestantisme heeft ten aanzien van het sociale leven nooit een eigen standpunt ontwikkeld en als gevolg hiervan bestaat er in Oost-Duitsland onzekerheid met betrekking tot de vraag welke houding men moet aan nemen tegenover de maatregelen van de overheid, waarbij alles gesociali seerd wordt. Men krijgt de indruk dat de kerk uit gevoelsoverwegingen staat aan de kant van hen die bezwaren ma ken wanneer zij in de collectiviteit be trokken worden, maar zakelijk brengt de kerk niet veel bezwaren in tegen de socialisering van de maatschappij. Zij heeft geen officieel afwijzend stand punt tegenover de nieuwe maatregelen in het democratiserend regiem, even tueel wel tegenover de manier van uit voering. De nieuwe situatie heeft tot gevolg dat velen pleiten voor losma king van de bindingen tussen kerk en wereld omdat men deze bindingen on der de huidige omstandigheden als heil loos beschouwt. Voorstanders van deze opvattingen hopen dat door deze los making de vrijheid van de evangelie verkondiging positief zal worden be vorderd. Die mening wordt echter door conservatieve kringen in twijfel ge trokken. Daarbij gaat men uit van de gedachte, dat alleen een vasthouden aan de oude posities in de strijd tegen het atheïsme resultaat kan hebben, ook al is reeds gebleken, dat die oude theo logische posities niet te handhaven zijn. Er zijn in de discussie over dit alles drie groepen aan te wijzen. In de eerste plaats zijn er binnen de kerk mensen, die een christen alleen maar passief kunnen zien onder de heerschappij van het socialisme, omdat dit socialisme in de grond der zaak god-loos is. De twee de groep ziet in het socialisme de ethi sche eisen van Christus tot verwezen lijking komen en stelt daarom dat een christen socialist moet zijn. De der de groep wil het socialisme niet afwij zen, maar haalt het ook niet enthousiast binnen en is in de praktijk terughou dend. Wat de propaganda naar buiten betreft heeft alleen de tweede groep goede verbindingen met de verschillen de publiciteitsorganen. Naast al deze groepen staat dan nog een heel groot aantal mensen, die on verschillig blijven en zodoende voorlo pig een versterking van de eerste con servatieve groep betekenen. Het bestaan van de verschillende meningsgroepen betekent in ieder geval voor de kerk, dat zij gedwongen wordt zich in te stel len op de gedachtenwisseling over de veranderende situatie op sociaal ge bied. De kerk in Oost-Duitsland is er zich van bewust dat zij de ogen niet kan en mag sluiten voor de ingrijpende wijzigingen in het sociaal bestel in het land. Er bestaan plannen om op London Airport een ondergrondse kerk te bou wen, die zal worden gebruikt door verschillende christelijke geloofsge meenschappen. De Thomas-kerk te Leipzig die tussen 1960 en 1962 in oude luister is hersteld. In deze kerk bevindt zich de graftom be van Johann Sebastian Bach, wiens standbeeld naast de kerk staat. Op 21 maart werd in de Messestad een uit voering gegeven van Bachs Johannes- passion. Het Thomaner-(jongens)-koor van de kerk is wereldberoemd. Onder 't thema „Denken in beelden" belegt de stichting christelijk cultureel studiecentrum op 9 en 10 april een congres op „De witte hei" in Huis ter Heide. Als referenten zijn uitgenodigd dr. M. Peters, prof. dr. H. Jonker en prof. dr. K. J. Popma. Verder zal een forum onder leiding van prof dr. Die penhorst spreken over het onderwerp: „Expressiemogelijkheden in radio en televisie voor een christelijke omroep". Het Nederlands Wachttoren Genoot schap (Jehova's getuigen) zal van 30 juni tot en met 4 juli in het Feijenoord- stadion in Rotterdam een internationaal congres houden, waaraan afgevaardig den uit Nederland, Vlaams-België en andere Europese landen zullen deel nemen. Voorts verwacht men vijfhon derd afgevaardigden uit de Verenigde Staten. Het totaal aantal bezoekers wordt op 25.000 geschat. Volgens gegevens, verzameld door een delegatie van de Lutherse Wereld federatie, wonen er in Letland 2.200.000 mensen van wie 450.000 lutheranen, 230.000 rooms-katholieken, 100 000 or thodoxen, 40.000 „oud-gelovigen", 6500 baptisten en 2500 adventisten, samen ongeveer 830.000 christenen, minder dan de helft van de bevolking. In Estland zijn die cijfers: totaal 1.200.000 van wie 360.000 lutheranen, 7000 baptisten, 2000 methodisten, 1500 adventisten, 50.000 orthodoxen, geen rooms-katholieken. Vóór 1945 waren beide landen vrijwel geheel luthers. Van 20 tot 23 april wordt in de voor hof van Kerk en Wereld in Driebergen een conferentie gehouden voor theolo gen uit verschillende kerken. „Commu nicatie van het evangelie in de wereld" is het centrale thema van deze confe rentie, waarop leken vragen zullen stel len aan theologen. Het ligt in de bedoe ling dat de inleidingen ook zoveel mo gelijk door leken worden gehouden. Dr. J. M. van Veen heeft de leiding van deze conferentie. Front van het Wagner-orgel (1719- 1721) in de St. Marienkirche te Oost- te preken. Berlijn, de kerk waar de evangelische aartsbisschop Dibelius gewoon was De commissie, die in opdracht van het hoofdbestuur van de Vereniging van Kerkvoogdijen in de Nederlandse Hervormde Kerk een studie heeft ge maakt van het conflict kerkverwar- ming-kerkorgel is tot de conclusie ge komen dat in grote historische kerkge bouwen met waardevolle orgels de kerktemperatuur niet hoger mag zijn dan twaalf graden Celsius. Deze kerken zouden ook in de week matig en conti nu verwarmd moeten worden. Dat vele orgels tegenwoordig sterk te lijden hebben van de te grote en te plotselinge verwarming op zondag komt doordat de verwarmingsgewoon ten nu heel anders zijn dan vroeger toen iemand in een koude kerk een stoof kreeg en zijn jas aanhield. Nu zijn de kerkgangers er op gesteld hun jas uit te kunnen trekken en in een be haaglijk verwarmde kerk binnen te stappen. Behaaglijk verwarmd bete kent dat het orgel in nog warmere lucht staat, doordat warme lucht nu eenmaal opstijgt. Bovendien gebeurt het sterke verwarmen met name op zondag. Door de week zal men nieut gauw gaan stoken, althans niet in grote kerken, waar nu eenmaal over het algemeen de kostbare orgels plegen te staan. Hoeveel orgels kunnen lijden is ge bleken in de strenge winter 1962-1963, toen er sprake was van uitdroging, scheuren, loslaten van lijmverbindin- gen, ontregeling van mechanismen en ontstemming van het pijpwerk. Volgens de commissie is het zeer be langrijk dat men komt tot een zeer vroegtijdige samenwerking tussen ar chitect, orgeladviseur en verwarmings adviseur. Bij restauratie van een kerk gebouw zal het nodig zijn het hele orgel te demonteren en op te bergen in een droge, koele ruimte. Voor (her) plaatsing van een orgel moet de kerk ruimte eerst voldoende worden droog- gestookt. De commissie zegt dat men voor gro te en oude kerkgebouwen uiteraard niet kan volstaan met een plaatselijke ver warming, maar dat daar een warme lucht-verwarmingsinstallatie noodzake lijk is. De temperatuur mag echter de vijftien graden niet te boven gaan en voor waardevolle historische kerkorgels is elke temperatuur boven twaalf gra den af te raden. Voor de kerkgangers zou men een voet- of vloerverwarming moeten toe passen, welke echter de gehele week moet worden aangehouden, om de rela tieve vochtigheidsgraad constant t« houden. Voor nieuwere en kleinere kerken kan tot achttien graden worden verwarmd en hier kan men het beste radiatoren- of convectorenverwarming toepassen met water als medium van warmte transport, eventueel gecombineerd met voetverwarming. In het laboratorium te Delft zal prof. ir. C. W. Kosten op verzoek van de commissie bepaaLde proeven gaan ne men. In het anders zo rustige peeldorpje America heeft niemand minder dan Lou Voorthuizen, de vroegere paling boer die zich al geruime tijd God noemt, een huisje gekocht in het dorp. Een stuk of wat mannen en een vrouw ziet men bezig in en rond het oude huisje, gewezen eigendom van een dorpse schone, die al enige tijd uit America is vertrokken. Zij zou zich re kenen tot de poortengelen van Lou. Auto's rijden er af en aan. Het vermoe den is gewettigd dat de Lou-sekte vanuit America in het Duitse grensgebied wil gaan opereren. Opvallend is het trou wens dat propagandisten de laatste tijd vooral zaterdags, wanneer veel Duitsers naar Venlo komen, in deze stad kol- porteren met Lou-lectuur. De befaamde Dom van Naumburg wordt op het ogenblik gerestaureerd. Hierbij is een beeldengroep afgebeeld uit de westelijke galerij van de kerk, die het Laatste Avondmaal voorstelt. u De 32ste Haarlemse Open Tafelronde van de Open Religieuze Gemeenschap heeft uit alle delen van ons land deelnemers getrokken. De idee van de „ontmoeting" van mens tot mens kwam ditmaal wel zeer duidelijk tot zijn recht. Voorzitter ds. A. R. de Jong betoogde dat de tafelronden bedoelen een tijdelijke ontmoeting te zijn van mensen uit de meest verschillende rich tingen, op grond van een eenheid, die de massa idee verticaal doorbreekt. „In onze tafelronden trachten wij voor enkele dagen - om een tegen woordig veel gebruikte term te bezigen - de idee van de oecumene enigszins te benaderen op individuele grondslag. De impuls hieraan ontleend kan dan voor de deelnemers bij het werken in eigen kringen een nieuwe inspiratie betekenen", aldus de voorzitter in zijn openingswoord. Vervolgens werd in vier zittingen achtereen volgens een viertal inleidingen gehouden, met als hoofdthemaLeven en Sterven. Ds Van der Wiel uit Haarlem, sprekend over: „Wat is gezondheid?" worstelde naar zijn zeggen met de opgave om onder woorden te brengen wat eigenlijk gezondheid is. Gezondheid heeft namelijk betrekking op het gehele mens-zijn en daarin heeft de ziekte ook een plaats. Niet ten onrechte is er gesproken van de „Krankheit nicht krank sein zu können". Tot de gezondheid behoort de bereidheid als mens te leven in verbondenheid met God en de naaste. Ds. Van der Wiel wees dan ook de oude spreuk: mens sana in corpore sano" als doelstelling voor dit leven af. Professor Lievegoed uit Zeist behandelde het onder werp: „Het recht om te sterven". Hij begon met te her inneren aan het recente Zweedse proces tegen dr. Olie Sallin, die in eerste instantie is veroordeeld, omdat hij een tachtigjarige, bewusteloze, aan beroerten lijdende patiënte in overleg met de familie niet meer kunstmatig voeding heeft laten toedienen, maar een „natuurlijke" dood heeft laten sterven. Vervolgens stelde prof. Lievegoed de vraag of men het recht heeft een zware kanker-patiënt, van wie dok toren en familie weten dat het einde in 't zicht is, nog steeds met een aanstaande genezing voor de gek te hou den. Heeft zo iemand het recht om bewust te sterven of niet? Als derde voorbeeld memoreerde hij, dat er jaarlijks op de weg meer doden vallen dan het aantal omgekomenen bij de stormramp van 1953. Heb ben die verongelukte mannen, vrouwen en kinderen het „recht" om op de weg te sterven? De hier zo gevarieerd gestelde problematiek is vol gens de spreker alleen te benaderen vanuit het stellen van normen, welke weer afhankelijk zijn van de levens beschouwing: Waar kom ik vandaan waar ga ik naar toe? Is er een ongeborenheid en een onsterfelijkheid? Waarom wordt over het eerste zo weinig, over het laatste zoveel gesproken? Prof. Lievegoed behandelde deze vragen vanuit het biologische, het psychologische en het pneumatologische (geestelijke) niveau. Op het geestelijke niveau krijgt het recht om te ster ven pas zijn zin; het wordt de sleutel tot het erkennen van het wezen van het ik. Voor velen is het ik in die wereld thuis, vanwaaruit de Christus zich op aarde ge openbaard heeft in de wereld van ruimte en tijd, om daar het „zijn" van het geestelijke ik te bevestigen. In die wereld ligt de verantwoording voor onze ik-ontwik- keling. Het sterven is een verandering van werkings sfeer het werk gaat door! Dit is het werk van de liefde, die slechts binnen de weerstand van ruimte en tijd individueel kan worden verworven. Eén aarde- leven is daarvoor te kort. Bethlehem en Golgotha waren de poorten van het komen en gaan van Jezus Christus in deze wereld van ruimte en tijd. Hij bracht de liefde in deze wereld, die de triomf is van de geest over de materie. De in deze wereld geboren mens heeft het recht om te sterven, om met vernieuwde middelen en rijkere mogelijkheden een zwaardere taak voort te zetten. Dr. J. C. J. Burkens, geneesheer-directeur van een ziekenhuis in Delft, sprak over „De mens in en na zijn ziekte". Hij onderscheidde tussen toevallige ziekten, die een gezond mens kan hebben en existentiële ziekten, waarbij van een zieke mens kan worden gesproken. Spreker liet zien hoe de zieke dikwijls wordt gekarak teriseerd door: een egocentrisch zijn, een zekere mate van regressie, een infantiel reageren en een zekere mate van veeleisendheid. In een ziekenhuis wordt dit alles geaccentueerd. In de ziekte, zo vervolgde spreker, krijgt het lichaam voor de zieke een veranderde bete kenis: het is verzelfstandigd, is van dienaar tot tegen stander geworden. De ziekte wordt tot object gemaakt, wat ook vooral voor de arts en de verplegende nood zakelijk is. De zieke begint ook zichzelf te voelen: hij is onmachtig en bedreigd wat tot zelfbezinning en intenser geloofsleven kan leiden. Existentieel ziek-zijn betekent een confrontatie met de dood ook wanneer dit zich uit in een zich afzetten tegen of verwerpen van de dood. De herstelfase betekent een nieuwe ruimte beleving en een opnieuw aandurven van verantwoorde lijkheid. Spreker besloot: religieus bezien betekent herstel geen terugkeer naar een vóór-ziekte-situatie, maar het in de herkregen gezondheid Iets meenemen van het doorleefde ziek-zijn. De laatste spreker was prof. J. de Graaf uit Utrecht, die sprak over: „Het leven als opdracht". De spreker liet zien hoe in de meeste waarden-stelsels, godsdien stige en ongodsdienstige, het leven wel een fundamen tele waarde heeft, maar niet de hoogste waarde. Da schijnbare uitzondering hierop is het vitalisme, dat de spreker meer ziet als een-re-actie tegen overbewustheid en moralisme. Waarmee deze reactie gevaren aanduidt van iets krampachtigs en onmenselijks in een over accentuering van het leven als opdracht. Het onderwerp lokt de vraag uit naar een opdracht gever. Zijn we dit zelf, dan spreke men liever, als het existentialisme, van „ontwerp". De kritiek van het exis tentialisme op „de serieuze mens" die zijn subjectiviteit verstopt in een als objectief voorgedragen levensdoel, is heilzaam. Geen enkele geformuleerde „zin des levens" is objectief. Deze is altijd aanduiding van een respons op de ervaring van leven en dood. De integratie van leven en dood in een geheel, dat de naam van eeuwig leven draagt, is antwoord op het leven dat geopenbaard is. De hieraan ontleende ethische kwaliteit van het leven is onmiskenbaar en rechtvaar digt het spreken over het leven als opdracht. De zeer bewogen voorgedragen rede culmineerde in een persoonlijk getuigenis, dat in de opstandingsgedachte zijn bekroning vond. De gemeenschappelijke maaltijd, die ditmaal wegens het groot aantal deelnemers in de nieuwe grote Hilde- brandzaal werd gehouden, bevestigde de sfeer van de „ontmoeting" waardoor de gehele tafelronde ditmaal wel heel nadrukkelijk werd gekenmerkt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1965 | | pagina 18